• No results found

Bijlage 3 concept ontwerp bp.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Bijlage 3 concept ontwerp bp."

Copied!
45
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

bestemmingsplan Heusden buitengebied Meijelseweg 53 en 74 2010 Gemeente Asten

Toelichting

voorontwerp 11 juni 2010 384010 Eraspo

NL.IMRO.0743.BP02010007 Rob Verkooijen

project:

status:

datum:

projectnummer:

IDN nummer:

auteur:

(2)
(3)

1 Inleiding

1.1 Aanleiding 1

1.2 Locatie plangebied 2

1.3 Vigerende bestemmingsplannen 3

2 Planbeschrijving en inpassing in de omgeving

2.1 Omgeving 5

2.2 Plangebied 6

2.3 Eraspo 7

2.4 Uitbreiding ter plaatse 7

2.5 Bouwplan 8

2.6 Stapsteen 11

2.7 Stedenbouwkundige inpassing 12 2.8 Infrastructurele invulling 12

3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid 13

3.2 Provinciaal beleid 15

3.3 Regionaal beleid 21

3.4 Gemeentelijk beleid 23

4 Sectorale aspecten

4.1 Milieuonderzoek 27

4.2 Kabels en leidingen 33

4.3 Flora en fauna 33

4.4 Archeologie en cultuurhistorie 35

(4)

5 Waterparagraaf

5.1 Watertoets 36

5.2 Waterkansenkaart 36

5.3 Invloed van het planvoornemen 37

5.4 Riolering 38

6 Haalbaarheid

6.1 Economische haalbaarheid 39

6.2 Maatschappelijke haalbaarheid 39

6.3 Conclusie 39

7 Procedure

7.1 De te volgen procedure 40

7.2 Watertoets 40

7.3 Het vooroverleg met diensten van Rijk en

provincie 40

7.4 Uitkomsten vooroverleg 40

(5)

Belangrijkste straatnamen:

Meijelseweg Gevlochtsebaan N279

1 1 1

1 straatnamenkaart straatnamenkaart straatnamenkaart straatnamenkaart

(6)

1 1.1 Aanleiding

Bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Asten is het verzoek ingekomen om medewerking te verlenen aan de uitbreiding van het bestaande kippenmestverwerkingsbedrijf Eraspo bv aan de Meijelseweg 53 te Heusden, gemeente Asten.

De uitbreiding zal bestaan uit een tweetal bedrijfshallen, welke noodzakelijk zijn om te kunnen voldoen aan de thans geldende Europese richtlijnen.

Op het terrein is reeds één hal gelegen.

De geschetste ontwikkeling past niet binnen het beleid van de provincie Noord-Brabant wat in hoofdstuk 3 wordt beschreven. Eventuele verplaatsing van het bedrijf naar een bedrijventerrein is evenmin aan de orde, gezien de beperkte werkgelegenheid die het bedrijf met zich meebrengt.

In overleg met de reconstructiecommissie is besloten de uitbreiding op de huidige locatie mogelijk te maken en tegelijkertijd te komen tot een kwaliteitswinst voor de omgeving.

1 Inleiding

2

1 luchtfoto plangebied 2 Eraspo

3 Meijelseweg 4 topografische

ondergrond

1

4 2

3

(7)

2 De aanvullende maatregelen zullen bestaan uit:

 Het saneren van de aan de overzijde (Meijelseweg 74) gelegen intensieve veehouderij;

 Het leveren van een bijdrage aan de ecologische structuur in de vorm van het ter beschikking stellen van een perceel grond aan de zuidzijde van de voormalige intensieve veehouderij waarop een zogenaamde stapsteen gerealiseerd kan worden ten behoeve van het inrichten van een Ecologische Verbindingszone langs de Eeuwelsche loop;

 Het landschappelijk inpassen van de beoogde uitbreiding van het bedrijf (de hallen worden deels ingegraven en omgeven door aarden wallen met groenvoorzieningen).

1.2 Locatie plangebied

Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Asten en omvat meerdere percelen. De percelen waar de bestaande bedrijfshal en de bedrijfswoning op zijn gelegen, zijn kadastraal bekend als gemeente Asten, sectie P, nummers 986, 987 en 1161. De percelen waar de uitbreiding van het bedrijf plaats zal vinden, zijn kadastraal bekend als gemeente Asten, sectie P, nummers 307, 308 en 309.

Het perceel aan de Meijelseweg 74 is kadastraal bekend als gemeente Asten, sectie D, nummer 2991.

Het kippenmestverwerkingsbedrijf ligt aan de noordzijde van de Meijelseweg. Aan de zuidkant van de Meijelseweg ligt de intensieve veehouderij.

1 kadastrale ondergrond met begrenzing plangebied 2 huidige bebouwing

Eraspo

(8)

3 1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Voor het plangebied geldt een tweetal vigerende bestemmingsplannen. Voor het grootste gedeelte van het plangebied is het bestemmingsplan ‘Buitengebied Asten 2008’ van toepassing, dat door de raad van de gemeente Asten is vastgesteld d.d. 7 juli 2009 en is inwerking getreden d.d. 10 oktober 2009. Voor het meest zuidelijke deel, waar de compensatie in de vorm van een stapsteen plaats zal vinden is gelegen binnen het bestemmingsplan ‘Gezandebaan’, dat door de raad van de gemeente Asten is vastgesteld d.d. 24 maart 2009. Inmiddels is het bestemmingsplan ook in werking getreden.

Op basis van de regels behorende bij deze bestemmingsplannen zijn, ter plaatse van het deel van het plangebied gelegen ten noorden van de Meijelseweg, de bestemming ‘Bedrijf’ en de bestemming ‘Agrarisch – Landschappelijke en natuurwaarden’ van kracht. Ter plaatse van het plangebied gelegen ten zuiden van de Meijelseweg is de bestemming ‘Agrarisch – Landschappelijke waarden van toepassing. De Meijelseweg is bestemd als ‘Verkeer – gebiedsonsluiting’. Verder is over het gehele plangebied de dubbelbestemming ‘Bescherm- ingszone natte natuurparel van toepassing.

1

1 uitsnede plankaart 1 bestemmingsplan buitengebied 2008 2 uitsnede plankaart 2

bestemmingsplan buitengebied 2008 3 uitsnede plankaart bestemmingsplan Gezandebaan

2

3

(9)

4 realisatie van het planvoornemen niet mogelijk. De

uitbreiding van het kippenmestverwerkingsbedrijf is deels geprojecteerd op gronden met landschappelijke- en natuurwaarden en is bovendien aangeduid als gebied waar ‘kwetsbare soorten’ voorkomen. Hier mag bebouwing, zoals voorgesteld in het planvoornemen, niet worden opgericht. Het realiseren van de ecologische stapsteen aan de zuidzijde is evenmin mogelijk op grond van het vigerende bestemmingsplan. De betreffende gronden zijn primair bedoeld voor het behouden, herstellen en ontwikkelen van aardkundige, cultuurhistorische en visueel- ruimtelijke waarden en niet van ecologische waarden.

Teneinde toch uitvoering te kunnen geven aan het planvoornemen, heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Asten besloten om de vigerende bestemmingsplannen op deze punten te herzien en voor het plangebied een separaat bestemmingsplan op te stellen. Dit is eveneens kortgesloten met de provincie Noord-Brabant. De provincie heeft nog enkele voorwaarden gegeven die in dit bestemmingsplan zijn verwerkt.

(10)

5 2.1 Omgeving

Het plangebied maakt onderdeel uit van het buitengebied van Heusden, gemeente Asten. De gemeente Asten is gelegen in het zuidoosten van de provincie Brabant en grenst aan de provincie Limburg.

Het plangebied maakt onderdeel uit van het zuidelijke deel van de gemeente Asten. Hier is het oorspronkelijke landschappelijke karakter met het open tot half gesloten ontginningslandschap herkenbaar. De omgeving van het plangebied betreft het jongere ontginningslandschap met de daarbij behorende openheid. Hier bestaat het landschap dan ook voornamelijk uit akkerbouwgronden, weilanden, bos en agrarische bedrijven.

Het plangebied wordt in zijn geheel begrensd door het landelijke gebied. Ter hoogte van het kippenmestverwerkingsbedrijf wordt het plangebied aan de oostzijde begrensd door de onverharde Vlosbergweg richting het bosperceel noordelijk van het plangebied aan de Gevlochtsebaan. Aan de zuidzijde wordt het plangebied begrensd door de Eeuwselse loop. Verder wordt het plangebied doorsneden door de Meijelseweg die de verbindingsweg is tussen de kernen Heusden en Meijel.

1

1 de Meijelseweg met aan weerszijden het plangebied 2 de onverharde weg

richting bosperceel 2

2 Planbeschrijving en inpassing in de

omgeving

(11)

6 2.2 Plangebied

Het plangebied ten noorden van de Meijelseweg bestaat uit de huidige bedrijfsbebouwing in de vorm van een hal ten behoeve van de verwerking van kippenmest en enkele gebouwen ter ondersteuning en opslag behorende bij de bedrijfsactiviteiten. Ook is er een bedrijfswoning aanwezig. De bebouwing is hier deels landschappelijk ingepast door een groene omranding in de vorm van bomen en struiken. Aan de noordzijde is de hal echter niet landschappelijk ingepast. De bebouwing bestaat hier uit 1 laag met een kap.

Het plangebied ten zuiden van de Meijelseweg bestaat uit de bedrijfsbebouwing behorende bij de intensieve veehouderij. Ook is er een bedrijfswoning aanwezig. De bebouwing is hier landschappelijk ingepast door een groene omranding in de vorm van struiken en bomen. De bebouwing bestaat ook hier uit 1 laag met een kap.

2 3

1 panorama impressie plangebied

2 bedrijfswoning aan de Meijelseweg 74 3 impressie bestaand

kippenmestverwerkingsb edrijf

(12)

7 2.3 Eraspo

Eraspo Holding Heusden BV is in hoofdzaak leverancier van mest en compostproducten. Eén van de hoofdproducten is gecomposteerde pluimveemest.

De gecomposteerde pluimveemest is afkomstig van pluimvee dat in Nederland wordt gehouden in grondstallen ten behoeve van vleesconsumptie. De mest wordt door Eraspo opgehaald en gedurende enkele weken onder gecontroleerde omstandigheden in de hal gecomposteerd. Door het composteringsproces, waarbij de temperaturen langdurig 55-60 °C bedragen, worden onkruidzaden, dierpathogenen, ziektekiemen en (cysten)aaltjes gedood.

Inpandige opslag en bewerking van de messtoffen is nodig geworden omdat de exportregelgeving voor bemestingsproducten een strikte scheiding van bewerkt en onbewerkt materiaal vraagt. Deze Europese regelgeving is ingevoerd ter voorkoming van de verspreiding van dierziekten.

Om te voldoen aan deze Europese richtlijnen moet door Eraspo geïnvesteerd worden. Hier staan geen extra inkomsten tegenover, aangezien de verwerkingscapaciteit van de meststoffen gelijk blijft aan de reeds vergunde capaciteit. Eraspo wil derhalve de kosten van de investeringen compenseren door haar activiteiten uit te breiden middels de aanleg van een drooginstallatie voor biomassamateriaal ten behoeve van de energieproducerende sector.

2.4 Uitbreiding ter plaatse

In overleg met de reconstructiecommissie is besloten de uitbreiding van het bedrijf op de huidige locatie te realiseren. Uitbreiding hier vormt een knelpunt met het provinciaal beleid wat onder andere gericht is op het behoud en de bescherming van aanwezige natuurwaarden en het tegengaan van de verstening van het buitengebied.

Verplaatsing van het bedrijf is echter ook niet aan de orde vanwege de beperkte werkgelegenheid die het bedrijf met zich meebrengt.

1 impressie bestaand kippenmestverwerkingsb edrijf

1

(13)

8 Ook in de toekomstige situatie wordt geen personele

groei verwacht. Voor de verplaatsing en realisatie van de uitbreiding op een bedrijventerrein zou een significante bijdrage moeten worden geleverd aan de werkgelegenheid. Dit is in onderhavig geval dus niet aan de orde.

In overleg met de reconstructiecommissie zal dus maatwerk worden geleverd zodat het planvoornemen op de huidige locatie kan worden gerealiseerd en tegelijkertijd wordt gekomen tot een kwaliteitswinst voor de omgeving.

2.5 Bouwplan

Het bouwplan bestaat uit de sloop van een werktuigenloods en de nieuwbouw van 2 hallen westelijk van de bestaande hal. De locatie van deze 2 hallen is gelegen binnen het foerageergebied voor ganzen. Om de uitbreiding hier toch mogelijk te maken zal als tegenprestatie onder andere de intensieve veehouderij aan de Meijelseweg 74 worden opgeheven.

De bedrijfsgebouwen van de voormalige intensieve veehouderij zullen vervolgens worden benut ten behoeve van de akkerbouw en de stalling van machines. Hierbij wordt benadrukt dat ter plaatse van de Meijelseweg géén opslag zal plaatsvinden van producten of machines die bedoeld zijn voor de werkzaamheden van het bedrijf aan de Meijelseweg 53. Binnen de bedrijfsgebouwen aan de Meijelseweg 74 zullen verder uitsluitend grondgebonden agrarisch gerelateerde activiteiten plaatsvinden. Hierdoor kan het agrarisch bouwblok ter plaatse gehandhaafd blijven.

1

1 inrichtingstekening uitbreiding Eraspo

3

2

(14)

9 Op de inrichtingstekening hebben alle bedrijfsruimten

en gebouwen van het bedrijf aan de Meijelseweg 53 een nummer gekregen. De nieuw te bouwen hallen hebben de nummers 2 en 3. Hal 2 is onderverdeeld in de ruimten 2a en 2b en heeft een totale oppervlakte van 3240 m². De maximale goothoogte is 5,5 meter en de nokhoogte varieert van 8,5 meter tot 9,9 meter boven maaiveld.

Ruimte 2a is bedoeld voor de opslag, bewerking en het laden van de dierlijke meststoffen. Ruimte 2b wordt ingericht ten behoeve van de opslag van de biomassa, de droging van de dierlijke meststoffen en het laden hiervan. Deze ruimte zal voorzien worden van 5 droogtunnels en 2 biofilters.

Hal 3 heeft een oppervlakte van 3240 m² met eveneens een goothoogte van 5,5 meter en een bouwhoogte van 8,5 tot 9,9 meter boven maaiveld.

1

2

1 3d impressie 2 idem

(15)

10 De hal zal ingericht worden ten behoeve van de

opslag van de diverse toevoegingsmiddelen voor de bewerking van de mest.

De bestaande hal alsmede de 2 te realiseren hallen liggen verzonken op 1,5 meter beneden maaiveld.

Deze 1,5 meter beneden maaiveld komt dus bovenop de hoogte van 8,8 tot 9,9 meter boven maaiveld zodat de inhoud van de hallen groter wordt maar de landschappelijke consequenties worden verzacht.

Om de bebouwingsmassa’s verder landschappelijk in te passen zullen de hallen, samen met de bestaande hal, volledig worden ingekleed door gewelfde gevelplaten en een gewelfde dakconstructie. Tevens zal de uitgegraven grond gebruikt worden voor aarden-wallen die de hallen zullen omringen en waardoor een natuurlijke, groene aankleding ontstaat.

1 nieuwe inrichting voormalige intensieve veehouderij

(16)

11 Door de genoemde maatregelen zal de grote

bebouwingsmassa opgaan in het landschap en wordt een kwaliteitsslag gemaakt ten opzichte van de bestaande situatie.

Binnen het plangebied zal 1 loods worden gesloopt.

Het betreft hier de werktuigenloods ten zuidwesten van hal 1. De overige bebouwing aan de noordzijde van de Meijelseweg zal behouden blijven en worden gebruikt ten behoeve van een werkplaats, de kantine, de cv ruimte en een garage. Ook de bedrijfswoning zal hier gehandhaafd blijven.

Bij opheffing van de intensieve veehouderij wordt de aanwezige bebouwing opnieuw ingericht ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf. Hier zullen uitsluitend grondgebonden agrarisch gerelateerde werkzaamheden plaatsvinden. Hieronder wordt onder andere verstaan; de opslag ten behoeve van akkerbouw, opslag van landbouwmachines en landbouwproducten, een pony- en een paardenstal en een berging. De activiteiten die hier zullen plaatsvinden hebben geen relatie met de bedrijfsactiviteiten van het bedrijf aan de Meijelseweg 53. De bedrijfswoning zal hier ook gehandhaafd blijven.

2.6 Stapsteen

Zoals eerder aangegeven zal ter compensatie van de uitbreiding van Eraspo grond ter beschikking worden gesteld voor een nieuw te realiseren stapsteen ten zuiden van de voormalige intensieve veehouderij. De stapsteen zal vorm worden gegeven volgens het zogenaamde ‘model Kamsalamander’. Dit model bestaat uit een corridor met stapstenen, ingebed in een landschapszone. Het betreft hier de landschaps-

1 2

1 Model Kamsalamander 2 globale locatie stapsteen

(17)

12 de Eeuwelseloop worden gerealiseerd. Met name

‘natte’ elementen zoals poelen, zijn essentieel binnen het Kamsalamander model. De stapsteen zal dan ook bestaan uit minimaal een poel met goed ontwikkelde water- en oevervegetatie met open ruimten. Verder bestaat de begroeiing hier uit struwelen, heggen of houtwallen (niet hoger dan 2,5 meter) met voldoende schuilmogelijkheden.

2.7 Stedenbouwkundige inpassing

Het voorgaande in ogenschouw nemend, kunnen conclusies worden getrokken ten aanzien van de aanvaardbaarheid van het planvoornemen vanuit stedenbouwkundig oogpunt. Ten opzichte van de huidige situatie zorgt de inpassing van de nieuwe hallen voor een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Deze verbetering komt enerzijds voort uit het feit dat de nieuwe gebouwen alsmede de bestaande hal landschappelijk ingepast zullen worden. Dit zal gebeuren door het verzinken van de hallen, deze te bekleden met gewelfde gevelplaten en gewelfde dakconstructies en het geheel te omgeven met een aardewal met groene aankleding.

Anderzijds wordt de uitbreiding mogelijk gemaakt door enkele compensatiemaatregelen zoals het opheffen van de intensieve veehouderij en het leveren van een bijdrage aan de ecologische verbindingszone in de vorm van een zogenaamde stapsteen aan de zuid- zijde van de voormalige intensieve veehouderij.

Geconcludeerd kan worden dat het planvoornemen hiermee een aanvaardbare invulling vormt van het plangebied.

2.8 Infrastructurele invulling

Voor het planvoornemen is het niet noodzakelijk de bestaande infrastructuur aan te passen. Het aantal bestaande parkeerplaatsen is nog voldoende aangezien er geen personele uitbreiding wordt voorzien. Ook de bestaande ontsluiting van de beide percelen op de Meijelseweg voldoet nog in de nieuwe situatie. Het planvoornemen heeft dan ook geen gevolgen voor de infrastructuur ter plaatse.

(18)

13 3.1 Rijksbeleid

Nota Ruimte

In de Nota Ruimte wordt ruimte voor ontwikkeling als uitgangspunt centraal gesteld. Het kabinet gaat uit van een dynamisch, op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid en een heldere verdeling van verantwoordelijkheden tussen Rijk en decentrale overheden. De nota bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk (platte)land.

De daarbij behorende algemene voorwaarden luiden als volgt:

 Versterking van de Nederlandse economie en concurrentiepositie;

 Bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;

 Waarborging en ontwikkeling van belangrijke (inter-)nationale ruimtelijke waarden;

 Waarborging van de veiligheid.

Het kabinet streeft daarbij naar meer ruimte voor ontwikkeling onder het motto: ‘Decentraal wat kan, centraal wat moet’. In de nota ruimte wordt de zogenaamde Ruimtelijke Hoofdstructuur onderscheiden. Dit betreft gebieden die het kabinet van nationaal belang acht.

In de gemeente Asten behoren alleen de natuurbeschermingsgebieden en de Ecologische HoofdStructuur (EHS) tot de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur. Voor het overige gemeentelijke grondgebied wordt een generieke basiskwaliteit nagestreefd.

Het planvoornemen maakt geen onderdeel uit van een natuurbeschermingsgebied of de EHS waardoor de generieke basiskwaliteit ter plaatse wordt nagestreefd. Het planvoornemen draagt positief bij aan een aantrekkelijk en vitaal platteland door de ruimtelijke kwaliteitsverbetering.

3 Beleidskader

1

1 Nota Ruimte

(19)

14 natuur, die van biologische, esthetische, genetische

en economische waarde is. Om deze natuur te behouden heeft de EU het initiatief genomen voor Natura2000. Dit is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie. Dit netwerk vormt de hoeksteen van het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit.

Het netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn (1979) en de habitatrichtlijn (1992). Deze richtlijnen zijn in

Nederland geïmplementeerd in de

Natuurbeschermingswet 1998. Ten westen van het plangebied is het Natura 2000 gebied De Groote Peel gelegen.

Het plangebied zelf valt echter buiten het Natura2000 gebied. Het plangebied is gelegen op een afstand van ruim 900 meter van De Groote Peel en voorziet in compensatiemaatregelen in de vorm van een stapsteen. De consequenties ten opzichte van natuurwaarden zullen dan ook nihil zijn of deze waarden verbeteren.

1 Natura2000 gebied De Groote Peel

(20)

15 3.2 Provinciaal beleid

Interim structuurvisie en Paraplunota ruimtelijke ordening ‘Brabant in ontwikkeling’

Het beleid van de provincie is vastgelegd in de Structuurvisie RO, de Verordening ruimte en de interimstructuurvisie Brabant in Ontwikkeling uit 2008.

Het hoofdbelang van de Structuurvisie en de interimstructuurvisie is: Zorgvuldig ruimtegebruik.

De ruimtelijke visie en het ruimtelijk beleid zijn uiteengezet aan de hand van vijf leidende principes.

Deze principes zijn:

 meer aandacht voor de onderste lagen;

 zuinig ruimtegebruik;

 concentratie van verstedelijking;

 zonering van het buitengebied;

 grensoverschrijdend denken en handelen.

De Paraplunota ruimtelijke ordening heeft de status van beleidsregel en vormt de basis voor het dagelijkse handelen van Gedeputeerde Staten c.q. het beoordelen van bestemmingsplannen. In de Paraplunota wordt het bestaande beleid zoals vastgelegd in het Streekplan 2002 en de diverse thematische beleidsnota’s voortgezet. Op slechts een aantal onderdelen is het beleid (marginaal) aangepast.

Om in het landelijk gebied de drie hoofdfuncties (landbouw, natuur en recreatie) maximaal tot hun recht te laten komen wordt een groene hoofdstructuur (GHS) en een agrarische hoofdstructuur (AHS) onderscheiden.

In het provinciaal beleid is het plangebied opgenomen als ‘GHS-landbouw leefgebied kwetsbare soorten’. Dit betreft veelal landbouwgronden waarop zeldzame planten of dieren (zoals weidevogels, amfibieën en/of reptielen) voorkomen, die hoge eisen stellen aan de inrichting en het gebruik van hun omgeving. Het planvoornemen houdt hier rekening mee doordat de ontwikkeling wordt gecompenseerd met het opheffen van de intensieve veehouderij en de bijdrage aan de te realiseren ‘stapsteen’ aan de zuidzijde van het plangebied.

2 1

1 Interimstructuurvisie Brabant in Ontwikkeling 2 streekplan Brabant in

Balans 3 uitsnede

interimstructuurvisie 3

(21)

16

1 kaart ontwerp structuurvisie

Ontwerp Structuurvisie RO

De structuurvisie geeft aan welke ambities de provincie heeft op het gebied van het provinciale ruimtelijke beleid tot 2025. De interimstructuurvisie was een eerste stap in de richting. De Structuurvisie is een volgende stap en is in procedure.

Binnen het ontwerp structuurvisie is het plangebied gelegen in de ‘Groenblauwe structuur – groenblauwe mantel’. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit gemengd agrarisch gebied met belangrijke neven- functies voor natuur en water. Het zijn meestal gebieden grenzend aan het kerngebied natuur en water die bijdragen aan de bescherming van de waarden in het kerngebied. Ook de groene gebieden door én nabij de stedelijke omgeving zijn onderdeel van de groenblauwe mantel.

De waarden in de groenblauwe mantel zijn vaak gekoppeld aan landschapselementen (zoals houtwallen en heggen), het watersysteem (zoals de aanwezigheid van kwel) en het voorkomen van bijzondere planten en dieren. De groenblauwe mantel is opgebouwd uit een aantal deelgebieden die:

 vanuit het bodem- en watersysteem essentieel zijn voor het behoud en ontwikkeling van de natuurwaarden van Noord-Brabant;

(22)

17

 van belang zijn voor de buffering van omgevings- en klimaatinvloeden op het kerngebied groenblauw;

 hoge actuele of potentiële natuurwaarden hebben;

 van belang zijn voor de groenblauwe verbinding en

 dooradering door het stedelijk netwerk en het agrarische cultuurlandschap.

Beleid

Binnen de groenblauwe mantel is de agrarische sector een grote en belangrijke grondgebruiker. Het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, water (- beheer) en landschap is een belangrijke opgave.

Waar mogelijk zet de provincie in op herstel van de kwelstromen zoals het verschijnsel ‘wijst’ dat aan het oppervlak kan treden op de Peelrandbreuk in Oost Brabant.

Nieuwe ontwikkelingen binnen de mantel zijn mogelijk, als ze een positief effect hebben op de bestaande en te ontwikkelen natuur- en landschapswaarden en/of op het bodem- en watersysteem in het gebied. Het beleid is er op gericht dat de belevingswaarde en de recreatieve waarde van het landschap toeneemt. Ontwikkelingen passen qua aard en schaal bij het ontwikkelingsperspectief voor de groenblauwe mantel en houden rekening met omliggende waarden (omgevingstoets). Dit wordt betrokken bij de afweging van zorgvuldig ruimtegebruik.

In de groenblauwe mantel biedt de provincie ruimte aan de groeiende vraag naar ‘diensten’ die het landelijke gebied aan de samenleving kan bieden.

Agrarisch natuurbeheer, groene en blauwe diensten, vormen van agrarische verbreding die zijn gericht op de beleving van rust en ruimte, energiewinning met een directe koppeling aan de agrarische bedrijfsvoering, zonne-energie en de ontwikkeling van met name grondgebonden melkveehouderijen zijn als economische drager in dit gebied gewenst.

De provincie werkt een ja-mits benadering voor de Groenblauwe mantel uit. Dat betekent dat er ontwikkelingen mogelijk zijn als de natuur-, bodem- en

(23)

18 (cultuurhistorisch waardevolle) landschap optreedt.

De versterking van de binnen deze mantel aanwezige leefgebieden voor plant- en diersoorten vraagt specifieke aandacht. Een (verdere) ontwikkeling van kapitaalintensieve functies, zoals verstedelijking, (bezoekers)intensieve recreatie en concen- tratiegebieden voor intensieve landbouwfuncties wordt met instructieregels in de verordening uitgesloten.

De uitbreiding van het bedrijf Eraspo wordt onder andere mogelijk gemaakt door de realisatie van een zogenoemde ‘Stapsteen’ zoals omschreven in hoofdstuk 2.6. Hiermee wordt voldaan aan de ‘Ja, mits’ benadering. Bovendien heeft het planvoornemen geen nadelige gevolgen voor de natuur/, bodem/ en waterfuncties.

De provincie heeft nog enkele aanvullende voorwaarden aangegeven zoals de voorwaarde dat er ter plaatse van de Meijelseweg 74 in de toekomstige situatie geen producten of machines worden opgeslagen die bedoeld zijn voor de werkzaamheden op de Meijelseweg 53. Een andere voorwaarde is dat het agrarisch bedrijf aan de Meijelseweg 74 alleen grondgebonden agrarische activiteiten mag uitvoeren.

In deze toelichting zijn deze voorwaarden verwerkt en in de regels vertaald.

Verordening ruimte

Een structuurvisie is niet direct juridisch bindend voor burgers en overheden. Toch kan het in het kader van de ruimtelijke ordening van provinciaal belang zijn om bepaalde aspecten veilig te stellen. De provincie kan derhalve een verordening Ruimte opstellen.

De provincie Noord-Brabant beschikt over een dergelijke verordening. De verordening is de juridische vertaling van de structuurvisie en bevat derhalve onderwerpen die in de visie naar voren komen. Dit betreft onder andere de belangen die de provincie wil behartigen en de manier waarop dit zal geschieden, alsmede regels waarmee rekening gehouden moet worden bij het opstellen van een

(24)

19 bestemmingsplan. Deze regels zijn direct bindend

voor overheden. Zo weten gemeenten reeds in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn.

De verordening ruimte is in twee fasen ingevoerd en bevat onder andere regels die specifiek van toepassing zijn op wonen en werken in het landelijk en stedelijk gebied. In de eerste fase worden onder andere regels gesteld omtrent de concentratie van verstedelijking, het doorwerken van de SER-ladder, functiemenging en uitbreiding van grootschalige bedrijvigheid.

In de tweede fase komen regels aan de orde omtrent detailhandel buiten buurt-, wijk, dorps- en stadscentra, ontwikkeling van bovenlokale grootschalige voorzieningen, uitsluiten van detailhandelsvestigingen buiten het bestaande stedelijke gebied en het mogelijk maken van stedelijke ontwikkelingen bij complexen (zoals kloosters) in het buitengebied.

Bepaald moet worden of er bij het opstellen van onderhavig plan mogelijk provinciale belangen in geding komen. Een dergelijke situatie bepaalt ook of de provincie al dan niet betrokken moet worden in het vooroverleg. Daarom moet het volgende worden nagegaan:

 Zijn er provinciale belangen zoals bepaald in de Verordening Ruimte aan de orde bij het plan?

- Zo ja, welke belangen zijn aan de orde?

- Op welke wijze zijn ze aan de orde / in het geding?

 Schrijft de Verordening Ruimte ook regels voor waarmee rekening gehouden dient te worden bij het opstellen van een bestemmingsplan?

De volgende kaarten geven aan in welke gebieden het plangebied valt en wat daarvan de gevolgen zijn.

Het plangebied is gelegen binnen de landelijke regio, binnen de ecologische hoofdstructuur zijnde het

´Attentiegebied ehs´ en binnen de intergrale zonering

´Verwevingsgebied´.

(25)

20

kaartuitsneden Verordening ruimte:

1 landelijke regio 2 attentiegebied EHS 3 verwevingsgebied

Landelijke regio's bieden plaats aan kleinschalige en middelgrote bedrijvigheid. Bij doorgroei tot een groot bedrijf horen deze bedrijven thuis in een stedelijke regio. In op enige afstand van de stedelijke regio's gelegen (delen van) landelijke regio's kunnen ook grote bedrijven uit de regio terecht op een regionaal bedrijventerrein. In de landelijke regio's staat het voorkomen van verdere aantasting van het buitengebied centraal. Dit betekent dat het accent op inbreiden, herstructureren en intensief en meervoudig ruimtegebruik ligt.

Uit deze toelichting blijkt dat de uitbreiding van het bedrijf niet geschikt is voor een regionaal bedrijventerrein aangezien de ontwikkeling geen extra werkgelegenheid met zich mee brengt. Met onderhavig bestemmingsplan is maatwerk geleverd en wordt voorzien in een kwaliteitsbijdrage in de vorm 2

3

(26)

21 van een ruimtelijke verbetering en het ontwikkeling

van een Stapsteen.

Het plangebied is tevens gelegen in het attentiegebied van de EHS. Dergelijke gebieden worden middels regels in de Verordening Ruimte beschermd. Het planvoornemen is niet in strijd met deze bijbehorende regels. Bovendien wordt middels een ecologische stapsteen een bijdrage geleverd aan de ecologische hoofdstructuur.

De ligging binnen het verwevingsgebied heeft met name gevolgen voor intensieve veehouderijen. Het planvoornemen voorziet juist in het opheffen van een intensieve veehouderij. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan het beleid uit de verordening.

Geconcludeerd kan worden dat het planvoornemen voldoet aan de regeling zoals opgenomen in de Verordening Ruimte.

3.3 Regionaal beleid

Regionaal structuurplan (RSP)

Op 8 maart 2005 hebben Gedeputeerde Staten het Provinciaal uitwerkingsplan Zuidoost-Brabant vastgesteld. Het RSP is gelijk aan het Uitwerkingsplan van het Streekplan Noord-Brabant. Met het in werkingtreden van de nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening heeft het RSP zijn formele status verloren.

De regio blijft het RSP echter wel hanteren als kader voor haar ruimtelijk beleid.

Het samenwerkingsverband regio Eindhoven bestaat uit het grondgebied van eenentwintig samenwerkende gemeenten, verdeeld over vier regio’s (drie landelijke regio’s: Groot Kempen, Heeze-Leende Cranendonck en De Peel en de stedelijke regio Eindhoven). Het uitwerkingsplan is een ruimtelijk plan op regionaal schaalniveau en vormt een kader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Daarnaast maakt het uitwerkingsplan deel uit van het provinciale toetsingskader op grond waarvan ruimtelijke plannen en initiatieven van gemeenten worden beoordeeld.

1

1 uitsnede regionaal structuurplan

(27)

22 beleid beschreven. De belangrijke regionale ambities

zijn uitgewerkt in speerpunten van beleid:

 De positie als economisch kerngebied en brainport uitbouwen;

 De twee gezichten van de regio behouden;

 De belevingswaarde van het landelijk gebied versterken.

In de landelijke regio prevaleren de reconstructieplannen, die ook in het RSP zijn overgenomen (voor zover ze niet strijdig zijn met het RSP in de stedelijke regio).

Het plangebied valt binnen het uitwerkingsplan Zuidoost Brabant binnen het landschappelijk raamwerk: Landschapsbeheer. Het planvoornemen wordt landschappelijk ingepast waardoor het voldoet aan het beleid uit dit uitwerkingsplan.

Reconstructieplan De Peel

Ter uitvoering van de Reconstructiewet zijn in Noord- Brabant zeven Reconstructiegebieden aangewezen.

Voor ieder deelgebied is een Reconstructieplan op- gesteld waarin de zoneringen en gebiedsgerichte maatregelen ter verbetering van het economische, ecologische en sociaal-culturele functioneren van het buitengebied zijn vastgelegd. De gemeente Asten valt geheel binnen het Reconstructieplan ‘De Peel’.

Belangrijk uitgangspunt van het reconstructieplan betreft de integrale zonering van het plangebied in drie zones:

 landbouwontwikkelingsgebieden;

 verwevingsgebieden;

 extensiveringsgebieden.

Het plangebied valt onder de verwevingsgebieden. Dit betreft het ruimtelijk begrensde deel, gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur. Hier is hervestiging of uitbreiding van intensieve veehouderij mogelijk mits de ruimtelijk kwaliteit of functies zich daar niet tegen verzetten. Er is perspectief voor de meeste vormen van landbouw, terwijl er ook ruimte is voor groene dooradering van het landschap. Het

1 uitsnede reconstructieplan de Peel

(28)

23 betreft de navolgende gebieden: zoekgebieden voor

waterberging, gebieden met landschappelijke en cultuurhistorische waarden, GHS-landbouw, subzone natuurontwikkelingsgebied en subzone struweelvogels, aardkundig waardevolle gebieden, grondwater-beschermingsgebied, RNLE’s, en de AHS-landschap.

Door de in overleg met de Reconstructiecommissie overeengekomen compensatie maatregelen voldoet het planvoornemen aan het beleid van

‘Reconstructieplan de Peel’.

3.4 Gemeentelijk beleid Toekomstvisie ‘De Avance’

In de door de gemeente vastgestelde toekomstvisie

‘De Avance’ is een ruimtelijk model beschreven, waarin de ruimtelijke en functionele keuzen voor de komende 15 jaar zijn weergegeven. Het ruimtelijk model is opgesteld aan de hand van het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld en de strategiekaart. Het

‘Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld’ geeft inzicht in de kwaliteiten van de gemeente en geeft aan wat behouden, verbeterd en veranderd moet worden.

Hiertoe zijn binnen de gemeente Asten zeven verschillende, ruimtelijk samenhangende gebieden onderscheiden.

De onderscheiden gebiedstypen zijn: het Beekdal, de Groote Peel, het Gesloten boslandschap, het Half gesloten agrarisch landschap, het Open agrarisch landschap, de Recreatie- gebieden en de Kernen. Op de ‘Strategiekaart’ staan de ontwikkelings- mogelijkheden op de lange termijn. De strategiekaart geeft een dynamisch beeld van strategieën voor behoud, herstel, (her)ontwikkeling van de aangegeven kwaliteiten en/of de toevoeging van nieuwe kwaliteiten.

Op basis van het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld en de strategie kaart is uiteindelijk het ‘Ruimtelijk Model’ opgesteld, dat de keuzes weer geeft die voor de middellange termijn worden gemaakt ten einde de gewenste ontwikkelingen te realiseren.

1

1 uitsnede ruimtelijk model

(29)

24 Daarbij gaat het niet alleen om kwantitatieve, maar

vooral ook om kwalitatieve aspecten van de ruimtebehoefte. Het maakt inzichtelijk op welke manier de benodigde woningen, bedrijven en voorzieningen een plek krijgen binnen de gemeentelijk ruimtelijk structuur, rekening houdend met de aanwezige duurzame waarden.

In hoofdlijnen streeft de gemeente naar een Ruimtelijk Model dat inspeelt op de (boven)regionale ontwikkelingen. Asten ziet kansen voor wonen, werken en stedelijke vormen van recreatie en toerisme. Door deze kansen te benutten kan de functie als motor van de Peel duurzaam worden versterkt.

Het plangebied valt binnen het grote middengebied en betreft het belangrijkste verwevingsgebied van de gemeente. Ter plaatse van het plangebied geldt het gebiedstype ‘Open agrarisch landschap’. De uitbreiding van een (niet agrarisch) bedrijf heeft geen negatieve invloed op dit gebiedstype door de landschappelijke inpassing van de nieuwe hallen, de compensatie in de vorm van het opheffen van de intensieve veehouderij en de bijdrage aan de stapsteen.

1 kaart thema’s buitengebied

(30)

25 Welstandsnota

Het bouwplan moet getoetst worden aan de Welstandnota. Het plangebied valt in het buitengebied van de gemeente Asten, onder de hoofdgroep

‘Groene gebieden’. Groene gebieden zijn weer onder te verdelen in een aantal gebieden met karakteristieke kenmerken. Deze zijn in de bouwstenen beschreven.

Het plangebied valt binnen de bouwsteen: Boeren erven, agrarisch buitengebied.

In Noord-Brabant wordt een rijke verzameling van gebieden aangetroffen die zijn ontstaan vanuit verschillend agrarisch grondgebruik. Diverse methoden van akkerbouw en veeteelt zijn in de loop der eeuwen in de vorming van het landschap tot uitdrukking gekomen en worden nu als cultuurhistorische waardevolle gebieden beschermd.

De oudere erven nemen een eigen positie in binnen het landschap.

Meestal liggen ze op de overgang van hoge naar lage gronden. Het zijn clusters van relatief forse bouwmassa’s; onregelmatig ten opzichte van elkaar geplaatst. Veel oude erven zijn daarnaast belangrijke schakels in de landschappelijke structuur. De oude gebouwen vormen een waardevol en cultuurhistorisch erfgoed.

1

1. kaart welstandsniveau’s

(31)

26 daarachter de schuren in een rechthoekig patroon.

Sommige erven maken deel uit van een bebouwingslint. De laatste jaren vindt er een ingrijpende schaalvergroting plaats in de agrarische bebouwing. De oudere, bakstenen schuren maken plaats voor grote damwand loodsen. Deze verhouden zich vaak moeizaam met de van oudsher aanwezige bebouwing en de schaal van het landschap. Het planvoornemen streeft ernaar de nieuwe hallen zo optimaal mogelijk in het landschap in te passen.

Na de inventarisatie van de ruimtelijk-morfologisch samenhangende gebieden en een globale waardebepaling is voor alle gebieden een ruimtelijk ambitieniveau vastgesteld. Dit ambitieniveau bepaalt de aard en de intensiteit waarmee de bouwplannen aan de diverse criteria zullen worden getoetst.

Afhankelijk van de waarde en gevoeligheid van het gebied en de betekenis voor het aanzien van de openbare ruimte kan voor dat gebied een hoog (niveau 1), normaal (niveau 2 ), laag (niveau 3) welstandsniveau vastgesteld worden.

Het welstandsniveau dat wordt gehanteerd is gebaseerd op basis van de aanwezige kwaliteit van de bebouwing. Het plangebied bevindt zich binnen welstandsniveau 3 en zal dan ook volgens dit niveau met behulp van het bovenstaande schema worden beoordeeld.

(32)

27 4.1 Milieuonderzoek

Algemeen

Milieubeleid wordt steeds meer geïncorporeerd in an- dere beleidsvelden. Verbreding van milieubeleid naar andere beleidsterreinen (externe integratie) is een be- langrijk uitgangspunt.

Ook in de ruimtelijke planvorming is structureel aan- dacht voor milieudoelstellingen noodzakelijk. De milieudoelstellingen worden daartoe integraal en vanaf een zo vroeg mogelijk stadium in het planvormingspro- ces meegewogen.

Een duurzame ontwikkeling van de gemeente Asten is een belangrijk beleidsuitgangspunt dat zijn doorwerking heeft in meerdere beleidsterreinen. Samen met de ex- terne integratie van milieubeleid leidt dat ertoe dat de milieuaspecten van dit plan niet alleen in dit hoofdstuk aan de orde komen. Naast enkele specifieke milieu on- derwerpen wordt daarom alleen ingegaan op de meest belangrijke milieudoelstellingen.

Bodemkwaliteit

Uitgangspunt van een goede ruimtelijke ordening is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen. Dit betekent dat het aspect bodemkwaliteit voor vrijwel alle nieuwe ontwikkelingen, die met ruimtelijke plannen mogelijk worden gemaakt, onderzocht moet worden.

Binnen het plangebied worden 2 nieuwe hallen gerealiseerd. Dit gebeurt deels op thans onbebouwd gebied. Gelet hierop is onderzoek naar mogelijke verontreinigingen van de bodem noodzakelijk.

Op de locatie heeft daartoe een verkennend bodemonderzoek plaatsgevonden conform NVN- 5740. Uit het onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

 de grond uit de bovenlaag (0-0,5m-mv) is niet verontreinigd met één van de componenten waarop is onderzocht;

4 Sectorale aspecten

(33)

28 waarop is onderzocht;

 het grondwater is plaatselijk licht verontreinigd met barium;

 de hypothese niet-verdachte locatie kan worden

aangenomen op basis van de

onderzoeksresultaten.

Naar aanleiding van bovenstaande conclusies wordt het volgende opgemerkt:

 er behoeven, op basis van de onderzoeksresultaten, geen restricties gesteld te worden aan de toekomstige bouwactiviteiten op de onderzochte locatie;

 de lichte verontreinigingen met barium in het grondwater en de mestlucht die plaatselijk in de bodem voorkomt vormen geen aanleiding tot het instellen van een nader onderzoek conform de Circulaire Bodemsanering;

 aangezien direct contactmet het grondwater niet te verwachten is blijft het risico uit oogpunt van volksgezondheid en milieuhygiëne beperkt. Het is echter raadzaam om geen freatisch grondwater te gebruiken voor consumptieve doeleinden, zoals het besproeien van gewassen en/of drenken van dieren;

 indien, bijvoorbeeld bij bouwactiviteiten, grond vrijkomt die op een andere locatie zal worden hergebruikt dan dient bepaald te worden wat de kwaliteit is in het kader van het besluit bodemkwaliteit.

Het rapport ‘Verkennend Bodemonderzoek, Meijelseweg 53, Asten-Heusden’ met rapportnr:

0345R028, uitgevoerd door archimil d.d. 28-05-2009, is als losse bijlage beschikbaar.

Wet geluidhinder

In het kader van de Wet milieubeheer zijn voor de aanvraag van een revisievergunning voor de uitbreiding van het bedrijf met 2 hallen, geluidadvieswerkzaamheden verricht. De advieswerkzaamheden bestaan uit het berekenen van de door de inrichting veroorzaakte geluidbelasting op

(34)

29 de dichtst nabij gelegen woningen van derden. De

conclusies uit het onderzoek worden in deze paragraaf besproken.

Wet milieubeheer via transportbewegingen en alle overige bronnen op eigen terrein

Conform de berekeningsresultaten wordt met betrekking tot de representatieve bedrijfssituatie (RBS) in alle rekenpunten voldaan aan de gestelde geluideisen voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau alsmede de maximale geluidsniveaus.

Met betrekking tot de incidentele bedrijfssituatie (IBS) worden geen grenswaarden gesteld echter deze situatie mag maximaal 12x per jaar voorkomen.

Volgens de handreiking mag dit in principe per keer niet meer zijn dan een, aaneengesloten periode van maximaal een etmaal. Wel dient deze bedrijfssituatie door het bevoegd gezag te worden beoordeeld. Om die reden is de IBS in het rapport inzichtelijk gemaakt.

De uiteindelijke toetsing of voldaan wordt aan de gestelde geluideisen en de beoordeling of de berekende geluidbelastingen vergunbaar zijn, is aan het bevoegd gezag. Dit is in dit geval de provincie Brabant.

Verkeersaantrekkende werking van en naar de inrichting overeenkomstig de circulaire ‘indirecte hinder’

Conform de berekeningsresultaten blijkt dat de 50 dB(A) etmaalwaarde contour niet verder dan 10,6 meter van de as van de Meijelseweg is gelegen. De meest nabij gelegen woning van derden aan de Meijelseweg 76 is op een afstand van 18,5 meter van de as van de weg gelegen. Om die reden kan worden gesteld dat aan de circulaire ‘Geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting’ wordt voldaan.

BBT (Best Beschikbare Technieken)

De roldeuren van de verschillende hallen worden zoveel mogelijk gesloten om geluidsoverlast te voorkomen. In verband met een goede bedrijfsvoering

(35)

30 zijn, de verbetering van de geluidisolatiewaarden van

de huidige dak- en wandconstructie. Deze geven overwegend echter bezwaren van financiële aard.

Trillingsmetingen

Trillingsmetingen en de toetsing aan de maximale trillingssterkte vallen buiten de strekking van deze rapportage. Opgemerkt dient te worden dat bij alle aanwezige machines op het eigen terrein van de inrichting welke duidelijke waarneembare trillingen veroorzaken, trillingsdempend materiaal geplaatst dienen te worden, om geluidsoverlast naar de omgeving te voorkomen.

Het rapport (Van Mierlo bouwfysisch Ingenieursbureau BV, projectnr: V08.471 titel:

Geluidadvieswerkzaamheden i.k.v. de Wet milieubeheer t.b.v. Eraspo BV gelegen aan de Meijelseweg 53 en 74 te Heusden gem. Asten) is als losse bijlage beschikbaar.

Luchtkwaliteit

De zogenaamde ‘Wet luchtkwaliteit’ is in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) opgenomen. In hoofdstuk 5 Wm wordt toetsing van besluiten aan luchtkwaliteitsnormen in beginsel beperkt tot activiteiten die de luchtkwaliteit ‘in betekenende mate’

beïnvloeden. Uitsluitend ontwikkelingen en besluiten die ‘in betekenende mate’ van invloed zijn op de kwaliteit van de buitenlucht worden expliciet getoetst.

Bij deze wetswijziging is verder bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld omtrent het in betekenende mate bijdragen, waaronder het aanwijzen van categorieën van gevallen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen. Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (verder: Besluit NIBM) voorziet hierin.

Er bestaan twee mogelijkheden om aannemelijk te maken dat een project binnen de NIBM-grens blijft:

(36)

31

 aantonen dat een project binnen de grenzen van een categorie uit de Regeling niet in betekenende mate (verder: Regeling NIBM) valt. Er is dan geen verdere toetsing nodig, het project is dan in ieder geval NIBM. De Regeling NIBM geeft vooralsnog invulling aan de volgende categorieën:

o woningbouw- en kantoorlocaties, alsmede een combinatie daarvan;

o inrichtingen, hieronder vallen

landbouwinrichtingen en

spoorwegemplacementen;

 op een andere manier aannemelijk maken dat een project voldoet aan het 1%-criterium. Hiervoor kunnen berekeningen nodig zijn. Ook als een project niet kan voldoen aan de grenzen van de Regeling NIBM, is het mogelijk om alsnog via berekeningen aan te tonen dat de 1%-grens niet wordt overschreden.

De volgende categorieën worden wel genoemd in de Regeling NIBM, maar er zijn nog geen getalsmatige grenzen vastgesteld. Dit kan op een later moment alsnog gebeuren. De Regeling NIBM moet dan worden aangepast. Bij de vaststelling van deze grenzen zal voorafgaand onderzoek eveneens moeten aantonen, dat de 1% of 3% grens niet wordt overschreden:

 infrastructuur;

 activiteiten en handelingen.

Het onderhavige plan valt niet onder een van de reeds ingevulde categorieën van de Regeling NIBM. Bij de uitbreiding van het bedrijf Eraspo met een tweetal hallen is echter geen personele groei voorzien. Wel is een lichte groei in het aantal vrachtwagenbewegingen voorzien. De gevolgen hiervan zijn beschreven in de vergunningsaanvraag in het kader van de Wet Milieubeheer. De conclusie hiervan luidt dat de voertuigen slechts een beperkt gedeelte van een etmaal voor de NOx uitstoot afkomstig van de inrichting zorgdragen. Het is dan ook onwaarschijnlijk dat Eraspo BV een hogere emissievracht produceert dan 2 kg/u, waardoor geen emissiebeperkende maatregelen getroffen hoeven te worden naar de laatste stand der techniek.

(37)

32 Het planvoornemen betreft vooral een verbetering van

het bestaande productieproces. Hierdoor verandert er niets in de bestaande situatie met betrekking tot de luchtkwaliteit. Een onderzoek naar de luchtkwaliteit is dan ook niet noodzakelijk.

Bedrijven en milieuzonering

In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen bedrijven gevestigd, die een zonering conform de pu- blicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ kennen. Het plangebied valt niet binnen de geurcirkels van agrarische bedrijven. De geurcirkel van de intensieve veehouderij Meijelseweg 74 komt te vervallen. Er be- staan daarmee geen belemmeringen tengevolge van bedrijfsactiviteiten in de omgeving. Omgekeerd geldt tevens dat realisering van de 2 nieuwe hallen geen beperkingen oplegt aan bedrijven in de omgeving.

Bovendien is het eerst volgende agrarische bedrijf gelegen op een afstand van ruim 200 meter.

Externe veiligheid

De huidige situatie met betrekking tot externe veiligheid wijzigt niet door het planvoornemen. In en rond het plangebied zijn geen inrichtingen gelegen die zijn opgenomen in de lijst met risicovolle bedrijven in de gemeente Asten en die van invloed kunnen zijn op het plangebied. Op ruim 600 meter is een instelling

1 uitsnede risicokaart met afstand tot dichtstbijzijnd agrarisch bedrijf 2 uitsnede risicokaart met

afstand tot risicovol bedrijf

(38)

33 gelegen waar in een bovengrondse tank, een

vloeibaar gas wordt opgeslagen. Door de ruime afstand tot het plangebied is deze inrichting echter niet van invloed op het planvoornemen. Vlak langs het plangebied zullen transporten van gevaarlijke stoffen niet of slechts incidenteel voorkomen. In deze situatie zijn geen veranderingen voorzien. In de nabijheid van het plangebied zijn geen rijks- en waterwegen gelegen.

4.2 Kabels en leidingen

In of nabij het plangebied liggen geen kabels of leidingen, die ten behoeve van het gebruik en/of de veiligheid planologische bescherming behoeven, en daarmee een belemmering voor het planvoornemen betekenen.

4.3 Flora en fauna

Het planvoornemen betreft de bouw van een tweetal hallen, gedeeltelijk binnen een ganzen foerageergebied. Om de negatieve invloed op het foerageergebied te compenseren wordt een bijdrage geleverd aan de ecologische structuur in de vorm van een stapsteen aan de achterzijde van de voormalige intensieve veehouderij.

Er zijn geen meldingen bekend over de aanwezigheid van andere zeldzame en/of beschermde planten- en diersoorten. Om definitief uit te sluiten dat met het planvoornemen verder geen beschermde flora en fauna in gevaar worden gebracht heeft een quickscan flora en fauna plaatsgevonden. De conclusie van deze quick-scan luidt als volgt:

In het onderzoeksgebied komen mogelijk verschillende beschermde soorten voor die vermeld staan op de lijsten van de Flora- en faunawet.

Mogelijk voorkomende grondgebonden zoogdieren en een aantal soorten amfibieën komen voor op de FFlijst 1. Voor soorten van FFlijst 1 geldt een vrijstelling: bij het uitvoeren van ruimtelijke ingrepen is het voor deze soorten niet noodzakelijk een ontheffing aan te vragen.

(39)

34 werkzaamheden echter worden uitgevoerd

rekeninghoudend met onder andere de broedtijd van vogels, zullen geen nadelige effecten optreden ten aanzien van vogels en is het niet noodzakelijk een ontheffing aan te vragen.

Mogelijk in het onderzoeksgebied voorkomende vleermuizen staan vermeld op de FFlijst 3 en zijn ontheffingsplichtig. Naar verwachting treden er geen effecten op ten aanzien van vleermuizen.

De aanbevelingen uit de quickscan met betrekking tot vogels dienen in acht te worden genomen. De werkzaamheden met betrekking tot de realisering van de uitbreiding van Eraspo zullen voor de overige soortgroepen geen overtreding van de natuurwet tot gevolg hebben.

Het aanleggen van groenstructuren en regenwaterretentie rondom de bedrijfsuitbreiding en het maken van nieuwe natuur langs de Eeuwelsche loop kan een positieve ontwikkeling zijn binnen deze Regionale Natuur en Landschapseenheid. Deze structuren kunnen zo ingericht worden dat deze zo optimaal mogelijk functioneren voor vogels en amfibieën. Rekening houdend met deze soortgroepen kan deze inrichting een functionele bijdrage leveren aan de natuurwaarden van het agrarische landschap in de omgeving.

Het rapport ‘Quickscan natuurwaarden, onderzoeksgebied Meijelseweg 53’, uitgevoerd door Staro d.d. april 2009, is als losse bijlage beschikbaar.

Het plangebied is gelegen op een afstand van ruim 900 meter van het beschermde natuurgebied De Groote Peel en op een afstand van ruim 400 meter van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Gezien deze afstanden wordt ervan uit gegaan dat het planvoornemen geen invloed heeft op de natuur waarden van deze gebieden.

1 Ecologische hoofdstructuur

(40)

35 4.4 Archeologie en cultuurhistorie

Bij de opstelling en de uitvoering van ruimtelijke plan- nen moet rekening gehouden worden met bekende archeologische waarden. De locatie behoort op de

‘Cultuurhistorische waardenkaart’ van de provincie Limburg tot een gebied met lage indicatieve archeologische waarden. Bovendien is het plangebied ter plaatse van de nieuwe hallen gebruikt ten behoeve van de akkerbouw. Hierdoor is de bovenlaag van de gronden geroerd. Het is dan ook niet noodzakelijk een archeologisch onderzoek uit te voeren.

Binnen het plangebied zijn geen bestaande archeologische monumenten aanwezig. In het plangebied liggen evenmin rijksmonumenten of gebouwen die zijn opgenomen in het Monumenten Inventarisatie Project (MIP). De realisatie van de hallen op de voorgenomen locatie veroorzaakt geen veranderingen en/of verstoringen in of aan de aanwezige cultuurhistorisch waardevolle elementen in het plangebied en de directe omgeving.

1 uitsnede indicatieve archeologische waarden- kaart provincie Noord Brabant

1

(41)

36 5.1 Watertoets

Het doel van de watertoets is om water een uitge- sproken en inhoudelijk betere plaats te geven bij het opstellen en beoordelen van alle waterhuishoudkun- dig relevante plannen. De watertoets vraagt niet al- leen een beschrijving van de waterhuishoudkundige situatie en de invloed die de voorgestane ruimtelijke ontwikkelingen hebben, maar ook een vroegtijdig overleg met waterbeheerders.

Het planvoornemen wordt in het kader van de Watertoets voorgelegd aan het watertoetsloket van het Waterschap Aa en Maas. De reactie van het Waterschap zal in dit bestemmingsplan worden verwerkt.

5.2 Waterkansenkaart

Op de waterkansenkaart uit 2005 van waterschap Aa en Maas, is het plangebied (deels) gelegen in een gebied met een gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) van dieper dan 50 cm onder maaiveld.

Hydrologisch neutraal bouwen is hier niet mogelijk zonder ingrijpende maatregelen voor onder andere waterberging. Waterhuishoudkundig onderzoek is nodig om de maatregelen vast te stellen. Conform de Watersysteemkaart liggen de meest nabij zijnde primaire waterstromen op ruime afstand van het plangebied. Het plangebied is in het zuiden gelegen 1

1 uitsnede

waterkansenkaart 2005 2 Waterschap Aa en Maas

2

(42)

37 tegen de Eeuwselse loop waar de kans bestaat dat

oppervlaktewater buiten haar oeverbedding treedt en zorgt voor water op maaiveld. Dit verschijnsel heet inundatie vanuit oppervlaktewater en is meestal het gevolg van hevige regenval. In het plangebied is de kans op inundatie vanuit oppervlaktewater, in 2015, eens per honderd jaar of vaker. Om deze gebieden geschikt te maken voor bebouwing zijn ingrijpende maatregelen nodig.

5.3 Invloed van het planvoornemen

Het planvoornemen gaat uit van de bouw van twee hallen. Als gevolg hiervan zal het aandeel verhard oppervlak toenemen, waarmee het plan invloed uitoefent op het totale waterbergende vermogen van het plangebied.

In aansluiting op het landelijke beleid (NW4, WB21) hanteert het waterschap het beleid dat bij nieuwe plannen altijd onderzocht dient te worden hoe omgegaan kan worden met het schone hemelwater.

Hierbij worden de volgende afwegingsstappen doorlopen: hergebruik, infiltratie, berging, lozing op het oppervlaktewater, lozing op de riolering.

Teneinde te bepalen of het plangebied geschikt is voor infiltratie van hemelwater, is een onderzoek verricht naar de infiltratiemogelijkheden. De conclusies van dit onderzoek luiden als volgt:

 de bergingsopgave bedraagt 448,7 m³. Deze bergingsopgave geldt alleen indien deze gerealiseerd wordt binnen het bouwblok. Bij realisatie buiten het bouwblok dient gecompenseerd te worden voor het oppervlak van de bergingsvoorziening;

 op de locatie is de GHG > 0,8 en waarschijnlijk groter dan 1,5 m-mv. Hierdoor is het mogelijk om voldoende berging te realiseren op de locatie in open infiltratievoorzieningen.

Het advies luidt als volgt:

 realiseer op de locatie een gescheiden rioleringsstelsel voor hemelwater;

 leg het hemelwaterriool van de gebouwen onder vrij verval naar de infiltratievoorziening. Gebruik

(43)

38

 gebruik bij de bouw geen uitlogende bouwmaterialen of zinken of koperen dakgoten en regenpijpen;

 plaats bladvangers in de standpijpen op een hoogte van ongeveer 0,5 m+mv. Bij verstopping van het riool zullen deze dan als overstort fungeren;

 realiseer een open vijverinfiltratie met een inhoud van tenminste 462,6 m³ buiten het bouwblok.

Hiermee wordt een landschappelijk element gecreëerd dat van toegevoegde waarde kan zijn in de natuurontwikkeling van het gebied. De voorziening kan probleemloos een T=10+10% bui opvangen. Bij herhaling van een bui binnen 24 uur zal het water afstromen naar de omgeving en via sloten afgevoerd worden;

 realiseer een afvoerleiding van beperkte diameter die een maximale waterdoorlaat heeft van 1,182 m³/h.

Door het uitvoeren van het advies zal worden voldaan aan de uitgangspunten die door het waterschap gesteld worden. De vereiste berging wordt gerealiseerd, de landelijke afvoer wordt niet overschreden voor een t=10+10% bui. Overstort naar omliggende waterlopen is toegestaan doordat geen uitlogende bouwmaterialen worden gebruikt.

Het rapport ‘Waterhuishoudkundig advies Eraspo BV Meijelseweg 53, Heusden, gemeente Asten met rapportnr: 0345R028w’, uitgevoerd door Archimil d.d.

17-06-2009, is als losse bijlage beschikbaar.

5.4 Riolering

De nieuwe hallen zullen worden aangesloten op het bestaande gemengde riool aan de Meijelseweg.

Hierop zal het vuilwater worden geloosd. Het van het vuil water gescheiden hemelwater wordt opgevangen en geborgen op eigen terrein. Bij extreme neerslagsituaties wordt overtollig hemelwater via een noodoverstort eventueel wel afgevoerd naar de riolering.

(44)

39 6.1 Economische haalbaarheid

Eraspo dient te investeren in het bedrijf zodat voldaan kan worden aan de Europese regelgeving. De kosten van de investering zullen door Eraspo zelf worden gedragen. Ook de hiermee samenhangende kosten worden gedragen door Eraspo. Bijkomende kosten, zoals voor de aansluiting op de nutsvoorzieningen en de aanleg van de openbare parkeervoorzieningen, worden eveneens gedragen door Eraspo.

6.2 Maatschappelijke haalbaarheid

Als gevolg van Europese regelgeving dient het bedrijf Eraspo uitgebreid te worden met 2 hallen.

Verplaatsing van het bedrijf naar een bedrijventerrein is niet aan de orde gezien de beperkte werkgelegenheid die het bedrijf met zich meebrengt.

Gelet hierop en op de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit die samengaat met de nieuwe ontwikkelingen, mag worden aangenomen dat tegen het planvoornemen geen overwegende maatschap- pelijke bezwaren zullen bestaan. Desalniettemin is het voor eenieder mogelijk gedurende de periode van terinzagelegging bezwaar in te dienen tegen het plan.

6.3 Conclusie

Het realiseren van de uitbreiding van Eraspo met 2 hallen in het buitengebied van Heusden, gemeente Asten, leidt niet tot overwegende planologische bezwaren. Realisering in combinatie met de overeengekomen compensatie betekent, na een afweging van de verschillende belangen, een aanvaardbare invulling van het plangebied.

6 Haalbaarheid

(45)

40 7.1 De te volgen procedure

Het bestemmingsplan doorloopt als (voor)ontwerp respectievelijk vastgesteld en onherroepelijk bestemmingsplan de volgende procedure, te weten:

a. Voorbereiding:

Vooroverleg met diensten van rijk en provincie Watertoets

Inspraak b. Ontwerp:

1e ter inzage legging (ontwerp bestemmingsplan) c. Vaststelling:

Vaststelling door de Raad

2e ter inzage legging (vastgesteld bestemmingsplan)

d. Beroep:

(Gedeeltelijk) onherroepelijk bestemmingsplan Reactieve aanwijzing

Beroep bij Raad van State

In het kader van deze procedure is een bezwarenprocedure mogelijk waarbij eenieder zijn/haar zienswijze (bij de gemeenteraad) kenbaar kan maken. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen wordt daarvan steeds melding gemaakt. Uiteindelijk besluit de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien nodig, over het plan in zijn onherroepelijke vorm.

7.2 Watertoets P.M.

7.3 Het vooroverleg met diensten van Rijk en provincie

P.M.

7.4 Uitkomsten vooroverleg P.M.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

aangrenzend gelegen open veld een groot deel van het jaar af. 3) Hindert, komend uit het Noorden; het plangebied wordt grotendeels aan het zicht onttrokken door het aanwezige

C-horizontLaagpakket van Walcheren, Formatie van Naaldwijk 110 140 zand zwak siltig matig fijnlicht-grijs kalkloos C-horizontmatig kleine spreidingLaagpakket van Schoorl, Formatie

Ondergetekende heeft kennis genomen van het ontwerp bestemmingsplan "Heusden fietspad Meijelseweg 2014" en maakt middels dit schrijven zijn zienswijze kenbaar.. Het

kan vergroting tot maximaal 1,5 ha worden toegestaan, mits sprake is van een duurzame locatie voor de intensieve veehouderij (conform de provinciale handleiding duurzame locaties

Het bestaande bedrijfsperceel wordt aan de zuid en westzijde verkleind en omgezet naar een agrari- sche bestemming. Tevens zullen hier bestaande bedrijfsgebouwen

Kaart: Landschappelijke deelgebieden van Moerdijk [LANDSCHAPSKWALITEITSPLAN gemeente Moerdijk mei 2016]...

De aanwezige beplanting kenmerkt zich voornamelijk door laanbeplanting aan de zijden van de belangrijkste wegen door het gebied en aangeplant bos.. De kwaliteit van het

De boerderijcluster kan worden opgenomen in de reeds aanwezige onderbreking van de polder Krimpen zodat deze optisch niet voor extra ruimtebeslag zorgt. Ook bestaat de