• No results found

4 Sectorale aspecten

In document Bijlage 3 concept ontwerp bp. (pagina 32-45)

28 waarop is onderzocht;

 het grondwater is plaatselijk licht verontreinigd met barium;

 de hypothese niet-verdachte locatie kan worden

aangenomen op basis van de

onderzoeksresultaten.

Naar aanleiding van bovenstaande conclusies wordt het volgende opgemerkt:

 er behoeven, op basis van de onderzoeksresultaten, geen restricties gesteld te worden aan de toekomstige bouwactiviteiten op de onderzochte locatie;

 de lichte verontreinigingen met barium in het grondwater en de mestlucht die plaatselijk in de bodem voorkomt vormen geen aanleiding tot het instellen van een nader onderzoek conform de Circulaire Bodemsanering;

 aangezien direct contactmet het grondwater niet te verwachten is blijft het risico uit oogpunt van volksgezondheid en milieuhygiëne beperkt. Het is echter raadzaam om geen freatisch grondwater te gebruiken voor consumptieve doeleinden, zoals het besproeien van gewassen en/of drenken van dieren;

 indien, bijvoorbeeld bij bouwactiviteiten, grond vrijkomt die op een andere locatie zal worden hergebruikt dan dient bepaald te worden wat de kwaliteit is in het kader van het besluit bodemkwaliteit.

Het rapport ‘Verkennend Bodemonderzoek, Meijelseweg 53, Asten-Heusden’ met rapportnr:

0345R028, uitgevoerd door archimil d.d. 28-05-2009, is als losse bijlage beschikbaar.

Wet geluidhinder

In het kader van de Wet milieubeheer zijn voor de aanvraag van een revisievergunning voor de uitbreiding van het bedrijf met 2 hallen, geluidadvieswerkzaamheden verricht. De advieswerkzaamheden bestaan uit het berekenen van de door de inrichting veroorzaakte geluidbelasting op

29 de dichtst nabij gelegen woningen van derden. De

conclusies uit het onderzoek worden in deze paragraaf besproken.

Wet milieubeheer via transportbewegingen en alle overige bronnen op eigen terrein

Conform de berekeningsresultaten wordt met betrekking tot de representatieve bedrijfssituatie (RBS) in alle rekenpunten voldaan aan de gestelde geluideisen voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau alsmede de maximale geluidsniveaus.

Met betrekking tot de incidentele bedrijfssituatie (IBS) worden geen grenswaarden gesteld echter deze situatie mag maximaal 12x per jaar voorkomen.

Volgens de handreiking mag dit in principe per keer niet meer zijn dan een, aaneengesloten periode van maximaal een etmaal. Wel dient deze bedrijfssituatie door het bevoegd gezag te worden beoordeeld. Om die reden is de IBS in het rapport inzichtelijk gemaakt.

De uiteindelijke toetsing of voldaan wordt aan de gestelde geluideisen en de beoordeling of de berekende geluidbelastingen vergunbaar zijn, is aan het bevoegd gezag. Dit is in dit geval de provincie Brabant.

Verkeersaantrekkende werking van en naar de inrichting overeenkomstig de circulaire ‘indirecte hinder’

Conform de berekeningsresultaten blijkt dat de 50 dB(A) etmaalwaarde contour niet verder dan 10,6 meter van de as van de Meijelseweg is gelegen. De meest nabij gelegen woning van derden aan de Meijelseweg 76 is op een afstand van 18,5 meter van de as van de weg gelegen. Om die reden kan worden gesteld dat aan de circulaire ‘Geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting’ wordt voldaan.

BBT (Best Beschikbare Technieken)

De roldeuren van de verschillende hallen worden zoveel mogelijk gesloten om geluidsoverlast te voorkomen. In verband met een goede bedrijfsvoering

30 zijn, de verbetering van de geluidisolatiewaarden van

de huidige dak- en wandconstructie. Deze geven overwegend echter bezwaren van financiële aard.

Trillingsmetingen

Trillingsmetingen en de toetsing aan de maximale trillingssterkte vallen buiten de strekking van deze rapportage. Opgemerkt dient te worden dat bij alle aanwezige machines op het eigen terrein van de inrichting welke duidelijke waarneembare trillingen veroorzaken, trillingsdempend materiaal geplaatst dienen te worden, om geluidsoverlast naar de omgeving te voorkomen.

Het rapport (Van Mierlo bouwfysisch Ingenieursbureau BV, projectnr: V08.471 titel:

Geluidadvieswerkzaamheden i.k.v. de Wet milieubeheer t.b.v. Eraspo BV gelegen aan de Meijelseweg 53 en 74 te Heusden gem. Asten) is als losse bijlage beschikbaar.

Luchtkwaliteit

De zogenaamde ‘Wet luchtkwaliteit’ is in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) opgenomen. In hoofdstuk 5 Wm wordt toetsing van besluiten aan luchtkwaliteitsnormen in beginsel beperkt tot activiteiten die de luchtkwaliteit ‘in betekenende mate’

beïnvloeden. Uitsluitend ontwikkelingen en besluiten die ‘in betekenende mate’ van invloed zijn op de kwaliteit van de buitenlucht worden expliciet getoetst.

Bij deze wetswijziging is verder bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld omtrent het in betekenende mate bijdragen, waaronder het aanwijzen van categorieën van gevallen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen. Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (verder: Besluit NIBM) voorziet hierin.

Er bestaan twee mogelijkheden om aannemelijk te maken dat een project binnen de NIBM-grens blijft:

31

 aantonen dat een project binnen de grenzen van een categorie uit de Regeling niet in betekenende mate (verder: Regeling NIBM) valt. Er is dan geen verdere toetsing nodig, het project is dan in ieder geval NIBM. De Regeling NIBM geeft vooralsnog invulling aan de volgende categorieën:

o woningbouw- en kantoorlocaties, alsmede een combinatie daarvan;

o inrichtingen, hieronder vallen

landbouwinrichtingen en

spoorwegemplacementen;

 op een andere manier aannemelijk maken dat een project voldoet aan het 1%-criterium. Hiervoor kunnen berekeningen nodig zijn. Ook als een grenzen zal voorafgaand onderzoek eveneens moeten aantonen, dat de 1% of 3% grens niet wordt overschreden:

 infrastructuur;

 activiteiten en handelingen.

Het onderhavige plan valt niet onder een van de reeds ingevulde categorieën van de Regeling NIBM. Bij de uitbreiding van het bedrijf Eraspo met een tweetal hallen is echter geen personele groei voorzien. Wel is een lichte groei in het aantal vrachtwagenbewegingen voorzien. De gevolgen hiervan zijn beschreven in de vergunningsaanvraag in het kader van de Wet Milieubeheer. De conclusie hiervan luidt dat de voertuigen slechts een beperkt gedeelte van een etmaal voor de NOx uitstoot afkomstig van de inrichting zorgdragen. Het is dan ook onwaarschijnlijk dat Eraspo BV een hogere emissievracht produceert dan 2 kg/u, waardoor geen emissiebeperkende maatregelen getroffen hoeven te worden naar de laatste stand der techniek.

32 Het planvoornemen betreft vooral een verbetering van

het bestaande productieproces. Hierdoor verandert er niets in de bestaande situatie met betrekking tot de luchtkwaliteit. Een onderzoek naar de luchtkwaliteit is dan ook niet noodzakelijk.

Bedrijven en milieuzonering

In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen bedrijven gevestigd, die een zonering conform de pu-blicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ kennen. Het plangebied valt niet binnen de geurcirkels van agrarische bedrijven. De geurcirkel van de intensieve veehouderij Meijelseweg 74 komt te vervallen. Er be-staan daarmee geen belemmeringen tengevolge van bedrijfsactiviteiten in de omgeving. Omgekeerd geldt tevens dat realisering van de 2 nieuwe hallen geen beperkingen oplegt aan bedrijven in de omgeving.

Bovendien is het eerst volgende agrarische bedrijf gelegen op een afstand van ruim 200 meter.

Externe veiligheid

De huidige situatie met betrekking tot externe veiligheid wijzigt niet door het planvoornemen. In en rond het plangebied zijn geen inrichtingen gelegen die zijn opgenomen in de lijst met risicovolle bedrijven in de gemeente Asten en die van invloed kunnen zijn op het plangebied. Op ruim 600 meter is een instelling

1 uitsnede risicokaart met afstand tot dichtstbijzijnd agrarisch bedrijf 2 uitsnede risicokaart met

afstand tot risicovol bedrijf

33 gelegen waar in een bovengrondse tank, een

vloeibaar gas wordt opgeslagen. Door de ruime afstand tot het plangebied is deze inrichting echter niet van invloed op het planvoornemen. Vlak langs het plangebied zullen transporten van gevaarlijke stoffen niet of slechts incidenteel voorkomen. In deze situatie zijn geen veranderingen voorzien. In de nabijheid van het plangebied zijn geen rijks- en waterwegen gelegen.

4.2 Kabels en leidingen

In of nabij het plangebied liggen geen kabels of leidingen, die ten behoeve van het gebruik en/of de veiligheid planologische bescherming behoeven, en daarmee een belemmering voor het planvoornemen betekenen.

4.3 Flora en fauna

Het planvoornemen betreft de bouw van een tweetal hallen, gedeeltelijk binnen een ganzen foerageergebied. Om de negatieve invloed op het foerageergebied te compenseren wordt een bijdrage geleverd aan de ecologische structuur in de vorm van een stapsteen aan de achterzijde van de voormalige intensieve veehouderij.

Er zijn geen meldingen bekend over de aanwezigheid van andere zeldzame en/of beschermde planten- en diersoorten. Om definitief uit te sluiten dat met het planvoornemen verder geen beschermde flora en fauna in gevaar worden gebracht heeft een quickscan flora en fauna plaatsgevonden. De conclusie van deze quick-scan luidt als volgt:

In het onderzoeksgebied komen mogelijk verschillende beschermde soorten voor die vermeld staan op de lijsten van de Flora- en faunawet.

Mogelijk voorkomende grondgebonden zoogdieren en een aantal soorten amfibieën komen voor op de FFlijst 1. Voor soorten van FFlijst 1 geldt een vrijstelling: bij het uitvoeren van ruimtelijke ingrepen is het voor deze soorten niet noodzakelijk een ontheffing aan te vragen.

34 werkzaamheden echter worden uitgevoerd

rekeninghoudend met onder andere de broedtijd van vogels, zullen geen nadelige effecten optreden ten aanzien van vogels en is het niet noodzakelijk een ontheffing aan te vragen.

Mogelijk in het onderzoeksgebied voorkomende vleermuizen staan vermeld op de FFlijst 3 en zijn ontheffingsplichtig. Naar verwachting treden er geen effecten op ten aanzien van vleermuizen.

De aanbevelingen uit de quickscan met betrekking tot vogels dienen in acht te worden genomen. De werkzaamheden met betrekking tot de realisering van de uitbreiding van Eraspo zullen voor de overige soortgroepen geen overtreding van de natuurwet tot gevolg hebben.

Het aanleggen van groenstructuren en regenwaterretentie rondom de bedrijfsuitbreiding en het maken van nieuwe natuur langs de Eeuwelsche loop kan een positieve ontwikkeling zijn binnen deze Regionale Natuur en Landschapseenheid. Deze structuren kunnen zo ingericht worden dat deze zo optimaal mogelijk functioneren voor vogels en amfibieën. Rekening houdend met deze soortgroepen kan deze inrichting een functionele bijdrage leveren aan de natuurwaarden van het agrarische landschap in de omgeving.

Het rapport ‘Quickscan natuurwaarden, onderzoeksgebied Meijelseweg 53’, uitgevoerd door Staro d.d. april 2009, is als losse bijlage beschikbaar.

Het plangebied is gelegen op een afstand van ruim 900 meter van het beschermde natuurgebied De Groote Peel en op een afstand van ruim 400 meter van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Gezien deze afstanden wordt ervan uit gegaan dat het planvoornemen geen invloed heeft op de natuur waarden van deze gebieden.

1 Ecologische hoofdstructuur

35 4.4 Archeologie en cultuurhistorie

Bij de opstelling en de uitvoering van ruimtelijke plan-nen moet rekening gehouden worden met bekende archeologische waarden. De locatie behoort op de

‘Cultuurhistorische waardenkaart’ van de provincie Limburg tot een gebied met lage indicatieve archeologische waarden. Bovendien is het plangebied ter plaatse van de nieuwe hallen gebruikt ten behoeve van de akkerbouw. Hierdoor is de bovenlaag van de gronden geroerd. Het is dan ook niet noodzakelijk een archeologisch onderzoek uit te voeren.

Binnen het plangebied zijn geen bestaande archeologische monumenten aanwezig. In het plangebied liggen evenmin rijksmonumenten of gebouwen die zijn opgenomen in het Monumenten Inventarisatie Project (MIP). De realisatie van de hallen op de voorgenomen locatie veroorzaakt geen veranderingen en/of verstoringen in of aan de aanwezige cultuurhistorisch waardevolle elementen in het plangebied en de directe omgeving.

1 uitsnede indicatieve archeologische waarden-kaart provincie Noord Brabant

1

36 5.1 Watertoets

Het doel van de watertoets is om water een uitge-sproken en inhoudelijk betere plaats te geven bij het opstellen en beoordelen van alle waterhuishoudkun-dig relevante plannen. De watertoets vraagt niet al-leen een beschrijving van de waterhuishoudkundige situatie en de invloed die de voorgestane ruimtelijke ontwikkelingen hebben, maar ook een vroegtijdig overleg met waterbeheerders.

Het planvoornemen wordt in het kader van de Watertoets voorgelegd aan het watertoetsloket van het Waterschap Aa en Maas. De reactie van het Waterschap zal in dit bestemmingsplan worden verwerkt.

5.2 Waterkansenkaart

Op de waterkansenkaart uit 2005 van waterschap Aa en Maas, is het plangebied (deels) gelegen in een gebied met een gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) van dieper dan 50 cm onder maaiveld.

Hydrologisch neutraal bouwen is hier niet mogelijk zonder ingrijpende maatregelen voor onder andere waterberging. Waterhuishoudkundig onderzoek is nodig om de maatregelen vast te stellen. Conform de Watersysteemkaart liggen de meest nabij zijnde primaire waterstromen op ruime afstand van het plangebied. Het plangebied is in het zuiden gelegen 1

1 uitsnede

waterkansenkaart 2005 2 Waterschap Aa en Maas

2

37 tegen de Eeuwselse loop waar de kans bestaat dat

oppervlaktewater buiten haar oeverbedding treedt en zorgt voor water op maaiveld. Dit verschijnsel heet inundatie vanuit oppervlaktewater en is meestal het gevolg van hevige regenval. In het plangebied is de kans op inundatie vanuit oppervlaktewater, in 2015, eens per honderd jaar of vaker. Om deze gebieden geschikt te maken voor bebouwing zijn ingrijpende maatregelen nodig.

5.3 Invloed van het planvoornemen

Het planvoornemen gaat uit van de bouw van twee hallen. Als gevolg hiervan zal het aandeel verhard oppervlak toenemen, waarmee het plan invloed uitoefent op het totale waterbergende vermogen van

Hierbij worden de volgende afwegingsstappen doorlopen: hergebruik, infiltratie, berging, lozing op het oppervlaktewater, lozing op de riolering.

Teneinde te bepalen of het plangebied geschikt is voor infiltratie van hemelwater, is een onderzoek verricht naar de infiltratiemogelijkheden. De conclusies van dit onderzoek luiden als volgt:

 de bergingsopgave bedraagt 448,7 m³. Deze bergingsopgave geldt alleen indien deze gerealiseerd wordt binnen het bouwblok. Bij realisatie buiten het bouwblok dient gecompenseerd te worden voor het oppervlak van de bergingsvoorziening;

 op de locatie is de GHG > 0,8 en waarschijnlijk groter dan 1,5 m-mv. Hierdoor is het mogelijk om voldoende berging te realiseren op de locatie in open infiltratievoorzieningen.

Het advies luidt als volgt:

 realiseer op de locatie een gescheiden rioleringsstelsel voor hemelwater;

 leg het hemelwaterriool van de gebouwen onder vrij verval naar de infiltratievoorziening. Gebruik

38

 gebruik bij de bouw geen uitlogende bouwmaterialen of zinken of koperen dakgoten en regenpijpen;

 plaats bladvangers in de standpijpen op een hoogte van ongeveer 0,5 m+mv. Bij verstopping van het riool zullen deze dan als overstort fungeren;

 realiseer een open vijverinfiltratie met een inhoud van tenminste 462,6 m³ buiten het bouwblok.

Hiermee wordt een landschappelijk element gecreëerd dat van toegevoegde waarde kan zijn in de natuurontwikkeling van het gebied. De voorziening kan probleemloos een T=10+10% bui opvangen. Bij herhaling van een bui binnen 24 uur zal het water afstromen naar de omgeving en via sloten afgevoerd worden;

 realiseer een afvoerleiding van beperkte diameter die een maximale waterdoorlaat heeft van 1,182 m³/h.

Door het uitvoeren van het advies zal worden voldaan aan de uitgangspunten die door het waterschap gesteld worden. De vereiste berging wordt gerealiseerd, de landelijke afvoer wordt niet overschreden voor een t=10+10% bui. Overstort naar omliggende waterlopen is toegestaan doordat geen uitlogende bouwmaterialen worden gebruikt.

Het rapport ‘Waterhuishoudkundig advies Eraspo BV Meijelseweg 53, Heusden, gemeente Asten met rapportnr: 0345R028w’, uitgevoerd door Archimil d.d.

17-06-2009, is als losse bijlage beschikbaar.

5.4 Riolering

De nieuwe hallen zullen worden aangesloten op het bestaande gemengde riool aan de Meijelseweg.

Hierop zal het vuilwater worden geloosd. Het van het vuil water gescheiden hemelwater wordt opgevangen en geborgen op eigen terrein. Bij extreme neerslagsituaties wordt overtollig hemelwater via een noodoverstort eventueel wel afgevoerd naar de riolering.

39 6.1 Economische haalbaarheid

Eraspo dient te investeren in het bedrijf zodat voldaan kan worden aan de Europese regelgeving. De kosten van de investering zullen door Eraspo zelf worden gedragen. Ook de hiermee samenhangende kosten worden gedragen door Eraspo. Bijkomende kosten, zoals voor de aansluiting op de nutsvoorzieningen en de aanleg van de openbare parkeervoorzieningen, worden eveneens gedragen door Eraspo.

6.2 Maatschappelijke haalbaarheid

Als gevolg van Europese regelgeving dient het bedrijf Eraspo uitgebreid te worden met 2 hallen.

Verplaatsing van het bedrijf naar een bedrijventerrein is niet aan de orde gezien de beperkte werkgelegenheid die het bedrijf met zich meebrengt.

Gelet hierop en op de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit die samengaat met de nieuwe ontwikkelingen, mag worden aangenomen dat tegen het planvoornemen geen overwegende maatschap-pelijke bezwaren zullen bestaan. Desalniettemin is het voor eenieder mogelijk gedurende de periode van terinzagelegging bezwaar in te dienen tegen het plan.

6.3 Conclusie

Het realiseren van de uitbreiding van Eraspo met 2 hallen in het buitengebied van Heusden, gemeente Asten, leidt niet tot overwegende planologische bezwaren. Realisering in combinatie met de overeengekomen compensatie betekent, na een afweging van de verschillende belangen, een aanvaardbare invulling van het plangebied.

6 Haalbaarheid

40 7.1 De te volgen procedure

Het bestemmingsplan doorloopt als (voor)ontwerp respectievelijk vastgesteld en onherroepelijk bestemmingsplan de volgende procedure, te weten:

a. Voorbereiding:

Vooroverleg met diensten van rijk en provincie Watertoets

Inspraak b. Ontwerp:

1e ter inzage legging (ontwerp bestemmingsplan) c. Vaststelling:

Vaststelling door de Raad

2e ter inzage legging (vastgesteld bestemmingsplan)

d. Beroep:

(Gedeeltelijk) onherroepelijk bestemmingsplan Reactieve aanwijzing

Beroep bij Raad van State

In het kader van deze procedure is een bezwarenprocedure mogelijk waarbij eenieder zijn/haar zienswijze (bij de gemeenteraad) kenbaar kan maken. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen wordt daarvan steeds melding gemaakt. Uiteindelijk besluit de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien nodig, over het plan in zijn onherroepelijke vorm.

7.2 Watertoets P.M.

7.3 Het vooroverleg met diensten van Rijk en provincie

P.M.

7.4 Uitkomsten vooroverleg P.M.

In document Bijlage 3 concept ontwerp bp. (pagina 32-45)

GERELATEERDE DOCUMENTEN