Vraag nr. 30
van 25 november 1999 van de heer JOS DE MEYER
Tijdelijk onderwijzend personeel – Uitgestelde be-zoldiging
Op mijn schriftelijke vraag nr. 4 van 1 september 1999 aangaande de uitgestelde bezoldiging van het tijdelijk onderwijzend personeel (Bulletin van V r a-gen en Antwoorden nr. 2 van 22 oktober 1999, b l z . 56) antwoordde de minister dat zij wegens de korte tijdsspanne waarin zij bevoegd was voor Onderwijs nog niet in de mogelijkheid was geweest om dit dossier ten gronde te bestuderen en gefundeerde conclusies te trekken.
Omdat ik veronderstel dat de minister ondertussen wel is "ingereden", kom ik op mijn vragen terug. 1. Welke personeelsleden vielen op dat ogenblik
nog onder het toepassingsveld van het konink-lijk besluit (KB) van 27 juni 1974 ?
2. Aan hoeveel van deze personeelsleden werd ten onrechte een te kleine uitgestelde bezoldiging uitbetaald ?
3. Hoe groot zijn de financiële gevolgen verbon-den aan deze vernietiging ?
4. Welke maatregelen heeft het departement On-derwijs inmiddels genomen opdat de gedupeer-de personeelslegedupeer-den alsnog zougedupeer-den krijgen waar-op ze recht hebben, rekening houdende met het feit dat in juni 2000 de tienjarige verjaringster-mijn voor de betrokken personeelsleden vervalt m . b. t . de uitgestelde bezoldiging verschuldigd in 1990 ?
Antwoord
Het antwoord op de deelvragen 1 tot en met 3 is vervat in het antwoord dat ik heb verstrekt op deelvraag 1 van de vermelde schriftelijke vraag nr. 4 van 1 september 1999.