• No results found

Ik-journalistiek: de redding van de dagbladen?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ik-journalistiek: de redding van de dagbladen?"

Copied!
94
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN

Ik-journalistiek: de redding

van de dagbladen?

Een onderzoek naar het effect van

verschillende vormen van ik-journalistiek op

jongeren

Maaike Poiesz

Masterscriptie Communicatiekunde 31-8-2017

Maaike Poiesz

S2603802

Emmanuel Murandstraat 8

8932 GZ Leeuwarden

m.m.poiesz@student.rug.nl

(2)

Samenvatting

De oplages van de dagbladen nemen steeds verder af. Met name jongeren lezen niet meer de krant: zij geven voorkeur aan het korte en snelle internetnieuws. De vraag is hoe dagbladen ervoor kunnen zorgen dat deze doelgroep de verdiepende krant gaat lezen. Een mogelijke oplossing is verhalende journalistiek, omdat deze vorm van journalistiek ervoor zorgt dat de lezer zich meer betrokken voelt bij het verhaal en hierdoor het plezieriger vindt om verhalende teksten te lezen. Een vorm binnen de verhalende journalistiek is ‘’ik-journalistiek’’ waarin het verhaal vanuit het perspectief van de journalist wordt geschreven. Doordat de journalist zijn of haar gedachten en gevoelens in deze vorm van journalistiek kan bespreken, zou dit voor nog meer betrokkenheid kunnen zorgen. Ik-journalistiek kan er mogelijk voor zorgen dat jongeren zich beter vertegenwoordigd voelen dan zij zich vertegenwoordigd voelen door het huidige nieuws in de dagbladen, aangezien binnen de ik-journalistiek wordt erkend dat de journalist zijn of haar eigen sociale werkelijkheid weergeeft. Omdat jongeren zijn opgegroeid met het idee dat waarheden niet altijd door experts en instituties worden gegeven, maar eerder door ervaringen en meningen, kan dit een positief effect op jongeren hebben.

(3)

Voorwoord

Met deze scriptie rond ik mijn master Communicatiekunde af aan de Rijksuniversiteit Groningen. Tijdens de bachelor Communicatie- en Informatiewetenschappen – die ik voorafgaand aan de master Communicatiekunde heb gevolgd – ben ik door mijn minor Media en Journalistieke Cultuur geïnteresseerd geraakt in de journalistiek. Toen ik tijdens de mastercursus Taal- en Tekstoptimalisatie journalistieke teksten analyseerde, is mijn fascinatie voor de journalistiek nog meer gegroeid. Dit heeft me er uiteindelijk toe doen besluiten mijn masterscriptie over een journalistiek onderwerp te schrijven. Toen ik in november 2016 het scriptieproject Effecten en effectiviteit van journalistieke stijlen voorbij zag komen, werd ik dan ook meteen enthousiast. Nu ligt het eindresultaat voor u.

Er zijn personen die de totstandkoming van deze scriptie mede mogelijk hebben gemaakt, die ik hier graag wil bedanken. Ten eerste wil ik uiteraard mijn scriptiebegeleidster Ninke Stukker bedanken voor haar nuttige feedback en relevante inzichten. Ook heeft Marcel Broersma tussentijds naar mijn stukken gekeken en van feedback voorzien, waarvoor ik hem wil bedanken. Daarnaast wil ik mijn moeder Forscina Rijpma en mijn zus Annehilde Poiesz bedanken voor het actief meezoeken naar respondenten. Hiervoor wil ik tevens Niet Hietbrink en Erik van Schaik bedanken – docenten aan de hogeschool Windesheim in Zwolle. Zij hebben hun studenten gevraagd mee te werken aan mijn onderzoek, wat er mede voor heeft gezorgd dat ik in minder dan twee weken al mijn respondenten had verzameld. Ten slotte had deze scriptie niet voor u gelegen zonder de medewerking van de respondenten: allen nogmaals bedankt voor jullie deelname aan het onderzoek.

Nu rest mij niks anders dan u veel leesplezier toe te wensen! Leeuwarden, 31 augustus 2017

(4)

Inhoudsopgave

1. Inleiding ... 1

2. Literatuurbespreking ... 4

2.1 Kenmerken van verhalende journalistiek ... 4

2.2 Cognitieve effecten van verhalende teksten ... 5

2.3 Kritiek op verhalende journalistiek ... 5

2.4 Ik in de journalistiek ... 6

2.5 I-pistemology als waarheid binnen de ik-journalistiek ... 7

2.6 Persoonlijk betrokken en persoonlijk ironisch ... 8

2.7 Subjectiviteit als taalkundig concept ... 9

2.8 Hypothesen ... 10

3. Methode ... 12

3.1 Design ... 12

3.2 Manipulatie ... 12

3.2.1 Kenmerken persoonlijk betrokken en persoonlijk ironische stijl ... 12

3.2.2 Overige zaken manipulatie ... 19

3.3 Meetmethode ... 20 3.3.1 Waardering ... 20 3.3.2 Narrative engagement ... 21 3.3.3 Geloofwaardigheid ... 22 3.3.4 Natuurlijkheid ... 22 3.3.5 Operationalisering ... 22 3.3.6 Interfererende variabelen ... 23 3.3.7 Overzicht variabelen ... 24 3.4 Pretest ... 24 3.5 Steekproef ... 25 3.6 Procedure ... 26 3.7 Data ... 26 4. Resultaten ... 28 4.1 Waardering ... 28 4.2 Narrative engagement ... 28 4.3 Geloofwaardigheid journalist ... 29 4.4 Natuurlijkheid ... 30

4.5 Effect van leeftijd ... 30

(5)

4.7 Effect van geslacht ... 31

5. Conclusie ... 32

6. Discussie ... 34

6.1 Verklaring resultaten ... 34

6.2 Kritische terugblik ... 36

6.3 Betekenis voor theorievorming en praktijk ... 37

Literatuurlijst ... 39

Bronnenlijst ... 42

Bijlagen ... 43

Bijlage 1: Origineel artikel 1 ... 43

Bijlage 2: Origineel artikel 2 ... 45

Bijlage 3: Toegepaste kenmerken manipulatie ... 47

Bijlage 4: Voorgelegde artikelen ... 48

4.1 Persoonlijk betrokken artikel 1 ... 48

4.2 Persoonlijk ironisch artikel 1 ... 49

4.2 Persoonlijk betrokken artikel 2 ... 50

4.4 Persoonlijk ironisch artikel 2 ... 52

Bijlage 5: Vragenlijst ... 54

Bijlage 6: Resultaten pretest ... 59

Bijlage 7: Verdeling respondenten ... 60

Bijlage 8: Codeboek SPSS ... 62

Bijlage 9: Betrouwbaarheidsmetingen ... 72

Bijlage 10: Vergelijking artikelen ... 73

Bijlage 11: Resultaten ANOVA ... 74

Bijlage 12: Effect bekendheid onderwerp op aantrekkelijkheid artikel 2 ... 78

Bijlage 13: Effect bekendheid onderwerp ... 79

Bijlage 14: Effect interesse onderwerp op narrative engagement artikel 1 ... 80

Bijlage 15: Effect interesse onderwerp ... 81

Bijlage 16: Richting effect leeftijd ... 82

Bijlage 17: Effect leeftijd ... 83

Bijlage 18: Effect opleidingsniveau ... 85

Bijlage 19: Effect frequentie krant lezen ... 86

(6)

Tabellenlijst

Tabel 1 Design ... 12

Tabel 2 Subvariabelen persoonlijk betrokken en persoonlijk ironische stijl ... 12

Tabel 3 Overzicht variabelen ... 24

Tabel 4 Gemiddelden en standaarddeviaties waardering ... 28

Tabel 5 Gemiddelden en standaarddeviaties narrative engagement ... 29

Tabel 6 Gemiddelden en standaarddeviaties geloofwaardigheid journalist ... 29

Tabel 7 Gemiddelden en standaarddeviaties natuurlijkheid ... 30

Tabel 8 Verdeling geslacht per conditie ... 31

Tabel 9 Frequentie hogere score ... 31

Tabel 10 Toepassing kenmerken manipulatie ... 47

Tabel 11 Verdeling geslacht per conditie ... 60

Tabel 12 Verdeling leeftijd per conditie ... 60

Tabel 13 Verdeling opleidingsniveau per conditie ... 60

Tabel 14 Verdeling frequentie krant lezen per conditie ... 61

Tabel 15 Codeboek SPSS ... 62

Tabel 16 Cronbach's Alpha per variabele ... 72

Tabel 17 Resultaten vergelijking artikelen ... 73

Tabel 18 Gemiddelden, standaarddeviaties en statistische toetsen artikel 1 ... 74

Tabel 19 Gemiddelden, standaarddeviaties en statistische toetsen artikel 2 ... 76

Tabel 20 Resultaten interactie bekendheid onderwerp x afhankelijke variabelen ... 79

Tabel 21 Resultaten interactie interesse onderwerp x afhankelijke variabelen ... 81

Tabel 24 Resultaten ANCOVA met leeftijd als covariaat ... 83

Tabel 25 Resultaten gecontroleerd voor effect leeftijd ... 84

Tabel 3 Resultaten interactie opleidingsniveau x afhankelijke variabelen ... 85

Tabel 27 Resultaten interactie frequentie krant lezen x afhankelijke variabelen ... 86

Tabel 22 Gemiddelden en standaardfouten per geslacht artikel 1 ... 87

(7)

1

1. Inleiding

De papieren krant heeft het zwaar: de inkomsten van zowel adverteerders als lezers zijn gedaald (Broersma & Peters, 2013). Het blijkt dat met name jongeren steeds minder de krant lezen (Minditch, 2005). Dit komt mede doordat er tegenwoordig online gratis interactieve content wordt aangeboden. Hierdoor is het internet een aantrekkelijk medium geworden om nieuws tot je te nemen en om nieuws te verspreiden (Broersma, 2010a). Op het internet worden lezers ‘’overspoeld met nieuws dat kort, snel, mobiel, amusant en ook nog eens gratis is’’ (Blanken & Jong, 2014, p. 30). Ondanks de voordelen van het digitale nieuws is het van belang dat dagbladen blijven bestaan. Dagbladen doen namelijk aan onderzoeksjournalistiek, geven verschillende perspectieven weer op het nieuws en geven daarmee over het algemeen ook meer verdiepend nieuws (Lawrence, 1993). Om de verdiepende krant door de jaren heen te kunnen blijven financieren, is het aan te bevelen om nieuwe vormen van journalistiek te overwegen, waar deze verdiepende functie duidelijk uit blijkt.

Costera Meijer (2010) is van mening dat dagbladen moeten luisteren naar wat de lezer van het nieuws wil weten. Dit geldt met name voor groepen die zich niet voelen bediend door de huidige journalistiek, zoals jongeren. Zij willen bijvoorbeeld niet alleen op de hoogte worden gehouden van wat er speelt in de wereld, maar dat ook gehoor wordt gegeven aan ‘’..de essentie van hun persoonlijke vraagstukken en gezichtspunten’’ (p. 227). Door naar dit soort zaken te luisteren, ontstaat er representatieve journalistiek. Representatieve journalistiek is journalistiek die voldoet aan de wensen van de lezer, waardoor de lezer zich letterlijk gepresenteerd voelt. De dagbladen moeten zich dus afvragen hoe zij zich duidelijk kunnen onderscheiden van het digitale nieuws, terwijl er tegelijkertijd gehoor moet worden gegeven aan de wensen van de krantenlezers.

(8)

2 de huidige dagbladen zie je dan ook met regelmaat verhalende journalistiek voorbij komen, zoals in reportages of sfeerverhalen (Asbreuk & Moor, 2013).

Er is echter ook een vorm binnen de verhalende journalistiek waar tegenwoordig nog niet veel gebruik van wordt gemaakt, namelijk journalistieke verhalen vanuit het perspectief van de journalist (Blanken & Jong, 2014). Bij deze zogenoemde ‘’ik-journalistiek’’ wordt het verhaal vanuit het perspectief van de journalist geschreven, waarbij vaak de gedachtes en meningen van de journalist openlijk worden weergegeven (Harbers & Broersma, 2014). Door Harbers en Broersma (2014) worden twee verschillende vormen van ik-journalistiek beschreven. Ten eerste beschrijven zij de persoonlijk betrokken vorm van ik-journalistiek. Hoewel de journalist in deze stijl de werkelijkheid beschrijft vanuit zijn of haar eigen belevingswereld, wordt in deze stijl toch geprobeerd de lezer te overtuigen dat wat hij of zij vertelt de werkelijkheid is. Daarnaast beschrijven Harbers en Broersma (2014) de persoonlijk ironische vorm van ik-journalistiek, waarin de journalist juist openlijk twijfelt over zijn of haar manier van het presenteren van de werkelijkheid.

Hoewel er in sommige genres, zoals opinieteksten en reportages, al gebruik wordt gemaakt van deze vormen ik-journalistiek (Asbreuk & Moor, 2013), en hoewel een paar bekende Nederlandse journalisten zoals Joris Luyendijk en Arnon Grunberg gebruik maken van ik-journalistiek (Luyendijk, 2009; Harbers & Broersma, 2014), worden ik-journalistieke verhalen nog relatief weinig in de ik-vorm geschreven (Asbreuk & Moor, 2013). Dit is opmerkelijk, aangezien schrijvers van ik-journalistiek prijswinnende en gewaardeerde journalisten zijn (Harbers & Broersma, 2014). Tevens wordt volgens Costera Meijer (2010) een artikel aantrekkelijker om te lezen als het verhaal vanuit een insiderpositie wordt verteld. Er zijn dus duidelijke verwachtingen dat ik-journalistiek door de lezer wordt gewaardeerd. Maar is het daadwerkelijk zo dat lezers ik-journalistiek waarderen? En voelt een lezer zich meer betrokken bij het onderwerp als het verhaal wordt beschreven vanuit het ik-perspectief? Deze vragen zijn met name interessant om voor jongeren te kunnen beantwoorden, aangezien dit een groep is die weinig de krant leest en zich niet altijd voelt aangesproken door de meer traditionele vormen van journalistiek (Minditch, 2005, Costera Meijer, 2010). In dit onderzoek wordt dan ook beoogd een antwoord te geven op de volgende onderzoeksvraag:

Wat is het effect van verschillende vormen van ik-journalistiek op jongeren?

(9)
(10)

4

2. Literatuurbespreking

2.1 Kenmerken van verhalende journalistiek

Verhalende journalistiek is het toepassen van literaire technieken in een nieuwsverhaal (Krieken, Hoeken & Sanders, 2015). Rigney (2006) stelt dat een verhaal een representatie is van samenhangende gebeurtenissen waarbij de menselijke ervaring een centrale rol speelt. Zij benoemt kenmerken die typerend zijn voor verhalen en veel van deze literaire technieken zijn logischerwijs terug te vinden in verhalende journalistiek. Ten eerste staan personages en hun ervaringen centraal in verhalen. In verhalen wordt geprobeerd betrokkenheid bij de lezer voor één of meerdere personages te creëren (Blanken & Jong, 2014; Krieken, Hoeken & Sanders, 2015). Doordat naar voren komt hoe personages bepaalde situaties ervaren, kan de lezer zich met de personages identificeren. Hoe verhalen er precies voor kunnen zorgen dat de lezer zich beter kan identificeren, wordt in de volgende paragraaf toegelicht, evenals andere cognitieve effecten van verhalen op de lezer. Door identificatie met één of meerdere personages kan de lezer zich meer betrokken worden bij de beschreven gebeurtenissen (Rigney, 2006). Dit maakt het voor de lezer prettig om te lezen (Sanders & Hoeken, 2015). Het uiteindelijke doel van verhalende journalistiek is dan ook om de lezer dichterbij een daadwerkelijke gebeurtenis te brengen (Asbreuk & Moor, 2013). Dit doel wordt tevens verwezenlijkt door het creëren van sfeer (Blanken & Jong, 2014). Hartsock (2000) vindt tevens het creëren van sfeer typerend voor non-fictie – verhalen die op de werkelijkheid zijn gebaseerd. Hij vindt het beschrijven van situaties kenmerkend voor verhalende journalistiek, waarbij concrete details worden beschreven en waarin activiteit wordt laten zien.

(11)

5

2.2 Cognitieve effecten van verhalende teksten

Het lezen van verhalende journalistiek heeft positieve effecten op lezers. Zo blijkt dat de lezer de personages beter kan begrijpen in een verhaal, doordat in verhalen de gedachtes en gevoelens van personages uit de gebeurtenis worden weergegeven (Sanders & Hoeken, 2015). Hierdoor kunnen lezers van verhalende artikelen zich ook beter identificeren in de overtuigingen en keuzes van personages in de besproken gebeurtenissen (Appel & Malečkar, 2012; Green & Brock, 2000). Dit wordt identificatie genoemd en dit kan in sommige gevallen zelfs tot attitude- en gedragsverandering leiden (Graaf, Sanders & Hoeken, 2016). Zo blijkt dat het lezen van een journalistiek verhaal een positieve invloed heeft op de houding ten opzichte van het issue dat in een artikel wordt besproken en zorgt het lezen van journalistieke verhalen over gestigmatiseerde groepen voor meer sympathie voor deze groepen (Shen, Ahern & Baker, 2014; Oliver et al., 2012). Ook Van Krieken, Hoeken & Sanders (2015) tonen aan dat lezers van een verhalend artikel zich beter kunnen identificeren met personages in vergelijking met lezers van een niet-verhalend artikel. Daarnaast bleek dat het lezen van narratieve journalistiek tot gevolg had dat lezers zich meer aanwezig voelden bij de besproken gebeurtenis (Krieken, Hoeken & Sanders, 2015). Dit wordt transportatie genoemd (Green & Brock, 2000).

In het algemeen kan er dus geconcludeerd worden dat het lezen van verhalende journalistiek ervoor zorgt dat de lezer zich meer betrokken voelt bij de personages en zich meer aanwezig voelt bij de besproken gebeurtenis. Er zijn dan ook duidelijke verwachtingen dat narratieve journalistiek wordt gewaardeerd. Zo laat Wahl-Jorgenson (2013) zien dat verhalende journalistiek vaak wordt geprezen en vertellen Sanders en Hoeken (2015) dat narratieve journalistiek een plezierige leeservaring is. Daarnaast zorgt een hogere transportatie vaak voor een hogere mate van plezier tijdens het lezen (Green, Brock & Kaufman, 2004). Ook Costera Meijer (2010) adviseert om een goed verhaal te vertellen, bij voorkeur uit een insiderperspectief, omdat dit voor de lezer de doorslag kan geven om de krant daadwerkelijk open te slaan. Echter is er nog nauwelijks effectonderzoek gedaan naar de waardering van narratieve journalistiek. Als de zojuist benoemde verwachtingen ook in effectonderzoek worden aangetoond, is het publiceren van meer verhalende journalistiek een aantrekkelijke manier voor dagbladen om zowel lezers te behouden als om nieuwe lezers aan te trekken.

2.3 Kritiek op verhalende journalistiek

(12)

6 traditionele opvatting binnen de journalistiek heeft kritiek op verhalende journalistiek, omdat deze vorm van journalistiek te veel subjectieve elementen zou bevatten. Zo zou verhalende journalistiek het idee geven dat de feiten niet objectief worden weergegeven en zou verhalende journalistiek te veel emotie met zich meebrengen (Harbers & Broersma, 2014; Wahl-Jorgenson, 2013). Narratieve journalisten laten dan ook hun eigen gedachtes en emoties zien, om op basis daarvan informatie te presenteren. Hiermee wordt erkend dat de realiteit die zij beschrijven, gebaseerd is op hun eigen interpretatie daarvan (Hartsock, 2000). Oftewel, journalisten proberen over te brengen hoe zij bepaalde gebeurtenissen zelf hebben ervaren (Lehman, 1997). Wanneer de mening van de journalist duidelijk naar voren komt, kan het volgens critici zo zijn dat de lezer deze mening als algemene waarheid gaat beschouwen. Dit is volgens critici problematisch, aangezien het volgens hen belangrijk is dat de lezer zelf een mening vormt aan de hand van objectief weergegeven feiten (Dijck, 1993).

Binnen de meer moderne visie van journalistiek, bestaat de mening dat gedoseerde subjectiviteit niet problematisch hoeft te zijn. Waarom een bepaalde mate van subjectiviteit volgens deze visie niet problematisch is, wordt in de volgende paragraaf toegelicht. Opvallend is dat de kritiek op verhalende journalistiek niet altijd terecht is. Omdat er sprake is van non-fictie – de verhalen zijn op de werkelijkheid gebaseerd – is het helemaal niet het geval dat er zaken worden weggelaten of verdraaid. Hoe kan het dan dat dit beeld bestaat over narratieve journalistiek? Dit komt mede doordat verhalende journalistiek qua vorm lijkt op fictie, waardoor het soms ook beoordeeld wordt als fictie (Harbers & Broersma, 2014). De waarheid van verhalende journalistiek wordt door krantenlezers dus vaak in twijfel getrokken, omdat zij niet gewend zijn aan deze vorm van journalistiek. Lezers zijn gewend aan de standaardroutines van de krant en zodra deze niet worden toegepast, kan een artikel op krantenlezers minder natuurlijk en geloofwaardig overkomen. De spanning tussen non-fictie en fictie is dan ook een belangrijk onderwerp als het gaat om journalistieke verhalen (Lehman, 1997).

2.4 Ik in de journalistiek

(13)

7 de journalist zelf een onderdeel is van het verhaal. Dit is bijvoorbeeld het geval bij ‘’Gonzo Journalism’’ (Crease, Martin & Pesic, 2017). Gonzo Journalism is een Engelse term voor wat in de Nederlandse taal ik-journalistiek kan worden genoemd. Dit zijn journalistieke verhalen die vanuit het ik-perspectief worden geschreven en waar de journalist zelf een rol in speelt (NRC Stijlboek, z.d.).

Dat het ik-perspectief nog weinig wordt toegepast in de dagbladenjournalistiek, komt mede doordat de journalist in het ik-perspectief zijn of haar ervaringen, gedachten en emoties vaak naar voren laat komen. Hierdoor wordt erkend dat de journalist invloed heeft op de representatie van de werkelijkheid (Habers & Broersma, 2014), waar kritiek op is vanuit de traditionele visie binnen de journalistiek. Binnen de meer moderne opvatting wordt echter hier anders naar gekeken. Volgens Broersma (2010b) is er altijd al sprake van een sociale constructie van de werkelijkheid als een journalist een artikel schrijft. Fishman (1980) gaf dit al decennia geleden aan. Hij legt uit dat nieuws nooit als de realiteit kan worden beschouwd, omdat de realiteit – en daarmee het nieuws – altijd gemaakt wordt binnen een bepaald systeem. Volgens Broersma (2010b) is het belangrijk om in een artikel de lezer te overtuigen dat datgene dat wordt verteld de waarheid is, zodat de lezer de interpretatie van de journalist als waarheid kan beschouwen. In verhalen is het dus van belang om een werkelijkheidseffect te creëren (Rigney, 2006).

2.5 I-pistemology als waarheid binnen de ik-journalistiek

Tegenwoordig lijkt een persoonlijke manier van het presenteren van informatie – waarvan sprake is binnen de ik-journalistiek – meer van toepassing te zijn. De manier om de lezer te overtuigen van de waarheid, gaat tegenwoordig namelijk anders dan in het verleden. Van Zoonen (2012) introduceert hierbij het passende begrip ‘’I-pistemology’’. Hiermee wordt een proces bedoeld in de huidige maatschappij waarin er een verschuiving plaatsvindt van de werkelijkheid van experts en instituties, naar de werkelijkheid van eigen ervaringen en meningen. De lezer van een artikel wordt dus niet per se overtuigd doordat er bepaalde expertises en instanties worden aangehaald, maar waarschijnlijk eerder doordat een journalist zijn of haar keuzes en interpretaties in een artikel toelicht. Dit verklaart wellicht ook waarom de verhalende ik-journalistiek steeds meer in opkomst is. Binnen deze vorm van journalistiek wordt namelijk erkend dat de journalist zijn of haar eigen sociale werkelijkheid weergeeft (Harbers & Broersma, 2014), en dat dit niet slechts objectief tot stand komt door informatie die experts en instituties geven. Ik-journalistiek lijkt hiermee representatieve journalistiek te zijn. Dit is waarschijnlijk met name voor jongeren het geval, aangezien deze groep is opgegroeid met het idee dat waarheden niet altijd door experts en instituties worden gegeven. Aangezien jongeren zich vaak niet vertegenwoordigd voelen door het huidige nieuws in de dagbladen (Costera Meijer, 2010), zou ik-journalistiek ervoor kunnen zorgen dat zij zich beter gepresenteerd voelen.

(14)

8 verschijnsel is, is er weinig bekend over deze vorm van journalistiek. Er zijn echter wel typerende kenmerken van ik-journalistiek. Ten eerste wordt het verhaal uiteraard geschreven vanuit het ik-perspectief en wordt het verhaal chronologisch verteld (Harbers & Broersma, 2014). Ook wordt laten zien hoe het verhaal tot stand is gekomen en hoe de journalist gesprekken en gebeurtenissen ervaart. De persoonlijkheid van de journalist zelf kan dus een belangrijke rol spelen in het verhaal (Crease, Martin & Pesic, 2017). Ten slotte is aandacht hebben voor de omgeving en de emotionele impact kenmerkend. Al met al worden de grenzen tussen openbaar en privé, tussen ‘’hard news’’ en ‘’soft news’’ en tussen informatie en entertainment binnen de ik-journalistiek uitgewist (Harbers & Broersma, 2014).

2.6 Persoonlijk betrokken en persoonlijk ironisch

(15)

9 op welke manier dat wordt verteld (Broersma, 2010b). Hij is dan ook van mening dat de journalist het volledige proces moet beschrijven van het tot stand komen van een artikel of verhaal (Luyendijk, 2009). Volgens hem is ‘’de toegevoegde waarde van redacties bij kwaliteitskranten hun vermogen om informatie kritisch te evalueren en te decoderen’’ (p. 9). Dat journalisten hun keuzes niet expliciet toelichten, is volgens Luyendijk dan ook zonde. Al met al zijn de volgende kenmerken typerend voor de persoonlijk betrokken stijl en deze kenmerken zullen in de methodesectie concreter worden toegelicht: de journalist is waarnemer van het verhaal, de journalist geeft impliciete oordelen door middel van ironie, de journalist presenteert informatie aan de hand van de totstandkoming van het verhaal en de journalist gebruikt ambigue taal.

2.7 Subjectiviteit als taalkundig concept

Binnen de ik-journalistiek wordt door Harbers en Broersma (2014) van subjectiviteit gesproken, omdat journalisten in deze verhalende journalistiek hun eigen gedachtes, ervaringen en gevoelens laten zien. Het is relevant om te kijken hoe er binnen de taalkunde naar subjectiviteit wordt gekeken, aangezien de taalkunde laat zien hoe de kenmerken van de subjectieve vormen van ik-journalistiek concreet in taal tot uiting komen. Subjectiviteit wordt in de taalkunde gedefinieerd als ‘’het uitdrukken van houdingen, overtuigingen, meningen, emoties en evaluaties’’ (Vis, Sanders & Spooren, 2012, p. 96). Als je wilt beoordelen of een tekst subjectief is, kan er naar de mate van stance worden gekeken. Stance kijkt naar de talige codering van kennisstatus, evaluatie en opinie (Gray & Biber, 2012). Er zijn woordsoorten die van zichzelf een bepaalde mate van subjectiviteit met zich meebrengen, zoals bijwoorden van graad en mentale werkwoorden (Vis, Sanders en Spooren, 2012). Daarnaast zijn er ook woordsoorten die van nature niet per se subjectief zijn, maar wel in een subjectieve vorm gebruikt kunnen worden. Dit wordt connotatie genoemd (Lagerwerf, Schurink & Oegema, 2011). Er is sprake van connotatie wanneer woorden positief of negatief gekleurd zijn. De kleuring die een bepaald woord met zich meebrengt, zorgt er namelijk voor dat de evaluatie van de schrijver zichtbaar wordt (Gray & Biber, 2012). Subjectiviteit kan zich dus op verschillende manieren in een journalistieke tekst manifesteren.

(16)

10

2.8 Hypothesen

Om journalisten en dagbladen een advies te kunnen geven over welke vorm van ik-journalistiek zij het best kunnen toepassen, zal er een aantal hypothesen worden getoetst. Er wordt gekeken naar ik-journalistiek, omdat dit waarschijnlijk voor jongeren een representatieve vorm van journalistiek is. Jongeren zijn namelijk opgegroeid met het idee dat waarheden niet altijd door experts en instituties worden gegeven, maar eerder door ervaringen en meningen (Zoonen, 2012), en binnen de ik-journalistiek wordt erkend dat de journalist zijn of haar eigen sociale werkelijkheid weergeeft (Harbers & Broersma, 2014). Aangezien jongeren zich momenteel vaak niet vertegenwoordigd voelen door het nieuws in de dagbladen (Costera Meijer, 2010), zou ik-journalistiek ervoor kunnen zorgen dat zij zich beter gepresenteerd voelen. Of dit daadwerkelijk het geval is, wordt getoetst aan de hand van de volgende onderzoeksvraag:

Wat is het effect van verschillende vormen van ik-journalistiek op jongeren?

Om een antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag, zal ten eerste worden gekeken naar de waardering van jongeren voor de verschillende vormen van ik-journalistiek. Omdat binnen de twee besproken vormen van verhalende ik-journalistiek de informatie op verschillende manieren wordt gepresenteerd (Harbers & Broersma, 2014), waardeert de lezer deze twee vormen mogelijk ook verschillend. Aan de hand hiervan is hypothese 1 opgesteld:

H1: Er is een verschil in waardering bij jongeren tussen de persoonlijk betrokken vorm

van ik-journalistiek en de persoonlijk ironische vorm van ik-journalistiek.

Uit de besproken theorie bleek dat narratieve journalistiek ervoor zorgt dat lezers zich meer betrokken voelen (Appel & Malečkar, 2012; Green & Brock, 2000; Krieken, Hoeken & Sanders, 2015; Oliver et al., 2012; Shen, Ahern & Baker, 2014). Omdat binnen de twee vormen van ik-journalistiek verschillende verteltechnieken worden toegepast door de journalisten (Harbers & Broersma, 2014), kan de lezer zich mogelijk op verschillende manieren betrokken voelen. Op basis hiervan, is hypothese 2 geformuleerd:

H2: Er is een verschil in de mate waarin er bij jongeren sprake is van narrative

engagement tussen de persoonlijk betrokken vorm van ik-journalistiek en de persoonlijk ironische vorm van ik-journalistiek.

Daarnaast bleek dat de informatie die wordt gepresenteerd in de persoonlijk betrokken vorm door de lezer waarschijnlijk als geloofwaardiger wordt beoordeeld dan de persoonlijk ironische vorm, omdat in de persoonlijk betrokken vorm van ik-journalistiek de informatie op traditionele wijze wordt gepresenteerd (Harbers & Broersma, 2014). Hierdoor denkt de lezer eerder dat de journalist zijn of haar werk naar behoren heeft uitgevoerd (Broersma, 2010a). Of dit daadwerkelijk het geval is, wordt getoetst in hypothese 3:

H3: De gepercipieerde mate van geloofwaardigheid van de journalist onder jongeren is

hoger bij de persoonlijk betrokken vorm van ik-journalistiek ten opzichte van de persoonlijk ironische vorm van ik-journalistiek.

(17)

11 betrokken vorm (Harbers & Broersma, 2014). Er wordt dus verwacht dat de persoonlijk betrokken vorm natuurlijker overkomt op de lezer dan de persoonlijk ironische vorm. Op basis hiervan, is hypothese 4 geformuleerd:

H4: De gepercipieerde mate van de natuurlijkheid van een artikel onder jongeren is

hoger bij de persoonlijk betrokken vorm van ik-journalistiek ten opzichte van de persoonlijk ironische vorm van ik-journalistiek.

(18)

12

3. Methode

3.1 Design

Om het effect van ik-journalistiek op jongeren te meten, heeft er een experiment plaatsgevonden. Hiervoor werden er twee condities met elkaar vergeleken: een conditie met de persoonlijk betrokken vorm van ik-journalistiek en een conditie met de persoonlijk ironische vorm van ik-journalistiek. Het doel van het experiment was om te achterhalen wat het effect is van verschillende vormen van ik-journalistiek op jongeren. In het experiment was er sprake van een ‘’Posttest Only Control Group Design’’ (Baxter & Babbie, 2003). Het design is in tabel 1 schematisch weergegeven.

Tabel 1 Design

Persoonlijk betrokken Persoonlijk ironisch

Tekst 1 Groep 1 Groep 3

Tekst 2 Groep 2 Groep 4

Om uit te kunnen sluiten dat mogelijke verschillen niet te wijten waren aan toeval, is er een herhaalde meting gedaan. Er zijn dus twee teksten per conditie getoetst. Op deze manier kan met meer zekerheid worden gesteld dat eventuele gevonden verschillen werden veroorzaakt door de manipulatie. Dit maakt dat er in totaal vier verschillende groepen waren, waarvan twee groepen binnen dezelfde conditie vielen. Er was sprake van een tussenproefpersoon ontwerp, omdat aan elke conditie onafhankelijke respondenten werden toegekend.

3.2 Manipulatie

3.2.1 Kenmerken persoonlijk betrokken en persoonlijk ironische stijl

In dit onderzoek werden verschillende vormen van ik-journalistiek gemanipuleerd. Om de interne validiteit te waarborgen, was het van belang dat de onafhankelijke variabele op een optimale manier werd gemanipuleerd. De manipulatie moest dus juist en duidelijk zijn. Dit werd verwezenlijkt door in één conditie slechts kenmerkende elementen van de persoonlijk betrokken vorm van ik-journalistiek toe te passen en de andere conditie slechts kenmerkende elementen van de persoonlijke ironische vorm van ik-journalistiek toe te passen. In tabel 2 worden de verschillen tussen de persoonlijk betrokken en persoonlijk ironische conditie tegenover elkaar gezet. Dit zijn de gemanipuleerde subvariabelen.

Tabel 2 Subvariabelen persoonlijk betrokken en persoonlijk ironische stijl

Persoonlijk betrokken stijl Persoonlijk ironische stijl

1. Ik-verteller: onderdeel van het verhaal. 1. Ik-getuige: waarnemer van het verhaal. 2. Stellige oordelen. 2. Impliciete oordelen door ironie.

3. Informatie presenteren aan de hand van herkenbare journalistieke rapportagetechnieken.

3. Informatie presenteren aan de hand van de totstandkoming van het verhaal. 4. Eenduidige taal: bijvoeglijke naamwoorden,

epistemische bijwoorden die zekerheid aangeven, etc.

(19)

13 Kenmerken die typerend zijn voor beide vormen van ik-journalistiek zijn: een ik-perspectief, chronologie, laten zien hoe de journalist gesprekken en gebeurtenissen ervaart, het persoonlijk maken van informatie, aandacht voor de omgeving en aandacht voor de emotionele impact (Harbers & Broersma, 2014). Deze kenmerken kwamen in beide condities naar voren. Om de externe validiteit te waarborgen, zijn er manipulaties gemaakt aan de hand van twee reeds bestaande artikelen. Dit zijn de artikelen met de titels ‘’Andere arbeidsmoraal’’ (zie bijlage 1) en ‘’Soldaten plukken aan mijn schermvest’’ (zie bijlage 2). Er is voor gekozen om artikelen van Grunberg, die de persoonlijk ironische vorm toepast, als basis te nemen voor de manipulaties. De reden hiervoor is dat de artikelen van Fisk, een journalist die typerend is voor de persoonlijk betrokken vorm, in het Engels geschreven zijn. Dit kon mogelijk vertaalproblemen met zich meebrengen. Daarnaast is ironie een lastig concept om te concretiseren (Hutcheon, 1994). Door teksten als basis te nemen waarin ironie al verwerkt is, werd dit probleem verholpen. Hierbij is het van belang om te vermelden dat er niet werd gekeken naar de persoonlijke stijl van de journalisten Grunberg en Fisk, maar naar de stijlen die zij toepassen. Daarom is – als dit het experiment ten goede kwam – een aantal zaken in de originele artikelen aangepast. Zo zijn moeilijke termen veranderd in meer gangbare termen, omdat respondenten uit de pretest aangaven deze woorden niet te begrijpen, zoals in paragraaf 3.4 zal worden toegelicht. Het uiteindelijke hoofddoel van de manipulatie was om de subvariabelen die in tabel 2 worden beschreven duidelijk naar voren te laten komen.

Hieronder zullen de vier taalkundige verschillen tussen de persoonlijk betrokken en persoonlijk ironische vorm van ik-journalistiek concreet worden toegelicht met behulp van voorbeelden. De categorieën zijn verschillend, maar overlappen ook op bepaalde gebieden.

3.2.1.1 Onderdeel van het verhaal versus waarnemer van het verhaal

(20)

14 For many Baghdadis, the day began as it did for me, instinctively ducking as a tremendous explosion clappered over the city. I was trying to make a phone call on my new and inefficient mobile phone when the first rocket exploded on the police station near Andalos Square. I heard the firing of the weapon, a dull thump, and then the swish of the missile overhead. By the time I reached the police headquarters, the road was packed with angry young men and screaming ambulances (Fisk, 2004a, p. 21).

Waar in de persoonlijk betrokken vorm de journalist prominent aanwezig is, is de journalist in de persoonlijk ironische vorm een waarnemer van het verhaal en daarmee meer een auctoriale verteller. Een auctoriale verteller is een verhaal waarin de ‘’ik’’ zelf niet deelneemt (Boven & Dorleijn, 2013). Toch kan er bij de persoonlijk ironische vorm niet gesproken worden van een auctoriale verteller, aangezien het ook voorkomt dat de journalist zelf een rol speelt. Dit betekent dat de journalist in de persoonlijk ironische vorm zowel kenmerken van een auctoriale verteller als een ik-verteller heeft en dit wordt de ik-getuige of getuige-verteller genoemd. Er zijn dan ook kenmerken van een auctoriale verteller die niet toepasbaar zijn op de persoonlijk ironische stijl, zoals menen inzicht te hebben in gedachtes en gevoelens van anderen. Wel komt het voor dat de journalist vertelt wat hij denkt dat anderen denken (Harbers, 2014), maar hierbij blijft de journalist hypothetisch. De kenmerken van een auctoriale verteller die wel duidelijk naar voren komen zijn het presenteren van zowel de wereld waarin de journalist zich beweegt als de wereld waarin het verhaal zich afspeelt, het combineren van de eerste en derde persoon en het geven van commentaar (Boven & Dorleijn, 2013). Ook in de persoonlijk ironische vorm worden sfeerbeschrijvingen gegeven, maar deze beschrijvingen zijn neutraler. Dat wil zeggen: de ervaringen en meningen van de journalist komen niet zo duidelijk naar voren als in de persoonlijk betrokken vorm. In het onderstaande tekstfragment komt duidelijk naar voren dat een ik-getuige waarneemt en tegelijkertijd ook een bijrol heeft in het verhaal:

Mannen en vrouwen in woestijnkleurige uniformen liepen met mij in de richting van de incheckbalie. Het militair personeel in uniformen die meer bescherming bieden in het regenwoud bleef achter. Als enige ongeüniformeerde stond ik in de rij voor een instapkaart (Grunberg, 2009, p. 12).

3.2.1.2 Stellige oordelen versus impliciete oordelen door ironie

Daarnaast is een kenmerkend onderscheid dat in de persoonlijk betrokken vorm stellige oordelen worden gegeven, terwijl in de persoonlijk ironische vorm impliciete oordelen worden gegeven. Bij beide vormen wordt dus commentaar gegeven, maar de manier waarop dit gebeurt, is verschillend. Het geven van stellige oordelen wordt toegepast door de journalist Fisk. Dit is duidelijk te zien in het volgende fragment, waarin hij eerst een bepaalde situatie beschrijft en aan de hand daarvan een conclusie trekt waar een stellig oordeel uit blijkt:

Trucks are arriving in the street beside us, a pick-up and a small lorry with corpses for autopsy. Tony Blair says it is safer here. He is wrong (Fisk, 2004b, p. 27).

(21)

15 (Harbers & Broersma, 2014). Deze manier van het presenteren van commentaar is kenmerkend voor de persoonlijk betrokken vorm van ik-journalistiek. Een manier op deze stellige oordelen naar voren te laten komen is door gebruik te maken van metaforen. Metaforen leggen een verband tussen twee toepassingsdomeinen, namelijk ‘’..het brondomein waar de gebruikswijze vandaan komt en het doeldomein waarop de gebruikswijze wordt toegepast op grond van een gelijkenis’’ (Mazeland, 2016, p. 208). Oftewel er worden twee zaken vergeleken door ze in relatie met elkaar te zetten. Binnen de persoonlijk betrokken vorm wordt gebruik gemaakt van een bepaald type metafoor, namelijk van creatieve metaforen. Creatieve metaforen zijn metaforen waarin de schrijver een bepaald idee of gevoel construeert in een bepaalde context, waarbij een lezer moet ontleden wat er precies door de schrijver wordt bedoeld (Knowles & Moon, 2006). Met andere woorden wordt een begrip vervangen door een beeld (Mazeland, 2016). In het onderstaande voorbeeld omschrijft de journalist de situatie in Beirut, de hoofdstad van Libanon waar destijds oorlog was:

And the sword continues to cut its way through Beirut (Fisk, 2006b).

Hier is het brondomein oorlog en het doeldomein zwaard. Het beeld dat de stad wordt weggekapt met een zwaard, kan lezers een idee of gevoel geven van de context, namelijk van de oorlog in Beirut. Dit is typerend voor creatieve metaforen. In de persoonlijk betrokken vorm wordt dan ook met name gebruik gemaakt van creatieve metaforen die tot de verbeelding spreken, om zo de lezer een duidelijk beeld te geven van de omgeving of situatie.

Daarentegen worden in de persoonlijk ironische vorm juist impliciete oordelen gegeven. Waar Fisk duidelijk zijn mening naar voren laat komen en aan de hand daarvan bepaalde conclusies trekt, laat Grunberg dit achterwege. Grunberg is een journalist die typerend is voor de persoonlijk ironische vorm. Hij wil dat de lezer zelf de informatie interpreteert en daar vervolgens ook zelf een conclusie uittrekt en een oordeel over velt. Hierbij speelt ironie een belangrijke rol, waar voortdurend gebruik van wordt gemaakt. Bij ironie wordt er gespeeld met tegenstrijdigheid en dit betekent dat datgene dat moet worden geïnterpreteerd, niet letterlijk betekent wat er wordt gezegd (Mulsolff, 2017). Dit maakt ironie lastig te begrijpen, aangezien het ook niet simpelweg het tegenovergestelde is van wat er wordt verteld (Hutcheon, 1994). Kenmerkend voor Grunberg is dan ook dat door het gebruik van ironie nooit duidelijk naar voren komt wat zijn mening is ten opzichte van de situaties die hij beschrijft (Harbers, 2014). Hiermee wil hij laten zien dat het moeilijk het is een positie in te nemen, ook als je een situatie van dichtbij meemaakt (Harbers & Broersma, 2014). Ironie kan zich op verschillende manieren manifesteren in een tekst. Het enige waarvan altijd sprake is, is dat de letterlijke betekenis en de geïnterpreteerde betekenis van elkaar afwijken (Hutcheon, 1994). Ironie wordt onder andere verwezenlijkt met behulp van zogenoemde ‘’juxtapositions’’ (Harbers & Broersma, 2014). Dit betekent dat de journalist bepaalde zaken naast elkaar zet die met elkaar contrasteren, waardoor er ambiguïteit wordt gecreëerd, zoals in het volgende fragment:

(22)

16 kaas niet voor mijn neus opvreten.’’ Ik voelde genegenheid voor sergeant Jordy, die Afghanistan niet onvoorbereid zou betreden (Grunberg, 2009, pp. 13-14).

In dit tekstfragment wordt geschetst wat de dagelijkse routines en ergernissen in het militaire kamp zijn, wat contrasteert met de ernstige omstandigheden in Afghanistan (Harbers, 2014). Het creëren van deze tegenstrijdigheden is typerend voor de persoonlijk ironische vorm van ik-journalistiek. Vervolgens geeft Grunberg geen stellig oordeel, maar komt zijn oordeel impliciet naar voren. Door het gebruik van ironie wordt dus nooit duidelijk wat zijn precieze mening is ten opzichte van de situaties die hij beschrijft (Harbers, 2014). In het voorbeeldfragment is dan ook te zien dat hij de beschreven conversatie op zichzelf betrekt en vertelt hij wat hijzelf ervoer na het horen van dit verhaal, maar een algemeen geldende conclusie waar stellig commentaar uit blijkt, trekt hij niet. Een andere manier waarop ironie kan worden ingezet, is door gebruik te maken van metaforen. Binnen de persoonlijk ironische vorm wordt er – net als in de persoonlijk betrokken vorm – gebruik gemaakt van creatieve metaforen. Echter is het verschil dat in deze metaforen ironie wordt toegepast. Een voorbeeld van zo’n ironische metafoor is:

We zijn de Kerstman in een camouflagepak (Grunberg, 2009, p. 259).

Door een relatie te leggen tussen het feestelijke kerstmis en de grimmige sfeer in Irak wordt er wederom tegenstrijdigheid ontwikkeld (Harbers, 2014).

3.2.1.3 Traditionele conventies versus nadruk op totstandkoming

Een duidelijk onderscheid tussen de vormen van ik-journalistiek is dat de persoonlijk betrokken vorm zich vasthoudt aan traditionele journalistieke conventies en standaarden, terwijl bij de persoonlijk ironische vorm de nadruk meer ligt op de totstandkoming van het geschreven verhaal. De nadruk leggen op de totstandkoming van een artikel kan worden geïllustreerd aan de hand van een voorbeeld:

Eigenlijk zou ik willen vragen hoe die signalen zijn opgevangen, maar het lijkt me niet het juiste tijdstip voor dergelijke vragen (Grunberg, 2009, p. 36).

Omdat de journalist ervaring heeft, weet hij waarschijnlijk wanneer het verstandig is om bepaalde vragen wel of niet te stellen om informatie te verkrijgen. Door te vertellen dat het hem beter lijkt iets niet op dat moment te vragen, komt duidelijk naar voren hoe Grunberg als journalist te werk gaat en hoe het artikel dus tot stand is gekomen. Hij laat tevens zien dat hij soms twijfelt over de manier waarop hij zijn informatie verkrijgt en presenteert. Volgens Grunberg is dit een objectieve weergave van de werkelijkheid, omdat hij al zijn gevolgen stappen vertelt en toelicht (Harbers, 2014). Mede door het gebruik van ironie komt de nadruk meer te liggen op de totstandkoming van het artikel (Harbers & Broersma, 2014). Dit in tegenstelling tot de persoonlijke betrokken vorm, waar vaak informatie wordt beschreven zonder hierbij toe te lichten hoe deze informatie precies verkregen is, zoals in het volgende tekstfragment:

(23)

17 Ondanks dat in dit tekstfragment niet wordt toegelicht hoe de informatie is verkregen, zal de lezer hier hoogstwaarschijnlijk geen problemen mee hebben en dit eerder als een objectieve weergave van de werkelijkheid beschouwen (Harbers & Broersma, 2014). Als de journalist niks vertelt over de manier waarop het artikel tot stand is gekomen, gaat de lezer er vanuit dat hij of zij volgens de normen van de journalistiek heeft gehandeld. Door gebruik te maken van deze standaardnormen en -routines, neemt de lezer dus aan dat de journalist zijn of haar werk naar behoren heeft uitgevoerd (Broersma, 2010a). De lezer is namelijk gewend dat een journalist informatie op de bovenstaande manier presenteert en gaat er vanuit dat de journalist deze informatie door middel van een bron heeft verkregen. Dit dus in tegenstelling tot de persoonlijk ironische vorm, waarbij vrijwel elke uitgevoerde stap van de journalist wordt beschreven.

3.2.1.4 Eenduidige taal versus ambigue taal

Ten slotte is een duidelijk verschil het toepassen van eenduidige taal of ambigue taal. Eenduidige taal wordt gecreëerd door te benadrukken dat de journalist ooggetuige is, ervaring heeft of kennis heeft over het onderwerp (Harbers & Broersma, 2014). Op basis hiervan mag worden aangenomen dat wat de journalist beschrijft de waarheid is, bijvoorbeeld omdat hij of zij het zelf heeft gezien of meegemaakt. In de persoonlijk betrokken vorm zie je dit verschijnsel met regelmaat terugkomen, bijvoorbeeld in het volgende tekstfragment:

For 30 years, I've watched this place die and then rise from the grave and then die again, its apartment blocks pitted with so many bullets they looked like Irish lace, its people massacring each other (Fisk, 2006b).

In dit fragment wordt benadrukt dat de journalist al dertig jaar in het gebied woont en dat daarom mag worden aangenomen dat hij kennis heeft van de situatie. Daarnaast wordt duidelijk dat hij zaken als ooggetuige heeft gezien, zoals de schotgaten die hij beschrijft. Hiervoor worden werkwoorden als ‘’kijken’’ en ‘’zien’’ gebruikt. Deze eenduidige taal heeft tot gevolg dat er geen ruimte voor discussie en twijfel is over de informatie die de journalist presenteert (Harbers & Broersma, 2014). Dit wordt vaak versterkt door gebruik te maken van bijvoeglijke naamwoorden. Bijvoeglijke naamwoorden zijn woorden die ‘’een bijzonderheid, kwaliteit of toestand van entiteiten aangeven’’ (Mazeland, 2016, p. 29). Deze dienen in dit geval om beeldende beschrijvingen te geven van observaties van de omgeving of een situatie in een verhaal, zodat de lezer hier een duidelijk beeld van krijgt. Hiermee wordt het beeld gecreëerd dat de informatie die de journalist presenteert de waarheid is, omdat hij of zij gedetailleerde beschrijvingen kan geven, zoals in onderstaand voorbeeld:

(24)

18 Misschien is dat wel het probleem met literatuur: het wordt nooit echt (Grunberg, 2009, p. 14).

Dit is een voorbeeld van ambigue taal en deze taal is kenmerkend voor de persoonlijk ironische vorm. Ambigue taal wordt verwezenlijkt door gebruik te maken van vervreemdende beeldspraak en bespiegelingen (Harbers & Broersma, 2014). Hierdoor ontstaat er juist wel ruimte voor discussie over de informatie die de journalist presenteert. Ambigue taal wordt in de persoonlijk ironische vorm met nog meer taalmiddelen verwezenlijkt. Zo worden er cognitieve werkwoorden gebruikt. Dit zijn ‘’werkwoorden die een mentaal proces markeren, waarmee de innerlijke beleving van de auteur of geparafraseerde spreker wordt weerspiegeld’’ (Lagerwerf, Schurink & Oegema, 2011, p. 155). Hierbij kan gedacht worden aan werkwoorden als ‘’vermoeden’’, ‘’denken’’ en ‘’verlangen’’. De schrijver laat hiermee zien hoe hij of zij informatie interpreteert en gebeurtenissen ervaart. Door voortdurend zijn eigen gedachtes en reflecties naar voren te laten komen, laat Grunberg duidelijk zien dat het presenteren van de werkelijkheid en betekenisgeving volgens hem een subjectief proces is (Harbers & Broersma, 2014). Ook wordt er af en toe gebruik gemaakt van werkwoorden die waarschijnlijkheid uitdrukken, zoals blijken en schijnen. Dit zijn modale hulpwerkwoorden en deze ‘’drukken mogelijkheid, waarschijnlijkheid, noodzaak, wil of wens uit’’ (Mazeland, 2016, p. 62). In de persoonlijk ironische vorm gaat het dus met name om hulpwerkwoorden die waarschijnlijkheid uitdrukken, waarmee de journalist laat zien dat hij of zij niet altijd zeker is van de waarheid van de informatie die wordt gepresenteerd. Door met regelmaat gebruik te maken van deze woordsoorten, wordt wederom tegenstrijdigheid en twijfel gecreëerd. Het is duidelijk dat dit in contrast staat met de persoonlijk betrokken vorm, waar de journalist zijn of haar informatie juist met zekerheid presenteert.

3.2.1.5 Toepassing kenmerken

(25)

19 artikelen met de persoonlijk betrokken stijl vervangen door meer traditionele journalistieke conventies. Zo zijn er sfeerbeschrijvingen toegevoegd, die kenmerkend zijn voor deze stijl. Het zojuist benoemde voorbeeld is hier vervangen door: Het is een warme avond. Op weg naar de locatie zie ik slechts leegstaande huizen zonder deuren en met gesprongen ramen.

In de persoonlijk betrokken versies kwamen per artikel twee stellige oordelen naar voren, waarvan één door middel van een creatieve metafoor, zoals: In Irak hangen er altijd donkere wolken boven de democratie. In de persoonlijk ironische stijl kwamen juist per artikel twee impliciete oordelen naar voren, waarvan één door middel van een ironische metafoor, bijvoorbeeld: Uit zijn gezichtsuitdrukking maak ik op dat wat vlooien voor de hond zijn democratie voor de mensen is. Uit deze metafoor blijkt niet meteen wat het oordeel is van de journalist, in tegenstelling tot de zojuist benoemde creatieve metafoor uit de persoonlijk betrokken stijl.

Ten slotte moest in de persoonlijk betrokken stijl eenduidige taal naar voren komen en in de persoonlijk ironische stijl ambigue taal. Er is voor gezorgd dat in de artikelen met de persoonlijk betrokken stijl bijvoeglijke naamwoorden zijn toegevoegd, dat er geen gebruik werd gemaakt van modale werkwoorden waaruit twijfel blijkt en dat er per artikel twee epistemische bijwoorden met weinig twijfel voorkwamen, zoals waarschijnlijk. Bij de persoonlijk ironische stijl is ervoor gezorgd dat per artikel drie cognitieve werkwoorden voorkwamen, twee modale werkwoorden waar twijfel uit blijkt en twee epistemische bijwoorden met twijfel, zoals misschien.

Voor een schematisch overzicht van de toegepaste kenmerken kan bijlage 3 worden geraadpleegd.

3.2.2 Overige zaken manipulatie

Om de begripsvaliditeit te kunnen garanderen moest de manipulatie minimaal zijn. Met andere woorden: er moest niet iets anders worden gemanipuleerd dan de verschillende vormen van ik-journalistiek. Op de manipulatie na moesten de teksten dus nauwelijks tot niet van elkaar verschillen. Daarom werd hetzelfde genre in beide condities aangehouden, omdat genre invloed heeft op de structuur en stijl van een artikel (Asbreuk & Moor, 2013). In alle condities werd er gebruik gemaakt van het genre ‘’reportage’’. Daarnaast is de opmaak in de verschillende condities gelijk en verschillen de teksten qua lengte niet veel van elkaar. Tot slot moest het verschil tussen de condities niet te breed en niet te smal zijn. Om hiervan verzekerd te zijn, werd in een pretest een manipulatiecontrole gedaan, zoals wordt beschreven in paragraaf 3.4. Hierin werd aan de respondenten gevraagd wat zij dachten dat de verschillen waren tussen de condities. Aangezien zij de verschillende subvariabelen benoemden – en vooral geen andere kenmerken benoemden – kon er geconcludeerd worden dat de manipulatie geslaagd is.

(26)

20

3.3 Meetmethode

Om te meten wat het effect was van ik-journalistiek op de lezer, werden er verschillende afhankelijke variabelen gemeten aan de hand van een kwantitatieve online vragenlijst met behulp van het programma ‘’Qualtrics’’ (bijlage 5). Deze afhankelijke variabelen zijn waardering, narrative engagement, geloofwaardigheid van de journalist en natuurlijkheid van het artikel. Hieronder zal voor elke afhankelijke variabele afzonderlijk besproken worden hoe ze gedefinieerd en geoperationaliseerd zijn.

3.3.1 Waardering

(27)

21 De stellingen die voor deze afhankelijke variabele gebruikt zijn, zijn met name gebaseerd op de stellingen die Kamalski, Lentz en Sanders (2004) in hun onderzoek bespreken. Voor dagbladen is het relevant om te achterhalen of een bepaalde vorm van ik-journalistiek meer wordt gewaardeerd. Het is namelijk zo dat een lezer meer moeite wil steken om een tekst te lezen en te begrijpen, als hij of zij een tekst leuk vindt (Kamalski, Lentz & Sanders, 2004). Ook betekent een positieve waardering dat de lezer positieve gevoelens heeft ten opzichte van deze vorm van journalistiek (Adler & Fagley, 2005). Dit kan er wellicht voor zorgen dat dagbladen nieuwe lezers kunnen aantrekken.

3.3.2 Narrative engagement

Daarnaast is gemeten in hoeverre er bij de respondenten sprake is van narrative engagement wanneer zij verschillende vormen van ik-journalistiek lezen. Narrative engagement zijn de gevoelens en gewaarwordingen die mensen kunnen ervaren wanneer ze een verhaal lezen (Krieken, Hoeken & Sanders, 2015). Narrative engagement bestaat uit de volgende componenten: ‘’aanwezigheid in het verhaal’’, ‘’emotionele betrokkenheid’’, ‘’aandachtsfocus’’ en de ‘’begrijpelijkheid van het verhaal’’. Om een volledig beeld te krijgen van het construct narrative engagement, is het van belang om al deze variabelen mee te nemen. Echter zal de begrijpelijkheid van het verhaal niet worden gemeten, aangezien dit niet bijdraagt aan narrative engagement, maar dat de afwezigheid zorgt voor minder narrative engagement (Buselle & Bilandzic, 2009). Met andere woorden, de afwezigheid van begrijpelijkheid heeft automatisch invloed op de andere componenten van narrative engagement en daarom is het niet noodzakelijk om dit component mee te nemen.

Voor ‘’aanwezigheid in het verhaal’’ hebben de respondenten hun mening gegeven ten aanzien van de volgende stellingen: Gedurende het lezen van het artikel had ik het gevoel alsof ik bij de gebeurtenis aanwezig was, Gedurende het lezen van het nieuwsartikel had ik een levendig beeld van de gebeurtenissen, Gedurende het lezen, zag ik voor me wat werd beschreven in het nieuwsartikel, Toen ik aan het lezen was, was ik in mijn gedachten bij de gebeurtenissen die in het nieuwsartikel werden beschreven en Ik zag voor me wat er werd beschreven in het nieuwsartikel. De component emotionele betrokkenheid kan opgedeeld worden in ‘’emotionele betrokkenheid’’, ‘’empathie’’ en ‘’identificatie met personages’’. Hiervoor zijn respectievelijk de volgende stellingen voorgelegd: Het nieuwsartikel heeft me geraakt, Ik vind het nieuwsartikel ontroerend, Gedurende het lezen kon ik me goed in de ik-verteller inleven, Tijdens het lezen, kon ik me sympathiseren met de ik-ik-verteller, Toen ik aan het lezen was, was ik in gedachten één van de personages en Toen ik het nieuwsartikel las, had ik het gevoel dat ik hetzelfde meemaakte als de ik-verteller. Tot slot zijn voor de component aandachtsfocus de volgende stellingen aan de respondenten voorgelegd: Gedurende het lezen was ik volledig geconcentreerd op het nieuwsartikel, Toen ik het nieuwsartikel las, was mijn aandacht volledig ingenomen door het nieuwsartikel, Gedurende het lezen van het nieuwsartikel, had ik niet door wat er om me heen gebeurde en Toen ik aan het lezen was, was ik in mijn gedachten bij de gebeurtenissen die in het nieuwsartikel werden beschreven.

(28)

22 meer betrokken voelen bij het verhaal dat in het artikel wordt besproken (Appel & Malečkar, 2012; Green & Brock, 2000; Krieken, Hoeken & Sanders, 2015; Oliver et al., 2012; Shen, Ahern & Baker, 2014). Bij beide vormen is er uiteraard sprake van verhalende journalistiek, maar omdat binnen de twee besproken vormen de informatie op verschillende manieren wordt gepresenteerd (Harbers & Broersma, 2014), kan de lezer zich mogelijk ook op verschillende manieren betrokken voelen.

3.3.3 Geloofwaardigheid

Ook zal worden gemeten in hoeverre de respondenten de journalist geloofwaardig vinden. Om geloofwaardig te zijn, moeten er ‘’gegronde redenen worden gegeven om te worden geloofd’’ (Meyer, 1988, p. 567). Geloofwaardigheid bestaat uit twee dimensies, namelijk deskundigheid en betrouwbaarheid (O’Keefe, 2002). Deskundigheid is de mate waarin de lezer denkt dat de journalist de waarheid kan vertellen. Dit subitem is gemeten met behulp van deze items: De journalist lijkt mij: … intelligent – onintelligent, onervaren – ervaren, slecht geïnformeerd – goed geïnformeerd, incompetent – competent, slim – dom en incapabel – capabel. Betrouwbaarheid is de mate waarin de lezer denkt dat de journalist de waarheid vertelt. Hiervoor zijn de volgende adjectieven voorgelegd aan de respondenten: De journalist lijkt mij: ... eerlijk – oneerlijk, gemaakt – oprecht, te vertrouwen – niet te vertrouwen, immoreel – moreel, betrouwbaar – onbetrouwbaar en integer – corrupt.

De vragen die voor de variabele geloofwaardigheid zijn gebruikt, zijn gebaseerd op de vragen die Hoeken, Hornikx en Hustinx (2012) bespreken. Aangezien de persoonlijk betrokken vorm informatie presenteert op traditionele wijze en in de persoonlijk ironische vorm juist wordt afgeweken van wat de krantenlezer gewend is qua informatiepresentatie (Harbers & Broersma, 2014), heeft dit mogelijk tot gevolg dat de lezer de journalist in de persoonlijk betrokken vorm geloofwaardiger vindt.

3.3.4 Natuurlijkheid

Tot slot kijken Van Krieken, Hoeken en Sanders (2015) ook naar de mate waarin respondenten het waarschijnlijk achten dat het artikel in een krant wordt gepubliceerd. Oftewel de mate waarin het artikel natuurlijk overkomt op de lezer. Dit wordt gemeten met de volgende twee stellingen: Ik vind het nieuwsartikel een representatief voorbeeld van een krantenartikel en Ik vind het aannemelijk dat dit artikel in een krant is gepubliceerd. Deze meting wordt gedaan, aangezien er manipulaties van een origineel artikel plaatsvinden. Door middel van deze meting kan worden gekeken of de lezer de manipulaties natuurlijk acht, of in ieder geval even natuurlijk acht als het originele artikel. Daarnaast wijkt de persoonlijk ironische vorm van ik-journalistiek af van de meer traditionele vormen van ik-journalistieke artikelen (Harbers & Broersma, 2014). Dit kan tot gevolg hebben dat de lezer hierdoor het artikel onnatuurlijker vindt overkomen. De vragen die voor natuurlijkheid zijn gebruikt, zijn gebaseerd op de vragen die Van Krieken, Hoeken en Sanders (2015) in hun onderzoek toepassen.

3.3.5 Operationalisering

(29)

23 een veelgebruikte meetmethode is in kwantitatief onderzoek (Baxter & Babbie, 2003). Daarom zijn veel respondenten bekend met deze manier van meten. De afhankelijke variabelen die met behulp van deze schaal gemeten zijn, zijn narrative engagement en natuurlijkheid. Ook werden de interfererende variabelen interesse in het onderwerp en bekendheid van het onderwerp op een Likertschaal gemeten, zoals in de volgende paragraaf zal worden toegelicht. Voor al deze variabelen variëren de schalen van ‘’helemaal mee oneens’’ tot ‘’helemaal mee eens’’, behalve bij de bekendheid van het onderwerp, waar de schaal varieert van ‘’heel weinig’’ tot ‘’heel veel’’. Ook werd er gebruik gemaakt van semantisch differentialen. Deze schaal leent zich om evaluatieve adjectieven tegenover elkaar te plaatsen (O’Keefe, 2003). De afhankelijke variabelen waardering en geloofwaardigheid van de journalist zijn met behulp van deze schaal gemeten.

Per construct zijn er meerdere stellingen voorgelegd, omdat er anders niet gesproken kon worden van betrouwbare resultaten (Brinkman, 2014). Met behulp van Cronbach’s Alpha is berekend in hoeverre deze stellingen hetzelfde concept meten, wat zowel de betrouwbaarheid als de meetvaliditeit ten goede komt. Wanneer één of meerdere stellingen afweken, werden deze uit de analyse verwijderd. Om te voorkomen dat respondenten zogenaamd ‘’satisficing’’ gedrag gingen toepassen – ‘’de neiging van respondenten om bij het beantwoorden van vragen niet de volledige energie steken in het geven van een optimaal antwoord’’ (Dijkstra, Ongena & Loosveldt, 2014, p. 95) – werden er af en toe stellingen van verschillende constructen en componenten afgewisseld. Daarnaast werd de volgorde van positieve en negatieve items bij semantisch differentialen afgewisseld. Deze items zijn vervolgens in het statistische programma SPSS gespiegeld. Door deze zaken toe te passen bleven de respondenten scherp gedurende het invullen van de vragenlijst en werd voorkomen dat de respondenten de vragenlijst consequent in plaats van eerlijk invulden (Brinkman, 2014). Om ervoor te zorgen dat er zo weinig mogelijk eigen interpretatie uit de vragen mogelijk was, werd er slechts gewerkt met gesloten vragen. Ten slotte werd om de betrouwbaarheid te garanderen in een pretest getoetst in hoeverre de voorgelegde vragen en stellingen door de respondenten werden begrepen, waarvan de werkwijze in paragraaf 3.5 wordt toegelicht. Hierdoor werd gegarandeerd dat de vragen duidelijk waren voor de proefpersonen en dat zij deze dus met zekerheid konden invullen (zie voor resultaten pretest bijlage 6).

3.3.6 Interfererende variabelen

(30)

24 invloed op, hiervoor zijn deze stellingen voorgelegd: Ik ben geïnteresseerd in het onderwerp dat ik het artikel wordt behandeld en Het onderwerp van het artikel is interessant.

Daarnaast was de kans groot dat niet alle respondenten krantenlezers zijn en daarom werd er gevraagd of zij normaal gesproken met regelmaat de krant lezen. Dit is namelijk mogelijk gecorreleerd aan de mate waarin respondenten het artikel geloofwaardig en natuurlijk vonden (Krieken, Hoeken & Sanders, 2015). Aangezien de respondenten jongeren zijn, oefent leeftijd hoogstwaarschijnlijk geen invloed uit. Ook wordt niet verwacht dat de variabelen geslacht en opleidingsniveau invloed hebben op de resultaten. Echter zal naar de demografische gegevens worden gevraagd, om voor de zekerheid te toetsen of deze variabelen daadwerkelijk geen invloed uitoefenen. Daarnaast geven de demografische gegevens inzicht in de verdeling van de respondenten.

3.3.7 Overzicht variabelen

In tabel 3 zijn alle variabelen inclusief waarden en meetniveau schematisch weergegeven.

Tabel 3 Overzicht variabelen

Variabele Waarden Meetniveau

Onafhankelijke variabele

Vorm van ik-journalistiek Persoonlijk betrokken subjectiviteit en persoonlijk ironisch subjectiviteit

Nominaal Afhankelijke

variabelen

Waardering Onaantrekkelijk – aantrekkelijk Onacceptabel - acceptabel Ontoegankelijk – toegankelijk Onsamenhangend – samenhangend

Interval

Narrative engagement Afwezigheid in verhaal – aanwezigheid in verhaal

Lage emotionele betrokkenheid – hoge emotionele betrokkenheid Lage mate van aandacht – hoge mate van aandacht

Interval Geloofwaardigheid journalist Ondeskundig – deskundig Onbetrouwbaar – betrouwbaar Interval

Natuurlijkheid Onnatuurlijk – natuurlijk Interval

Interfererende variabelen

Bekendheid onderwerp Onbekend – bekend Interval

Interesse onderwerp Oninteressant – interessant Interval Frequentie krant lezen (Vrijwel) nooit, 1-2 keer per week,

3-4 keer per week, 5-6 keer per week, elke dag

Interval

Overige variabelen

Geslacht Man, vrouw Nominaal

Leeftijd 18 – 27 Ratio

Opleidingsniveau Basisonderwijs, middelbaar onderwijs, mbo, hbo, wo

Ordinaal

3.4 Pretest

(31)

25 geconstateerd. Zo hadden drie respondenten moeite met een aantal termen (zie bijlage 6). Daarom was het niet nodig om bij meer respondenten de pretest af te nemen.

De pretest had twee doelen. Ten eerste diende de pretest te achterhalen of alle vragen en stellingen van de vragenlijst duidelijk en begrijpelijk waren. Om dit te testen, werd aan de respondenten van de pretest gevraagd hardop na te denken tijdens het invullen van de vragenlijst. Doordat de proefpersonen hun denkprocessen verbaliseerden, werd inzicht verkregen in de problemen die zich voordeden tijdens het invullen van de vragenlijst (Dijkstra, Ongena & Loosveldt, 2014). Aan de hand van deze geverbaliseerde problemen, zijn er aanpassingen gedaan (zie bijlage 6). Er werden aanpassingen gedaan als problemen frequent werden benoemd, als ze gemakkelijk aan te passen waren of als een genoemd probleem belangrijk was. Ten tweede diende de pretest te achterhalen of de manipulatie geslaagd was. Hiervoor werden – na het invullen van de vragenlijst aan de hand van één artikel – twee condities van hetzelfde artikel naast elkaar gelegd en werd aan de proefpersonen gevraagd wat zij dachten dat het verschil was tussen de condities. Aangezien zij de kenmerken van de manipulatie benoemden zoals deze waren bedoeld, kon worden geconcludeerd dat de manipulatie was geslaagd (zie bijlage 6). Voordat het experiment van start ging, zijn de data van de respondenten van de pretest verwijderd.

3.5 Steekproef

De populatie van de steekproef is alle geletterde Nederlandse jongeren. Hierbij is gekozen voor de leeftijdscategorie van achttien tot en met 27 jaar, aangezien dit de leeftijdscategorie is waarin je op de arbeidsmarkt in Nederland als jongere wordt beschouwd (Rijksoverheid, 2008). Omdat het binnen de strekking van dit onderzoek niet haalbaar was om een frame van de populatie te verkrijgen, moest de steekproef aselect worden getrokken. In het sociale netwerk van de onderzoekster werden respondenten benaderd en deze respondenten werd gevraagd de vragenlijst door te sturen. Naast dat deze steekproefmethode zich goed leent om relatief snel respondenten te vergaren, is hier ook voor gekozen omdat in het netwerk van de onderzoekster zich veel jongeren bevinden. Tevens werden er respondenten verkregen door docenten van hogescholen te vragen om hun studenten te benaderen voor deelname aan het onderzoek. Een deel van deze studenten studeerde journalistiek, wat zowel een voordeel als een nadeel had. Een nadeel is dat deze respondenten voorkennis hadden en daardoor wellicht niet objectief de tekst konden beoordelen. Echter is een groot voordeel dat deze respondenten bekend zijn met journalistieke teksten en daarom een gedegen oordeel kunnen geven over de artikelen. Omdat het voordeel in dit geval zwaarder weegt dan het nadeel, is besloten deze respondenten in de steekproef te behouden. Hoewel de steekproef aselect werd getrokken, werden de geselecteerde respondenten wel willekeurig aan een conditie toegeschreven door middel van het programma ‘’Qualtrics’’, wat de betrouwbaarheid ten goede kwam.

(32)

26 = 2,36). Tien respondenten hadden middelbaar onderwijs als opleidingsniveau, zestien mbo, 75 hbo en 37 hadden een universitair opleidingsniveau. Voor een volledig overzicht van de verdeling van de respondenten per conditie en per artikel kan bijlage 7 worden geraadpleegd.

3.6 Procedure

De proefpersonen werden voorafgaand aan het onderzoek bedankt voor hun deelname, waarna een korte introductie volgde. In deze introductie werd toegelicht waarvoor het onderzoek werd afgenomen en wat er van de respondenten werd verwacht. Ook werd verteld hoe lang men ongeveer bezig zou zijn met de deelname en werden de belangrijkste ethische kwesties besproken (zie bijlage 5). In de introductie werd niet toegelicht wat het precieze doel was van het onderzoek, omdat dit de resultaten mogelijk kon vertekenen. Vervolgens kregen de respondenten een korte inleiding te lezen, die noodzakelijk was om de context van het daarna te lezen artikel te begrijpen. Na het lezen van het artikel, werd de vragenlijst ingevuld. Op het einde van de vragenlijst werden de proefpersonen nogmaals bedankt en was er de mogelijkheid – als men nieuwsgierig was naar de resultaten van het onderzoek – om een e-mailadres achter te laten. De deelname aan het onderzoek was individueel en duurde gemiddeld tien tot vijftien minuten. Gedurende dertien dagen werd het onderzoek bij respondenten afgenomen.

3.7 Data

Alle verkregen data is ingevoerd in het statistische programma SPSS. Het codeboek dat hierbij is gebruikt is te vinden in bijlage 8. Voordat er werd geanalyseerd, zijn de stellingen die in tegengestelde richting werden bevraagd gespiegeld. Daarnaast moest er per afhankelijke variabele worden gemeten in hoeverre de items die hetzelfde construct meten met elkaar overeenkwamen. Hiervoor is Cronbach’s Alpha berekend, waarvoor bijlage 9 kan worden geraadpleegd. Alle betrouwbaarheidsmetingen waren hoger dan het minimum van α = ,70, waardoor mag worden aangenomen dat de gemeten items per variabele goed met elkaar overeenkomen. Hierna zijn de gemiddelden per deelvariabele berekend. Vervolgens is er gekeken of de twee voorgelegde artikelen niet significant van elkaar afweken, zodat de artikelen samengenomen konden worden in de analyse per toegepaste stijl. Hoewel er geen significante verschillen te constateren waren tussen de twee persoonlijk betrokken versies (zie bijlage 10), waren er wel significante verschillen te constateren voor de persoonlijk ironische stijl voor de variabelen acceptatie (t(70)= 2,31, p = ,024), aanwezigheid in het verhaal (t(70)= -3,16, p = ,002), emotionele betrokkenheid (t(70)= -2,43, p = ,018), narrative engagement (t(70)= 2,39, p = ,019), betrouwbaarheid (t(70)= 2,49, p = ,015) en geloofwaardigheid (t(70)= -2,31, p = ,024). Daarom is besloten de artikelen niet samen te nemen in de analyse en de artikelen afzonderlijk te analyseren.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

dat (de) proviand voor het leger welwillend / royaal / vrijgevig in gereedheid was gebracht Indien de a.c.i.’s in kolon 50, 51 en 52 niet zijn herkend als afhankelijk van vidit, maar

positieve of negatieve bijklank hebben, omdat de mening van de schrijver hierin verweven kan zitten. Het kan ook zijn dat bepaalde groepen of mensen helemaal niet aan het woord

25.. de slag kunnen. Het onderzoek is grotendeels fundamenteel van aard en we proberen te begrijpen hoe levensprocessen functioneren en we dragen bij aan de algemeen beschikba-

• Ik begrijp hoe verschillende breuken met dezelfde noemer zich tot elkaar verhouden (bijvoorbeeld 1/5, 3/5 en 2 2/5). • Ik kan breuken in de juiste

Geen van de auteurs in dit themanummer gaat in op deze vragen en zonder antwoorden kunnen we weinig zeggen over het belang van goede economische journalistieke voor de kwaliteit

Jan Joost Lindner, zo blijkt ook uit dit fascine- rende boek, was veertig jaar lang een spraakma- kend en ten onrechte onderschat journalist die door alle jaargetijden heen

The agriculturally important testa nematode, Aphelenchoides arachidis Bos, 1977 is reported for the first time from South Africa and for the first time outside Nigeria in this