• No results found

Voorgelegde artikelen

4.1 Persoonlijk betrokken artikel 1 geel = onderdeel van het verhaal rood = stellige oordelen

blauw = traditionele conventies groen = eenduidige taal

Andere arbeidsmoraal

De eerste avond op Camp Taji praat ik met iemand van het Irakese leger, een

vertrouweling van kapitein Geronimo. Ik verwacht dat hij interessante dingen te

vertellen heeft.

Het is een warme avond. Op weg naar de locatie zie ik slechts leegstaande

huizen zonder deuren en met gesprongen ramen. In een ietwat vervallen

gebouw ga ik in een grote entreehal tegenover luitenant Madden zitten. Een

gezette en sympathieke jongeman die enige tijd als officier op het hoofdkwartier

van het nieuwe Irakese leger heeft gezeten.

De officieren hebben meestal enige opleiding genoten, daaronder begint de

arbeidersklasse. Gevoelens voor of tegen het leger zijn een klassenkwestie, zeker

in Amerika, waarschijnlijk ook daarbuiten. Het pacifisme onder de bourgeoisie

is als het klimaat bij ons: het wordt belangrijk geacht, maar niemand handelt

ernaar.

Luitenant Madden heeft een uitstekende tijd gehad als officier bij het Irakese

leger dat ooit alles zal moeten doen wat het Amerikaanse leger nu doet.

Op mijn vraag wat hem het meest opviel toen hij daar op het hoofdkwartier zat,

antwoordt hij: Op een gegeven moment was er een groot diner voor generaals en

kolonels, maar bestek kwam niet op tafel. Ze aten met hun handen.”

De luitenant twijfelt over een leger dat met zijn handen eet: zijn zij wel in staat

hun land te dienen? „Het was verfrissend”, vult luitenant Madden aan.

Ik vraag luitenant Madden of religie nog een grote rol speelt in het Irakese leger.

Hij haalt zijn schouders op. Dan zegt hij : „Een collega van me is Joods en dat

was geen enkel probleem. De Irakezen kwamen af en toe bij hem langs uit

nieuwsgierigheid en om te horen hoe het nou precies zit met de Joden.”

Het is even stil. Buiten hoor ik schreeuwende mannen en een huilend kind.

De grootste problemen van het Irakese leger zijn, vertelt Madden, financiële

problemen, logistieke problemen, maar ook dat ze er een andere arbeidsmoraal

op nahouden. Hij memoreert een hilarisch voorbeeld: eens, middenin een

vuurgevecht trok een Irakese eenheid zich terug omdat het lunchpauze was. Ik

geef uiting aan mijn verbijstering, „Ze gingen eten?”

49

„Ja”, zegt luitenant Madden nog altijd niet helemaal bijgekomen van de

verbazing. „De andere kant schoot gewoon door, maar zij gingen lunchen.”

„Ze hadden honger”, concludeer ik.

„Zoiets is bij het Amerikaanse leger ondenkbaar”, zegt luitenant Madden. „Wij

lunchen niet middenin een gevecht.”

Er spreekt mildheid uit de stem en ogen van luitenant Madden. Natuurlijk is het

absurd dat de boefjes van het Irakese leger in het heetst van de strijd aan

lunchpauze doen.

4.2 Persoonlijk ironisch artikel 1 geel = waarnemer van het verhaal rood = impliciete oordelen door ironie blauw = nadruk op totstandkoming groen = ambigue taal

Andere arbeidsmoraal

De eerste avond op Camp Taji stelt kapitein Geronimo voor dat ik met mensen

ga praten.

Het spreekt vanzelf dat de mensen met wie ik praat door kapitein Geronimo zijn

geselecteerd, maar dat betekent niet dat ze geen interessante dingen te vertellen

hebben.

In een ietwat vervallen gebouw word ik in een entreehal tegenover luitenant

Madden gezet. Een gezette en sympathieke jongeman die enige tijd als officier

op het hoofdkwartier van het nieuwe Irakese leger heeft gezeten.

De officieren hebben meestal enige opleiding genoten, daaronder begint de

arbeidersklasse. Gevoelens voor of tegen het leger lijken hoe dan ook een

klassenkwestie te zijn, zeker in Amerika, wellicht ook daarbuiten. Hoe de

bourgeoisie hier het pacifisme aanpakt, lijkt inmiddels op een huisman die wel

met zijn planten praat, maar ze vergeet water te geven.

Luitenant Madden heeft een uitstekende tijd gehad als officier bij het Irakese

leger dat ooit alles zal moeten doen wat het Amerikaanse leger nu doet.

„Wat viel je het meest op toen je daar op het hoofdkwartier zat?”

Luitenant Madden denkt na, dan zegt hij: „Op een gegeven moment was er een

groot diner voor generaals en kolonels, maar bestek kwam niet op tafel. Ze aten

met hun handen.”

Het wordt niet uitgesproken maar ik voel de twijfel: komt het goed met een leger

dat met zijn handen eet?

50

„Het was verfrissend”, vult luitenant Madden aan.

„Speelt religie nog een grote rol in het Irakese leger?”

Luitenant Madden haalt zijn schouders op. Hij zegt: „Een collega van me is

Joods en dat was geen enkel probleem. De Irakezen kwamen af en toe bij hem

langs uit nieuwsgierigheid en om te horen hoe het nou precies zit met de

Joden.”

Ik besluit dit onderwerp te laten rusten. We weten allemaal hoe het precies zit

met de Joden.

„Wat zijn de grootste problemen van het Irakese leger?”

Luitenant Madden telt op: „Financiële problemen, logistieke problemen en ze

houden er een andere arbeidsmoraal op na. Bijvoorbeeld middenin een

vuurgevecht trok een Irakese eenheid zich terug omdat het lunchpauze was.”

„Ze gingen eten?”

„Ja”, zegt luitenant Madden nog altijd niet helemaal bijgekomen van de

verbazing. „De andere kant schoot gewoon door, maar zij gingen lunchen.”

„Ze hadden honger”, concludeer ik.

„Zoiets is bij het Amerikaanse leger ondenkbaar”, zegt luitenant Madden. „Wij

lunchen niet middenin een gevecht.”

Er spreekt mildheid uit de stem en ogen van luitenant Madden. Waarschijnlijk

denkt hij net als ik aan de boefjes van het Irakese leger die in het heetst van de

strijd aan lunchpauze doen.

4.2 Persoonlijk betrokken artikel 2 geel = onderdeel van het verhaal rood = stellige oordelen

blauw = traditionele conventies groen = eenduidige taal

Soldaten plukken aan mijn scherfvest

Het eerste peletonvervolgt zijn nachtelijke patrouille. Luitenant Kaness vertelt

dat we geluk hebben. Hij zegt: ‘Sinds een paar maanden is het hier rustig, maar

er broeit wat onder de oppervlakte.’

Ik kijk omhoog. De maan is prachtig.

We naderen een huis. Op een grote veranda zitten mannen op een tapijt. De

sjeik en zijn vrienden genieten van de mooie avondlucht.

51

Sommige sjeiks vertegenwoordigen duizend of meer mensen, andere sjeiks

vertegenwoordigen slechts tientallen mensen. Wij vertegenwoordigen heel

Amerika.

Kort geleden had een Amerikaanse militair in Irak op de koran geschoten.

Volgens de militairen op de basis waar ik slaap, brengt hij hiermee ook zijn

kameraden in gevaar.

Ik ga naast de sjeik en zijn vrienden zitten. Er ligt een drinkbak op het tapijt. De

bak is niet voor honden maar voor mensen.

De luitenant, een sergeant en ik doen onze helmen af. De rest van het peleton

blijft ons beschermen.

De sjeik wijst op mij. Hij wil weten wie ik ben. Waarschijnlijk denkt de sjeik dat

ik van de Mossad ben.

Ik stel mij voor.

‘Gaat u stemmen?’ vraag ik aan de sjeik. ‘Geeft u uw mensen opdracht te

stemmen?’

In oktober zijn er provinciale verkiezingen in Irak. Van stemmen heeft de sjeik

nog nooit gehoord. In Irak hangen er altijd donkere wolken boven de

democratie.

De soennitische sjeik vertelt dat Iran het probleem is. ‘Overal zorgt Iran voor

rotzooi. In Libanon, in Syrië, in Irak. We hebben een regering nodig die we

kunnen vertrouwen,’ legt hij uit.

Waarschijnlijk betekent Iran niet alleen Iran maar ook de sjiieten in Irak.

De dampende thee wordt geserveerd. De sjeik en zijn vrienden willen met mij op

de foto. Ik leer dat je je hand op je hart legt om aan te geven dat je begroeting of

dankbetuiging gemeend is. Voortdurend leg ik mijn hand op mijn hart.

Ik ben dankbaar voor alles.

Gezien de omstandigheden is het afscheid hartelijk.

Ik vraag luitenant Kaness of hij de sjeik vertrouwt.

‘De meeste sjeiks,’ zegt hij, ‘zijn tweeslachtig. Ze onderhouden contacten met

ons en met de andere kant.’

We eindigen de patrouille in een kamp van het Irakese leger.

In de ‘trailer’ van luitenant Ahmed, een soort container, mogen we op zijn bed

zitten.

52

Later plukken zijn soldaten aan mijn scherfvest en mijn helm.

Ze zijn jaloers. Hun scherfvest is klote. Ze praten Arabisch tegen me.

Ik ben als journalist beter beveiligd dan de Irakese soldaten. Dit klopt niet.

4.4 Persoonlijk ironisch artikel 2 geel = waarnemer van het verhaal rood = impliciete oordelen door ironie blauw = nadruk op totstandkoming groen = ambigue taal

Soldaten plukken aan mijn scherfvest

Het eerste peleton vervolgt zijn nachtelijke patrouille. Luitenant Kaness zegt:

‘We hebben geluk. Sinds een paar maanden is het hier rustig, maar er broeit wat

onder de oppervlakte.’

Ik kijk omhoog. De maan is prachtig.

We naderen een huis. Op de veranda zitten mannen op een tapijt. De sjeik en

zijn vrienden genieten van de avondlucht.

Sommige sjeiks vertegenwoordigen duizend of meer mensen, andere sjeiks

vertegenwoordigen slechts tientallen mensen. Wij vertegenwoordigen heel

Amerika.

Kort geleden had een Amerikaanse militair in Irak op de koran geschoten. ‘Hij

brengt zijn kameraden in gevaar,’ zeiden de militairen op de basis waar ik slaap.

De sjeik en zijn vrienden nodigen ons uit om erbij te komen zitten. Er ligt een

drinkbak voor honden op het tapijt. De bak blijkt niet voor honden maar voor

mensen te zijn.

De luitenant, een sergeant en ik doen onze helmen af. De rest van het peleton

blijft ons beschermen.

‘Wie is dat?’ wil de sjeik weten. Hij wijst op mij. Misschien denkt de sjeik dat ik

van de Mossad ben.

Ik besluit mij voor te stellen om zijn vertrouwen te winnen.

‘Gaat u stemmen?’ vraag ik aan de sjeik. ‘Geeft u uw mensen opdracht te

stemmen?’

In oktober zijn er provinciale verkiezingen in Irak. Van stemmen lijkt de sjeik

nog nooit gehoord te hebben. Uit zijn gezichtsuitdrukking maak ik op dat wat

vlooien voor de hond zijn democratie voor de mensen is.

53

‘Het probleem,’ zegt de soennitische sjeik, ‘is Iran. Overal zorgt Iran voor

rotzooi. In Libanon, in Syrië, in Irak. We hebben een regering nodig die we

kunnen vertrouwen.’

Misschien betekent Iran niet alleen Iran maar ook de sjiieten in Irak.

Ik denk dat het onverstandig is om door te vragen.

De thee wordt geserveerd. De sjeik en zijn vrienden willen met mij op de foto. Ik

leer dat je je hand op je hart legt om aan te geven dat je begroeting of

dankbetuiging gemeend is. Voortdurend leg ik mijn hand op mijn hart.

Ik ben dankbaar voor alles.

Gezien de omstandigheden is het afscheid hartelijk.

‘Vertrouw je de sjeik?’ vraag ik luitenant Kaness.

‘De meeste sjeiks zijn tweeslachtig. Ze onderhouden contacten met ons en met

de andere kant.’

We eindigen de patrouille in een kamp van het Irakese leger.

In de ‘trailer’ van luitenant Ahmed, een soort container, mogen we op zijn bed

zitten.

Later plukken zijn soldaten aan mijn scherfvest en mijn helm.

Ik denk dat ze jaloers zijn. Hun scherfvest is klote. Ze praten Arabisch tegen me.

Ik leg mijn hand op mijn hart.

54