• No results found

Betekenis voor theorievorming en praktijk

6. Discussie

6.3 Betekenis voor theorievorming en praktijk

De onderzoeksresultaten hebben bijgedragen aan de theorievorming voor verschillende kaders waarnaar is gekeken in dit onderzoek. Ten eerste voor de communicatiewetenschap. Het onderzoek benadrukt dat het toepassen van een bepaalde stijl in een tekst effect kan hebben op de cognitie van de lezer, aangezien er bij een artikel verschillen te constateren waren tussen de persoonlijk betrokken vorm en de persoonlijk ironische vorm. Daarnaast kwam in dit onderzoek duidelijk het belang van een herhaalde meting naar voren, waar bijvoorbeeld Van Krieken, Hoeken en Sanders (2015) geen gebruik van hebben gemaakt. Er werden namelijk verschillende resultaten geconstateerd voor verschillende teksten. Een aanbeveling voor de communicatiewetenschap is om in effectonderzoek altijd een herhaalde meting toe te passen, aangezien er zonder een herhaalde meting wellicht te snel conclusies worden getrokken. Tevens heeft dit onderzoek bijgedragen aan de theorievorming voor de narratologie. Van Krieken, Hoeken en Sanders (2015) stellen dat verhalen zorgen voor een hogere betrokkenheid ten opzichte van traditionele nieuwsartikelen. Hoewel er in dit onderzoek slechts is gekeken naar twee verschillende vormen van verhalende ik-journalistiek, en er geen vergelijking is gemaakt met een traditioneel nieuwsartikel, kan toch worden geconcludeerd dat er relatief goed is gescoord op narrative engagement. Er werd namelijk onafhankelijk van de conditie gemiddeld een 4,03 op narrative engagement gescoord op een 7-puntsschaal. Aangezien deze score hoger is dan een neutrale score, kan dit als redelijk positief worden beschouwd. Dit resultaat is dus in overeenstemming met de resultaten van Van Krieken, Hoeken en Sanders (2015). Echter is een toegevoegde waarde van dit onderzoek dat dit ook specifiek voor de doelgroep jongeren geldt. Daarnaast is een belangrijke toevoeging van dit onderzoek dat de mate van narrative engagement ook kan verschillen tussen verschillende typen verhaalstijlen, aangezien uit de resultaten van het eerste artikel bleek dat er in de persoonlijk betrokken vorm significant hoger werd gescoord op aanwezigheid in het verhaal, emotionele betrokkenheid en de totale narrative engagement. Daarnaast is het doen van effectonderzoek binnen de narratologie – en specifiek verhalende journalistiek – überhaupt een belangrijke bijdrage, aangezien er nog relatief weinig bekend is over het effect van verschillende verhalende stijlen op de lezer.

38 Ten slotte heeft dit onderzoek bijgedragen aan de theorievorming voor de journalistieke wetenschap. In het theoretisch kader is besproken dat er kritiek is op verhalende journalistiek, omdat het te veel subjectiviteit met zich mee zou brengen (Hartsock, 2000; Lehman, 1997). Ook Harbers en Broersma (2014) stellen dat de persoonlijk betrokken en de persoonlijk ironische stijl van ik-journalistiek subjectief zijn. Volgens hen is er bij de persoonlijk betrokken vorm van ik-journalistiek wel minder sprake van subjectiviteit dan de persoonlijk ironische vorm van ik-journalistiek, aangezien in de persoonlijk betrokken vorm de journalist de lezer probeert te overtuigen dat wat hij of zij vertelt de waarheid is, terwijl dit niet het geval is bij de persoonlijk ironische vorm (Harbers & Broersma, 2014). In dit onderzoek is de geloofwaardigheid van de journalist bevraagd en hieruit bleek dat bij één van de twee getoetste artikelen de lezer de journalist geloofwaardiger vond in de persoonlijk betrokken vorm ten opzichte van de persoonlijk ironische vorm. De verschillende manier van het presenteren van informatie door een journalist blijkt dus bij jongeren niet altijd invloed te hebben op hoe geloofwaardig zij de journalist beschouwen. Onafhankelijk van de conditie waar de respondenten zich in bevonden, werd er gemiddeld een 4,70 gescoord op de geloofwaardigheid van de journalist op een 7-puntsschaal, wat een relatief hoge score is. Uit dit onderzoek komt dus naar voren dat het voor jongeren niet problematisch hoeft te zijn als een journalist zijn of haar gedachten en interpretaties openlijk weergeeft. Van de kritiek die verhalende journalistiek krijgt, blijken jongeren dus geen last van te hebben. Dit is een belangrijke toevoeging aan de bestaande literatuur. Mogelijk is dit te verklaren doordat er een verschuiving plaatsvindt van de werkelijkheid van experts en instituties, naar de werkelijkheid van eigen ervaringen en meningen (Zoonen, 2012). Wellicht vinden jongeren het juist prettig als de waarheid op deze manier wordt gepresenteerd. Op waardering werd namelijk ook gemiddeld relatief goed gescoord, met een gemiddelde van 4,30 op een 7-puntsschaal. Dit is in overeenstemming met de verwachtingen die in het theoretisch kader zijn besproken en dit betekent dat de onderzoekers die over positieve effecten van verhalende journalistiek schreven tot op een zekere hoogte gelijk hadden (Costera Meijer, 2010; Sanders & Hoeken, 2015; Wahl-Jorgenson, 2013). Desondanks werd er relatief een stuk lager gescoord op de natuurlijkheid van het artikel met een gemiddelde van 3,25 op een 7-puntsschaal. Deze score is duidelijk te verklaren door het feit dat verhalende journalistiek een andere opbouw heeft dan de meer traditionele vormen van journalistiek (Asbreuk & Moor, 2013; Pöttker, 2003), waardoor het artikel niet als een typisch krantenartikel wordt beoordeeld. Dit hoeft echter niet problematisch te zijn: wanneer deze stijlen steeds vaker worden toegepast in de dagbladen, zullen de stijlen van ik-journalistiek vanzelf natuurlijker overkomen op de lezer.

Al met al is het voor de praktijk zeer nuttig om te weten dat verhalende ik-journalistiek in het algemeen een redelijk positieve waardering krijgt van de lezer en dat de lezer in het algemeen redelijk betrokken is als hij of zij verhalende ik-journalistiek leest. Het is namelijk zo dat een lezer meer moeite wil steken om een tekst te lezen en te begrijpen, als hij of zij een tekst leuk vindt (Kamalski, Lentz & Sanders, 2004). Ook betekent een positieve waardering dat de lezer positieve gevoelens heeft ten opzichte van deze vormen van journalistiek (Adler & Fagley, 2005). Voor de dagbladen wordt dan ook voorzichtig aanbevolen om meer verhalende ik-journalistiek te publiceren, omdat dit één van de mogelijke manieren om jongeren is weer de krant te laten lezen.

39

Literatuurlijst

Adley, M. & Fagley, N. (2005). Appreciation: Individual Differences in Finding Value and

Meaning as a Unique Predictor of Subjective Well-Beiing. Journal of Personality, 73 (1), 79-114.

Appel, M. & Malečkar, B. (2012). The Influence of Paratext on Narrative Persuasion: Fact, Fiction or Fake? Human Communication Research, 38, 459-484.

Asbreuk, H. & Moor, A. de. (2013). Basisboek journalistiek schrijven. Voor krant, tijdschrift en web. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers.

Baxter, L. & Babbie, E. (2003). The basics of communication research. Belmont: Wadsworth. Bednarek, M. & Caple H. (2012). News Discourse. New York: Continuum.

Biber, D. & Finegan, E. (1989). Styles of stance in English: Lexical and grammatical marking of evidentiality and affect. Text-interdisciplinary journal for the study of discourse, 9 (1), 93-124.

Blanken, H. & Jong, W. de. (2014). Handboek verhalende journalistiek. Amsterdam/Antwerpen: Atlas Contact.

Boven, E. van. & Dorleijn, G. (2013). Literair mechaniek. Inleiding tot de analyse van verhalen en gedichten. Bussum: Coutinho.

Boudana, S. (2011). A definition of journalistic objectivity as a performance. Media, Culture & Society, 33, 385-398.

Brinkman, J. (2014). De vragenlijst: Een goed meetinstrument voor toepasbaar onderzoek. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers.

Broersma, M. (2010a). De transformatie van het journalistieke veld: discursieve strategieën en journalistieke vormen. Tijdschrift voor Communicatiewetenschap, 38 (3), 267-275. Broersma, M. (2010b). The Unbearable Limitations of Journalism. On Press Critique and

Journalism’s Claim to Truth. The International Communication Gazette, 72 (1), 21-33. Broersma, M. & Peters, C. (2013). Introduction. Rethinking journalism: the structural

transformation of a public good. In M. Broersma & C. Peters (Ed.), Rethinking Journalism: Trust and Participation in a Transformed News Landscape (pp. 1-12). London: Routledge.

Busselle, R. & Bilandzic, H. (2009). Measuring narrative engagement. Media Psychology, 12, 321-347.

Costera Meijer, I. (2010). Waardevolle journalistiek. Op zoek naar de kwaliteit vanuit het gezichtspunt van de gebruiker. Tijdschrift voor Communicatiewetenschap, 18, 223-231. Crease, R. P., Martin, J. D., & Pesic, P. (2017). Gonzo History. Physics in Perspective, 19, 89-90. Dijck, J. van. (1993). De nieuwsmakers. Kenmerken van de professionele informatieoverdracht.

In B. Bardoel, & J. Bierhoff (Red.), Communicatie: werking, invloed (pp. 21-32). Groningen: Wolters Noordhoff.

40 Dijkstra, W., Ongena, Y. & Loosveldt, G. (2014). Onderzoek doen met vragenlijsten. Een

praktische handleiding. Amsterdam: VU University Press.

Eason, D. (1984). The new journalism and the image-world: Two modes of organizing experience. Critical Studies in Mass Communication 1 (1): 51–65.

Fishman, M. (1980). Manufacturing the News. Austin: University of Texas Press.

Graaf, A. de., Sanders, J. & Hoeken, H. (2016). Characteristics of narrative interventions and health effects: a review of the content, form, and context of narratives in health-related narrative persuasion research. Review of Communication Research, 4, 88-131. Gray, B. & Biber, D. (2012). Current conceptions of stance. In K. Hyland, & C.

Sancho Guinda (Ed.), Stance and voice in written academic genres (pp. 15-33). New York: Palgrave Macmillan.

Green, M. & Brock, T. (2000). The Role of Transportaion in the Persuasiveness of Public Narratives. Journal of Personality and Social Psychology, 79 (5), 701-721.

Green, M. C., Brock, T. C., & Kaufman, G. F. (2004). Understanding media enjoyment: The role of transportation into narrative worlds. Communication Theory, 14 (4), 311-327. Harbers, F. (2014). Between personal experience and detached information (Proefschrift,

Rijksuniversiteit Groningen). Geraadpleegd van

http://www.rug.nl/research/portal/files/25493720/Complete_dissertation.pdf.

Harbers, F. & Broersma, M. (2014). Between engagement and ironic ambiguity: Mediating subjectivity in narrative journalism. Journalism, 15 (5), 639-654.

Harp, S. F., & Mayer, R. E. (1997). The role of interest in learning from scientific text and illustrations: On the distinction between emotional interest and cognitive interest. Journal of educational psychology, 89, 92-102.

Hartsock, J. (2000). A History of American Literary Journalism. The Emergence of a Modern Narrative Form. Amherst: University of Massachusetts Press.

Hoeken, H., Hornikx, J. & Hustinx, L. (2012). Overtuigende teksten. Onderzoek en ontwerp (2e editie). Bussum: Coutinho.

Hutcheon, L. (1994). Irony’s Edge. The Theory and Politics of Irony. London: Routledge. Kamalski, J., Lentz, L. & Sanders, T. (2004). Coherentiemarkering in informerende en

persuasieve teksten. Tijdschift voor Taalbeheersing, 26 (2), 85-103. Knowles, M. & Moon, R. (2006). Introducing Metaphor. Londen: Routledge.

Krieken, K. van., Hoeken, H. & Sanders, J. (2015). From Reader to Mediated Witness: The Engaging Effects of Journalistic Crime Narratives. Journalism & Mass Communication Quarterly, 92 (3), 580-596.

Laer, T. van., Ruyter, K. de., Visconti, L. M., & Wetzels, M. (2014). The extended transportation-imagery model: A meta-analysis of the antecedents and consequences of consumers' narrative transportation. Journal of Consumer research, 40 (5), 797-817.

41 Lagerwerf, L. (2007). Irony and sarcasm in advertisements: Effects of relevant

inappropriateness. Journal of Pragmatics, 39, 1702-1721.

Lagerwerf, L., Schurink, M. & Oegema, D. (2011). Subjectiviteit als taalgebruik in dagbladen en nieuwsweblogs. Tijdschrift voor Communicatiewetenschap, 39, 107-126.

Lawrence, D. (1993). Why future is promising for newspaper industry. Newspaper Research Journal, 14, 11-17.

Lehman, D. W. (1997). Matters of Fact. Reading Nonfiction over the Edge. Columbus: Ohio State University Press.

Lentz, L., & Jong, M. de. (2003). In welke termen denken lezers over tekstproblemen?. Tijdschrift voor Taalbeheersing, 25 (3), 273-288.

Meyer, P. (1988). Defining and Measuring Credibility of Newspapers: Developing an Index. Journalism & Mass Communication Quarterly, 65 (3), 567-574.

Minditch, D. (2005). Tuned Out: Why Americans Under 40 Don’t Follow the News. Oxford: Oxford University Press.

Musolff, A. (2017). Metaphor, irony and sarcasm in public discourse. Journal of Pragmatics, 109, 95-104.

O’Keefe, D. J. (2002). Persuasion: Theory & Research. London: Sage Publications.

Oliver, M., Dillard, J., Bae, K. & Tamul, D. (2012). The Effect of Narrative News Format on Empathy for Stigmatized Groups. Journalism & Mass Communication Quarterly, 89 (2), 205-224.

Pöttker, H. (2003). News and Its Communicative Quality: the inverted pyramid—when and why did it appear? Journalism Studies, 4 (4), 501-511.

Rigney, A. (2006). Verhalen. In K. B. Wurth & A. Rigney (Red.), Het leven van teksten: een inleiding tot de literatuurwetenschap (pp. 159-195). Amsterdam: Amsterdam University Press.

Sanders, J. & Hoeken, H. (2015). Constructing the landscape of consciousness in news stories. In A. Lardinois, S. Levie & H. Hoeken (Eds.), Texts, Transmissions, Receptions: Modern Approaches to Narratives (pp. 133-151). Leiden: Brill.

Shen, F., Ahern, L. & Baker, M. (2014). Stories that Count: Influence of News Narratives on Issue Attitudes. Journalism & Mass Communication Quarterly, 91 (1), 98-117. Vis, K., Sanders, J. & Spooren, W. (2012). Diachronic changes in subjectivity and stance – A

corpus linguistic study of Dutch news texts. Discourse, context and media, 1, 95-102. Wahl-Jorgensen, K. (2013). The strategic ritual of emotionality: A case study of Pulitzer

Prize-winning articles. Journalism, 14 (1), 129-145.

Zoonen, L. van. (2012). I-Pistemology: Changing truth claims in popular and political culture. European Journal of Communication, 27 (1), 56-67.

42

Bronnenlijst

Fisk, R. (2004a, March 9). Iraq constitution sealed at last, and immediately come the warnings of an upsurge in violence. The Independent, p. 21.

Fisk, R. (2004b, July 28). Baghdad is a city that reeks with the stench of dead. The Independent, p. 27.

Fisk, R. (2006a, July 15). What I am watching in Lebanon each day is an outrage. The Independent, p. 1.

Fisk, R. (2006b, July 19). Paradise Lost. The Independent. Retrieved from

http://www.independent.co.uk/voices/commentators/fisk/paradise-lost-robert-fisks-elegy- for-beirut-408518.html.

Grunberg, A. (2009). Kamermeisjes en soldaten. Arnon Grunberg onder de mensen. Amsterdam: Van Nijgh & Van Ditmar.

Luyendijk, J. (2009). Geen nieuws maar inzicht. Johan de Wit-lezing 15 oktober 2009, geraadpleegd van https://www.villamedia.nl/docs/johan%20de%20witt%20lezing.pdf. NRC Stijlboek. (z.d.). Ik-journalistiek. Geraadpleegd op 23 juni 2016, van

https://apps.nrc.nl/stijlboek/ik-journalistiek.

Rijksoverheid. (2008, 17 november). Werkleerrechten voor jongeren tot 27 jaar. Geraadpleegd

op 8 maart 2017, van:

43