• No results found

‘Verlaat snel doch rustig het gebouw’

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "‘Verlaat snel doch rustig het gebouw’"

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

‘Verlaat snel doch rustig

het gebouw’

Exploratief onderzoek naar multimodale instructieve

ontruimingsplattegronden in de openbare ruimte

Masterscriptie Mieke Wester

Eerste begeleider: I.F. van der Sluis S2393255

Tweede begeleider: G. Redeker Amalia van Solmsstraat 1

Communicatie- en Informatiewetenschappen 9717 AL Groningen Communicatiekunde

Rijksuniversiteit Groningen miekewester@hotmail.com

(2)

Voorwoord

Voor u ligt mijn scriptie die ik heb geschreven ter afronding van mijn masteropleiding Communicatie- en Informatiewetenschappen aan de Rijksuniversiteit te Groningen, met als richting Communicatiekunde. Voor dit onderzoek zijn multimodale instructieve ontruimingsplattegronden geselecteerd, waarin het uitvoeren van een gedragsinstructie tijdens noodsituaties centraal staat. Een belangrijk kenmerk van dit soort plattegronden en instructies is het samenspel van tekst en beeld. In dit onderzoek wordt dan ook de tekst en de verhouding tussen tekst en beeld in ontruimings-plattegronden geanalyseerd.

De afgelopen maanden zijn zeer intensief geweest en ik ben heel veel uurtjes zoet geweest met het schrijven van deze scriptie. Ik heb dit echter nooit als vervelend ervaren, omdat het een heel interessant onderzoek is geweest met een leuk onderwerp. Het verzamelen, categoriseren en analyseren van de ontruimingsplattegronden en de diepte-interviews met BHV’ers hebben mij veel voldoening gegeven en dat is een goede afsluiting geweest van mijn studie. Ik wil Ielka van der Sluis en Gisela Redeker bedanken voor hun goede begeleiding tijdens het uitvoeren van dit onderzoek. Onze overlegmomenten heb ik altijd als productief en opbouwend ervaren. Na afloop van elk overleg kreeg ik weer nieuwe inzichten en vervolgens ging ik vol enthousiasme weer verder met het schrijven van mijn scriptie. Daarnaast wil ik ook mijn omgeving bedanken. Mijn huisgenoten, vrienden en familie hebben me enorm goed geholpen door ook druk op zoek te gaan naar ontruimingsplattegronden en me te helpen met het vinden van BHV’ers. Ook hebben ze me altijd goed gesteund en ik kon altijd bij ze terecht als ik even behoefte had aan een gezellige pauze tussen het schrijven van mijn scriptie door.

Mieke Wester

(3)

Samenvatting

Uit onderzoek komt naar voren dat de meerderheid van bedrijven nog steeds slecht is voorbereid op rampen. De leesbaarheid van veiligheidsdocumenten, waaronder ontruimingsplattegronden, blijkt in veel gevallen ontoereikend te zijn. In dit exploratieve onderzoek staat daarom het onderwerp ‘multimodale instructieve ontruimingsplattegronden’ centraal. De onderzoeksvraag is als volgt geformuleerd:

“Hoe dragen tekst en beeld bij aan het functioneren van gedragsinstructies in

multimodale instructieve ontruimingsplattegronden?”

De onderzoeksvraag wordt beantwoord met behulp van de volgende deelvragen: 1. Hoe worden gedragsinstructies weergegeven in tekst?

2. Hoe hangen tekst en beeld met elkaar samen?

3. Wat is een goede ontruimingsplattegrond volgens de gebruikers?

Het uitvoeren van een gedragsinstructie staat centraal in de ontruimingsplattegronden die voor dit onderzoek zijn geselecteerd. In dit onderzoek zijn de gedragsinstructies onderverdeeld in hoofd- en subcategorieën. De drie hoofdcategorieën komen overeen met de drie verschillende noodsituaties die in dit onderzoek worden opgenomen: brand, persoonlijk letsel en ontruiming. Binnen deze hoofdcategorieën worden subcategorieën gedefinieerd. Dit zijn deelhandelingen die van toepassing zijn in een bepaalde noodsituatie.

Er is allereerst een tekstuele analyse uitgevoerd, waarin de tekstuele veiligheidsinstructies binnen de plattegronden zijn onderzocht. Vervolgens is er in de tekst-beeld analyse gekeken hoe er naar de beelden wordt gerefereerd. Op basis van de resultaten van de tekstuele en tekst-beeld analyse, hebben er diepte-interviews plaatsgevonden met BHV’ers.

Uit de tekstuele analyse komt naar voren dat er in de geanalyseerde ontruimingsplattegronden een groot verschil is tussen het aantal stappen en het aantal gedragsinstructies. Dit houdt in dat er samengestelde zinnen worden gebruikt, die meerdere gedragsinstructies tegelijkertijd bevatten. Verder blijkt uit de tekstuele analyse dat de meeste stappen en gedragsinstructies binnen de hoofdcategorie ‘Instructies ten tijde van brand’ vallen en de meeste gedragsinstructies passen in de subcategorie ‘Alarmeren’. Tot slot bevatten de plattegronden van Jumbo en Hema een spelfout. Uit de tekst-beeld analyse komt naar voren dat alle ontruimingsplattegronden uit het corpus samen 92 afbeeldingen bevatten. Het aantal gebruikte iconen en symbolen is gelijk. De meeste afbeeldingen worden gebruikt in de hoofdcategorie ‘Instructies ten tijde van brand’. De meeste ontruimingsplattegronden bevatten afbeeldingen met bijpassende gedragsinstructies en deze verwijzingen zijn voornamelijk impliciet van aard.

(4)

Inhoudsopgave

Voorwoord Samenvatting 1. Inleiding 6 2. Theoretisch kader 7 2.1 Instructieve teksten 7

2.1.1 Procedurele en declaratieve informatie 8

2.1.2 Expliciete en impliciete tekstrelaties 8

2.2 Multimodale instructieve teksten 9

2.2.1 Ontwerp 9

2.2.2 Gebruik 10

2.3 Multimodale instructieve ontruimingsplattegronden 10

2.3.1 Risico- en crisiscommunicatie 11 3. Corpus en methoden 13 3.1 Onderzoeksvraag 13 3.2 Operationalisatie 13 3.3 Corpusverzameling en –samenstelling 18 3.4 Corpusanalyse 20 3.4.1 Tekstuele analyse 20 3.4.2 Tekst-beeld analyse 22 3.5 Gebruikersonderzoek 25 3.5.1 Verwachtingen 25 3.5.2 Respondenten 26 3.5.3 Materiaal 27 3.5.4 Procedure 27 3.5.5 Analyse 28 3.6 Onderzoekskwaliteit 28 3.6.1 Geloofwaardigheid 28 3.6.2 Betrouwbaarheid 29 3.6.3 Herleidbaarheid 29 3.6.4 Overdraagbaarheid 29 4. Resultaten 30 4.1 Tekstuele analyse 30 4.2 Tekst-beeld analyse 33 4.3 Gebruikersonderzoek 36

5. Conclusie, discussie en aanbevelingen 40

5.1 Conclusie 40

5.2 Discussie en aanbevelingen 41

(5)

Bijlagen:

A: Tekstuele analyse B: Tekst-beeld analyse C: Corpus

Ontruimingsplattegrond 1 – Pathé Groningen Ontruimingsplattegrond 2 – Xenos Groningen

Ontruimingsplattegrond 3 – Theater Oosterpoort Groningen Ontruimingsplattegrond 4 – Supermarktketen Jumbo Groningen Ontruimingsplattegrond 5 – C&A Emmeloord

Ontruimingsplattegrond 6 – Basisschool De Regenboog Ens Ontruimingsplattegrond 7 – Hema Groningen

Ontruimingsplattegrond 8 – Bedrijvencomplex De Twaalf Apostelen Ontruimingsplattegrond 9 – King’s Inn City Hostel Alkmaar

Ontruimingsplattegrond 10 – Woonzorgcentrum Eekhof D: Informatieformulier diepte-interviews

E: Toestemmingsformulier diepte-interviews F: Checklist diepte-interviews

(6)

6

1. Inleiding

Bij een brand, bommelding of explosiegevaar is het natuurlijk erg belangrijk zo snel mogelijk het gebouw te ontruimen en de juiste instanties te waarschuwen. Om goed voorbereid te zijn op een calamiteit, is elke organisatie verplicht een calamiteitenplan met noodinstructies te hebben (Arboportaal, 2014). Een onderdeel van dit calamiteitenplan is de ontruimingsplattegrond. Een ontruimingsplattegrond bevat tekeningen waarop onder meer de vluchtwegen zijn vermeld die de in het gebouw aanwezige personen moeten volgen. Daarnaast bevat het plan ook taken en instructies, die aangeven wie welke actie moet ondernemen in geval van een calamiteit. Maar in hoeverre zijn deze ontruimingsplattegronden duidelijk en geven ze voldoende informatie aan de gebruiker?

Uit onderzoek van Netpresenter (2008) blijkt dat de overgrote meerderheid van bedrijven nog steeds slecht is voorbereid op rampen. Vooral over interne en externe rampencommunicatie is in de meeste bedrijven nauwelijks nagedacht. Veel mensen weten daardoor niet wat ze moeten doen bij een noodsituatie en te veel mensen doen niets, of het verkeerde. De leesbaarheid van veiligheids-documenten, waaronder ontruimingsplattegronden, blijkt in veel gevallen ontoereikend te zijn. Uit een test met 43 documenten, blijkt dat een derde tot de helft van de mensen ze niet goed kan lezen (Lindhout, 2009: 9). Verder blijkt dat het met de kwaliteit van ontruimingsplattegronden meestal bedroevend gesteld is. Onduidelijke plattegronden op de verkeerde plaats opgehangen of zodanig ingewikkeld door overbodige details dat de kans op een veilig heenkomen in een noodsituatie al in rook is opgegaan voordat de juiste vluchtroute is ontcijferd (Wijmans en Bleekemolen, 2011: 36; Mooij, 2011: 29). Er is dus onderzoek nodig naar ontruimingsplattegronden. Door te weten wat je bij noodsituaties moet doen, kunnen dodelijke slachtoffers voorkomen worden.

In dit exploratieve onderzoek staat het onderwerp ‘multimodale instructieve ontruimingsplattegronden’ centraal. Het doel van zulke instructieve ontruimingsplattegronden is tweeledig. De intentie is om mensen te informeren (voorlichting) over een eventueel gevaar en om het gedrag van mensen te sturen in de richting van veilig handelen of een veilige omgeving (in geval van nood). Het onderzoek maakt inzichtelijk hoe multimodale instructieve ontruimingsplattegronden aan de gebruiker kunnen worden gepresenteerd. Deze presentatie bestaat uit drie basiselementen, namelijk de tekst, het beeld en de verhouding tekst en beeld. Om er achter te komen hoe een goede ontruimingsplattegrond er uitziet is het eerst van belang dat er onderzoek wordt gedaan naar wat voor soort multimodale plattegronden er bestaan en hoe deze zijn vormgegeven. Vervolgens worden deze resultaten getest onder respondenten (BHV’ers). Dit onderzoek kan mogelijk een bijdrage leveren aan vervolg-onderzoek naar de kwaliteit van ontruimingsplattegronden De vervolg-onderzoeksvraag die centraal staat in dit onderzoek is als volgt geformuleerd:

“Hoe dragen tekst en beeld bij aan het functioneren van gedragsinstructies in

multimodale instructieve ontruimingsplattegronden?”

De onderzoeksvraag wordt beantwoord met behulp van de volgende deelvragen: 1. Hoe worden gedragsinstructies weergegeven in tekst?

2. Hoe hangen tekst en beeld met elkaar samen?

3. Wat is een goede ontruimingsplattegrond volgens de gebruikers?

(7)

7

2. Theoretisch kader

In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op diverse theorieën om het algemene kader te kunnen vormen. Allereerst wordt theorie over instructieve teksten in het algemeen besproken. Verder worden multimodale instructieve teksten behandeld, waarbij er zowel sprake is van tekst als beeld. Het theoretische kader wordt afgesloten met een specifieke vorm van zo’n multimodale instructieve tekst, namelijk een multimodale instructieve ontruimingsplattegrond die veelvuldig wordt ingezet bij risico- en crisiscommunicatie. In dit hoofdstuk wordt een ontruimingsplattegrond (zie Figuur 1) als voorbeeld gebruikt om de verschillende theorieën en begrippen per (sub)paragraaf te verduidelijken. 2.1 Instructieve teksten

Volgens Karreman en Steehouder (2000) wordt de kern van instructieve teksten gevormd door procedures: aanwijzingen voor reeksen acties die de lezer van zo’n tekst moet uitvoeren om een bepaald doel te bereiken. Deze teksten zijn bedoeld om bepaalde handelingen te beschrijven en te verduidelijken. De doelstelling van de instructieve teksten is dan ook het helpen van de gebruiker bij het uitvoeren van een handeling (Calliope, 2008). Een voorbeeld van een instructieve tekst is een ontruimingsplattegrond, waarin de gebruikers van een gebouw geïnformeerd worden hoe ze het gebouw in geval van nood moeten verlaten. Figuur 1 presenteert een voorbeeld van een instructieve ontruimingsplattegrond.

Figuur 1. Voorbeeld ontruimingsplattegrond (Branddetectieservice, 2014)

(8)

8 2.1.1 Procedurele en declaratieve informatie

Het instructieve doel wordt in instructies doorgaans vervuld door procedurele informatie: beschrijvingen van achtereenvolgende stappen die de gebruiker of lezer moet uitvoeren. Deze informatie wordt volgens Steehouder, Karreman en Loorbach (2013) gekenmerkt door het direct aanspreken van de lezer, het gebruik van de gebiedende wijs en het visueel weergeven van de verschillende acties. Procedurele informatie wordt doorgaans weergegeven in een genummerde lijst van achtereenvolgende, afzonderlijke acties. Volgens Steehouder e.a. (2013) wordt procedurele informatie als de belangrijkste informatie in instructieve teksten gezien.

Ontruimingsplattegronden maken doorgaans ook gebruik van procedurele informatie. In Figuur 1 is goed te zien dat er sprake is van achtereenvolgende stappen die de gebruiker moet uitvoeren in geval van brand, ongeval/letsel of ontruiming. ‘Sluit ramen en deuren, schakel apparatuur uit, bel 333 en verlaat het gebouw’ zijn voorbeelden van procedurele taakinformatie.

Naast procedurele informatie, wordt er in instructies ook andere informatie toegevoegd. Deze informatie is niet zoals procedurele informatie direct gericht op het instrueren, maar op het geven van meer informatie om de instructies te verduidelijken. Ummelen (1997) noemt deze informatie: declaratieve informatie. Zij rekent hier alle informatie toe die niet tot de procedurele informatie behoort, zoals beschrijvingen van de interne werking van het apparaat (operationele informatie) of beschrijvingen van situaties waarin bepaalde handelingen wel of niet uitgevoerd kunnen worden (real

life informatie). Het doel van deze declaratieve informatie is om de gebruikers te informeren over het

apparaat en de toepassingsmogelijkheden ervan. Sinds de jaren ’80 zijn er meerdere onderzoeken geweest naar de effecten van declaratieve informatie op de taakuitvoering. De algemene veronderstelling was dat deze informatie de gebruikers zou helpen een goed mentaal model van het apparaat te maken, waardoor het instructieve hoofddoel gemakkelijker bereikt zou worden. Hoewel de uitkomsten van deze studies niet eenduidig zijn, wordt tegenwoordig aangenomen dat dit type informatie nuttig is voor de gebruiker (Steehouder et al., 2013).

In ontruimingsplattegronden wordt ook gebruik gemaakt van declaratieve informatie. De plattegrond, de drie verschillende beschreven situaties: brand, ongeval/letsel en ontruiming, de legenda, de aangegeven vluchtroute, de referenties van de legenda-items op de plattegrond en de locatieaanduiding ‘u bevindt zich hier’ zijn declaratief van aard. Doordat de eerder genoemde onderdelen de werking van de ontruimingsplattegrond als geheel uitleggen, valt dit onder de operationele informatie. Daarnaast verwijzen de eerder genoemde onderdelen ook naar situaties in de werkelijkheid waarin de procedurele taakinformatie moet worden uitgevoerd en daarmee valt het dus ook onder real life informatie.

2.1.2 Expliciete en impliciete tekstrelaties

In instructieve teksten kunnen, zowel in procedurele als declaratieve informatie, tekstrelaties expliciet of impliciet tot uitdrukking worden gebracht. Wordt er bijvoorbeeld letterlijk naar een object uit de plattegrond verwezen of moet de gebruiker deze relatie zelf ontdekken? Connectieven zijn de talige uitdrukkingen die coherentierelaties tussen tekstsegmenten expliceren (Sanders et al., 1992). Het zijn dus markeringen van tekstrelaties. Wanneer er een connectief aanwezig is tussen twee tekstsegmenten, dan is de tekstrelatie tussen deze segmenten vaak gemakkelijk te herkennen. Anderzijds is het moeilijker om een tekstrelatie te herkennen wanneer er geen expliciete tekstuele aanwijzingen zijn (Miltsakaki et al., 2005; Pitler et al., 2008).

(9)

9 Met andere woorden: het effect van structuursignalen op tekstbegrip zal voor goede lezers veel kleiner zijn dan voor zwakke lezers. Volwassen lezers met veel leeservaring en voorkennis blijken teksten dieper en beter te verwerken en begrijpen als de tekstrelaties impliciet blijven. Als de relaties te expliciet in een tekst zijn weergegeven, worden deze ervaren lezers namelijk luie lezers (McNamara et al., 1996).

2.2 Multimodale instructieve teksten

Dit onderzoek zal zich richten op tekst-beeldverhoudingen in multimodale instructieve ontruimingsplattegronden. Uit onderzoek van Desloover (2007: 13) is gebleken dat instructies die voorzien zijn van een afbeelding hoger scoren op zowel begrijpelijkheid, waardering als uitvoerbaarheid. In dit onderzoek zal worden geanalyseerd of en hoe tekst en beeld samenwerken. Hierbij staat ontwerp enerzijds en gebruik anderzijds centraal. Ontwerp betreft het gebruik door ontwerpers en gebruik richt zich daarentegen op het gebruik van tekst en beeld door de uitvoerders ervan. Hieronder worden deze twee begrippen besproken en er wordt uitgelegd hoe ze op elkaar inwerken.

2.2.1 Ontwerp

De theorie van Mayer (2001), aangeduid als het multimedia principle, beweert dat mensen meer leren van de combinatie tekst en beeld dan van tekst of beeld alleen. Doordat de lezer de informatie in meer dan één presentatievorm aangeboden krijgt, moet hij of zij de verschillende informatievormen met elkaar integreren om de inhoud te kunnen begrijpen. Deze integratie van tekst en beeld zorgt volgens Mayer voor een diepere informatieverwerking, dan bij het verwerken van alleen woorden of alleen beelden. Maar de combinatie van woord en beeld is niet onder alle omstandigheden effectief, aan de theorie van Mayer zijn wel een aantal voorwaarden en richtlijnen verbonden. De belangrijkste voorwaarden met betrekking tot de tekst-beeld combinatie zijn het zo dicht mogelijk bij elkaar plaatsen van tekst en beeld (spatial contiguity principle), het tegelijkertijd aanbieden van tekst en beeld (temporal contiguity principle) en het achterwegen laten van overbodige informatie (coherence

principle). Als er niet aan deze voorwaarden wordt voldaan, dan kan er overbelasting in het

werkgeheugen plaatsvinden en dit verhindert het leren van de informatie. Deze multimodale theorie van Mayer sluit goed aan op de Cognitive Load theorie (Sweller, 1994; 1999, Schnotz, 2005). Deze theorie gaat ervan uit dat mensen slechts beschikken over één werkgeheugen met een beperkte capaciteit. Informatie kan volgens deze theorie dan ook het beste zo worden aangeboden, dat de cognitieve belasting van het werkgeheugen beperkt blijft. Een manier om dit te doen is door de informatie in passend formaat te verpakken en de combinatie van tekst en beeld kan hierbij een grote rol spelen.

De theorie van Mayer gaat specifiek over leeromgevingen, maar het is voorstelbaar dat dit ook toe te passen is op ontruimingsplattegronden. Als we de multimediaprincipes van Mayer toepassen op de ontruimingsplattegrond in Figuur 1, zien we dat deze plattegrond aan alle bovengenoemde principes voldoet. Tekst met daarin instructies over wat te doen in geval van brand, ongeval of ontruiming en afbeeldingen over bijvoorbeeld de aangegeven vluchtroute of de locatie van de handbrandblusser, worden gecombineerd (multimedia-principle). Verder wordt tekst en beeld dicht bij elkaar gepresenteerd (spatial contiguity principle) en het wordt tegelijkertijd getoond aan de lezer (temporal

contiguity principle). Op het eerste gezicht lijkt alle informatie functioneel en daarmee wordt er dus ook

voldaan aan het coherence principle.

Verder houdt Gibson zich ook bezig met het ontwerp. The Information Pickup Theory van Gibson (1979), stelt dat mensen bij het uitvoeren van handelingen zich sterk laten leiden door allerlei

affordences (soort van inferenties) die opgeroepen worden bij het waarnemen van objecten. Volgens

(10)

10 In de ontruimingsplattegrond in Figuur 1 zijn er elementen te vinden die men met behulp van deze theorie zou kunnen duiden. Zo wordt er bijvoorbeeld in de instructie genoemd dat men de brandmelder moet indrukken en in de legenda is dit object vervolgens uitgebeeld.

Net als Mayer en Gibson houdt de theorie van Nikolajeva en Scott (2000) zich ook bezig met het ontwerp. Zij onderscheiden vijf soorten relaties tussen tekst en beeld: symmetrisch (symmetry), aanvullend (complementary), uitbreidend (enhancement), contrasterend (counterpoint) en tegenstrijdig (contradiction). Onder de symmetrische relatie verstaan Nikolajeva en Scott dat tekst en afbeelding allebei dezelfde informatie overbrengen. Bij de aanvullende relatie representeren de tekst en het beeld niet hetzelfde, maar ze vullen elkaar dus aan. Bij de uitbreidende relatie kan het beeld de tekst versterken door middel van een focus op bepaalde beeldelementen, bijvoorbeeld met behulp van een aanwijspijl. Bij de contrasterende relatie contrasteren woord en beeld met elkaar, maar ze werken tegelijkertijd samen om een betekenis uit te drukken die ze afzonderlijk niet kunnen overbrengen. Tot slot spreken woord en beeld elkaar tegen bij de tegenstrijdige relatie.

Bij de ontruimingsplattegrond in Figuur 1 is dus sprake van een symmetrische relatie bij de uitleg van symbolen in de legenda. De aanvullende relatie tussen tekst en beeld is te zien bij de tekstuele instructies enerzijds en de plattegrond als aanvulling daarop anderzijds. De uitbreidende relatie is te zien bij de dikgedrukte aanwijspijl met locatieaanduiding, waarbij het beeld de tekst versterkt. De contrasterende en tegenstrijdige relatie zijn niet gebruikt in Figuur 1.

2.2.2 Gebruik

Hoewel het in paragraaf 2.2.1 voornamelijk ging over theorieën met betrekking tot het ontwerp van multimodale instructieve teksten, gaat het in deze paragraaf over theorieën met betrekking tot het gebruik door de lezer. Carney en Levin (2002) concluderen dat afbeeldingen een positieve bijdrage leveren aan het leren uit teksten en dus het tekstbegrip. Levin (1981; Carney & Levin 2002) onderscheidt vijf verschillende functies voor illustraties in een tekst: decoratief, representatief, organisatorisch, interpretatief of transformatief. Deze functiebeschrijving heeft raakvlakken met de eerder genoemde theorie van Nikolajeva en Scott (2000).

In de ontruimingsplattegrond in Figuur 1 wordt bij de afbeeldingen gebruik gemaakt van de representatieve, organisatorische, interpretatieve en transformatieve functie. De representatieve functie wordt gebruikt bij de legenda. In de legenda worden de genoemde items verbeeld, waardoor de tekst in de daarbij horende afbeelding herhaald wordt. De organisatorische functie wordt gebruikt omdat er sprake is van een plattegrond. Deze plattegrond zorgt voor samenhang en legt uit hoe de ontruimingsprocedure (vluchtroute) verloopt. Tegelijkertijd is er sprake van een interpretatieve functie, want de plattegrond verduidelijkt de inhoud van de tekst die ernaast staat. Verder is de locatieaanduiding met de tekst ‘U bevindt zich hier’ een voorbeeld van een transformatieve afbeelding, omdat de dikgedrukte aanwijspijl de informatie extra benadrukt. Tot slot wordt de decoratieve functie niet toegepast, omdat er geen afbeeldingen alleen ter versiering worden gebruikt. Onderzoek van Levin et al (1987) laat zien dat de functies transformatief, interpretatief, organisatorisch en representatief alle vier een positieve invloed hebben op het onthouden van een tekst in vergelijking tot een tekst zonder illustraties.

2.3 Multimodale instructieve ontruimingsplattegronden

(11)

11 Een calamiteitenplan is noodzakelijk wanneer (Euronorm, 2014):

 Er risico’s bestaan voor brand, explosie, gaslek enzovoort

 Het gebouw(en) meer dan een verdieping telt

 Er meerdere personen tegelijkertijd in het gebouw aanwezig zijn

Een ontruimingsplan is een belangrijk en tevens verplicht onderdeel van zo’n calamiteitenplan (Arboportaal, 2014). Het ontruimingsplan visualiseert de verschillende maatregelen, voorzieningen en instructies voor een bepaald gebouw of afdeling. Een ontruimingsplan beschrijft wat er precies moet gebeuren in geval van nood om zo veel mogelijk mensen veilig uit het gebouw te krijgen. Het ontruimingsplan speelt een cruciale rol tijdens de voorbereiding op een eventuele calamiteit en is daardoor van belang tijdens een daadwerkelijke evacuatie. Een ontruimingsplan bevat instructies voor de aanwezigen, taken en verantwoordelijkheden van hulpverlenende functionarissen en een ontruimingsplattegrond.

Ontruimingsplattegronden zijn dus een onderdeel van het ontruimingsplan en zijn bedoeld om gebruikers van een gebouw te informeren hoe ze het gebouw in geval van een calamiteit het beste kunnen verlaten. In Figuur 1 is een voorbeeld te zien van een ontruimingsplattegrond. Op ontruimings-plattegronden wordt aangegeven waar men zich op dat moment bevindt, welke vluchtwegen en (nood)uitgangen er zijn, de plaats van blus- en reddingsmiddelen en de verzamelplaats buiten het gebouw. Ook bevat een ontruimingsplattegrond gedragsinstructies over hoe men dient te handelen in geval van nood. In verband met de brandveiligheid dienen deze plattegronden op A3 formaat in elk type gebouw aanwezig te zijn en ze horen op duidelijk zichtbare plekken in het gebouw te hangen. De plattegronden zijn bedoeld voor zowel de bezoekers als eigen medewerkers in het gebouw.

Ontruimingsplattegronden zijn dus onderdeel van een ontruimingsplan, wat vervolgens weer onderdeel is van een calamiteitenplan. Dit onderzoek beperkt zich tot de multimodale instructieve ontruimingsplattegronden en de overige onderdelen van het calamiteitenplan en ontruimingsplan worden daarom buiten beschouwing gelaten.

2.3.1 Risico- en crisiscommunicatie

Multimodale ontruimingsplattegronden met daarin gedragsinstructies zijn een vorm van risico- en crisiscommunicatie. Risicocommunicatie is het van te voren communiceren over mogelijke risico’s. ‘Bij risicocommunicatie gaat het om communicatie over bestaande en toekomstige risico’s waaraan mensen blootstaan voordat een crisis zich voordoet’ (Muller, Rosenthal, Helsloot en Dijkman, 2009: 728). De landelijke overheid hanteert nagenoeg dezelfde definitie: ‘Risicocommunicatie is communicatie over risico’s waaraan mensen blootstaan voordat zich een ramp of incident voordoet’ (BKZ, VROM en VNG, 2003: 3). Crisiscommunicatie en risicocommunicatie zijn begrippen die door elkaar gehaald worden, maar ze dekken niet dezelfde lading. Risicocommunicatie vindt plaats voordat een ramp of crisis zich voordoet en heeft dus een proactief karakter. Daarentegen vindt crisiscommunicatie plaats tijdens of na afloop van een ramp of crisis en heeft daarom een reactief karakter. ‘Crisiscommunicatie is het voorlichten van burgers, media en andere doelgroepen tijdens een crisissituatie’ (VRU, 2014). Goede risicocommunicatie kan een opmaat zijn naar crisiscommunicatie en men kan er voordeel uithalen. Goede crisiscommunicatie begint dus bij goede risicocommunicatie.

(12)
(13)

13

3. Corpus en methoden

In dit hoofdstuk staat de opzet van het onderzoek centraal. Ten eerste vindt er operationalisatie van de belangrijkste elementen uit het onderzoek plaats. Vervolgens wordt de corpusverzameling en – samenstelling beschreven en worden de gebruikte onderzoeksmethoden uiteengezet. Tot slot wordt aandacht geschonken aan de betrouwbaarheid van dit onderzoek.

3.1 Onderzoeksvraag

De onderzoeksvraag is als volgt geformuleerd:

“Hoe dragen tekst en beeld bij aan het functioneren van gedragsinstructies in

multimodale instructieve ontruimingsplattegronden?”

De onderzoeksvraag wordt beantwoord met behulp van de volgende deelvragen: 1. Hoe worden gedragsinstructies weergegeven in tekst?

2. Hoe hangen tekst en beeld met elkaar samen?

3. Wat is een goede ontruimingsplattegrond volgens de gebruikers? Deze deelvragen worden beantwoord aan de hand van de operationalisatie. 3.2 Operationalisatie

Bij het doen van onderzoek is het van belang om allereerst het concept dat je wilt onderzoeken te operationaliseren, oftewel meetbaar te maken. Daarom worden in deze paragraaf de belangrijkste elementen uit het onderzoek en de onderzoeksvraag geoperationaliseerd. Hierbij wordt met name gekeken wat er onder welk element wordt verstaan in relatie tot dit onderzoek. De volgende elementen worden geoperationaliseerd:

 Noodsituaties

 Multimodale instructieve ontruimingsplattegronden

 Gedragsinstructies

 Afbeeldingen

Noodsituaties

Een (dreigende) noodsituatie is een gebeurtenis die schadelijke gevolgen heeft veroorzaakt of kan veroorzaken en waarbij de coördinatie van de disciplines is vereist om de dreiging weg te nemen of om de schadelijke gevolgen te beperken (Goossens, 2007: 75). In een noodsituatie in een gebouw moet iedereen in het gebouw weten wat hij of zij moet doen en een ontruimingsplattegrond is hierbij een onmisbaar hulpmiddel. In dit onderzoek wordt alleen gekeken naar de volgende noodsituaties in openbare gebouwen: brand, persoonlijk letsel en ontruiming.

Multimodale instructieve ontruimingsplattegronden

(14)

14 Gedragsinstructies

Binnen de multimodale instructieve ontruimingsplattegronden worden taalhandelingen weergegeven zoals waarschuwingen, aanbevelingen en/of aanwijzingen. Een voorbeeld van zo’n waarschuwing is: ‘Denk aan uw eigen veiligheid’ (Xenos, Groningen) of ‘Bij rook altijd vluchten’ (Pathé, Groningen). De gebruiker wordt geïnstrueerd om een daadwerkelijke handeling uit te voeren op basis van deze gedragsinstructies. In dit onderzoek zijn de gedragsinstructies onderverdeeld in hoofd- en subcategorieën. De drie hoofdcategorieën komen overeen met de drie verschillende noodsituaties die in dit onderzoek worden opgenomen: brand, persoonlijk letsel en ontruiming. Binnen deze hoofdcategorieën worden subcategorieën gedefinieerd. Dit zijn deelhandelingen die van toepassing zijn in een bepaalde noodsituatie. Een voorbeeld van een subcategorie is: ‘Brand blussen’ of ‘Gebouw verlaten’. Deze categorieën zijn voortgekomen uit observaties van de gedragsinstructies die beschreven zijn in de ontruimingsplattegronden. Door ze te categoriseren kan er onderzocht worden welke gedragsinstructies voorkomen en hoe vaak deze voorkomen. De geïdentificeerde gedragsinstructies en de daarbij behorende categorisatie zijn in Tabel 2 schematisch weergegeven. De gedragsinstructies die in dit onderzoek worden geanalyseerd zijn imperatieven. Dit zijn werkwoordsvormen die worden gebruikt in zinnen die een bevel uitdrukken en in dergelijke zinnen ontbreekt het onderwerp en staat de gebiedende wijs altijd op de eerste plaats. Een voorbeeld van een imperatief binnen de ontruimingsplattegronden is: ‘Schakel de apparatuur uit’ (Xenos, Groningen) of ‘Sluit ramen en deuren’ (Eekhof, Kaatsheuvel). Soms is er echter ook sprake van samengestelde imperatieven, die meerdere gedragsinstructies tegelijkertijd bevatten. In dit onderzoek worden zulke samengestelde instructies uit elkaar getrokken, waarbij alle gedragsinstructies apart worden benoemd. Een voorbeeld van zo’n samengestelde instructie is: ‘Verlaat snel doch rustig het gebouw’ (Xenos, Groningen). Deze zin staat dus in de gebiedende wijs en bevat de gedragsinstructie ‘Gebouw verlaten’. Daarnaast worden in de analyse ook de predikaten ‘snel’ en ‘rustig’ meegenomen, omdat deze woorden iets zeggen over de manier waarop de gebruiker het gebouw moet verlaten. Daarom bevat de zin nog twee gedragsinstructies: ‘Rustig het gebouw verlaten’ en ‘Snel het gebouw verlaten’. Zie Tabel 1.

Tabel 1. Gecomprimeerde imperatieven

Stap Tekstuiting stap Gedragsinstructie Hoofdcategorie Subcategorie

Stap 16 Verlaat snel doch rustig het gebouw

Het gebouw verlaten Instructies ten tijde van ontruiming

Gebouw verlaten Stap 16 Verlaat snel doch rustig

het gebouw

Rustig het gebouw verlaten

Instructies ten tijde van ontruiming

Rustig blijven Stap 16 Verlaat snel doch rustig

het gebouw

Snel het gebouw verlaten

Instructies ten tijde van ontruiming

(15)

15

Tabel 2. Geïdentificeerde gedragsinstructies en de daarbij horende categorisatie

Hoofd-categorieën

Definitie hoofd-categorieën

Subcategorieën Definitie subcategorieën Voorbeelden uit het corpus

1. Instructies ten tijde van brand

Instructies die de gebruiker moet uitvoeren ten tijde van brand 1.1 Alarmeren 1.2 Brand blussen 1.3 Apparatuur uitschakelen 1.4 Ramen/deuren sluiten 1.5 Instructies opvolgen 1.6 Gebouw verlaten 1.7 Veiligheid waarborgen 1.8 Vluchtroute volgen 1.9 Rustig blijven

1.1 Hulpdiensten en/of andere aanwezigen waarschuwen dat er gevaar dreigt en/of dat er hulp moet komen

1.2 Brand of vuur bestrijden en stoppen met behulp van blusmiddelen

1.3 Apparatuur uitschakelen ten tijde van brand

1.4 Ramen en/of deuren sluiten ten tijde van brand

1.5 Instructies van hulpdiensten opvolgen ten tijde van brand

1.6 Ten tijde van brand het gebouw verlaten en naar buiten gaan 1.7 Eigen en andersmans veiligheid

waarborgen ten tijde van brand 1.8 De aangegeven vluchtroute volgen

ten tijde van brand

1.9 Rustig blijven en kalmte bewaren ten tijde van brand

1.1 Druk ruitje in van

handbrandmelder (Jumbo, Groningen)

1.2 Tracht indien mogelijk het vuur te blussen (Regenboog, Ens) 1.3 Schakel de elektrische

apparatuur uit (Pathé, Groningen)

1.4 Sluit ramen en deuren (niet op slot) (C&A, Emmeloord) 1.5 Volg instructies BHV-er op

(Hema, Groningen) 1.6 Verlaat gebouw rustig, niet

rennend (C&A, Emmeloord) 1.7 Maak geen gebruik van de lift

(Xenos, Groningen)

1.8 Verlaat het pand via de kortste weg (King’s Inn City Hostel, Alkmaar)

1.9 Blijf kalm en rustig (King’s Inn City Hostel, Alkmaar)

2. Instructies bij persoonlijk letsel Instructies die de gebruiker moet uitvoeren bij persoonlijk letsel 2.1 Alarmeren 2.2 Hulp verlenen 2.3 Instructies opvolgen 2.4 Veiligheid waarborgen

2.1 Hulpdiensten en/of andere aanwezigen waarschuwen dat er gevaar dreigt en/of dat er hulp moet komen

2.2 Hulp verlenen aan het betreffende slachtoffer

2.3 Instructies van hulpdiensten opvolgen bij persoonlijk letsel

2.4 Eigen en andermans veiligheid waarborgen

2.1 Alarmeer via 112 (Xenos, Groningen)

2.2 Geef het slachtoffer geen drinken (Jumbo, Groningen)

2.3 Volg instructies bhv-er op (Pathé, Groningen)

(16)

16 Hoofd-categorieën Definitie hoofd-categorieën

Subcategorieën Definitie subcategorieën Voorbeelden uit het corpus

3. Instructies ten tijde van ontruiming Instructies die de gebruiker moet uitvoeren ten tijde van ontruiming 3.1 Alarmeren 3.2 Rustig blijven 3.3 Instructies opvolgen 3.4 Hulp verlenen 3.5 Apparatuur uitschakelen 3.6 Gebouw verlaten 3.7 Veiligheid waarborgen 3.8 Melden op verzamelplaats 3.9 Vluchtroute volgen 3.10 Opschieten 3.11 Overig

3.1 Hulpdiensten en/of andere aanwezigen waarschuwen dat er gevaar dreigt en/of dat er hulp moet komen

3.2 Rustig blijven en kalmte bewaren ten tijde van ontruiming

3.3 Instructies van hulpdiensten opvolgen ten tijde van ontruiming 3.4 Hulp verlenen aan anderen waar

nodig, ten tijde van ontruiming 3.5 Apparatuur ten tijde van ontruiming

uitschakelen

3.6 Ten tijde van ontruiming het gebouw verlaten en naar buiten gaan

3.7 Eigen en andermans veiligheid waarborgen ten tijde van ontruiming

3.8 Op de aangewezen verzamelplaats verzamelen en melden

3.9 De aangegeven vluchtroute volgen 3.10 Een handeling in snel tempo

uitvoeren

3.11 Overige gedragsinstructies

3.1 Meld eventuele bijzonderheden aan de BHV (Twaalf Apostelen, Bunnik)

3.2 Blijf rustig en voorkom paniek (Regenboog, Ens)

3.3 Volg de instructies beveiliging / BHV (Oosterpoort, Groningen) 3.4 Verleen waar nodig hulp aan

collega’s (Hema, Groningen) 3.5 Schakel apparatuur uit (Jumbo,

Groningen)

3.6 Verlaat het gebouw naar de verzamelplaats (Regenboog, Ens)

3.7 Ga nooit terug (Xenos, Groningen)

3.8 Meldt u op de aangewezen verzamelplaats (Hema, Groningen)

3.9 Verlaat het gebouw via de aangewezen vluchtroute (Bedrijvencomplex De Twaalf Apostelen, Bunnik)

3.10 Verlaat snel doch rustig het gebouw (Xenos, Groningen) 3.11 Neem persoonlijke bezittingen

(17)

17 Iconen en/of symbolen

Er worden twee soorten afbeeldingen gebruikt binnen de plattegronden: iconen en symbolen. Deze twee soorten tekens worden, samen met indexen, in de semiotiek onderscheiden door Peirce (1991). Iconen worden door de grondlegger van de semiotiek, Charles Sanders Peirce (1991: 239-247), gedefinieërd als een gelijkenisrelatie tussen het teken en datgene waar het naar verwijst. Het geeft een representatief beeld van het object dat wordt uitgebeeld. Een voorbeeld van een icoon in een ontruimingsplattegrond is de afbeelding van de handblusser. Zie Figuur 2. Dit is een schematische weergave van een voorwerp die zoveel mogelijk gelijkenis vertoont met het in werkelijkheid bestaande voorwerp.

Een symbolisch teken ontleent zijn tekenwaarde volgens grondlegger Peirce (1991: 239-247) aan een interpretatieconventie. Er bestaat geen natuurlijke relatie tussen teken en betekenis(Bax, 1995: 34). De betekenis van een symbool wordt bepaald door een algemeen geldige regel die vaak op afspraken berust (Schasfoort, 2007: 40). Een voorbeeld van een symbool binnen de ontruimingsplattegronden is de afbeelding van de vluchtrichting. Zie Figuur 3. Hierbij is er sprake van een pijl en dit verwijst niet naar een bestaand en aanwijsbaar object, maar dit geeft een (vlucht)richting aan.

Er kan ook sprake zijn van afbeeldingen die zowel iconisch als symbolisch van aard zijn. Een voorbeeld hiervan is te zien in Figuur 4. De afbeelding van de nooduitgang bevat een persoon, een pijl en een schematische weergave van een deur. De afbeeldingen van de persoon en de deur zijn iconisch van aard, omdat ze functioneren op basis van een gelijkenisrelatie. De pijl daarentegen is symbolisch van aard, omdat dit berust op een afspraak.

Expliciete of impliciete relaties tussen afbeeldingen en tekst

(18)

18 3.3 Corpusverzameling en -samenstelling

In deze paragraaf worden de selectiecriteria en vindplaatsen van de multimodale instructieve ontruimingsplattegronden behandeld.

Bij het verzamelen van de analyseobjecten wordt rekening gehouden met een aantal vooropgestelde criteria waaraan de ontruimingsplattegrond moet voldoen om een arbitraire verzameling te vermijden. De genoemde selectiecriteria zijn opgesteld om te waarborgen dat er alleen ontruimingsplattegronden worden verzameld waarbij de onderzoeksvraag en de daarbij horende deelvragen kunnen worden beantwoord. De selectiecriteria voor de ontruimingsplattegronden zijn als volgt:

 De ontruimingsplattegrond bevat zowel tekst als beeld (multimodaal)

 De ontruimingsplattegrond bevat veiligheidsinstructies in de vorm van een stappenplan voor zowel brand, persoonlijk letsel als ontruiming

 De ontruimingsplattegrond bevat een legenda, oftewel een verklaring van de gebruikte symbolen en/of iconen

 De tekst in de ontruimingsplattegrond is in het Nederlands geschreven

 De ontruimingsplattegrond komt voor in de openbare ruimte

Tijdens de corpusopbouw zijn er enkele ontruimingsplattegronden naar voren gekomen die afwijken van de bovengenoemde selectiecriteria. Een voorbeeld hiervan is de ontruimingsplattegrond van Saturn (zie Figuur 5). Deze ontruimingsplattegrond bevat alleen veiligheidsinstructies in geval van brand en ongeval, ontruiming wordt in deze plattegrond dus niet genoemd. Omdat deze ontruimingsplattegrond afwijkt van de gestelde selectiecriteria, is het niet zinvol om deze mee te nemen in het kleine corpus van dit onderzoek en om deze reden wordt deze plattegrond dus buiten beschouwing gelaten. De plattegrond van Ikea wordt ook niet meegenomen in het onderzoek, omdat deze plattegrond bij elke afzonderlijke stap een bijpassende afbeelding gebruikt (zie Figuur 6). In dit geval zou het analysemodel uitgebreid moeten worden, terwijl men op basis van één geval geen conclusie kan trekken. Om deze reden wordt de plattegrond van Ikea dus ook buiten beschouwing gelaten.

(19)

19 Voor dit onderzoek zijn een tiental ontruimingsplattegronden geanalyseerd. In Tabel 3 is af te lezen van welk soort bedrijf, maker en locatie in het gebouw deze plattegrond afkomstig is. Ook is te zien op welke datum deze plattegronden zijn geraadpleegd.

Tabel 3. Tabel corpusverzameling en -samenstelling

Ontruimings-plattegrond

Bedrijf Adres Maker Locatie

gebouw

Raadpleeg-datum Plattegrond 1 Bioscoop Pathé Gedempte

Zuiderdiep 78 Groningen

SafeCon Begane

Grond

25 maart 2014

Plattegrond 2 Winkel Xenos Vismarkt 39 Groningen Spect gebouwen-consult Begane Grond 25 maart 2014 Plattegrond 3 Theater Oosterpoort Trompsingel 27 Groningen DGMR Adviseurs Kleed-kamer 3 25 maart 2014 Plattegrond 4 Supermarktketen Jumbo Wilhelminakade 21 Groningen

Den Dekker Begane Grond

26 maart 2014 Plattegrond 5 Winkel C&A Lange Nering 12

Emmeloord Logibel FPM Begane Grond 4 april 2014 Plattegrond 6 Basisschool De Regenboog Sportweg 22 Ens Onbekend Begane Grond 3 april 2014 Plattegrond 7 Winkel Hema Herestraat 64

Groningen

Ajax Chubb Varel Begane Grond 25 maart 2014 Plattegrond 8 Bedrijvencomplex De Twaalf Apostelen Regulierenring 16 Bunnik Nordined Prequest Begane Grond 23 april 2014

(20)

20 3.4 Corpusanalyse

De corpusanalyse van de ontruimingsplattegronden gaat allereerst uit van de tekstuele veiligheidsinstructies binnen de plattegrond. Vervolgens wordt er gekeken hoe er naar de beelden wordt gerefereerd. In deze paragraaf volgt een uiteenzetting van deze twee stappen.

3.4.1 Tekstuele analyse

In de tekstuele analyse zijn de stappen uit de ontruimingsplattegronden omgezet in gedragsinstructies en dit is vervolgens gecategoriseerd aan de hand van operationalisatie van de hoofd- en subcategorieën (zie paragraaf 3.2).

Voordat de gedragsinstructies gecategoriseerd en geanalyseerd kunnen worden, moet er wel rekening gehouden worden met enkele criteria, te beginnen met de analyse-eenheden.

 Alle veiligheidsinstructies uit het corpus (zie bijlage C) worden getoond aan de hand van een lijststructuur. Deze lijststructuur is ongenummerd, wel worden er verschillende soorten opsommingstekens gebruikt om de opeenvolgende stappen aan te geven. Er wordt gebruik gemaakt van streepjes en bolletjes (bullets). Ondanks dat er ongenummerde en verschillende soorten opsommingstekens worden gebruikt, wordt de tekst na elk opsommingsteken gezien als een aparte stap (Figuur 7 en 8).

Figuur 7. Bullets als opsommingsteken Figuur 8. Streepjes als opsommings- (Bedrijvencomplex De Twaalf Apostelen, Bunnik) teken (King’s Inn City Hostel,

Alkmaar)

 Verschillende hoofdcategorieën kunnen dezelfde subcategorieën bevatten. De verschillende hoofdcategorieën zijn: ‘Instructies ten tijde van brand’, ‘Instructies bij persoonlijk letsel’ en ‘Instructies ten tijde van ontruiming’. Binnen de corpusanalyse komt het voor dat deze hoofdcategorieën sommige gelijke subcategorieën bevatten. Zo bevat de hoofdcategorie ‘Instructies ten tijde van brand’ bijvoorbeeld de subcategorieën: ‘Alarmeren’, ‘Apparatuur uitschakelen’, ‘Instructies opvolgen’ en ‘Gebouw verlaten’. Deze vier subcategorieën worden ook bij de hoofdcategorie ‘Instructies ten tijde van ontruiming’ gebruikt.

 Een stap kan geen tot meerdere gedragsinstructies bevatten. In Figuur 9 is een stap uit een ontruimingsplattegrond te zien zonder gedragsinstructie. ‘Bij het horen van het ontruimingssignaal:’ (Bedrijvencomplex De Twaalf Apostelen, Bunnik) bevat geen imperatief en wordt daarom buiten beschouwing gelaten in dit onderzoek. Deze stap bevat geen instructie waarbij de gebruiker iets moet uitvoeren, maar het is een voorwaarde voor bepaald gedrag.

(21)

21  Daarentegen kan een stap ook meerdere gedragsinstructies tegelijkertijd bevatten. In deze gevallen wordt de persoonsvorm elliptisch weggelaten, waardoor er meerdere gedragsinstructies in één stap kunnen voorkomen. Hierdoor wordt het aantal stappen dus verminderd. Wanneer er tijdens de analyse meerdere instructies in één stap staan, wordt de betreffende stap herhaald, om vervolgens de bijbehorende gedragsinstructie, hoofdcategorie en subcategorie per deelzin te bespreken. Zie het voorbeeld in Tabel 4.

Tabel 4. Meerdere gedragsinstructies in één stap (Xenos, Groningen)

Stap Tekstuiting stap Gedragsinstructie Hoofdcategorie Subcategorie

Stap 6 Volg de instructies van BHV-ers en/of

brandweer op

Instructies BHV-ers opvolgen

Instructies ten tijde van brand

Instructies opvolgen

Stap 6 Volg de instructies van BHV-ers en/of

brandweer op

Instructies brandweer opvolgen

Instructies ten tijde van brand

Instructies opvolgen

 Een ander voorbeeld van een stap bestaande uit meerdere gedragsinstructies is te zien in Tabel 5. De stap ‘Verlaat het gebouw rustig, niet rennend’ (Oosterpoort, Groningen), is een voorbeeld van een samengestelde imperatieve werkwoordsvorm met drie verschillende gedragsinstructies erin. Tijdens de analyse worden zulke samengestelde instructies uit elkaar getrokken en worden de predicaten ‘rustig’ en ‘niet rennend’ ook meegenomen. Allereerst bevat het de gedragsinstructie ‘Het gebouw verlaten’. Ten tweede wijst het woord ‘rustig’ erop dat de gebruiker rustig moet blijven tijdens het verlaten van het gebouw. Tot slot wijzen de woorden ‘niet rennend’ erop dat men het gebouw niet rennend mag verlaten en daarom past deze gedragsinstructie ook binnen de subcategorie ‘rustig blijven’.

Tabel 5. Gecomprimeerde imperatief met meerdere gedragsinstructies per stap (Oosterpoort, Groningen)

Stap Tekstuiting stap Gedragsinstructie Hoofdcategorie Subcategorie

Stap 8 Verlaat het gebouw rustig, niet rennend

Het gebouw verlaten Instructies ten tijde van ontruiming

Gebouw verlaten Stap 8 Verlaat het gebouw

rustig, niet rennend

Rustig het gebouw verlaten

Instructies ten tijde van ontruiming

Rustig blijven Stap 8 Verlaat het gebouw

rustig, niet rennend

Niet rennend het gebouw verlaten

Instructies ten tijde van ontruiming

(22)

22 3.4.2 Tekst-beeld analyse

Bij de tekstuele analyse wordt elke stap met daarin een gedragsinstructie bij de juiste hoofd- en subcategorie geplaatst. De tekst-beeld analyse is uitgebreider. Hierbij wordt namelijk ook nog gekeken naar de rol van de gebruikte afbeeldingen uit de plattegrond.

Allereerst wordt er bij de stappen met daarin gedragsinstructies gekeken of er een bijpassende afbeelding uit de legenda aanwezig is. Dit kan de onderzoeker achterhalen door allereerst na te gaan of er sprake is van een expliciete of impliciete relatie tussen een tekstuele instructie en een afbeelding. Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat er in de gedragsinstructies expliciet naar een afbeelding wordt verwezen. ‘Druk de handbrandmelder in’, is een voorbeeld van zo’n expliciete tekstrelatie. In dit geval is het dus duidelijk dat de afbeelding van een handbrandmelder bij deze gedragsinstructie past. Er is namelijk sprake van overlap en de betekenis van de afbeelding komt overeen met een woord uit de gedragsinstructie. Het kan ook voorkomen dat er in de gedragsinstructie impliciet naar een afbeelding wordt verwezen. ‘Gebruik de blusmiddelen’, is een voorbeeld van zo’n impliciete relatie tussen een tekstuele instructie en een afbeelding. In dit geval moet de onderzoeker zelf uit de tekst opmaken dat de afbeeldingen van een handblusser en een branddeken voorbeelden zijn van blusmiddelen en dat ze daarom bij deze gedragsinstructie passen. Tot slot kan er ook sprake zijn van gedragsinstructies zonder bijpassende afbeeldingen. ‘Denk aan uw eigen veiligheid’ is een voorbeeld hiervan. In dit geval is er wel sprake van tekst, maar geen bijbehorend beeld. Er wordt niet expliciet of impliciet verwezen naar een afbeelding.

Als er sprake is van gedragsinstructies met bijpassende afbeeldingen, dan wordt vervolgens gekeken of deze afbeelding een icoon en/of symbool is. Is er sprake van een gelijkenisrelatie of is de betekenis van de afbeelding conventioneel bepaald? De gedragsinstructies en bijpassende afbeeldingen worden dan in een hoofd- en subcategorie geplaatst, zoals dit al eerder is gedaan in de tekstuele analyse. Het kan ook voorkomen dat er afbeeldingen in de legenda worden gebruikt, zonder bijpassende gedragsinstructies. In dit geval wordt er eerst gekeken of er sprake is van een icoon en/of symbool. Vervolgens wordt met behulp van de genoemde betekenis van de afbeelding in de legenda door de onderzoeker zelf bepaald in welke hoofd- en subcategorie deze geplaatst kan worden. De categorisatie vindt plaats met behulp van de betekenis uit de legenda. Het woord ‘brandmelder’ is bijvoorbeeld afgeleid van de woorden ‘brand’ en ‘melden’. Brand geeft aan dat het in de hoofdcategorie ‘Instructies ten tijde van brand’ past. Melden is een synoniem van alarmeren en daarom past dit in de subcategorie ‘Alarmeren’. Het kan ook voorkomen dat niet uit de betekenis van de afbeelding is op te maken in welke hoofd- en subcategorie de afbeelding thuishoort. Een voorbeeld hiervan is ‘sleutelkluis’. Met behulp van de woorden ‘sleutel’ en ‘kluis’ kan de onderzoeker nog niet met zekerheid zeggen in welke categorieën deze afbeelding hoort. In dit geval is de hoofd- en subcategorie onbekend.

(23)

23  Bij een gedragsinstructie kunnen geen tot meerdere afbeeldingen (symbolen en/of iconen) passen. Een voorbeeld van een gedragsinstructie waarbij geen afbeelding past, is te zien in Figuur 10. De stap ‘Sluit ramen en deuren’ heeft geen bijpassende afbeelding in de veiligheidslegenda in Figuur 11. Er staat bijvoorbeeld geen afbeelding van een raam en/of deur waarnaar gerefereerd wordt, zodat men weet waar deze in het gebouw te vinden zijn. In dit geval wordt er een streepje (-) gebruikt in de analysetabellen, om aan te geven dat er geen bijpassende afbeelding is.

 Daarentegen kan het ook voorkomen dat er bij een gedragsinstructie meerdere afbeeldingen tegelijkertijd passen. De stap ‘Probeer de brand te blussen’ heeft bijvoorbeeld meerdere afbeeldingen die hierbij passen. Je kunt als gebruiker namelijk een brand blussen met zowel een handblusser, als met een slanghaspel. Wanneer er tijdens de analyse meerdere afbeeldingen bij één stap passen, wordt de betreffende stap herhaald, om vervolgens alle bijbehorende afbeeldingen weer te geven. Zie figuren 10 en 11.

(24)

24  Het kan voorkomen dat een afbeelding bij meerdere hoofdcategorieën en subcategorieën tegelijkertijd past. Een voorbeeld van zo’n afbeelding is de vluchtweg in de ontruimingsplattegrond van King’s Inn City Hostel Alkmaar (zie bijlage C). De afbeelding van de vluchtweg past in dit geval bij meerdere hoofd- en subcategorieën. Het past namelijk bij stap 6 van de brandinstructies: ‘Verlaat het pand via de kortste weg’. Maar het past ook bij stap 12 van de ontruimingsinstructies: ‘Verlaat het gebouw rustig’. Daarom past de afbeelding van de vluchtweg in zowel de hoofdcategorie ‘Instructies ten tijde van brand’ als ‘Instructies ten tijde van ontruiming’. Tevens past de afbeelding in de subcategorieën ‘Gebouw verlaten’ en ‘Vluchtroute volgen’. Zie Tabel 6.

Tabel 6. Een afbeelding in meerdere hoofd- en subcategorieën (King’s Inn City Hostel, Alkmaar)

Stap Tekst-uiting stap Gedrags-instructie Afbeel-ding Betekenis afbeelding Icoon of symbool ? Hoofd-categorie Sub-categorie Relatie tekst/beeld 6 Verlaat het pand via de kortste weg Het pand verlaten

Vluchtweg Symbool Instructies ten tijde van brand Gebouw verlaten Impliciet 6 Verlaat het pand via de korste weg Het pand verlaten via de kortste weg

Vluchtweg Symbool Instructies ten tijde van brand Vlucht-route volgen Impliciet 12 Verlaat het gebouw rustig Het gebouw verlaten

Vluchtweg Symbool Instructies ten tijde van ont-ruiming Gebouw verlaten Impliciet

 Er zijn afbeeldingen zonder bijpassende gedragsinstructie. Er worden dan in de legenda afbeeldingen gebruikt, maar er wordt niet naar deze beelden gerefereerd in de gedragsinstructies. In dit geval wordt er een streepje (-) gebruikt in de analysetabellen, om aan te geven dat er geen bijpassende stap, gedragsinstructie en geen tekst-beeld relatie is. Vervolgens wordt door de onderzoeker zelf gekeken bij welke sub- en hoofdcategorieën deze beelden logischerwijs passen. Hierbij wordt gekeken naar de betekenis van de afbeelding. Een voorbeeld hiervan is de defibrillator. In de gedragsinstructies wordt er niet naar dit hulpmiddel verwezen, dus er is geen bijpassende gedragsinstructie. In dit geval wordt dus gekeken naar het woord zelf. Het woord is afgeleid van defibrilleren, wat te maken heeft met reanimeren en hartritmestoornis. Om deze reden wordt deze afbeelding in de hoofdcategorie ‘Instructies bij persoonlijk letsel’ geplaatst en in de subcategorie ‘Hulp verlenen’. Zie Tabel 7.

Tabel 7. Afbeelding zonder bijpassende gedragsinstructie (De Twaalf Apostelen, Bunnik)

Stap Tekst-uiting stap Gedrags-instructie Afbeel-ding Betekenis afbeelding Icoon of symbool? Hoofd-categorie Sub-categorie Relatie tekst/ beeld

- - - Defibrillator Symbool Instructies bij

persoonlijk letsel

Hulp verlenen

(25)

25  Een ander voorbeeld is de droge stijgleiding. In de gedragsinstructies wordt er ook niet naar dit hulpmiddel verwezen, dus er is geen bijpassende gedragsinstructie. Het woord is een synoniem van brandslangaansluiting en past daarom in de hoofdcategorie ‘Instructies ten tijde van brand’ en in de subcategorie ‘Brand blussen’. Zie Tabel 8.

Tabel 8. Afbeelding zonder bijpassende gedragsinstructie (Pathé, Groningen)

Stap Tekst-uiting stap Gedrags-instructie Afbeel-ding Betekenis afbeelding Icoon of symbool? Hoofd-categorie Sub-categorie Relatie tekst/ beeld - - - Droge stijgleiding Symbool Instructies ten tijde van brand Brand blussen - 3.5 Gebruikersonderzoek

Behalve de tekstuele analyse en de tekst-beeld analyse, is er ook een gebruikersonderzoek in de vorm van diepte-interviews uitgevoerd, om de mening van (toekomstige) gebruikers van ontruimings-plattegronden te onderzoeken. Zoals eerder besproken kan een ontruimingsplattegrond worden gebruikt voordat een ramp of crisis zich voordoet, of tijdens of na verloop ervan. Tijdens het gebruikersonderzoek worden de plattegronden behandeld als voorlichtingsmateriaal, omdat hierbij het actuele gevaar niet relevant is. Op basis van de resultaten van de tekstuele en tekst-beeld analyse, worden deze bevindingen getest onder de respondenten.

3.5.1 Verwachtingen

BHV’ers zijn naar verwachting beter bekend met ontruimingsplattegronden en kijken waarschijnlijk met andere ogen naar een ontruimingsplattegrond dan mensen die niet zo’n BHV-cursus hebben gevolgd. Wellicht hebben BHV’ers wel eens moeten optreden als hulpverlener in een noodsituatie en hebben ze ook wel eens een ontruimingsplattegrond ten tijde van calamiteiten geraadpleegd.

Verder wordt verwacht dat ontruimingsplattegronden volgens de respondenten niet te veel details moeten bevatten. Omdat men een ontruimingsplattegrond tijdens noodsituaties moet raadplegen, moet een plattegrond zo duidelijk mogelijk zijn. Als een plattegrond erg gedetailleerd is, kan dit ten koste gaan van de helderheid en overzichtelijkheid en men kan dit als verwarrend ervaren. Daarentegen kan kleurgebruik wel duidelijk zijn om belangrijke instructies en/of objecten te benadrukken.

Ook wordt verwacht dat plattegronden met veel samengestelde zinnen lastiger zijn om te begrijpen, dan simpele enkelvoudige zinnen. Waarschijnlijk hebben de lezers meer tijd nodig om stappen met veel instructies tegelijkertijd te begrijpen, dan een stap met maar één instructie.

Vervolgens wordt verwacht dat de respondenten het liefst ontruimingsplattegronden zien met een gelijk aantal instructies per situatie. Het aantal gedragsinstructies bij brand, persoonlijk letsel en ontruiming dient gelijk te zien. Als dit aantal verschilt, krijgen respondenten mogelijk het idee dat een bepaalde situatie belangrijker en/of waarschijnlijker is dan een andere situatie.

(26)

26 Tot slot zullen de respondenten het waarschijnlijk erg slordig vinden als er spelfouten in de ontruimingsplattegronden voorkomen. Dit zal wellicht in hun ogen ten koste gaan van de professionaliteit en deskundigheid van de betreffende organisatie. Daar staat wel tegenover dat zulke plattegronden alleen in geval van nood gebruikt worden en zo’n spelfout is dan niet van levensbelang. 3.5.2 Respondenten

Voor dit onderzoek zijn respondenten geselecteerd op basis van beschikbaarheid en BHV-opleiding. De respondenten van de diepte-interviews dienen namelijk een BHV-cursus te hebben afgerond. De afkorting BHV staat voor bedrijfshulpverlening. Bedrijfshulpverleners zijn gewone medewerkers die, wanneer zich een noodsituatie voordoet, actie kunnen ondernemen. De BHV’er moet bijvoorbeeld een brand kunnen blussen, medewerkers alarmeren en het gebouw snel kunnen ontruimen. Om BHV’er te worden moet je een BHV-cursus gevolgd hebben. Na het volgen van deze cursus ben je bevoegd om binnen het bedrijf te handelen bij noodsituaties, totdat de professionele hulpverleners ter plaatse zijn. Het BHV-certificaat is één jaar geldig en daarom dienen de BHV’ers jaarlijks hun BHV-kennis bij te houden door middel van een herhalingscursus. Het is voor een bedrijf verplicht om een gediplomeerde BHV’er in dienst te hebben. Het aantal BHV’ers per bedrijf is afhankelijk van het aantal werknemers dat er werkt en de risico’s die het bedrijf loopt. Meestal is één BHV’er per vijftig medewerkers het minimum (Gezondheidsplein, 2014; Rijksoverheid, 2014).

Er hebben zes respondenten meegewerkt aan het gebruikersonderzoek. De respondenten zijn telefonisch benaderd met de vraag om deel te nemen aan het gebruikersonderzoek. De kenmerken van de respondenten zijn in Tabel 9 schematisch weergegeven.

Tabel 9. Kenmerken respondenten

Respondenten Geslacht Leeftijd Opleidings-niveau

Bedrijf Bedrijfsgrootte Werkfunctie

Respondent 1 Vrouw 21 jaar WO Studievereniging Commotie 380 verenigings-leden Voorzitter bestuur Respondent 2 Vrouw 36 jaar HBO O.J.S. De

Zevensprong

325 leerlingen/ leerkachten

Leerkracht Respondent 3 Vrouw 39 jaar HBO O.J.S. De

Zevensprong

325 leerlingen/ leerkachten

Leerkracht Respondent 4 Vrouw 55 jaar HBO O.J.S. De

Zevensprong

325 leerlingen/ leerkachten

Leerkracht Respondent 5 Vrouw 55 jaar HBO O.J.S. De

Zevensprong

325 leerlingen/ leerkachten

Leerkracht en Hoofd BHV Respondent 6 Vrouw 23 jaar WO Studievereniging

Commotie 380 verenigings-leden Penningmeester bestuur

(27)

27 3.5.3 Materiaal

Voor het gebruikersonderzoek zijn drie ontruimingsplattegronden uit het corpus (zie bijlage C) gebruikt. Dit zijn opvallende ontruimingsplattegronden doordat ze bijvoorbeeld juist heel veel of heel weinig afbeeldingen of gedragsinstructies bevatten. Er is gekozen voor de ontruimingsplattegronden van Jumbo, Pathé en Xenos (zie bijlage C). Dit zijn allereerst drie verschillende bedrijven. Pathé is een bioscoop, Jumbo is een supermarkt en Xenos is een winkel gespecialiseerd in (woon)accessoires. Daarnaast verschillen de ontruimingsplattegronden van deze drie bedrijven veel van elkaar.

De plattegrond van Jumbo is relatief eenvoudig met weinig afbeeldingen, een gemiddeld aantal stappen en alleen maar impliciete verwijzingen. De plattegrond van Pathé is al iets complexer, met een groter aantal afbeeldingen en een ongelijkere verdeling van het aantal stappen per hoofdcategorie. Tot slot heeft de plattegrond van Xenos het grootste aantal stappen en gedragsinstructies. Ook heeft deze plattegrond de meeste samengestelde zinnen, wat inhoudt dat de meeste stappen meerdere gedragsinstructies bevatten. Ook bevat deze plattegrond zowel impliciete als expliciete verwijzingen. Verder bevatten de plattegronden van Xenos en Pathé veel (respectievelijk 11 en 13) afbeeldingen, terwijl de plattegrond van Jumbo maar twee afbeeldingen bevat. Tot slot heeft de plattegrond van Jumbo zelfs een spelfout in de ontruimingsplattegrond.

Omdat de drie plattegronden van Jumbo, Pathé en Xenos zoveel van elkaar verschillen is dat juist interessant voor het gebruikersonderzoek. Vindt men een ontruimingsplattegrond met veel afbeeldingen veel duidelijker dan een plattegrond met nauwelijks afbeeldingen? Of vindt men een plattegrond met veel samengestelde zinnen onoverzichtelijker dan stappen met maar één instructie? Er wordt verwacht dat de plattegrond van Xenos het beste wordt beoordeeld vanwege de helderheid, duidelijkheid en het gebruik van kleur. De plattegronden van Jumbo en Pathé bevatten veel meer details en zijn hierdoor wellicht verwarrender voor de respondenten. Daarnaast hangt de plattegrond van de Jumbo ook achter een paal, wat voor onduidelijkheid kan zorgen. Daarnaast zal het de respondenten waarschijnlijk opvallen dat het aantal instructies per noodsituatie verschilt bij de plattegrond van Pathé. Verder zal men waarschijnlijk ook zien dat het aantal afbeeldingen bij de plattegronden van Pathé en Xenos groter is dan bij de plattegrond van Jumbo. Mogelijk wordt het aantal afbeeldingen bij de plattegrond van Jumbo als onvoldoende ervaren, terwijl het aantal afbeeldingen van Pathé en Xenos als overmatig wordt gezien. Tot slot zullen de respondenten het waarschijnlijk erg slordig vinden dat er een spelfout in de plattegrond van Jumbo staat.

3.5.4 Procedure

Tijdens het gebruikersonderzoek vinden diepte-interviews plaats, waarbij alle respondenten individueel worden ondervraagd in een kantoorkamer met de onderzoeker, zonder andere toehoorders. Voorafgaand aan het feitelijke gebruikersonderzoek is er eerst een pilotonderzoek gedaan om te controleren of de gespreksonderwerpen en de vooropgestelde vragen helder en begrijpelijk zijn geformuleerd en in de juiste volgorde aan bod komen. De feedback en verbeterpunten die middels dit pilotonderzoek zijn verkregen, zijn vervolgens verwerkt in de opzet van het definitieve onderzoek om zo de methodologische kwaliteit en praktische haalbaarheid van het onderzoek te verbeteren.

(28)

28 Vervolgens krijgen de respondenten drie ontruimingsplattegronden te zien. Deze plattegronden worden niet alle drie tegelijkertijd overhandigd, maar ze worden na elkaar gegeven om informatie-overload tegen te gaan. De respondenten krijgen als eerste de plattegrond van Jumbo te zien, vervolgens krijgen ze die van Pathé erbij en als laatste krijgen ze de plattegrond van Xenos waarmee de serie compleet is. Deze volgorde is bij alle respondenten hetzelfde en er is gekozen voor deze volgorde, omdat hierbij de complexiteit van de plattegronden steeds iets toeneemt.

De respondenten krijgen de opdracht om alle plattegronden zo nauwkeurig mogelijk te bekijken. Hierna mogen de respondenten aan de interviewer vertellen wat hen opvalt. Wat is duidelijk of juist onduidelijk? Wat zijn de goede en minder goede punten?

De interviewer probeert zich tijdens het gesprek in de respondent te verplaatsen en hem of haar zo goed mogelijk te begrijpen. De interviewer laat de respondent zo veel mogelijk zijn of haar eigen verhaal vertellen, door een open houding aan te nemen. De interviewer reageert vooral op de uitspraken van de respondenten en op deze manier kunnen ook onderwerpen aan de orde komen die niet vooraf waren gepland. Het interview is daarom geen volledig gestructureerd interview, maar een semi-gestructureerd interview. Het is dus de bedoeling dat de respondent in eerste instantie zelf zoveel mogelijk aan het woord is. De onderzoeker kan wel sturend optreden om bijvoorbeeld specifieke informatie te verkrijgen. De vragen liggen van te voren nog niet vast, wel weet de interviewer welke gespreksonderwerpen aan bod komen. De onderwerpen die aan bod komen zijn onder andere: structuur, inhoud, afbeeldingen, duidelijkheid, bruikbaarheid en herkenbaarheid. Tijdens het diepte-interview wordt gebruik gemaakt van een checklist (zie bijlage F). Deze checklist is een leidraad voor het te voeren gesprek.

De diepte-interviews worden middels een voice-recorder opgenomen en van alle interviews wordt een volledig transcript uitgeschreven. Deze geluidsopnames en transcripten worden niet aan dit onderzoek toegevoegd in verband met de waarborging van anonimiteit. Dit wordt bewaard door de onderzoeker, zodat eventuele inzage mogelijk is. Er zijn wel samenvattingen van de diepte-interviews toegevoegd in de bijlagen (zie bijlage G).

3.5.5 Analyse

Nadat de diepte-interviews met de BHV’ers hebben plaatsgevonden, zijn deze getranscribeerd en vervolgens geanalyseerd. Door elk interview grondig te analyseren is er gekeken of er overeenkomsten te vinden zijn en of bepaalde zaken uit de diepte-interviews kunnen worden afgeleid. Heeft de meerderheid van de BHV’ers bijvoorbeeld dezelfde opvattingen over de ontruimings-plattegronden? Daarnaast wordt ook gekeken of de uitkomsten van de diepte-interviews overeenkomen met de vooropgestelde verwachtingen (zie paragraaf 3.5.1).

3.6 Onderzoekskwaliteit

Bij het uitvoeren van een kwalitatief onderzoek zijn er vier belangrijke criteria waaraan de onderzoeker zich dient te houden om de kwaliteit van het onderzoek te waarborgen. Deze vier criteria zijn geloofwaardigheid (credibility), betrouwbaarheid (dependability), herleidbaarheid (confirmability) en overdraagbaarheid (transferability) (Baxter & Babbie, 2003:297-299) .

3.6.1 Geloofwaardigheid

(29)

29 3.6.2 Betrouwbaarheid

De betrouwbaarheid van het onderzoek wordt gemeten door te kijken naar de logica van de genomen stappen in het analyseproces (Baxter & Babbie, 2004:298). De betrouwbaarheid is gewaarborgd indien een andere onderzoeker die dit onderzoek uitvoert, tot dezelfde conclusies komt. Om de betrouwbaarheid zo goed mogelijk te waarborgen is dit onderzoek uitgevoerd aan de hand van duidelijk toegelichte onderzoeksmethodes (zie hoofdstuk 3). De analyses zijn stap voor stap gedaan en de lezer kan precies nagaan hoe het categorisatieproces is verlopen. Daarnaast is er een duidelijke checklist opgesteld voor de diepte-interviews (zie bijlage F), dit is een leidraad voor het te voeren gesprek. Een andere onderzoeker zou op basis van deze beschrijvingen van de onderzoeksmethodes en analyses tot dezelfde resultaten moeten komen.

3.6.3 Herleidbaarheid

Herleidbaarheid betekent dat alle gevonden patronen en gemaakte conclusies zijn op te maken uit de gebruikte dataset (Baxter & Babbie, 2004:298). Dit onderzoek voldoet aan dit derde criterium. Zo worden alle analyseobjecten bij dit onderzoeksrapport aangeleverd (zie bijlage C), zodat er naar de benoemde tekstelementen kan worden gekeken. Daarnaast zijn alle diepte-interviews opgenomen en uitgeschreven tot een volledig transcript. De geluidsopnames en transcripten worden niet aan dit onderzoek toegevoegd, in verband met de waarborging van de anonimiteit. Wel wordt dit bewaard door de onderzoeker, zodat eventuele inzage mogelijk is. Tevens is van alle diepte-interviews een uitgebreide samenvatting toegevoegd in bijlage G.

3.6.4 Overdraagbaarheid

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Om ervoor te zorgen dat hun samengestelde digitale objecten ook goed kun- nen worden afgebeeld in image viewers zoals Mirador en de Universal Viewer, moeten organisaties

het licht van de tweetrapsraket gaan de gesprekken niet over waar Petra het beste kan intre- den of wat ze dan met haar spullen moet doen.. Het gaat eerst over wat er leeft in haar

Reeds sloeg de klok het middaguur, De gasten zijn ten disch gezeten, De beker gaat reeds lustig rond;. Daar komt de kok aan met

Alleen het massa zwaartepunt filter kan op deze manier niet worden geëvalueerd omdat het plaatje met de verschillende vormen natuurlijk geen coma’s bevat.. Hiervoor gebruiken we dan

Voorbeeld (Schalen met een factor 0.5)... Voorbeeld (Schalen met een

Tekeningen uit ‘Der Raupen wunderbare Verwandelung und sonderbare Blumennahrung’, Maria Sybilla Merian. Collectie Universiteitsbibliotheek Goethe

Door een code te delen (invite-code).Voor leerlingen die al wel een Thinglink-account hebben, of die zelf kunnen aanmaken. Met deze code worden ze lid van

Het kind draait met de letters een woord, al dan niet bij een afbeelding, en ontdekt dat het door het wisselen van de kaartjes nieuwe woorden kan maken.. De woordmaker is