• No results found

“Hoe dragen tekst en beeld bij aan het functioneren van gedragsinstructies in multimodale instructieve ontruimingsplattegronden?”

De daarbij horende deelvragen waren als volgt:

1. Hoe worden gedragsinstructies weergegeven in tekst? 2. Hoe hangen tekst en beeld met elkaar samen?

3. Wat is een goede ontruimingsplattegrond volgens de gebruikers?

Uit de tekstuele analyse komt naar voren dat er in de geanalyseerde ontruimingsplattegronden een groot verschil is tussen het aantal stappen en het aantal gedragsinstructies. Dit verschil is het grootst bij de ontruimingsplattegrond van Theater Oosterpoort. Dit houdt in dat er samengestelde zinnen worden gebruikt, die meerdere gedragsinstructies tegelijkertijd bevatten. Daarentegen is er nauwelijks verschil tussen het aantal stappen en gedragsinstructies in de plattegrond van Pathé. Deze plattegrond gebruikt voornamelijk enkelvoudige zinnen, waarbij de meeste stappen meer dan één gedragsinstructie bevatten. Verder komt uit de tekstuele analyse naar voren dat de meeste stappen en gedragsinstructies binnen de hoofdcategorie ‘Instructies ten tijde van brand’ vallen, gevolgd door de hoofdcategorie ‘Instructies ten tijde van ontruiming’ en ‘Instructies bij persoonlijk letsel’. Vervolgens passen de meeste gedragsinstructies in de subcategorie ‘Alarmeren’. Tot slot bevatten de plattegronden van Jumbo en Hema een spelfout.

Uit de tekst-beeld analyse komt naar voren dat alle ontruimingsplattegronden uit het corpus samen 92 afbeeldingen bevatten. Dit houdt dus in dat er gemiddeld 9,2 afbeeldingen per plattegrond worden gebruikt. Van dit aantal afbeeldingen is het aantal gebruikte iconen en symbolen gelijk. Daarnaast komt het ook voor dat afbeeldingen zowel iconisch als symbolisch van aard zijn. De meeste afbeeldingen worden gebruikt in de hoofdcategorie ‘Instructies ten tijde van Brand’, gevolgd door de hoofdcategorie ‘Instructies ten tijde van ontruiming’ en ‘Instructies bij persoonlijk letsel’. Het komt ook voor dat dezelfde afbeeldingen bij meerdere hoofdcategorieën tegelijkertijd worden gebruikt. De plattegrond van Woonzorgcentrum Eekhof bevat de meeste afbeeldingen, namelijk 15. Supermarkt Jumbo bevat daarentegen het minste aantal afbeelding, namelijk twee. De meeste ontruimingsplattegronden uit het corpus bevatten afbeeldingen mét bijpassende gedragsinstructies. In dit geval kan er op twee manieren naar de afbeelding verwezen worden: impliciet of expliciet. De meeste verwijzingen zijn impliciet van aard. Dat wil zeggen dat er niet letterlijk in de tekst naar een afbeelding wordt verwezen, maar dat dit indirect plaatsvindt. Enkele keren wordt er wel letterlijk naar een afbeelding verwezen in de tekst.

41 Op basis van de resultaten van de tekstuele en tekst-beeld analyse, hebben er diepte-interviews plaatsgevonden met BHV’ers. Uit de diepte-interviews bleek dat geen van de respondenten tot nu toe heeft moeten optreden als BHV’er tijdens de noodsituaties brand en/of ontruiming, maar de meesten weten wel waar de ontruimingsplattegrond te vinden is in het gebouw waarin zij werkzaam zijn. Na het bestuderen van de drie ontruimingsplattegronden, valt het alle respondenten op dat de plattegronden erg verschillend zijn. In overeenstemming met de vooropgestelde verwachtingen zijn alle respondenten het met elkaar eens dat de instructies in een ontruimingsplattegrond zo kort mogelijk moeten zijn. De meeste respondenten vinden verder de ontruimingsplattegronden van Jumbo en Pathé het slechtste en onduidelijkste. Zoals verwacht wordt door alle respondenten aangegeven dat de plaats van de plattegrond van de Jumbo niet goed is. Verder vinden de meeste respondenten dat de plattegrond van Jumbo en Pathé veel overbodige details bevatten. Andere verbeterpunten aan de plattegrond van Pathé zijn de onduidelijke afbeeldingen, de ongelijke verdeling in het aantal stappen per noodsituatie en de verschillende noodsituaties staan door elkaar heen. De plattegrond van Xenos scoort duidelijk het beste op zowel de aantrekkelijkheid als de overzichtelijkheid, voornamelijk vanwege het kleurgebruik. Daarentegen vinden de respondenten dat de plattegrond van Xenos wel een merkwaardige instructie bevat: ‘Neem persoonlijke bezittingen en uw autosleutels mee’. Als er naar de afbeeldingen in de drie plattegronden wordt gekeken, geven alle respondenten aan dat er nauwelijks in de tekst wordt verwezen naar de afbeeldingen uit de legenda, maar volgens de meesten is het ook niet noodzakelijk om naar alle afbeeldingen te verwijzen. De respondenten geven de voorkeur aan expliciete verwijzingen boven impliciete verwijzingen. Als er wordt gekeken naar het aantal afbeeldingen, dan vinden de respondenten dat de plattegronden van Xenos en Pathé te veel afbeeldingen bevat en de plattegrond van Jumbo bevat te weinig afbeeldingen. Niet alle afbeeldingen in de ontruimingsplattegronden worden als relevant beoordeeld door de respondenten. Uit de diepte-interviews kwam naar voren dat de blusmiddelen, de handbrandmelder, de AED, de EHBO-doos en de (nood)uitgang als het belangrijkste worden ervaren. Tot slot wordt de spelfout in de plattegrond van Jumbo niet door alle respondenten opgemerkt. In overeenstemming met de vooropgestelde verwachtingen vinden alle respondenten de spelfout erg slordig, maar daarentegen vinden ze het niet een cruciale fout.

5.2 Discussie en aanbevelingen

Uit het theoretisch kader komt naar voren dat instructies mét afbeeldingen hoger scoren op begrijpelijkheid, waardering en uitvoerbaarheid. Daarnaast is het volgens Gibson (1979) verstandig om in instructieve teksten objecten uit te beelden waarmee de handeling wordt uitgevoerd. Dit is in overeenstemming met de uitkomsten van het gebruikersonderzoek. De respondenten geven bijvoorbeeld aan dat ze het in de ontruimingsplattegrond van de Jumbo lastig vinden om de instructies op te volgen, als er geen bijpassende afbeelding aanwezig is. Men wordt opgeroepen om een handbrandmelder in te drukken, maar er is vervolgens geen afbeelding van dit object aanwezig. De respondenten vinden dit verwarrend. Daarnaast geven de respondenten aan dat ze de plattegrond van Jumbo minder waarderen dan de plattegronden van Pathé en Xenos, vanwege de kleine hoeveelheid afbeeldingen. Daarentegen zijn te veel afbeeldingen ook niet goed volgens de respondenten. Overbodige afbeeldingen scoren in het gebruikersonderzoek lager op de waardering. Volgens de theorie van Mayer (2001) leren mensen meer van de combinatie tekst en beeld dan van tekst of beeld alleen, mits overbodige informatie achterwegen wordt gelaten. Dit is bevestigd in het gebruikersonderzoek. Overbodige informatie en niet relevante afbeeldingen worden door de respondenten afgeraden. Volgens hen kost dit te veel tijd in een noodsituatie. Daarnaast komt uit het theoretisch kader naar voren dat lezers met veel voorkennis en leeservaring minder moeite hebben met impliciete tekstrelaties dan zwakke lezers. Om deze verwachting te bevestigen, zouden er in vervolgonderzoek ook respondenten zonder BHV-diploma ondervraagd moeten worden. Dan zou er onderzocht kunnen worden of mensen met veel voorkennis en leeservaring (BHV’ers), daadwerkelijk minder moeite hebben met impliciete tekstrelaties dan zwakke lezers (mensen zonder BHV-diploma).

42 Dit onderzoek biedt ook mogelijkheden voor een vervolg op experimenteel gebied. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat BHV’ers de voorkeur geven aan expliciete verwijzingen en zo min mogelijk samengestelde instructies. Het zou interessant zijn om een experiment op te zetten waarbij de gebruikers een gemanipuleerde ontruimingsplattegrond te zien krijgen. Wordt de plattegrond met uitsluitend expliciete verwijzingen daadwerkelijk beter begrepen en meer gewaardeerd dan een plattegrond met uitsluitend impliciete verwijzingen?

Verder heeft de tekst-beeld analyse zich beperkt tot alleen de afbeeldingen die in de legenda gebruikt worden, maar er worden ook afbeeldingen buiten de legenda om gebruikt. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de afbeeldingen die als achtergrond gebruikt worden bij de veiligheidsinstructies in de ontruimingsplattegrond van Xenos. Het kleurgebruik in de plattegronden is echter ook buiten beschouwing gelaten tijdens de tekst-beeld analyse. In vervolgonderzoek kunnen de bijdragen van de overige afbeeldingen en het kleurgebruik worden meegenomen tijdens de analyse. Wellicht is dit van invloed op de begrijpelijkheid en waardering van de ontruimingsplattegronden. De respondenten geven namelijk aan dat kleurgebruik een grote rol speelt in de mate van waardering en aantrekkelijkheid van een ontruimingsplattegrond.

Wegens het voortijdig annuleren van deelname door enkele BHV’ers, heeft het gebruikersonderzoek zich beperkt tot zes respondenten. De respondenten die hebben deelgenomen aan het onderzoek zijn allen vrouw, hebben voornamelijk een HBO opleidingsniveau en werken bij twee verschillende organisaties. Dit kan mogelijk een vertekend beeld geven in de resultaten en hierdoor is het lastig om harde conclusies te trekken. Wellicht hebben mannelijke respondenten en lager opgeleiden andere behoeftes en snappen zij bepaalde instructies minder goed. In vervolgonderzoek zouden dus meerdere categorieën moeten worden meegenomen om een representatiever beeld van de populatie te verkrijgen. Tot slot is geen van de respondenten werkzaam voor een bedrijf waarvan de ontruimingsplattegrond tijdens de corpusanalyse is onderzocht. In vervolgonderzoek zou het ook aan te raden zijn om werknemers van hetzelfde bedrijf waarvan de plattegrond is onderzocht, te ondervragen tijdens de diepte-interviews. Mogelijk hebben zij andere verbeterpunten, doordat ze meer ervaring hebben met het raadplagen van de plattegrond (in noodsituaties).

De diepte-interviews tijdens het gebruikersonderzoek hebben voornamelijk plaatsgevonden in een kantoorkamer met alleen de onderzoeker en zonder toehoorders. Maar wat een respondent zegt, is niet altijd wat hij/zij daadwerkelijk doet. Er kan namelijk sprake zijn van sociaal wenselijke antwoorden. Daarom is het aan te raden om in vervolgonderzoek de respondenten te observeren terwijl ze de ontruimingsplattegrond interactief in het desbetreffende gebouw bekijken. Wellicht kunnen de respondenten in vervolgonderzoek opdrachten krijgen om bijvoorbeeld te kijken of ze de plattegrond ook daadwerkelijk begrijpen terwijl ze in het gebouw zelf staan. Kunnen ze alle objecten vinden die op de plattegrond staan weergegeven? Snappen ze de vluchtroute en kunnen ze deze volgen? Ook kunnen er noodsituaties gesimuleerd worden in vervolgonderzoek, om vervolgens te onderzoeken wat er gebeurt. Zo kunnen er mogelijk nog meer knelpunten naar voren komen.

Tot slot zou in vervolgonderzoek ook gekeken kunnen worden naar andere veiligheidsdocumenten. Dit onderzoek beperkt zich tot ontruimingsplattegronden, maar in vervolgonderzoek zou gekeken kunnen worden of andere veiligheidsdocumenten overeenkomsten of juist verschillen tonen. Een voorbeeld daarvan is de veiligheidsinstructie in vliegtuigen.

Vervolgonderzoek is dus aan te raden, aangezien dit onderzoek kleinschalig is geweest. De (corpus)analyse is gebaseerd op tien ontruimingsplattegronden en het onderzoeken van meer plattegronden en respondenten zorgt voor meer vergelijkingsmateriaal en daarmee zou een beter algemeen kader gevormd kunnen worden. Daarnaast is dit onderzoek exploratief van aard en een vervolgonderzoek zou moeten uitwijzen of andere onderzoekers tot dezelfde uitkomsten komen.

43

Literatuurlijst

Arboportaal (2014). Calamiteit. Voorbereid zijn op bedreigende situaties. Geraadpleegd op: 27 februari 2014, van:

http://www.arboportaal.nl/onderwerpen/veilig-werken/voorkomen-van-ongevallen/calamiteit.html

Bax, M.H. (1995). Een spiegel van de geest. Over taal, communicatie en cognitie. Groningen: Nijhoff. Baxter, L.A. & E. Babbie (2004). The Basics of Communication Research. Belmont:

Wadsworth/Cengage Learning.

BKZ, VROM en VNG (2003). Handreiking Risicocommunicatie. Geraadpleegd op: 17 maart 2014, van:

http://www.brandweerkennisnet.nl/publish/pages/203/handreikingrisicocommunicatie1.pdf

Branddetectieservice (2014). Ontruimingsplattegronden. Geraadpleegd op: 10 maart 2014, van:

http://www.branddetectieservice.nl/Ontruimingsplattegronden.htm

Calliope (2008). Instructieve teksten. Universiteit Antwerpen.

Desloover, D. (2007). Dragen illustraties bij aan de effectiviteit van instructies? Geraadpleegd op: 18 juni 2014, van: http://dspace.library.uu.nl/bitstream/handle/1874/25411/verslag.doc?sequence=1 Euronorm (2014). Eisen aan een calamiteitenplan. Geraadpleegd op: 18 maart 2014, van:

http://www.euronorm.net/content/template2.php?itemID=1926

Gezondheidsplein (2014). Wat is het verschil tussen EHBO en BHV? Geraadpleegd op: 20 juni 2014, van: http://www.gezondheidsplein.nl/specials/ehbo/wat-is-het-verschil-tussen-ehbo-en-bhv/item57044 Gibson, J.J. (1979). The Ecological Approach to Visual Perception. Boston: Houghton Mifflin.

Gilabert, R., G. Martínez & E. Vidal-Abarca (2005). Some good texts are always better: text revision to foster inference of reading with high and low prior background knowledge. Learning and Instruction,

15, 45-68.

Goossens, F. (2007) Zakboekje Politiefunctie 2007. Mechelen: Wolters Kluwer Belgium NV. Karreman, J. en M. Steehouder (2000). De verwerking van stapsgewijze instructies. Tijdschrift voor

Taalbeheersing. 22 (3), 220-239.

Karreman, J. en N. Loorbach en M. Steehouder (2013). Effecten van motiverende elementen in instructieve teksten. Tijdschrift voor Taalbeheersing, 35 (2), 144-159.

Lindhout, P. (2009). Taalproblemen bij BRZO- en ARIE bedrijven, een onderschat gevaar? Een

verkennend onderzoek naar het raakvlak tussen taalproblemen en zware ongevallen. Geraadpleegd

op: 27 februari 2014, van:

http://www.evo.nl/site/bewustveilig-onderzoeken-publicaties/$FILE/Proefschrift_Paul%20Lindhout_Taalproblemen_BRZO_ARIE_bedrijven.pdf Mayer, R.E. (2001). Multimedia learning. New York: Cambridge University Press.

McNamara, D., E. Kintsch, N. Songer & W. Kintsch (1996). Are good texts always better? Interaction of text coherence, background knowledge and levels of understanding in learning from text. Cognition

44 Miltsakaki, E., N. Dinesh, R. Prasad, A. Joshi & B. Webber (2005). Experiments on sense annotations and sense disambiguation of discourse connectives. Proceedings of the Fourth Workshop on

Treebanks and Linguistic Theories (TLT).

Mooij, W. (2011). Ontruimingsplattegrond vaak een doolhof. Sign Magazine, 6, 28-29.

Muller, E.R., U. Rosenthal, I. Helsloot & E.R.G. van Dijkman (2009). Crisis. Studies over crisis en

crisisbeheersing. Deventer: Kluwer.

Netpresenter (2008). Persbericht. Bedrijven slecht voorbereid op rampen. Vooral interne en externe

rampencommunicatie voor merendeel bedrijven nog problematisch. Geraadpleegd op: 27 februari

2014, van: http://www.netpresenter.nl/images/stories/pdf/press/2008_08_rampenplan_nl.pdf

Nikolajeva, M. & C. Scott (2000). The Dynamics of Picturebook Communication. Children’s Literature in Education, 31 (4), 225-239.

Pitler, E., M. Raghupaty, H. Mehta, A. Nenkova, A. Lee & A. Joshi (2008). Easily identifiable discourse relations. Proceedings of the 22nd International Conference on Computational Linguistics (COLING

2008), 87-90.

Rijksoverheid (2014). Bedrijfshulpverlening (BHV). Geraadpleegd op: 20 juni 2014, van: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/arbeidsomstandigheden/arbozorg/bedrijfshulpverlening Rode Kruis (2014). EHBO app. Geraadpleegd op: 10 maart 2014, van:

http://www.rodekruis.nl/eerste-hulp/paginas/ehbo-app.aspx.

Sanders, T. & L. Noordman (2000). The role of coherence relations and their linguistic markers in text processing. Discourse Processes, 29, 37-60.

Sanders, T.J.M., W.P.M. Spooren & L.G.M. Noordman (1992). Toward a taxonomy of coherence relations. Discourse Processes, 15, 1-35.

Schasfoort, B. (2007). De basis van beeldbeschouwen. Assen: Van Gorcum.

Schellens, P.J. en M. Steehouder (2010). Tekstanalyse. Methoden en toepassingen. Assen: Van Gorcum.

Steehouder, M., J. Karreman & N. Ummelen (2000). Making sense of step-by-step

procedures. Professional Communication Conference, 2000. Proceedings of 2000 Joint IEEE

International and 18th Annual Conference on Computer Documentation (IPCC/SIGDOC 2000),

463-475.

Sweller, J. (1994). Cognitive load theory, learning difficulty and instructional design. Learning and

Instruction, 4, 295-312.

Ummelen, M. M. N. (1997). Procedural and declarative information in software manuals: Effects on

information use, taskperformance and knowledge. Dissertatie, Universiteit Twente, Enschede.

VRU (2014). Crisiscommunicatie. Geraadpleegd op: 18 maart 2014, van:

http://www.vru.nl/informatie-communicatie/195-crisiscommunicatie

Wijmans, B. en L. Bleekemolen (2011). Ontruimingsplattegrond: doolhof of vluchtweg? Weekblad