• No results found

Raad vanstatc /1/V3. Datum uitspraak: 28 april 2009

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Raad vanstatc /1/V3. Datum uitspraak: 28 april 2009"

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Raad vanStatc

2 0 0 8 0 8 6 0 3 / 1 / V 3 .

Datum uitspraak: 2 8 april 2 0 0 9

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8 : 5 4 , eerste lid, van de Algemene w e t bestuursrecht op het hoger beroep van:

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Utrecht, van 2 7 oktober 2 0 0 8 in zaak nr. 0 8 / 8 2 3 3 in het geding tussen:

en

de staatssecretaris van Justitie.

(2)

2 0 0 8 0 8 6 0 3 / 1 / V 3 2 28 april 2 0 0 9

1. Procesverloop

Bij besluit van 7 februari 2 0 0 8 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna:

de staatssecretaris) een aanvraag van (hierna: de vreemdeling) om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen

afgewezen. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 2 7 oktober 2 0 0 8 , verzonden o p 3 1 oktober 2 0 0 8 , heeft de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Utrecht, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 2 7 november 2 0 0 8 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.

2. Overwegingen

2 . 1 . Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en voldoet aan het bepaalde in artikel 8 5 , eerste en tweede lid, van de

Vreemdelingenwet 2 0 0 0 , kan niet t o t vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de

rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, w o r d t , gelet o p artikel 9 1 , t w e e d e lid, van deze w e t , met dat oordeel volstaan.

2 . 2 . Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te w o r d e n bevestigd.

2 . 3 . Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

(3)

2 0 0 8 0 8 6 0 3 / 1 A / 3 3 28 april 2 0 0 9

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. A . B . M . Hent, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W . M . P . van Gemert, ambtenaar van Staat.

w . g . Hent w . g . Van Gemert lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 28 april 2 0 0 9

395.

Verzonden: 2 8 april 2 0 0 9

Voor eensluidend afschrift,

de secretaris van de Raad van State, voor deze.

mr. H.H.C. Visser,

directeur Bestuursrechtspraak

(4)

_0_g / Od 2 0 0 8 F R I 1 a : 0 9 FAX

{21002/008

Justitie lyfihîsierie v^n Josiitfe

j m ^ j j ^ a i t i e - én -Màhiraïisa#efflenst ÖNDJ

verzonden op

PoattdraPwibt«^4ft'0S0?'ÀK':ZEy^AÂ^

Sfc&öoiplein A d v o c a c y "

^ v ^ i ç œ v T O u v r i n r v M 1H.R. de; Éfgçr-'

;S7:pt.^TîfEGtrE . .

Bemekadr« - 'Heffige Hides'1

WÖi5ftOSMhl23*V51 EÜR.O.lOpJrt^

(Wét^iâiaai wm'jyjb.tçrtl^ibiiur) fo/CCüiej ?*_ )«ap

Intern« 'wimtititLrà

ï

UflÄ

Datum' possiemytrtrnçr

Bèïrcft.

^Aael Zé,ve'naar3Ap

/;ÏNO.zéw(îhaar.2â07J20ff geboren op

natipnajïifeiitî.TogoIçse

J

G éachlc-mç vrouw'De' Bpeiy.

betrokk6he"'ijî- afgewezen. .Xorthéïds'hàl w:vcrvvijs jk hiernaar.

Hóo|acaitchd.

de;Sia"atssecrétaris van Justitie^, naroens^deze,.- „

Iw^I^W:vanldfcJjnmißräüa- ën,Naturâlisàtîcdièrist ffND),

i. &&. oC^r

M..vah"dérWalJ&"

medewerker

ONTVANŒN 04-04-200B 13:10 VAN-

NAAR-ADWINISTRATIE VK ITTR PAG'S 002

(5)

OÏCTd 'Ate

96GZ*ez oe ie+

n = ze BOOS-TWZ

Rechtbank 's-Gravenhage Zitting houdende te Utrecht Vreemdelingenkamer

Postadres: postbus 13023.3507 I A Utrecht

(^AANTEKENEN

[ ] PER FAX ((030) 231 29 95) Mevrouw mr. M.H.R, de Boer Postbus 13319

3507 LH Utrecht

Bezoekadres Vrouwe Justitiapleb l 35H EX Utrecht Telefoon (03D) 223 3000 Fex Algemeen (030] 223 3B48 Fex Bewaringszaken (030) 223 3W9

Rabobankretening 1923.25.808

Onderdeel Contactpersoon DoorkiesnummerM

Administratie a l g e m e e n

030-2233500

Bi) beantwoording de datum en ons kenmerk vernielden.

Wilt u slechts één aak in uw brief behandelen.

Faxnummer sfdefina

Datum 31 oktober 2008

Ons kenmerk procedurenummer 08 / 8233 BEPTDN V5 S10 casusnummer

Uw kenmerk apagernj

Onderwerp het beroep / verzoek van . justmenummen

V-nummer: '.

Geachte mevrouw,

Hierbij zend ik u een kopie van de uitspraak in bovenvennelde procedure.

Voor het instellen van een rechtsmiddel verwijs ik u naar de uitspraak.

Hoogachtend,

gntner

^ U r

XW003

(6)

uo'd y-zs SBGSvee oe te+ ._..?*'•& BOOZ-I\-LZ

uitspraak /S%

RECHTBANK DEN HAAG V

v

Ä k £ i # £ ? .1

•\ --^*. / / V-V, .% *y zittinghoudendc te Uirecht 'V/* •'"'A^> **

Sector bestuursrecht

zaaknummer: AWB 08/8233 BEPTDN

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van vreemdelingenzaken d.d.

27 oktober 2008 inzake

, geboren op van Togolese nationaliteit, eiser,

gemachtigde; mr. M.H.R. de Boer, advocaat te Utrecht, tegen een besluit van

de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,

gemachtigde: mr. M.P. Schelfaut, werteaam bij de onder verweerder ressorterende Immigratie- en Naturalisatiedienst te Den Haag.

Inleiding

1,1 Bij besluit van 7 februari 2008 heeft verweerder de aanvraag van eiser van 30 oktober 2006 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. Eisd heeft hiertegen beroep bij deze rechtbank ingesteld.

1 2 Het geding is behandeld ter zitting van 31 juli 2008, waar eiser in persoon is venenenen.

Eiser en verweerder hebben ter zitting bij monde van hun gemachtigden hun standpunten toegelicht.

Overwegingen

2.1 In geschil is of eiser in aanmerking komt voor een verbhjfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

12 Verweerder heeft in het bestreden besluit, voor zover hier van belang en samengevat, overwogen dat eiser geen documenten heeft overgelegd om zijn reisroute vast te kunnen stellen. Voorts heeft eiser ter staving van zijn nationaliteit, identiteit en asielrelaas ook onvoldoende documenten overgelegd. Nu eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het ontbreken van deze documenten niet aan hem is toe te rekenen, is de oprechtheid van zijn asielrelaas op voorband aangetast en wordt afbreuk gedaan aan de geloofwaardigheid van dit relaas. Op grond van de resultaten van bet documentonderzoek wordt geconcludeerd dat de gestelde feiten niet geloofwaardig zijn, zodat ook geen geloof wordt gehecht aan de gestelde vervolging door militieleden van de RPT en door de Togolese autoriteiten wegens de gestelde activiteiten voor de UFC. Verweerder heeft vervolgens gestdd dat het relaas van eiser geen positieve overtuigingskracht bezit en niet geloofwaardig is en eiser derhalve zijn vrees niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser komi daarom niet in aanmerking voor een

(7)

y.çs SG6Z»C2 OC TC+

n--zz Boos-n-Az

zaaknummer: AWB 08/8233 BEPTDN blad 2

verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).

2.3 Eiser heefi tegen dit besluit aangevoerd het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en voorts onvoldoende is gemotiveerd. Verweerder heeft eiser ten onrechte het bepaalde in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw tegengeworpen. Voorts heeft eiser aangevoerd dat verweerder niet in redelijkheid tot het oordeel kon komen dat zijn relaas positieve overtuigingskracht ontbeert. De geloofwaardigheid van het relaas wordï bevestigd door het rapport van de heer Lawrence. Eiser heeft tevens gesteld dat hij voldoende aannemelijk beeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar zijn land van herkomst een gegronde vrees voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag heeft en derhalve voor toelating in aanmerking komt Verder meent eiser dat hij op grond van hem persoonlijk betreffende feiten en omstandigheden bij terugkeer naar zijn land van herkomst een reëel risico loopt slachtoffer te worden van een behandeling als verboden in artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), Ten slotte heeft eiser gesteld dat verweerder hem ten onrechte een

verblijfsvergunning op grond van artikel 29 eerste lid onder c of d Vw heeft onthouden.

2.4 Eiser heeft vervolgens bij brief van 18 juli 2008 een viertal stukken overgelegd, te weten een ondertekend exemplaar van het onderzoek van de heer B. Lawrence van 25 april 2008, een kopie van de stukken die naar de heer Lawrence zijn verzonden, een uitspraak van de rechtbank *s-Gravenhage, ncvenzittingsplaats Assen van 16 december 2005 waaruit volgens eiser blijkt dat na 2003 (laatste ambtsbericht) sprake is van een gewijzigde situatie en een rapport van de Schweizerische FlüchtlingsHilfe - Togo van 28 maart 2007 waarin wordt ingegaan op vragen over het risico voor verkiezingswaarnemers van de verkiezingen in 2005, welke eiser heeft overgelegd in verband met het realiteitsgehalte van de gegronde vrees voor vervolging.

2.5 Ingevolge artikel S3, eerste lid, van de Vw houdt de rechtbank bij de beoordeling van het beroep rekening met feiten en omstandigheden die na het nemen van het bestreden besluit zijn opgekomen, tenzij de goede procesorde zich daartegen verzet of de afdoening van de zaak daardoor ontoelaatbaar wordt vertraagd.

2.6 Ingevolge artikel 13, aanhef en onder a en c, van de Vw wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning slechts ingewilligd indien internationale verplichtingen dan wel klemmende redenen van humanitaire aard daartoe nopen,

2.7 Ingevolge artikel 29 Vw kan een verblijfsvergunning asiel, voor zover hier van belang, worden verleend aan de vreemdeling die een verdragsvluchteling is, die aannemelijk heeft gemaakt gegronde redenen te hebben om aan te nemen dat hij bij uitzetting een rcèel risico loopt om te worden onderworpen aan folteringen, aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen, of van wie in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij terugkeert naar het land van herkomst wegens klemmende redenen van humanitaire aard of voor wie terugkeer naar het land van herkomst naar het oordeel van verweerder van bijzondere hardheid zou zijn in verband met de algemene situatie aldaar.

De rechtbank overweegt als volgt.

2.8 Tussen partijen is in geschil of verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eisers asielrelaas ongeloofwaardig dient te worden geacht.

(8)

.e T 0'd . *£ G 9S62teS OG TC+ g»:2g BOOg-II-AS

zaaknummer AWB 08/8233 BEPTDN

blad 3

toetsingskader, fa de Z Ä c T ^ S ? ? ? " " ^ h" V 0' ^d e

circulaire 2000 (Vc) is n e e ^ d H , ' ^ 3 ™ ^ *"" d e Vr«™ielingen-

waar a a n n e e m , . ^ d T J i ' £ £ a T n S t f T " " " * " ^ ^ ' ^ ^ « e „ voer beantwoord en het relaas « taSSÖF * " " ^ Z° Ï O l I c d i« m 0«e l iJk h e e f t

strookt met wat over de atemen«< w ^ ™™«<™ en niet onaannemelijk is en geld. daarvoor als v ' r i Ä " m 5 * .t a n d V a n h C T k o m s t b*cnd is. Bovendien en me. f, van &%%££%£ZÎÎ ™ *ï'3Ï*T*U 4 a a n h* °n d™ ° <

geloofwaardigheid v a n T v ^ k l a n W § , T "1 0 0 1 * ' a f b r e u k d o e n a a n * mogen ingevolge artfeHl van de Vw J* "f*0**- A l s «•» «"« laatste sprake is, totstandtorning van die b i l ™ i l *** °P d e ******* ™> *

gehören, de daarop a a n g ^ S e » r r e c ' t ^ " , r ^ ' ^ ? W*8 e n V a n d e « »

heeft kunnen tegenwerpen endos h * T u K ^fm °n d C T C van de Vw aan eiser

icdaan aan de g L o ^ X " ^ Ä S f * " " " * ' °P ^ ^ " ^

heeft t e g e n g e w ^ C ^ e C h e f ^ ™ * ^ ' " " " ^ M t i o n a l i , e i t « «Mi-hu rechtbank v T c X l taÄZ r e Ä ? "T*"8 ^ ^ ^ * * dat ha ontbreken van r t i s d c ^ Z * £ T , ^8 , ^ rf "•J*"01heeft^ ^ * " « » afhankelijk was van zijn r ^ S S S ? " " ?n* ?W n'D e S , e l l mS * » <*«* *« hij kan volgens v w e ^ S S ï ï t a ^ S a"" d™ ^ reisdocummt» h« * afgestaan, zijn reis- en a s i e l r e l a a s Z S u w » ï n d ^ ? " " " ^ « k h e i d van eiser om van de Afdeling besmursrectasTak ™ d p , T "J S t d e mMank n a a r d e ^ P1^ ™

2004 0V 2004Ä04X ^ Ä ^ Ä ^ ^ " ^

het ontbreken van reisdocumenten h™ ni??I 2°0 5 / 1 5 8 )- V o o r z o v c r <««• betoogt dat documenten onder d w ^ S S m o e S a ta ^t 0 e g < ! r e k e n < i ^ h i j " " '

dat deze stelling niet kan slagen. H i ^ K ? ^ ? u T *6™ ' '0 V e r W e e g t "e TOhIbank

met name uit h« C S Ü T , " ' r e C h t b a n k V a n b e l a n e d a t u i I d e s , u k k e n- « De b e r o e p s ^ v ^ S t S i ^ m ^ f r - • M * ^ ^ " " ^ W a S A ^ consistente^eoSeeîde e l v ^ f i ^ * J 2 «,? *e m h e t 0 n t b r e k e n v a n *»m«eii een te zijn S K w S S S ^ ? ' " ™klannê h e e f t a f g e l e g d Z 0 d a t * "«"^ *«

rekenen faalt « Ä ^ S ^ Ä ' S ' ^ l l r ^ T ^ ^ ^ " ^ t C

indien wordt vastgesteld <f » , rr a g r afe n C ^ î " en C4/3.S.3 van de Vc is vermeld dat, rêismuTof L 3 H f d ^ a a n a e n L * " " " ^ d e e I e m e n , e n i d n u i t e i t. «"üoniütó^

re.sn.ute of as.elrelaas documenten ontbreken en dit is toe .e rekenen aan de asielzoeker, dit

I

(9)

S?:3Z B 0 0 2 - Ï Ï - 4 S

zaaknummer: AWB 08/S233 BEPTDN blad 4

voldoende is voor de algemene conclusie dat sprake is van "het (oerekenbaar ontbreken van documenten". Ook volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (bijvoorbeeld uitspraak van 23 september 2004, JV 2004/430) is bet louter ontbreken van reisdocumenten voldoende voor verweerder om artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw tegen te werpen. De rechtbank ziet geen grondom die jurisprudentie in dit geval niet te volgen.

2.14 Verweerder heeft in het bestreden besluit aan eiser voorts tegengeworpen dat eiser ter staving van zijn identiteit, nationaliteit en asielrelaas onvoldoende documenten heeft

overgelegd. Eiser heeft een Togolese identiteitskaart overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat, nu deze

identiteitskaart door het Bureau Falsificaten Schiphol van de KMAR reeds op grond van fotovervanging vals is bevonden, bij proces-verbaal van 30 oktober 2006, eiser zijn identiteit onvoldoende met documenten heeft onderbouwd. Hiertoe heeft verweerder voorts kunnen overwegen dat eiser tot op heden geen concreet objectief bewijs heeft geleverd op grond waarvan dient te worden getwijfeld aan voornoemd proces-verbaal. Verweerder hoefde derhalve niet te twijfelen aan de stelling dat het de ingenomen identiteitskaart is die is onderzocht, de rechtbank verwijst hiertoe onder meer naar pagina 2, van het proces-verbaal van bevindingen van 30 oktober 2006. Hetgeen in de brief van F. Knopjes van 17 augustus 2007 dienaangaande is vermeld maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders, temeer nu de gemachtigde van verweerder ter zitting heeft aangegeven dat zij navraag heeft gedaan bij de wachtmeester die het genoemde proces verbaal van bevindingen heeft opgemaakt. Bureau Faicificaten Schiphol doet geen officiële uitspraken omdat een identiteitskaart geen document is als bedoeld in artikel 4.21 van het Vb, maar het was kennelijk duidelijk dat de identiteitskaart vervalst was, dit is tegen de wachtmeester gezegd en zij heeft dat opgenomen in genoemd proces-verbaal. Ook echter indien de

indentiteitskaart echt zou zijn heeft verweerder, gelet op hetgeen is overwogen in 2.13 eiser in redelijkheid het bepaalde in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw kunnen tegenwerpen. Aldus is sprake van omstandigheden die afbreuk doen aan de

geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser.

2.15 De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of verweerder in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat van het asielrelaas van eiser geen positieve

overtuigingskracht uitgaat. Daarbij stelt de rechtbank allereerst vast dat uit het bestreden besluit en het daaraan ten grondslag liggende voornemen van 4 juli 2007 blijkt dat verweerder het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig heeft geacht op grond van twee ten aanzien van zijn documenten uitgebrachte Verklaringen van Onderzoek van Bureau

Documenten van de Immigratie- en Naturalisatiedienst Zwolle van 7 maart 2007 en 15 maart 2007.

2.16 Eiser stelt te vrezen voor vervolging door de Togolese autoriteiten alsook door militieleden van de regeringspartij RPT op grond van het veroorzaken van oproer naar aanleiding van door hem vastgestelde verkiezingsfraude bij de verkiezingen van 2005. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn asielaanvraag de volgende originele documenten

overgelegd: twee UFC lidmaatschapskaarten, gedateerd op 17 juni 1995, twee verklaringen UFC, gedateerd op 17 juni 1995 en 8 januari 2007, een medische verklaring, gedateerd op 27 december 2005, een waarnemcrsverklaring Presidentsverkiezingen 2005, gedateerd op 22 april 2005 en, een opsporingsbevel, gedateerd op 17 juni 2005.

2.17 Uit het onderzoek van Bureau Documenten blijkt dat alle door betrokkene overgelegde documenten hoogstwaarschijnlijk respectievelijk met aan zekerheid grenzende

(10)

9 Î O " d

J JÇ B SGGSfreZ OC 1G+ ^ — £

zaaknummer AWB 03/8233 BEPTPN blad 5

waarschijnlijkheid niet door de gestelde instanties zijn opgemaakl en afgegeven.

2.18 Bij brief van 17 augustus 2007 heeft de heer F, Knopjes van ID management centre een reactie gegeven. In deze brief wordt geconcludeerd dat de vaststellingen op zijn minst interessant zijn omdat men kennelijk niet de beschikking kan krijgen over betrouwbaar referentiemateriaal betreffende hei document terwijl men over de opmaak en afgifte kennelijk kan beschikken over infonnatie die het rechtvaardigt te concluderen "hoogstwaarschijnlijk niet opgemaakt en afgegeven door de UJ\C". Het is daarnaast interessant om de bestelling van de conclusies te zien zoals vermeld in de verklaring van onderzoek 0526.7. Slechts door een opmerking worden een drietal eerdere conclusies "betreffende de opmaak en afgifte van het document" afgezwakt. Wat aan de bijstelling van deze conclusies ten grondslag ligt, wordt niet vermeld, aldus Knopjes.

2.19 Eiser heeft de deugdelijkheid van de conclusies van de Verklaringen van Onderzoek betwist. Niet in geschil is dat eiser in beroep, op 25 april 2008, een rapport van contra- expertise heeft overgelegd, in .het Engels, van assistent professor geschiedenis Benjamin N.

Lawrence, verbonden aan de University of California, Davis, gespecialiseerd in West Afrikaanse geschiedenis en Politiek, De ondertekende en gedateerde versie is op 5 mei 2008 overgelegd. In zijn zienswijze van 3 augustus 2007 heeft eiser een contra-expertise

aangekondigd, Bij brief van 20 augustus 2007 heeft eiser aan verweerder een kopie van de brieven aan het Bureau Documenten en de heer Knopjes doen toekomen en de reactie van de heer Knopjes d.d. 17 augustus 2007 overgelegd. Eiser verzoekt de termijn voor het indienen van de zienswijze in verband met het verrichten van de contra-expertise te verlengen tot de heer Knopjes zijn contra-expertise heeft verricht. Bij brief van 4 december 2007 heeft eiser bericht dat de heer Lawrence bereid is gevonden om een contra-expertise te laten verrichten en verzocht om de beslissing op de aanvraag aan te houden totdat hij zijn rapport heeft afgemaakt. Bij brief van 5 december 2007 (gedingstuk 36} heeft verweerder eiser verzocht om de uitslag van de contra-expertise binnen 14 dagen op te sturen dan wel, indien de contra- expert, de heer Knopjes, meer tijd nodig heeft voor zijn onderzoek, een schriftelijke

verklaring van de heer Knopjes waarin hij meedeelt hoeveel tijd hij nodig heeft en wat hiervoor de reden is. Bij brief van 11 december 2007 heeft verweerder voor het indienen van het nieuwe contra-expertise onderzoek (het onderzoek van Lawrance) uitstel verleend tot 2 januari 2008 (gedingstuk 38). In de gronden van beroep heeft eiser aangegeven dat het

rapport van Lawrance langer op zich heeft laten wachten omdat deze tevens kennis wilde nemen van de inhoud van het dossier, dat eerst vertaald moest worden. Voorts hebben, blijkens het verweerschrift, verweerder en Bureau Documenten zich uitgelaten over dit rapport De rechtbank is op grond van deze omstandigheden van oordeel dat de goede procesorde zich er met tegen verzet het rapport van de contra-expertise bij de beoordeling van het beroep te betrekken.

2 20 In het rapport van contra-expertise van 25 april 2008 wordt -zakelijk weergegeven- geconcludeerd dat het relaas wat betreft de connecties van eiser met de UFC en de reactie van de regering rond de verkiezingen consistent zijn (nr. 5-9). Op p. 3 geeft de contra-expert aan dat niet blijkt dat de onderzoeker vergelijkbare documenten had met welke de documenten van eiser zijn vergeleken. Gezien de situatie in Togo voor wat betreft documenten is er geen enkele reden om te twijfelen aan de authenticiteit van de documenten. De heer Lawrance baseert zich hierbij op de vele documenten die hij heeft gezien. Ook de Avis de recherche (het

opsporingsbevel) beschouwt hij als een doodsbedreiging (blz. 4 onder 11). Er is sprake van gegronde vrees voor vervolging door de autoriteiten.

(11)

SXO'd

S?:SZ 8002-n-iS

yzB 9G6Z*GZ OC TG+ —

zaaknummer AWB 08/8233 BEPTDN blad 6

• 2.21 In de, naar aanleiding van de contra-expertise uitgebrachte, reactie van Bureau Documenten van 18 juni 2008, wordt onder meer geconcludeerd dat de contra-expert geen originele documenten heeft onderzocht, hetgeen hy zelf ook stelt op p.3. Bureau Documenten heeft over geen enkele van de onderzochte documenten een conclusie over de echtheid getrokken. De conclusies van Bureau Documenten zijn tot stand gekomen na technisch en tactisch onderzoek aan de overgelegde originelen, hetgeen heeft geleid tot de gegeven

conclusies betreffende de opmaak en afgifte. De heer B.N. Lawrance geeft in zijn verklaringen geen oorded betreffende de opmaak en afgifte van de specifieke door eiser overgelegde documenten. Ten aanzien van het Avis de recherche heeft Bureau Documenten ook vastgesteld dat het document met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet door de gestelde instantie is opgemaakt en afgegeven. Ten aanzien van de bijstelling van de conclusies in het tweede rapport van Bureau Documenten heeft verweerder daarvoor in het bestreden besluit en ter zitting aangegeven dat sprake was van voortschrijdend inzicht, nu door het nieuwe

document uit 2007 de andere documenten in een ander daglicht zijn komen te staan.

2.22 Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om aan de deugdelijkheid en zorgvuldigheid van de onder verantwoordelijkheid van Bureau Documenten verrichte onderzoeken te twijfelen en is eiser er met het door hem overgelegde rapport contra-expertise er niet in geslaagd om zodanige twijfel op te roepen over de juistheid van de verklaringen van onderzoek, dat deze daarom niet ten grondslag mochten

worden gelegd aan de in het besluit getrokken conclusie dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig is omdat zijn gestelde identiteit en asielrelaas louter gebaseerd is op documenten waarvan volgens het Bureau Documenten niet vaststaat dat deze door de bevoegde instanties zijn afgegeven. Zo&is blijkt uit de gedingstukken onderzoekt Bureau Documenten originele documenten op echtheid van het brondocument, op opmaak en afgifte alsmede op inhoud en wordt vervolgens de conclusie integraal op al deze aspecten

gebaseerd. Nu de kritiek van eiser op de conclusie van het Bureau Documenten slechts ziet op het eerstgenoemde aspect kan deze reeds hierom niet slagen.

2.23 Ten aanzien van eisers beroep op artikel 3 EVRM in verband met zijn gestelde betrokkenheid als verkiezingswaaniemer bij de verkiezingen van 2005, overweegt de

rechtbank dat, ook als zijn relaas geloofwaardig zou moeten worden geacht, niet aannemelijk is gemaakt dat hij bij terugkeer gegronde redenen heeft te vrezen voor een behandeling als bedoeld in dat artikel. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de politieke en mensenrechtensiuatic in Togo niet zodanig is dat personen die uit Togo afkomstig zijn enkel om die redenen in aanmerking komen als vluchteling (zie rechtsoverweging 2,24 en volgende) en ook een persoonlijk risico op een behandeling als bedoeld in artikel 3 EVRM niet

aannemelijk is, nu, naar ook uit het door eiser overgelegde rapport van de Schweizerische Fluchtlingshilfe van 28 maart 2007 blijkt, de UFC thans een legale partij is, waarvan het lidmaatschap legaal is en die zich ten tijde van dat rapport voorbereidde op de verkiezingen van 2007, waarbij de partij, aldus verweerder ter zitting, 27 zetels in de National Assembly heeft verworven. "

2.24 Het betoog van eiser dat verweerder geen rekening heeft gehouden met de verslechterde veiligheids- en mensenrechtensituatie in Togo en er derhalve geen zorgvuldige beoordeling kan plaatsvinden, verstaat de rechtbank aldus dat eiser meent in aanmerking te komen voor categoriale bescherming.

125 De rechtbank stelt voorop dat gelet op vaste jurisprudentie van de AbRS (ingezet bij uitspraak van 8 november 2001, JV 2002/12) de vraag of een asielzoeker op de voet van

(12)

y.ZG 9G6ZfrG2 OC ÏC+ 5fr=gg 8003-

zaaknummer AWB 08/8233 BEPTDN

blad 7 artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw voor toelaring in aanmerking komt, moet worden beantwoord aan de hand van een beoordeling van de algehele situatie in het land van herkomst. Ter zake daarvan komt verweerder een ruime beoordelingsmarge toe, waarvan de aanwending toetsing in rechte slechts dan niet kan doorstaan» indien geoordeeld moet worden dat verweerder bij afweging van alle daarvoor in aanmerking komende belangen en gegeven de feitelijke grondslag ervan, niet in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen. De rechter dient bij die toetsing het oordeel over de algehele situatie in het land van herkomst, dat tot stand pleegt te komen in samenspraak met en met instemming van de Tweede Kamer der Sla ten-Generaal, in beginsel te respecteren.

226 Op grond van het voorgaande ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat verweerder zich op basis van de door hem daartoe in aanmerking te nemen en genomen omstandigheden niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat ten aanzien van Togo niet hoeft te worden overgegaan tot het voeren van een categoriaal

beschermingsbeleid. In het bestreden besluit heeft verweerder op pagina 3 aangegeven dat niet is gebleken uit het algemeen ambtsbericht van 2003 noch uit het door eiser genoemde Country Rapport van het U.S. State Departement van 2006 dat de politieke en

- mensenrechtensituatie in Togo dusdanig is dat personen die uit Togo afkomstig zijn enkel om die reden in aanmerking komen voor toelating als vluchteling. Hetgeen eiser heeft aangevoerd en de stukken die hij heeft overgelegd, noodzaken naar het oordeel van de rechtbank niet tot heroverweging van het afwijzende besluit op zijn asielaanvraag.

227 Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich naar hei oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat eiser geen verdragsvluchteling is.

2.28 Gelet op hetgeen hiervoor ten aanzien van het asielrelaas is overwogen, heeft verweerder verder terecht niet aannemelijk geacht dat eiser bij gedwongen verwijdering naar Togo een reëel risico loopt om te worden onderworpen aan folteringen, aan onmenselijke of

vernederende behandelingen of bestraffingen. Evenmin zijn andere individuele feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan een dergelijke vrees alsnog aannemelijk moet worden geacht Eiser kan aan het bepaalde in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw derhalve geen aanspraak op een verbujnrvergunning ontlenen.

229 Evenmin is gebleken van klemmende redenen van humanitaire aard als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw, noch van een situatie als bedoeld in artikel 29, aanhef en onder d, van de Vw, op grond waarvan verweerder aan eiser een verblijfsvergunning niet heeft kunnen onthouden.

2.30 Aangezien ook overigens geen aanleiding bestaat om te oordelen dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven, wordt het beroep ongegrond verklaard.

2.31 Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:

verklaart het beroep ongegrond.

(13)

l 9 T 0*d *e G SGBmS Oe TG+ 9?:gg 800g-IT-^g

zaaknummer: AWB 08/8233 BEPTDN blad 8

De griffier

De rechter

£.

mr, M.H. Boomsma w c ~ / X

mr. M. ter Brugge ' afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

s'0Kr » »

vermeldingen "Ho^Jberaet ™ ^ f ^ ^ P ^ van de Raad van State, onL beroepschrift dient W m ^ ^ ^ T ^ " " ' P°StbuS I 6 1 I 3' ^ ^ * • Haag Het b e s t u « , » S « ° S ^ t C b^t t C I L * « « * - de Algemene wet *

- d e r voorbehoud h e e ^

(14)

IOO-d y.zG 9GGSteZ OG TG-r e^:22 Booe-n-ie

.aw*

SCHBOLPIEIN

[ O C A l ' u »

Corrispacdcntic uiuluiiend:

Pvstow 13319 3507 LH Utrecht

Bezoekadres:

Schoolplein 5 A 358! PX Utrcchi' tel (030) 231 36 46 Tax (030)234 29 ys c-iiuil: inrotï^schoolplciiwdvociten.nl

*^vw.scIioolpVj!iiLi dVoc aten .ni

mr. R. Vleugel mr. !>. Spans mr. D. Gure«

mr. W. Rodens mr. J.fc. Jalamloni mw. mr. M.H.R, de Boer mw. mr. J.G.M, ter A vest mr. J.M. UmgcnbcrR*

Hilvocatcn en procureurs

•adviseur

secretarial Els Oostrum Leny Peetere

'- • kenmerk

/ I N D Zevenaar '2ÜÖ81691

Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State

Hoger Beroep Vreemdelingenzaken Postbus 16113

2500 BC 's-Gravenhage

per post en per faxnr.: 070-3651380

uw kenmerk

AWB 08/8233

" Ulrvcht

27 november 2008

BETREFT Inzake

Verblijvende te Geboortedatum Land van herkomst IND. nr.

APPELSCHRIFT :

AZC, Loolaan 59, 7314 AG te Apeldoorn

Togo * 0610.30.0588

RAAD VAN STATEf

INGEKOMEN S-£^&

2 7 HOV. 2008' :

i

PAR:

Appellant kiest te dezer zake woonplaats te Utrecht, postadres: Postbus 13319, ten kantore van Schoolplein Advocaten, waarvan mevr. mr. M.H.R. de Boer verklaart tot het indienen van het onderhavige beroepschrift bepaaldelijk gevolmachtigd te zijn, met het recht van substitutie.

iilant stelt hoger beroep in tegen de uitspraak van de Rechtbank te 's- Gravenhage, zittinghoudende te Utrecht sector bestuursrecht,

Vreemdelingenkamer, van 27 oktober 2008, verzonden op 31 oktober 2008, AWB-nummer 08/8233.

Een kopie van de uitspraak is bijgevoegd (productie 1).

In bovengenoemde uitspraak wordt het beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet (Vw) afgewezen.

(15)

SOO'd XG6 S665teZ Ot TG+ Sfr:gg B O Q g - I W g

Schoolplein 5A 35X1 PX Ula-chL

Het beroep was gericht tegen de beschikking van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen verweerder, van 7 februari 2008 inzake appellant.

1 Achtergrond m e t betrekking tot de grieven

Appellant heeft ter ondersteuning van zijn asielrelaas ondermeer de volgende documenten overgelegd:

- twee UFC-lïdmaatschapskaarten, gedateerd op 17 juni 1995

- twee verklaringen van de UFC d.d. 17 januari 1995 en 8 januari 2007 - een medische verklaring gedateerd op 27 december 2005

- een waarnemersverklaring Presidentsverkiezingen 2005, gedateerd op 27 december 2005, en

- een opsporingsbevel, gedateerd op 17 juni 2005.

\. iï. Bureau Documenten heeft in zijn rapport van bevindingen geconcludeerd dat wegens het ontbreken van voldoende, betrouwbaar referentiemateriaal en het ontbreken van echtheidskenmerken niet kon worden vastgesteld of de

documenten echt waren.

Daarnaast heeft het Bureau Documenten gesteld dat betreffende de opmaak en afgifte van de documenten de documenten met aan zekerheidgrenzende

waarschijnlijkheid niet door de gestelde instanties zijn afgegeven.

Allereerst is de heer Knopjes gevraagd om een contra-expertise naar zowel de echtheid als de opmaak en afgifte van de documenten..

Echter ook de heer Knopjes beschikte -evenmin als het Bureau Documenten- over betrouwbaar referentiemateriaal.

Voor wat betreft - m e t name- de opmaak en afgifte ïs vervolgens contact opgenomen met Prof. Lawrance.

In zijn rapport verklaart Prof. Lawrance -naast andere kritiekpunten op de beslissing van verweerder- met betrekking tot de documenten:

10.1 reject in the strongest possible terms the assessment of Inspector Angèle Trommelen (Investigation Number 0526.07). has produced documents attesting to his membership of the UFC, his specific responsibilities in the UFC, a , warrant for his arrest, and a medical attestation as to his injuries and subsequent

^^'hospitalization, among other documents. I have personally examined dozens of UFC . 'y- membership cards, over fifteen Avis de Recherche or summonses, and countless

(16)

eocrd *es s6G3»ee oe te+ . cfr = ss eooz-u-tz

Schwlplcin 5A 3581 PX Ulrechl

medical and related documents. I have examined reproductions of all of 1 documents.

The basis for the rejection of these documents is facile and an insubstantial. The investigator does not indicate that she has any comparable documents with which

were compared, Furthermore, it seems the bases for the rejection are the rather baseless and inconsequential statements that the paper upon which the documents were produced contains no "authenticity features" and contains

"irregularities regarding layout and issue." I would remind the investigator that in the majority of cases field offices of the UFC and even offices of the gendarmerie throughout rural Togo would be considered well-financed and supported if they had one working computer and/or printer and photocopier. Frequently a draft membership card is photocopied and only the name and photograph are added. Frequently

summonses are photocopied and circulated and then particulars are added by hand.

Similar standards are in place throughout medical, government and non-governmental offices in urban and rural Togo. While I am not a forensic document specialist, I do have the expertise and knowledge of Togolese documents. The documents which

produced are very similar to the many dozens of documents brought before me over many years and I find absolutely no basis to question their authenticity.

11. In his affidavit states that he was served at least one "avis de

recherche" or summonses for his detention. I have personally examined this document, and while I am not a forensic document expert, it is more or less identical to other many "convocations" I have seen in Togo and in the U.S. I consider this document to be effectively a death warrant. This type of document is one method employed by the members of the military or paramilitary to terrify the population and maintain control.

In zijn reactie van 18 juni 2008 stelt het Bureau Documenten dat de conclusies van Bureau Documenten tot stand zijn gekomen na technisch en tactisch onderzoek aan de overgelegde originelen, hetgeen heeft geleid tot de gegeven conclusies betreffende opmaak en afgifte.

Op grond van de conclusies van het Bureau Documenten is het asielrelaas van appellant ongeloofwaardig geoordeeld.

(17)

frOO'd fcES S G G Z m OG 1C+ tfr = g g 8 0 0 Z - Ï W 2

Schoolplein 5A 35«! PX Utnxlil

2 GRIEVEN

Ap~ei(ant heeft tegen de uitspraak de volgende grieven.

2 . 1 Grief 1

Ten onrechte overweegt de rechtbank 2.22 het volgende:

Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om aan de deugdelijkheid en zorgvuldigheid van de onder verantwoordelijkheid van Bureau Documenten verrichte onderzoeken te twijfelen en is eiser er met het door hem overgelegde rapport contra- expertise er niet in geslaagd om zodanige twijfel op te roepen over de juistheid van de verklaringen van onderzoek, dat deze daarom niet ten grondslag mochten worden gelegd aan de in het besluit getrokken conclusie dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig is omdat zijn gestelde

identiteit en asielrelaas louter gebaseerd is op documenten waarvan volgens het Bureau Documenten niet vaststaat dat deze door de bevoegde

instanties zijn afgegeven.

Zoals blijkt uit de gedingstukken onderzoekt het Bureau Documenten originele documenten op echtheid van het brondocument, op opmaak en afgifte alsmede op inhoud en wordt vervolgens de conclusie integraal op al deze aspecten gebaseerd. Nu de kritiek van eiser op de conclusie van het Bureau Documenten slechts ziet op het eerstgenoemde aspect kan deze reeds hierom niet slagen.

Toelichting

Ten onrechte is gesteld dat de kritiek zich slechts op het eerste aspect heeft gericht.

Voor wat betreft de echtheid van documenten is reeds gesteld dat zowel Bureau Documenten als de heer Knopjes niet over referentiemateriaal beschikken.

Om die reden zijn ook niet de originele documenten aan Prof. Lawrence

gezonden, maar is ook hem juist gevraagd om een integrale beoordeling van de documenten en tevens de inhoud van het asielrelaas.

Hoewel Prof. Lawrance geen forensisch specialist is, heeft hij wel op grond van zijn ervaringen en onderzoeken in Togo en zijn contacten in Togo geconcludeerd dat er geen enkele reden is om te twijfelen aan de authenticiteit van de door appellant overgelegde documenten. Zijn deskundigheid is door verweerder ook niet bestreden.

(18)

3 0 0 ' : ^ /(,"' y.ZB S 6 6 Z m OG ÎG+ ??!gg B O O g - T W g

Sfhoolpluin 5A 35SIPX Uircchi

Voorts beklaagt appellant zich erover dat hoewel er geen referentiemateriaal beschikbaar is, het Bureau Documenten zich wel een oordeel kan vormen en geven over de opmaak en de afgifte van de documenten.

Het één valt niet te rijmen met het ander.

Nu verweerder ook niet over referentiemateriaal beschikt, kan de conclusie dat d-:i cocumenten hoogstwaarschijnlijk niet zijn afgegeven door de genoemde ihStanties geen stand houden.

Het Bureau Documenten geconcludeerd dat het Avis de Recherche met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet door de gestelde instantie is

opgemaakt en afgegeven.

Deze conclusie is echter niet nader onderbouwd.

Nu de Prof. Lawrence dit ziet als een doodvonnis kan verweerder niet op deze wijze de aanvraag afwijzen. De zorgvuldigheid gebiedt meer onderbouwing en meer zekerheid.

2.2 Grief 2

Ten onrechte overweegt de rechtbank 2.24 het volgende:

Het betoog van eiser dat verweerder geen rekening heeft gehouden met de verslechterde veiligheids- en mensenrechtensituatie in Togo en er derhalve geen zorgvuldige beoordeling kan plaatsvinden, verstaat de rechtbank aldus dat eiser meent in aanmerking te komen voor categoriale bescherming.

/ . -ïchting:

De rechtbank heeft dit niet geheel juist verstaan.

In dit verband wordt verwezen naar hetgeen in de zienswijze van 3 augustus 2007 en de gronden van het beroep onder 5 is vermeld.

Bedoeld is dat een asielrelaas (integraal) beoordeeld dient te worden tegen de achtergrond van hetgeen over het land bekend is met betrekking tot de politieke en mensenrechtensituatie alsmede de algemene veiligheidssituatie.

Verweerder dient zich hierover voor te laten lichten door de Minister van Buitenlandse Zaken in een algemeen ambtsbericht, hetgeen als een deskundigenbericht bij uitstek wordt gezien.

Over Togo is al sinds 2003 geen ambtsbericht uitgebracht, dit terwijl de situatie sindsdien dramatisch is verslechterd. Verweerder stelt in het voornemen (en ingelast in de beschikking) dat vooropgesteld wordt dat de politieke en mensenrechtensituatie in Togo niet zodanig is dat personen die uit Togo afkomstig zijn (...) enkel om die reden in aanmerking komen voor toelating als

-rt*-

(19)

900'd y-te 96Gsm oe ie+ n = gg

BOOZ-W-LZ

Schoolplein 5A 3581 PX Utrecht

vluchteling. Verwezen wordt hierbij naar het Ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken van 31 maart 2003.

Nu het hier een sterk verouderd en gedateerd ambtsbericht betreft, is de beschikking niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid.

2.3 Grief 3

Ten onrechte overweegt de rechtbank 2.23 het volgende:

Jen aanzien van eisers beroep op artikel 3 EVRM in verband met zijn , jgestelde betrokkenheid als verkiezingswaarnemer bij de verkiezingen van

iJ 2005, overweegt de rechtbank dat, ook als zijn relaas geloofwaardig zou moeten worden geacht, niet aannemelijk is gemaakt dat hij bij terugkeer gegronde redenen heeft te vrezen voor een behandeling als bedoeld in dat artikel. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de politieke en mensenrechtensituatie in Togo niet zodanig is dat personen die uit Togo afkomstig zijn enkel om die redenen In aanmerking komen als vluchteling (zie rechtsoverweging 2.24 en volgende) en ook een persoonlijk risico op een behandeling als bedoeld in artikel 3 EVRM niet aannemelijk is, nu, naar ook uit het door eiser overgelegde rapport van de Schweizerische

Fluçhtlingshîlfde van 28 maart 2007 blijkt, de UFC thans een legale partij is, waarvan lidmaatschap legaal is en die zich ten tijde van dat rapport

voorbereidde op de verkiezingen van 2007, waarbij de partij, aldus

verweerder ter zitting, 27 zetels in de National Assembly heeft verworven.

Toelichting:

Allereerst wordt onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is opgemerkt, namelijk ó?x er geen recent Algemeen Ambtsbericht is.

v.- 'its wordt opgemerkt dat de rechtbank buiten de omvang van het geschil is getreden door te verwijzen naar het stuk van SFH, zonder dat dit als zodanig ter zitting is besproken.

Tevens stelt appellant dat in het stuk van SFH is gesteld dat lidmaatschap van de UFC "nicht automatisch zu einer Gefährdung führt."

Dat'wil dus niet per definitie zeggen dat appellant niets meer te vrezen zou hebben.

Voordien was er dus wel een reëel risico voor vervolging, nu niet meer automatisch.

Indien zijn relaas geloofwaardig zou moeten worden geacht kan de rechtbank niet stellen dat appellant geen gegronde reden heeft om te vrezen voor een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM, nu eiser niet alleen actief lid is, maar

(20)

ioo'd y.ts 9G6s^ez oe ie+

W-ZZBOOZ-XX-LZ

Schoolplein 5A 3581 PX Ulirchr

ook verkiezingswaarnemer en er tegen hem een Avis de recherche Is uitgevaardigd.

Tot slot kan dit oordeel geen stand houden omdat verweerder eerst ter zitting zonder nadere onderbouwing heeft gesteld dat de UFC 27 zetels in de National Assembly heeft verworven.

2.4 Grief 4

Gezien het voorgaande kan hetgeen in r.o. 2.27 - 2.30 evenmin stand houden.

Indien uitgegaan wordt van de geloofwaardigheid van het relaas kan de beslissing om appellant geen vergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder c Vw te verlenen evenmin stand houden. Op dit punt ïs in het

^ v1* * ' n i e t ingegaan.

3 Conclusie

Gelet op het voorgaande kan de uitspraak van de rechtbank niet in stand blijven.

Appellant verzoekt uw afdeling het hoger beroep gegrond te verklaren en de uitspraak van de rechtbank te vernietigen. Voorts verzoekt appellant u om, doende wat de rechtbank had behoren te doen, het inleidende beroep alsnog gegrond te verklaren vanwege het ontbreken van een deugdelijke motivering, de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat verweerder binnen een door uw afdeling te bepalen termijn een nieuwe beschikking dient te nemen, met veroordeling van verweerder in proceskosten.

Tot slot verzoek ik u mij het proces-verbaal van de ten behoeve van appellant gehouden zitting bij de Arrondissementsrechtbank te zenden, zodra deze in uw

mw. mr. M.H.R. de Boer gemachtigde

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zl Ingevolge artikel 94, vierde Hd,Vw veddaart derechtbank het beroep gegrond en beveelt 2^ de opheffing van de maatregel of een wijziging van de uijze van tcœritvc^egging daarvan,

De rekenkamer Lelystad licht in deze rekenkamerbrief toe, welke relevante rode draden we aangetroffen hebben in de onderzochte rapporten en welke aanbevelingen uit deze

In zijn eerste grief klaagt de vreemdeling, samengevat en zakelijk weergegeven, dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het puntensysteem van paragraaf B5/7.3.1 van

Niet van toepassing daar het gaat hier om een vennootschap onder

in het gelijk zal worden gesteld, is curanda (door de gevorderde indeplaatsstelling) huurder van de discotheek en zou de curator eventuele rechten van de Fiscus ex art.. 57

Bij de toetsing door de rechter van het standpunt van de staatssecretaris omtrent het realiteitsgehalte van de door de vreemdeling aan de niet ongeloofwaardig geachte feiten

waarom appellant u verzoekt dit hoger beroep gegrond te verklaren en voornoemde uitspraak te vernietigen en de vreemdelingenbewaring alsnog op te heffen met toekenning van

Gelet op het voorgaande heeft verweerder op goede gronden geconcludeerd dat eiseres cn/of referent onjuiste gegevens hebben verstrekt over het inkomen van referent, terwijl de