• No results found

MAR : Minimumindeling van het Algemeen Rekeningstelsel – Klasse 2

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "MAR : Minimumindeling van het Algemeen Rekeningstelsel – Klasse 2"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

P 309340 – Afgiftekantoor 9000 Gent X – Tweewekelijks – Verschijnt niet in juli

BIBF | Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten

MAR : Minimumindeling van het Algemeen Rekeningstelsel –

Klasse 2

INHOUD

p.1/ MAR : Minimumindeling van het Algemeen Rekeningstelsel – Klasse 2 p.7/ Btw – periodieke aangifte – inhoud

van roosters 44 en 47 – opgave van de intracommunautaire handelingen

Deze bijdrage volgt op de bijdrage die we al over klasse 1 van de Minimumindeling van het Algemeen Rekeningstelsel hebben gepubliceerd (zie Pacioli nr.

302). Ditmaal zullen we een analyse maken van klas- se 2 van de MAR. Gezien de omvang van de voorziene rekeningen zullen we niet ‘alle’ nuttige rekeningen kunnen analyseren.

Inleiding

Voor een onderneming zijn investeringsuitgaven noodzakelijk om haar activiteit op duurzame wijze uit te oefenen. Deze investeringen bestaan uit de aankoop van terreinen, onroerende goederen, ma- chines, burelen, wagens, ...

Alle goederen die een onderneming koopt om ge- durende meer dan één jaar te gebruiken of te be- houden, vormen vaste activa of investeringen.

Vaste activa onderscheiden zich van de uitgaven doordat ze een bedrag van minstens 250,00 euro excl. btw vertegenwoordigen (cf. MB nr. 1 van 2 september 1980 inzake btw). Het bedrag van 250,00 euro is louter indicatief aangezien artikel 28, § 1 van het KB/W.Venn. erop wijst dat «Elke vennootschap bepaalt de regels die, met nakoming van de bepalingen van dit hoofdstuk, doch rekening gehouden met haar eigen kenmerken, gelden voor de

waardering van de inventaris…». A contrario zal een potlood geen vast actief vormen maar eventueel een voorraadelement.

CBN-advies 150-1 (Bulletin nr. 18, januari 1986, p. 21-23) analyseert de criteria die ten grondslag liggen aan de klassering van bepaalde activa in de boekhouding en in de jaarrekening respectievelijk als materiële vaste activa of voorraden. Zo vormen bijvoorbeeld dieren die hoofdzakelijk om hun pro- ducten (melk, eieren, …) worden gehouden, vaste activa, terwijl dieren die hoofdzakelijk worden ge- houden om in een welbepaald ontwikkelingsstadi- um te worden verkocht, onder voorraden vallen.

1. Aanschaffingswaarde

De vaste activa worden geboekt tegen hun aan- schaffingswaarde. Conform de MAR wordt het cijfer ‘0’ toegevoegd aan de eigenlijke nummering van de desbetreffende rekening.

Voorbeeld : 2210 Gebouwen (aanschaffingswaarde)

De aanschaffingswaarde dient als basis voor de berekening voor zowel afschrijvingen als waarde- verminderingen, die worden aangeduid door toe- voeging van het cijfer ‘9’. Het is niet toegestaan

(2)

waardeverminderingen op een afschrijfbaar vast actief te boeken. Op elke waardedaling zullen uit- zonderlijke afschrijvingen worden toegepast.

Voor de geboekte meerwaarden voegt men het cij- fer ‘8’ toe.

De aanschaffingswaarde is dus een essentieel be- grip in het Belgische boekhoudrecht. Ze verwijst naar (cf. art. 35 e.v. van het KB/W.Venn.) :

– de aanschaffingsprijs, daarin begrepen de bijko- mende kosten zoals de vervoerkosten, de montage- en/of installatiekosten alsook de belasting over de toegevoegde waarde die niet aftrekbaar zou zijn;

– de vervaardigingsprijs; dat zal bijvoorbeeld het geval zijn voor de door de onderneming geprodu- ceerde vaste activa; aan de kosten (rechtstreekse kosten vermeerderd met het gedeelte van de kos- ten die er onrechtstreeks aan toerekenbaar zijn) van deze vaste activa zal men de eventuele bijko- mende kosten toevoegen;

– de inbrengwaarde; bijvoorbeeld de waarde waar- tegen een vast actief wordt gewaardeerd dat de inbreng van een aandeelhouder (of een vennoot) in de onderneming vormt.

De aanschaffingswaarde kan de rente omvatten op het kapitaal dat voor de financiering ervan ontleend is voor zover die rente betrekking heeft op de periode die voorafgaat aan de effectieve inbedrijfstelling.

Afschrijvingen spreiden de gebruikskost van een vast actief over zijn waarschijnlijke gebruiksduur (of eventueel over de nuttigheidsduur dat het goed voor de onderneming heeft). Deze ontwaarding wordt vastgesteld op de vaste activa waarvan de gebruiksduur in de tijd beperkt is. Ze heeft een on- vermijdelijk, onomkeerbaar karakter.

Afschrijvingen maken het dus mogelijk rekening te houden met de materiële en intellectuele slijtage van een goed. Doordat die slijtage een kost voor de onderneming vormt, is ze een last (Klasse 6 van de MAR).

Alleen vaste activa waarvan de gebruiksduur in de tijd beperkt is, kunnen worden afgeschreven.

Bijgevolg kunnen afschrijvingen slechts worden vastgesteld op rekeningen onder oprichtingskos- ten, immateriële activa of materiële activa.

Waardeverminderingen vertalen de ontwaardingen van vaste activa die onvoorzien zijn en die niet door

de afschrijvingen kunnen worden vastgesteld : de duurzame maar niet-definitieve ontwaardingen. Ze hebben uitsluitend betrekking op niet-afschrijfbare vaste activa, d.w.z. terreinen (uitgezonderd ontgin- ningsterreinen zoals steengroeven, die afschrijf- baar zijn), financiële vaste activa en vorderingen op lange termijn.

Wel moet worden opgemerkt dat alleen de nettoboek- waarde op de actiefzijde van de balans verschijnt, d.w.z. over het algemeen de aanschaffingswaarde verminderd met het bedrag van de geboekte afschrij- vingen of waardeverminderingen. Het detail wordt gegeven in de toelichting bij de jaarrekening.

2. Oprichtingskosten

De notie ‘oprichtingskosten’ komt in principe over- een met de geactiveerde kosten, d.w.z. kosten die op de actiefzijde zijn opgenomen … terwijl ze niets waard zijn. Zo zouden bijvoorbeeld de oprichtings- kosten van een vennootschap nooit kunnen wor- den doorverkocht.

Deze techniek kan verbazing wekken, maar is af- geleid van het boekhoudkundige principe dat de kosten met de opbrengsten moeten overeenstem- men. Het is dus noodzakelijk dat deze kosten het mogelijk maken dat in de toekomst opbrengsten worden verkregen.

De positionering van de kosten als oprichtingskos- ten kan rechtstreeks of onrechtstreeks gebeuren, als gevolg van een beslissing tot activering van de kosten, te nemen door het ondernemingshoofd.

Niets sluit echter een onmiddellijke tenlastene- ming uit (cf. art. 58, lid 1 KB/W.Venn.).

Afhankelijk van het geval zullen drie methoden voor activering van de kosten van toepassing zijn : – onmiddellijke debitering op een actiefrekening;

– debitering op een actiefrekening door credite- ring op de initiële kostenrekening;

– debitering op een actiefrekening door credite- ring op een opbrengstenrekening.

– Rechtstreekse activering (cf. Oprichtingskosten van een vennootschap)

200 Oprichtingskosten en kapitaal- verhoging

550 aan Bank

(3)

– Onrechtstreekse activering met verrekening van de initiële kost (cf. publiciteitskosten die meerde- re boekjaren ten goede komen)

61 Diensten en diverse goederen 440 aan Leveranciers

en

202 Overige oprichtingskosten 61 aan Diensten en diverse

goederen

– Onrechtstreekse activering zonder verrekening van de initiële kost (cf. Herstructureringskosten) 61 Diensten en diverse goederen

440 aan Leveranciers en

204 Herstructureringskosten 649 aan Als herstructurerings-

kosten geactiveerde bedrijfskosten (–)

Kosten die worden gemaakt in het kader van een herstructurering worden alleen dan onder de ac- tiva opgenomen, wanneer het gaat om welbepaalde kosten die verband houden met een ingrijpende wijziging in de structuur of de organisatie van de onderneming en die kosten ertoe strekken een gunstige en duurzame invloed te hebben op de ren- tabiliteit van de vennootschap. In de toelichting moet worden verantwoord dat aan deze voorwaar- den is voldaan (cf. art. 58 KB/W.Venn.).

Voor afschrijvingen bevelen wij aan de rekening

‘Oprichtingskosten’ rechtstreeks te crediteren, veeleer dan er het cijfer 9 aan toe te voegen; zo zal rekening 20x van Oprichtingskosten automatisch op nul worden gesteld wanneer ze 100 % afgeschre- ven is; dat kan zelfs aan het einde van het eerste jaar gebeuren. Bijvoorbeeld :

6300 Afschrijvingen op oprichtings- kosten – toevoeging

200 aan Kosten van oprichting en kapitaalverhoging

3. Immateriële en materiële vaste activa

Immateriële vaste activa zijn onstoffelijk, d.w.z. on- grijpbaar. Daaronder vallen onder meer kosten van

onderzoek en ontwikkeling (rekening 210), licen- ties (bv. op software, rekening 211), goodwill (re- kening 212) en vooruitbetalingen op immateriële vaste activa (rekening 213).

De notie ‘goodwill’ komt, in het geval dat de ac- tiva en de schulden van een andere onderneming worden overgenomen (nettoactief), overeen met de betaalde meerprijs, in de mate dat daardoor een waarde is toegekend aan elementen die niet in de boekhouding van de overgenomen onderneming opgenomen zijn, zoals de reputatie en het recht op het cliënteel.

Rekening 213 zal worden gecrediteerd door debite- ring op de rekening van het verworven vast actief op het moment dat de definitieve aankoopfactuur wordt ontvangen.

Vanuit fiscaal perspectief moeten immateriële vaste activa, uitgezonderd investeringen in audiovisuele werken, lineair worden afgeschreven. Onderzoeks- kosten mogen worden afgeschreven over drie jaar, voor andere vaste activa geldt een minimumter- mijn van vijf jaar.

Een vermelding in de toelichting is verplicht als de kosten van onderzoek en ontwikkeling of van goodwill zouden worden afgeschreven over meer dan vijf jaar (cf. art. 61 KB/W.Venn.).

Materiële vaste activa zijn stoffelijk van aard en hun waarderingsregels leunen heel sterk aan bij de voorgaande, met evenwel bepaalde wijzigingen, onder meer omdat op materiële vaste activa onder bepaalde voorwaarden een herwaardering kan worden toegepast (aangezien dit punt reeds is ge- analyseerd in de vorige bespreking van klasse 1, gaan we hier niet op in).

In het geval van een aankoop van een bebouwd ter- rein maakt de ‘20/80’-regel het mogelijk 20 % van de totaalprijs toe te wijzen aan het terrein en 80 % aan het gebouw, waarbij de waarde van deze laatste als basis voor de afschrijvingen kan dienen. Merk wel op dat dit slechts een ter indicatie dienende re- gel is.

In het geval van een aankoop van een gemengd voertuig kan slechts 50 % van de btw worden af- getrokken, terwijl de andere 50 % moet worden op- genomen in de aanschaffingswaarde en samen met de hoofdsom moet worden afgeschreven.

(4)

Voorbeeld

Een voertuig wordt aangekocht voor 20 000 euro excl. btw. Boekhoudkundig ziet dit er als volgt uit :

240 Meubilair en rollend materieel – aanschaffingswaarde

22 100,00 411 Terug te vorderen btw 2 100,00

440 aan Leveranciers 24 200,00

Gebouwen, installaties, meubilair en kantoormate- riaal (…) worden afgeschreven op basis van regels die in de praktijk eigen zijn aan elke onderneming.

In de praktijk levert de Com.IB ‘normale’ tarieven en die worden door de ondernemingen vaak toege- past.

Onder rekening ’25 Vaste activa in leasing of op grond van een soortgelijk recht’ staan vaste activa waarvan de onderneming niet de eigenaar is. Vaak betreft het een leasingcontract met aankoopoptie.

Op het moment van de ondertekening van het con- tract boekt de onderneming :

25[]0 Vaste activa in leasing of op grond van een soortgelijk 172 aan Leasing- en soortge-

lijke schulden

Rekening 25[]0 zal worden aangepast aan de no- den van de MAR, terwijl de afschrijvingen niet op basis van de looptijd van het contract zullen wor- den geboekt maar op basis van de veronderstelde gebruiks- of nuttigheidsduur van het vast actief.

De schuldenrekening zal worden gedebiteerd naar- gelang van de terugbetalingen, die samen met de interesten worden gedaan, volgens het aflossings- plan van de lening.

Al te veel practici verwaarlozen de rekeningen van niet in de balans opgenomen rechten en verplich- tingen, hetzij om het bestaan van een hypotheek te weerspiegelen, of nog de aankoopoptie die verbon- den is aan een contract van huurfinanciering. Deze werkwijze stemt niet overeen met de eisen van het Belgische boekhoudrecht en we kunnen niet ge- noeg beklemtonen hoe belangrijk klasse 0 van de MAR is.

Rekening ‘26 Overige materiële vaste activa’ om- vat onroerende en roerende goederen die in erf- pacht, opstal, handelshuur, landpacht of huur werden gegeven (behalve de gevallen van huurfi- nanciering).

In ‘Vaste activa in aanbouw en vooruitbetalingen’

(rekening 27) worden de geactiveerde bedragen opgenomen van materiële werken die de onderne- ming voor eigen rekening heeft uitgevoerd of de waarde van de voorschotten die door een leveran- cier gefactureerd zijn.

Voorbeeld : externe werken

270 Materiële vaste activa in aan- bouw en vooruitbetalingen – aanschaffingswaarde 411 Terug te vorderen btw 440 aan Leveranciers

Bij de voltooiing van de werken vindt een verschui- ving plaats naar een andere post van materiële vaste activa, door een eenvoudige overboeking van rubriek naar rubriek, bijvoorbeeld :

2210 Gebouwen – aanschaffings- waarde

270 aan Materiële vaste activa in aanbouw en vooruit- betalingen – aanschaf- fingswaarde

Fiscaal zijn deze vaste activa zelfs reeds vóór hun voltooiing afschrijfbaar, onder voorbehoud van de volgende voorwaarden :

– Interne werken : de prijs moet worden verant- woord en worden geboekt;

– Externe werken : een verkoopcontract moet ge- sloten zijn en de prijs moet gefactureerd (geboekt) zijn en uiterlijk aan het einde van het boekjaar betaald zijn.

Conform het artikel 65 van het KB/W.Venn. wordt voor de buiten gebruik gestelde of niet meer duur- zaam tot de activiteit van de vennootschap bij- dragende materiële vaste activa – in voorkomend geval – overgegaan tot een uitzonderlijke afschrij- ving om rekening te houden met hun waarschijn- lijke realisatiewaarde.

Wanneer een vast actief wordt doorverkocht of bui- ten gebruik gesteld, moet men alle rekeningen op nul stellen die er specifiek mee overeenstemmen (vaak komen ‘T’-rekeningen in dit verband goed van pas). Opdat de boeking gedeeltelijk dubbel zou zijn, stemt het saldo soms overeen met een gereali- seerde meerwaarde en soms met een gerealiseerde minderwaarde. Behalve indien de wederverkoop plaatsvindt op de laatste dag van het boekjaar, is het vanuit fiscaal perspectief niet altijd duidelijk of men afschrijvingen dient te boeken voor de voor- bije verslagperiode tussen de eerste dag van het boekjaar en het tijdstip van de wederverkoop.

(5)

Voorbeeld

Een onderneming verkoopt een bebouwd terrein door voor 500 000 euro. De wederverkoop vindt plaats op de afsluitingsdatum van het boekjaar (31 december).

De aanvullende gegevens zijn de volgende :

– aanschaffingswaarde van het terrein : 200 000 euro; dit is ook de nettoboekwaarde van het ter- rein;

– aanschaffingswaarde van het gebouw (verkocht samen met het terrein) : 800 000 euro;

– gecumuleerde afschrijvingen op het gebouw : 600 000 euro;

– nettoboekwaarde van het gebouw : 200 000 euro;

– toevoeging aan afschrijvingen (met bedrijfska- rakter) op jaarbasis op het gebouw : 40 000 euro (volgens de lineaire methode);

– wederverkoopprijs van het bebouwd terrein : 500 000 euro;

– de koper betaalt deze prijs onmiddellijk via een bankoverschrijving.

6302 Afschrijvingen op materiële vaste activa – toevoeging

40 000,00 2219 aan Geboekte afschrijvin-

gen op gebouwen 40 000,00

Als gevolg van deze laatste boeking bedraagt het gecumuleerde bedrag van de afschrijvingen op ge- bouwen 640 000 euro. De nettoboekwaarde van het gebouw komt dus op 160 000 euro.

De nettoboekwaarde van het bebouwd terrein be- komt men door de optelsom van de nettoboekwaar- de van het terrein respectievelijk het gebouw : terrein : 200 000 euro

gebouw : 160 000 euro

Totaal : 360 000 euro (totale nettoboekwaarde)

De onderneming verkoopt dus in feite gelijktijdig twee vaste activa : het terrein en het gebouw erop.

Het verschil tussen 500 000 euro en 360 000 euro is positief en komt overeen met een gerealiseerde meerwaarde van 140 000 euro.

550 Bank 500 000,00

2219 Geboekte afschrijvingen op

gebouwen 640 000,00

2200 aan Terreinen – aan-

schaffingswaarde 200 000,00

2210 Gebouwen – aan-

schaffingswaarde 800 000,00

7630 Meerwaarden op de realisatie van vaste activa

140 000,00

De meerwaarden op de realisatie van materiële vaste activa kunnen worden opgenomen in rekening 741 van de MAR indien, gelet op de regelmaat en het nor- male karakter ervan, deze realisaties kaderen in de gewone bedrijfsuitoefening van de vennootschap.

Opmerking : de verkoopverrichting wordt in de praktijk vaak opgesplitst geboekt, en dat tussen : – degene die opgenomen is in het verkoopdagboek,

vaak wanneer er sprake is van btw, wat hier ech- ter niet het geval is;

– degene die het mogelijk maakt alle rekeningen die aan het doorverkochte vast actief verbonden zijn, ongedaan te maken (tegenboeking).

4. Financiële vaste activa

De MAR onderscheidt de ‘financiële vaste activa’

van de ‘geldbeleggingen’.

Onder ‘Financiële vaste activa’ vinden we de duur- zaam verworven effecten. Het bezit ervan is nuttig voor de activiteit van de onderneming, onder meer omdat deze laatste er een zekere invloed of controle mee kan uitoefenen op de vennootschap die de ef- fecten heeft uitgegeven.

Geldbeleggingen zijn effecten die verworven wor- den met het oog op inkomsten.

Welke rekeningen vinden we onder ‘Financiële vas- te activa’ ?

Er zijn drie deelnemingsrekeningen en drie vorde- ringenrekeningen :

– 280 Deelnemingen in verbonden ondernemingen;

– 281 Vorderingen op verbonden ondernemingen;

– 282 Deelnemingen in ondernemingen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat;

– 283 Vorderingen op ondernemingen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat;

– 284 Andere aandelen;

– 285 Overige vorderingen.

De notie ‘deelneming’ is nauw verbonden met de notie controle, d.w.z. de bevoegdheid in rechte of in feite om een beslissende invloed uit te oefenen op de aanstelling van de meerderheid van bestuurders of zaakvoerders of op de oriëntatie van het beleid.

Een onderneming wordt beschouwd als een verbon- den onderneming wanneer een andere vennootschap

(6)

minstens 50 % bezit van de effecten (‘maatschappe- lijke rechten’) van de emitterende vennootschap.

Van een onderneming wordt gezegd dat ze een deel- nemingsverhouding met een andere onderneming heeft indien deze minstens 10 % van de uitgegeven effecten bezit.

Het bewijs van het tegendeel kan enkel en alleen in het tweede geval worden voorgelegd. Rekeningen 281 en 283 van de MAR bevatten respectievelijk de vorderingen op verbonden ondernemingen en de vorderingen op ondernemingen waarmee een deel- nemingsverhouding bestaat (onafhankelijk van de vervaldatum van de lening).

Rekening ‘284 Andere aandelen’ wordt gedebiteerd op het bedrag van de waarde van de maatschappe- lijke rechten die verworven zijn om een duurzame band met de emitterende vennootschap te scheppen.

Rekening ‘285 Overige vorderingen’ bevat de aan- schaffingswaarde van vorderingen die tot doel heb- ben de activiteit van een andere onderneming duur- zaam te steunen. Deze wordt niet opgenomen als

‘deelneming’ (rekeningen 280 en 282 van de MAR).

Rekeningen 280, 282 en 284 van de MAR zijn on- derverdeeld in aanschaffingswaarde, nog te stor- ten bedragen, geboekte meerwaarden en geboekte waardeverminderingen. De ‘nog niet opgevraagde bedragen’ komen overeen met de sommen die bij de inschrijving op aandelen niet meteen betaald zijn.

De bijkomende kosten (en de belastingen) die men heeft opgelopen bij de verwerving van de effecten, worden over het algemeen ten laste genomen. Dan zal rekening ‘657 Diverse financiële kosten’ wor- den gedebiteerd.

Voorbeeld

De onderneming SM schrijft in op het kapitaal van een naamloze vennootschap voor 160 000,00 euro.

Slechts 25 % van deze som, d.w.z. 40 000,00 euro, wordt rechtstreeks aan de NV gestort (via een bankoverschrijving). Er wordt overgegaan tot een boeking in het dagboek. De NV bezit een kapitaal van 200 000,00 euro, dat voor 80 % in handen van de onderneming SM is. Het betreft dus een verbon- den onderneming. De boekhoudkundige verwer- king is als volgt :

2800 Deelnemingen in verbonden ondernemingen : aanschaf- fingswaarde

160 000,00

2801 aan Deelnemingen in verbonden onder- nemingen : nog te storten bedragen

120 000,00

550 Bank 40 000,00

Rekening 2801 zal naargelang van de latere oproe- pen tot kapitaalinbreng worden gedebiteerd door creditering op de rekening Bank.

De vastrentende effecten, zoals de obligaties, zullen worden gedebiteerd op rekening ‘2852 Vastrenten- de effecten’, waarbij het dubbele evenwicht wordt bekomen door creditering op de rekening Bank.

Rekening ‘288 Borgtochten betaald in contanten’

neemt dan weer bijvoorbeeld als huurwaarborg be- taalde bedragen op.

Voor de deelnemingen en de aandelen die in de rubriek ‘Financiële vaste activa’ zijn opgenomen, wordt tot waardevermindering overgegaan in ge- val van duurzame minderwaarde of ontwaarding.

Op de vorderingen, inclusief de vastrentende ef- fecten, die in de financiële vaste activa zijn opge- nomen, worden waardeverminderingen toegepast indien er voor het geheel of een gedeelte van de vordering onzekerheid bestaat over de betaling er- van op de vervaldag (cf. art. 66, § 2 KB/W.Venn.).

4. Vorderingen op meer dan één jaar

De vorderingen op meer dan één jaar zijn degene die een contractuele looptijd van meer dan één jaar hebben. Men gebruikt een detail van subreke- ning 29 van de MAR.

De vorderingen of het gedeelte van de vorderingen met een looptijd van meer dan één jaar waarvan de vervaldatum binnen twaalf maanden na de afslui- tingsdatum van het boekjaar gesitueerd is, worden overgeboekt naar de kortetermijnrekeningen (her- classificatie).

In deze rubriek vinden we ook de te ontvangen op- brengsten die tijdens het boekjaar of tijdens een vorig boekjaar zijn ontstaan en waarvoor nog geen rechtstitel bestaat, indien het bedrag daarvan vast- staat of met nauwkeurigheid kan worden geschat.

De pro rata van opbrengsten worden evenwel on- der de overlopende rekeningen geboekt.

(7)

Vorderingen op lange termijn die verband houden met een onderneming die voorkomt in een reke- ning 28, moeten op deze specifieke rekeningen worden geboekt.

De meest voorkomende gevallen van boeking van vorderingen op lange termijn zijn de contracten van huurfinanciering (in hoofde van de verhuur- der) en de contracten van verkoop op afbetaling.

Op vorderingen op meer dan één jaar worden waar- deverminderingen toegepast indien er voor het ge- heel of een gedeelte van de vordering onzekerheid bestaat over de betaling ervan op de vervaldag (cf.

art. 68 KB/W.Venn.).

Stéphane MERCIER Erkend Boekhouder-fiscalist BIBF

Btw – periodieke aangifte – inhoud van roosters 44 en 47 – opgave van de intracommunautaire handelingen

1. Situering van het probleem

We vinden het nuttig de aandacht te vestigen op de inhoud van roosters 44 en 47 van de periodieke btw-aangifte.

Uit de praktijk blijkt dat rooster 44 soms wordt gebruikt voor diensten die volgens de belastingad- ministratie zouden moeten worden opgenomen in rooster 47.

Bijgevolg beantwoordt de opgave van de intracom- munautaire handelingen niet langer aan de admi- nistratieve voorschriften.

We brengen nog even in herinnering dat de opgave van de intracommunautaire handelingen de han- delingen cumuleert die in roosters 44 (bepaalde diensten – zie nr. 2) en 46 (vrijgestelde intracom- munautaire leveringen) worden ingeschreven.

Bovendien staat rooster 47 nog altijd los van de vermeldingen die gedaan worden in de opgave van de intracommunautaire handelingen.

2. Rooster 44 en opgave van de intracommunautaire handelingen

Sinds 1 januari 2010 vermeldt rooster 44 van de periodieke btw-aangifte de intracommunautaire diensten die in een andere lidstaat van de Gemeen- schap plaatsvinden, door toepassing van de alge- mene regel van artikel 21, § 2 van het Btw-Wet- boek.

Kort gezegd : volgens deze algemene regel is de plaats van de diensten die een in België gevestigde belastingplichtige, btw-ontvanger met recht op af- trek van voorbelasting, verricht ten gunste van een klant die zelf belastingplichtig is (daarin begrepen de rechtspersoon die niet btw-plichtig is maar wel voor btw-doeleinden geïdentificeerd is) maar wiens plaats van vestiging zich bevindt in een andere lid- staat van de Gemeenschap, de plaats van vestiging van die klant.

Dergelijke diensten zijn niet aan de Belgische btw onderworpen, omdat deze belasting verschuldigd is door de klant, en dat in de lidstaat waar hij ge- vestigd is.

Volgens de voorschriften die gepubliceerd zijn op de website ‘Fisconetplus’ van de belastingadminis- tratie, horen alleen de diensten waarvan de plaats- bepaling volgens de algemene regel gebeurt, thuis in rooster 44.

In de opgave van de intracommunautaire hande- lingen moeten de diensten die zo in een andere lid- staat van de Gemeenschap plaatsvinden, erin voor- komen met vermelding van de letter ‘S’.

De intracommunautaire leveringen die in dezelfde opgave opgenomen worden en in rooster 46 van de periodieke aangifte vermeld worden, zijn er aange- geven met de letter ‘L’.

Bijgevolg moet het bedrag van rooster 44 voor dezelfde totale waarde terug te vinden zijn onder code ‘S’ van de opgave van de intracommunautaire

(8)

handelingen (door individualisering van de desbe- treffende klanten en de sommen in kwestie).

Hetzelfde geldt voor rooster 46, waarvan het to- taalbedrag terug te vinden is in de opgave van de intracommunautaire handelingen, maar dan on- der code ‘L’.

3. Rooster 47 en afwezigheid van een opgave van de

intracommunautaire handelingen

In afwijking van de hierboven aangehaalde alge- mene regel stelt § 3 van artikel 21 van het WBTW een reeks afwijkende criteria in.

In essentie betreft het de volgende handelingen : – werken in onroerende staat, diensten van ex-

perts en makelaars in onroerende goederen of de diensten die erop gericht zijn de uitvoering van bouwwerken voor te bereiden, te coördine- ren of er toezicht op te houden : de plaats van deze diensten komt overeen met de plaats waar het onroerend goed gelegen is;

– personenvervoer (taxi’s, autobussen, treinen enz.) : het criterium van plaatsbepaling wordt de plaats waar het vervoer wordt verricht, naar ver- houding van de afgelegde afstanden;

– culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelij- ke, educatieve, vermakelijkheids- of soortgelijke evenementen en activiteiten : deze vinden plaats waar het evenement of de activiteit daadwerke- lijk plaatsvindt;

– restaurant- en cateringdiensten : deze worden ge- acht plaats te vinden waar deze diensten worden verricht (met uitsluiting van diensten die mate- rieel worden verricht aan boord van een schip, vliegtuig of trein tijdens het in de Gemeenschap verrichte gedeelte van een passagiersvervoer : de vertrekplaats van het vervoer wordt beschouwd als de plaats van deze diensten);

– verhuur op korte termijn van een vervoermiddel : dergelijke prestaties worden geacht plaats te vin- den waar het vervoermiddel daadwerkelijk ter be- schikking van de huurder wordt gesteld. Onder

‘korte termijn’ wordt verstaan het ononderbroken bezit of gebruik van het vervoermiddel geduren-

de een periode van ten hoogste dertig dagen (en negentig dagen voor vervoer met een schip).

De administratie verduidelijkt dat deze verschillen- de afwijkingen van de algemene regel van de plaats van vestiging van de btw-plichtige klant niet tot opnames in rooster 44 mogen leiden.

Ze moeten worden ingeschreven in rooster 47 (sa- men met de andere handelingen waarin daar voor- zien is, zoals onder meer de uitvoer).

De opgave van de intracommunautaire handelin- gen heeft niets te maken met de handelingen die vermeld worden in rooster 47.

4. Bepaalde praktijken

De hierboven aangehaalde onderscheiden met be- trekking tot de inhoud van rooster 44 en van roos- ter 47 worden niet altijd gevolgd.

Zo plaatsen sommigen stelselmatig in rooster 44 zowel de diensten die beantwoorden aan het alge- mene criterium van artikel 21, § 2 van het Btw- Wetboek als degene die beantwoorden aan de afwij- kende criteria van § 3 van hetzelfde artikel.

Bijgevolg bevat de opgave van de intracommunau- taire handelingen ook de diensten waarvoor de af- wijkingen van de algemene regel bedoeld zijn.

Hoewel deze manier van doen geen enkele invloed heeft op de inning van Belgische btw en ze boven- dien voor een aanvullende informatieverschaf- fing zorgt via de opgave van de intracommunau- taire handelingen, worden de instructies van de belastingadministratie aangaande de manier van invullen van de periodieke btw-aangifte en de op- gave van de intracommunautaire handelingen niet nauwgezet opgevolgd.

Yvon ColSoN Btw-expert Extern medewerker

Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Etienne VERBRAEKEN, B.I.B.F. – legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail : info@bibf.be, URl : http: //www.bibf.be.

Redactie : Gaëtan HANoT, Geert lENAERTS, Maria PloUMEN, Etienne VERBRAEKEN. Adviesraad : Professor P. MICHEl, Professor Emeritus, Universiteit luik, Professor C. lEFEBVRE, Katholieke Universiteit leuven. Gerealiseerd in samenwerking met kluwer – www.kluwer.be

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De materiële vaste activa zijn gewaardeerd op basis van verkrijgingsprijs, verminderd met de daarover berekende lineaire afschrijvingen, welke zijn gebaseerd op de verwachte

De immateriële vaste activa worden gewaardeerd tegen de aanschafwaarde onder aftrek van afschrijvingen, gebaseerd op de economische levensduur en indien van toepassing

- recht van hypotheek ter grootte van € 136.134 op het gebouw met ondergrond, parkeerterrein en erf, staande en gelegen aan de Prickwaert 196 te Sliedrecht, sectie K nummer

Verliezen worden in aanmerking genomen in het jaar waarin deze voor- zienbaar zijn.. De overige baten en lasten worden toegerekend aan de verslagperiode waarop deze

Om te voorkomen dat de vereniging hierdoor haar algemene reserve zou verliezen heeft het bestuur een bufferreserve gevormd waarmee twee dergelijke tegenvallers opgevangen kunnen

De materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen aanschaffingswaarde of vervaardigingskosten verminderd met afschrijvingen bepaald op basis van de geschatte levensduur

Dit betreft een bestemmingsfonds gevormd voor gelden welke ontvangen zijn en specifiek te besteden zijn aan de noodinloop voor daklozen. Deze middelen zijn gedurende het

Overeenkomst met de gemeente Vught en Boxtel zijn op basis van de dieren die niet door eigenaar worden opgehaald. Aantal dieren