• No results found

BVK. Beroepsvereniging van het Krediet. Koninklijke maatschappij

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "BVK. Beroepsvereniging van het Krediet. Koninklijke maatschappij"

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Beroepsvereniging van het Krediet

Koninklijke maatschappij

JAARVERSLAG 2002

(2)
(3)

Inhoudstafel

Mededeling van het Directiecomité 4

De evolutie van het lidmaatschap van de

Vereniging en de dienstverlening aan de leden 7 De evolutie van de markt van het krediet aan

particulieren 9

1. Macro-economische context (2001) 9

2. Het consumentenkrediet 9

2.1. Het consumentenkrediet in zijn geheel 10 2.2. De verrichtingen op afbetaling 12

2.3. De kredietopeningen 15

3. Het hypothecaire krediet 17

3.1. Investeringen in de woningbouw 17 3.2. Secundaire vastgoedmarkt in 2001 17 3.3. Rentevoet beïnvloed door de internationale

context (2001) 19

3.4. In België geldende rentevoeten voor

hypothecaire kredieten (2001 en 2002) 19

3.5. Prognoses 20

3.6. De markt van de hypothecaire kredieten 21 3.7. Rentabiliteit van het hypothecaire krediet 25 4. Reglementair kader van kredieten aan particulieren26 4.1. Europese gedragscode, ESIS 26 4.2. Reglementering in toepassing van de IAS 26

4.3. Bazel II 27

4.4. Voorstel tot herstructurering van de instanties

voor financieel toezicht 27

4.5. Positieve kredietcentrale 27

De juridische context van het consumentenkrediet 28 Het juridische kader voor het hypothecaire krediet 30

Aanverwante wetgeving 37

De Centrale voor Uitwisseling van Gegevens

over het Risico 42

1. De Centrale voor Uitwisseling van Gegevens over het Risico wordt 36.000 maal per dag geraadpleegd 42

2. Informatie voor de leden 42

3. De Centrale en enkele cijfers 42

4. Besluit 52

(4)

Mededeling van het Directiecomité

2002, een jaar vol twijfels.

De dramatische gebeurtenissen van het zwarte jaar 2001 hebben ook 2002 diep gekentekend. Er heeft zich twijfel in de geesten van de mensen genesteld.

Twijfels ten overstaan van de financiële analisten, de vermogens- beheerders en andere arbitragisten, waarvan de dictaten de mark- ten in twee en een half jaar negen keer heen en weer slingerden tussen optimisme en pessimisme, m.a.w. gemiddeld om de drie maand.

Twijfels ten overstaan van de ondernemingen, waarvan de winst- waarschuwingen systematisch de prognoses van het voorgaande trimester op de helling plaatsen, zonder nog te spreken over de boekhoudfraudes die de corporate governance zwaar treffen en de auditbureaus in diskrediet brengen.

Twijfel en onbegrip ten overstaan van de verheerlijking van de 15

%-norm van de ROE (return on equity) van de ondernemingen, terwijl het bruto nationaal product nog met geen 5 % stijgt.

De herkomst van deze norm blijft een mysterie en er werd daarvan nog nooit een wetenschappelijke rechtvaardiging gegeven.

Werd ze door één van die Icarussen van de nieuwe economie uit- gevonden, wier devies '"the sky is the limit" is ?

Twijfels ten overstaan van de economisten die het heel moeilijk hebben om te bepalen waar ergens we ons in de cyclus bevinden en dus te anticiperen op de evolutie van de economie, al ware het op korte termijn. De grootste pessimisten hebben het over crisis, depressie, deflatie, stagflatie, dubbele dip. De anderen ontwaren een lichte heropleving na het leeglopen van de speculatieve bel die ontstaan was doordat waardeschepping en een beursgroei die in hoofdzaak enkel op de valorisering van virtuele winsten voortko- mend uit hypothetische vooruitzichten op niet gerealiseerde zaken- cijfers steunde, met elkaar verward werden.

Twijfel is heilzaam als lering getrokken wordt uit de fouten uit het verleden om ze te verbeteren.

De consumenten hebben zich daarin niet vergist. Ze behielden hun koelbloedigheid en hebben hun uitgavenniveau maar weinig gewij- zigd en daardoor de conjunctuur voldoende ondersteund.

Het krediet aan de gezinnen heeft op beslissende wijze tot deze stabiliserende werking bijgedragen.

* **

De evolutie van de Belgische markt van het consumentenkrediet in 2002 vormt het duidelijke bewijs van de bovenstaande beschou- wingen.

(5)

De gezinnen hebben, algemeen genomen, meer beroep gedaan op consumentenkrediet (+ 2,5 %) dan in 2001.

Zij lieten een duidelijkere voorkeur blijken voor leningen op afbeta- ling (+ 3,6 %) dan voor kredietopeningen (- 2,2 %).

We wijzen erop dat de kredietopeningen slechts 17,9 % van het totale verschuldigde saldo vertegenwoordigen en dat het gebruiks- percentage teruggevallen is tot 40 %, tegenover 41,7 % één jaar tevoren.

We zijn dus ver verwijderd van sommige rampscenario's die deze kredietvorm verketteren als de rechtstreekse weg naar overmatige schuldenlast.

Wat de markt van het hypothecaire krediet betreft, was 2002 een opmerkelijk, zelfs uitzonderlijk jaar, met een toename van 17 % aan nieuw toegestane kredieten. Dit recordcijfer staat in schril contrast tot de povere resultaten van 2001 (+ 1 %) en vooral van 2000 (- 24%).

In deze periode van grote onzekerheid leidt de afkeer van de Belgische consument voor risico's ertoe dat slechts zeer matig beroep gedaan wordt op consumentenkrediet en dan nog in hoofd- zaak in de vorm van leningen op afbetaling voor de vervanging van duurzame goederen.

Aangemoedigd door de dalende rentevoeten en de stijgende prij- zen, neemt hij daarenboven zijn vlucht in onroerende goederen, want het is echt wel waar dat de Belg een baksteen in zijn maag heeft.

Op wetgevend en bestuursrechtelijk vlak kon onze beroepssector naar inmiddels vaste gewoonte rekenen op de volle aandacht van zowel de nationale als de Europese overheid. De bedoeling is inder- daad lovenswaardig, want het gaat over de bescherming van de consument, maar tegen wie of wat ?

Het antwoord lijkt vooral de kredietgevers en de overmatige schul- denlast te zijn, waardoor een ongetwijfeld makkelijk in slogans te verpakken maar erg ongerechtvaardigd allegaartje wordt gecreëerd waartegen de BVK zich alleen maar kan verzetten.

Het is dus niet louter toeval dat, op nationaal vlak, de positieve cen- trale en het Fonds ter bestrijding van de overmatige schuldenlast in de steigers staan, die beide tot aanzienlijke kosten leiden die uit- sluitend ten laste van de beroepssector vallen.

Dat is een bittere pil wanneer men weet dat de Belg tot de Europese burgers met de minste schuldenlast behoort en dat het krediet als dusdanig verre van de belangrijkste reden van ontsporingen is.

Er worden op die manier aan de kredietondernemingen buitenspo- rige verantwoordelijkheden opgelegd om bestaande maatschappe- lijke tekortkomingen te voorkomen en uit de wereld te helpen.

Een derde nationale bouwwerf is de hervorming van de wet op het consumentenkrediet.

Na zes jaar, en drie ministers van economie later, zou het ontwerp vóór het einde van deze legislatuur moeten gestemd worden en in werking moeten treden in 2004, onder een vierde (?) minister.

Ook al is inmiddels alles over deze wet gezegd, er dient toch onderstreept te worden dat de voorbereidende werkzaamheden door een geest van openheid tussen de verschillende betrokken partijen gekenmerkt werden.

(6)

Op Europees vlak heeft de Commissie haar ontwerprichtlijn inzake consumentenkrediet gepubliceerd.

Een harmonisering van de wetgevingen was immers onvermijdelijk geworden vanaf het ogenblik dat de in het ene land zeer liberale en de in het andere land zeer beperkende reglementeringen voor sommige landen, waartoe in de eerste plaats België behoort, tot onaanvaardbare beperkingen op concurrentievlak leidden.

Spijtig genoeg vormt dit ontwerp in tal van artikelen een eenzijdi- ge weerspiegeling van extreme consumenteneisen, die onverenig- baar zijn met de noodzaak aan een doeltreffende en competitieve markt, die op evenwichtige wijze de rechten en plichten van alle partijen vrijwaart.

Het spreekt voor zich dat hier voor de toekomst van onze beroeps- sector heel wat op het spel staat en dat de BVK, in overleg met de andere nationale en Europese beroepsverenigingen, deze uitdaging wenst aan te gaan.

(7)

Evolutie van het lidmaatschap van de

Vereniging en de dienstverlening aan de leden

De evolutie van het lidmaatschap

In de loop van het jaar 2002 noteerden wij de aansluiting van KBC PINTO CARDS N.V., KBC PINTO SYSTEMS N.V. en VAN BREDA CAR FINANCE N.V.

DE VADERLANDSCHE VERZEKERINGEN N.V. wijzigde haar bena- ming in ING INSURANCE N.V., LOCABEL-AUTO N.V. kreeg als bena- ming ING CAR LEASE BELGIUM N.V. en MERCATOR & NOORDSTAR N.V. werd MERCATOR VERZEKERINGEN N.V.

AXA ROYALE BELGE N.V., KBC VERZEKERINGEN N.V., RVS VERZE- KERINGEN N.V. en UAB VERZEKERINGEN N.V. hebben hun lidmaat- schap van de BVK in 2002 niet hernieuwd.

Ingevolge de fusie met DEXIA BANK N.V. hebben BACOB BANK C.V.

en ARTESIA BANK N.V. hun lidmaatschap beëindigd.

De BVK telde 81 leden op 31 december 2002.

De dienstverlening aan de leden

De maandelijkse newsletter, die op ruime schaal via elektronische post verspreid wordt aan de contactpersonen van de BVK binnen de aangesloten instellingen, vormt de informatiebron bij uitstek voor onze leden.

Zij worden op die manier bondig ingelicht over alle activiteiten van de Vereniging en de evolutie van de belangrijkste dossiers die de sector van het krediet aan particulieren aanbelangen.

Deze basisinformatie geeft toegang tot meer gedetailleerde docu- mentatie die op eenvoudig verzoek aan het secretariaat of, steeds vaker, via raadpleging van de website van de BVK kan bekomen worden.

De website werd in 2002 inderdaad aanzienlijk uitgebreid en hij onderging een facelift, waardoor hij toegankelijker, soepeler en gebruiksvriendelijker werd.

Er werd bovendien een module aan toegevoegd ten behoeve van de consumenten, meer in het bijzonder van de jongeren, met als titel

"Het consumentenkrediet – Wat u moet weten".

De BVK-studienamiddag, die plaatsvond op 28 mei 2002, was vol- ledig gewijd aan het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet : de voorgeschiedenis van het ontwerp, de contractuele fase, het sluiten van de overeenkomst, de specifieke regels m.b.t. de verschillende kredietvormen en het verloop van de overeenkomst.

Gezien het belang van de markt van de autofinancieringen en de specifieke problemen die ermee verbonden zijn, werd een Commissie Autofinanciering in het leven geroepen.

Zij omvat "captive societies" zowel als kredietondernemingen van algemene aard.

De statistieken zijn nu volledig operationeel, zowel wat het hypo- thecaire krediet als het consumentenkrediet betreft. Zij worden

(8)

evenwel geregeld geëvalueerd met als doel de kwaliteit en doel- treffendheid ervan blijvend te verhogen, onder meer inzake de fre- quentie en de inhoud.

Zoals in het verleden stonden het BVK-Secretariaat en de tech- nische commissies ten dienste van de leden en hebben ze hun bezorgdheden aan de bevoegde overheden overgemaakt.

Zij hebben hen eveneens juridische en technische ondersteuning verleend in antwoord op hun vragen, bovenop de aanzienlijke hoe- veelheid informatie die opgenomen is in het vademecum inzake consumentenkrediet en het vademecum inzake hypothecair kre- diet, die ter beschikking zijn op de website van de B.V.K..

(9)

De evolutie van de markt van het krediet aan particulieren

1. Macro-economische context (2001)1

De Belgische economie heeft de verwachtingen voor 2001 niet ingelost. De groei van het bruto binnenlands product, die in 2000 nog 4 % bedroeg, bleef beperkt tot 1 %. Dit is het zwakste groei- niveau sedert 1993, het jaar waarin de activiteit met 1 % terugviel.

De vertraging op kwartaalbasis begon tijdens het tweede kwartaal van 2000 en werd in 2001 voortgezet en zelfs versterkt. Dit was vooral het geval tijdens het 2de en 4de kwartaal. De verzwakking van de economische activiteit tekende zich af in alle producerende bedrijfstakken. De internationale handel is sterk gedaald. Dit resul- teerde in een belangrijke daling van het volume van de uitgevoer- de goederen en diensten. Nadat het volume in 2000 nog met zowat 10 % was gestegen, daalde het in 2001 met 1 %.

De consumptieuitgaven van de particulieren vormen het belang- rijkste onderdeel van de vraag en vertegenwoordigen 53 % van het bbp. Zij stegen in 2001 minder snel : hun groeiniveau viel terug van 3,6 % in 2000 naar 1,6 % in 2001. De groei van het beschikbare inkomen evolueerde van +2,7 % in 2000 naar ongeveer +1,7 % in 2001. Deze evolutie komt overeen met die van het gezinssparen, waarvan het percentage – na een jarenlange daling - voor het eerst op het niveau van het jaar voordien blijft. Het consumentenver- trouwen is beduidend gedaald, aangezien de desbetreffende index evolueert van 13 in januari 2001 naar – 8 in december 2001 (na een belangrijke inzinking in november). De stijging van de werkge- legenheid is tijdens het hele jaar 2001 vertraagd. De werkgelegen- heid daalt van 62.000 eenheden in 2000 naar 46.000 in 2001 (1,2

%). De werkgelegenheid zelf bedraagt 4.017.000 eenheden in 2001. De gezinsconsumptie, die in 2000 een piek had bereikt, toen ze met zowat 3,8 % gestegen was, klom in 2001 veel minder snel (+ 1,6 %). De brutokapitaalvorming vertoonde een meer uitge- sproken evolutie en haar toename daalde van + 6,7 % in 2000 naar + 2,1 % in 2001.

De inflatie kromp van 2,7 % in 2000 naar 2,4 % in 2001. Dit was in de eerste plaats het gevolg van de verminderde impact van de energieprijzen. De inflatie lijkt dus onder controle te blijven.

2. Het consumentenkrediet

Bij wijze van inleiding is het nuttig eraan te herinneren dat de pro- ducten die onder de noemer van het consumentenkrediet ressorte- ren veel heterogener zijn dan bij het hypothecaire krediet. Om maar één voorbeeld te geven, is het duidelijk dat een krediet voor de aankoop van een wagen weinig gemeen heeft met een krediet- opening of een kasfaciliteit : voor iedere situatie bestaat er een aangepast financieel werkmiddel.

Wanneer de evolutie van een markt in zijn geheel moet geanaly-

1 Bron: Persbericht van de Nationale Bank van België

(10)

seerd worden, blijkt onvermijdelijk dat samenvoeging noodzakelijk is. Laten wij nochtans steeds voor ogen houden dat samenvoeging mogelijkerwijze uiteenlopende evoluties op micro-economisch vlak verbergt.

De wet van 12 juni 1991 definieert vier soorten consumentenkre- diet 2:

• de lening op afbetaling (LOA);

• de verkoop op afbetaling (VOA);

• de financieringshuur (FH);

• de kredietopening (KO).

Na enkele bemerkingen bij de evolutie van het consumentenkrediet in zijn geheel (afdeling 2.1.) zullen in afdeling 2.2. de verrichtingen op afbetaling (LOA+VOA+FH) behandeld worden, terwijl in afdeling 2.3. nader wordt ingegaan op de kredietopeningen.

2.1. Het consumentenkrediet in zijn geheel

Tabel 1 herneemt de statistieken die door de Beroepsvereniging van het Krediet (BVK) gepubliceerd worden. Naast de benaming

"omloop" staat de toestand op de laatste dag van ieder semester vermeld. Naast de BVK-cijfers staan de evolutie-indexen vermeld in nominale cijfers en in reële cijfers, d.w.z. rekening houdend met de inflatie 3.

Tabel 1 : omloop in consumentenkrediet (x 1.000.000 EUR) Bron : BVK

2 Het zou niet juist zijn de huidige statistieken betreffende het consumentenkrediet te vergelijken met deze van vóór 1994, of ze nu afkomstig zijn van de BVK of van elders, aangezien de statistische nomenclatuur in dat jaar werd aangepast aan de nieuwe definities die door de voornoemde wet werden ingevoerd.

3 De index die toegepast wordt om de "reële" evolutie te bekomen, is de maandelijk- se algemene index van de consumptieprijzen op het einde van ieder semester (bron : www.statbel.fgov.be).

1995 - 06 8.679 100,00 100,00 3.448.726 100,00 1995 - 12 8.852 101,99 101,36 3.516.012 101,95 1996 - 06 9.285 106,98 105,09 3.604.452 104,52 1996 - 12 9.381 108,09 104,79 3.648.126 105,78 1997 - 06 9.601 110,62 106,79 3.705.360 107,44 1997 - 12 9.756 112,40 107,73 3.711.448 107,62 1998 - 06 10.305 118,74 112,84 3.942.240 114,31 1998 - 12 10.727 123,59 117,76 4.072.313 118,08 1999 - 06 11.220 129,28 121,95 4.149.079 120,31 1999 - 12 11.468 132,13 123,50 3.903.482 113,19 2000 - 06 12.164 140,15 128,68 4.028.279 116,80 2000 - 12 12.234 140,96 128,55 4.108.796 119,14 2001 - 06 12.621 145,42 129,71 4.184.680 121,34 2001 - 12 12.706 146,40 130,66 4.283.155 124,20 2002 - 06 12.939 149,08 131,82 4.345.576 126,01

Consumentenkrediet

BVK-LEDEN

EUR evolutie evolutie contracten evolutie x 1 000 000 nominale reële aantal

omloop

(11)

Wanneer deze cijfers vergeleken worden met deze die door het Nationaal Instituut voor de Statistiek gepubliceerd worden, kan worden vastgesteld dat de BVK ongeveer 96 % van de markt ver- tegenwoordigt4. Ingevolge de wederzijdse uitwisseling van de gegevens betreffende productie en omloop door al haar leden kun- nen deze laatsten dus een omzeggens volledig en gedetailleerd beeld van de markt krijgen.

Wat de totaliteit van de markt van het consumentenkrediet betreft, hebben wij doelbewust de statistieken inzake de productie niet in de overzichtstabel opgenomen. Dit begrip dekt inderdaad verschil- lende ladingen naargelang het kredietopeningen of verrichtingen op afbetaling betreft : terwijl het begrip "productie" betrekking heeft op het aantal gerealiseerde kredieten in het geval van verrichtingen op afbetaling, stemt het met betrekking tot kredietopeningen over- een met het bedrag van de toegekende kredietlijnen…, ongeacht het feit of ze al dan niet opgenomen worden (het betreft hier dus een soort indicatie van het "potentiële krediet"). Een eenvoudige optelsom van de beide productiecijfers zou dus geen enkele zin hebben of, erger nog, misleidend zijn.

De omloop daarentegen heeft in beide gevallen dezelfde betekenis.

Er mag dus terecht een optelsom van gemaakt worden en gesteld worden dat, zoals tabel 1 aangeeft, de portefeuille inzake consu- mentenkrediet half 2002 voor alle BVK-leden samen 12 939 miljoen EUR bedroeg. Dit betekent een nominale groei van 2.5 % over twaalf maanden, wat in reële termen neerkomt op 1.6%.

Alvorens de afzonderlijke analyse van de verrichtingen op afbeta- ling enerzijds en de kredietopeningen anderzijds aan te vatten, is het nuttig hun respectieve aandeel in het consumentenkrediet te verduidelijken : de kredietopeningen, die enkel afgaand op het aan- tal lopende contracten (58.9 %) de meerderheid lijken uit te maken, vertegenwoordigen – zelfs nu – slechts minder dan één vijf- de van het totale verschuldigde saldo (17.9 %, cfr. grafiek 1). Deze discrepantie kan verklaard worden door het feit dat de opgenomen bedragen in het kader van kredietopeningen kleiner zijn dan bij ver- richtingen op afbetaling, zonder nog te vermelden dat talrijke kre- dietopeningen, ondanks het feit dat ze boekhoudkundig in de por- tefeuille zijn opgenomen, weinig of niet gebruikt worden.

4 Dit percentage ligt lager voor het aantal contracten, aangezien de rest van de markt bestaat uit verkopers (tot de categorie van de "verkopers" behoren de maatschap- pijen die met eigen fondsen verkopen op afbetaling doen, met uitsluiting van iede- re andere vorm van consumentenkrediet). Typisch voor deze maatschappijen is dat ze veel contracten voor een klein bedrag realiseren.

Een reële toename van het consumenten- krediet met 1.6 % in de voorbije twaalf maanden

(12)

Grafiek 1 : de omloop inzake "consumentenkrediet" in bedragen Bron : BVK

Het valt daarenboven op dat, in tegenstelling tot wat sommigen vreesden, het aandeel van de kredietopeningen in het consumen- tenkrediet gedaald is ten opzichte van vorig jaar, hetgeen logisch is wanneer we zien dat het verschuldigde saldo van de verrichtingen op afbetaling is toegenomen en dat van de kredietopeningen gelijk- tijdig is gedaald.

2.2. De verrichtingen op afbetaling

In tabel 2 staan, naast de omloop op de laatste dag van ieder semester, ook de productiegegevens vermeld. De vermelde omloop stemt overeen met de som van de in de loop van een bepaalde per- iode toegekende kredieten.

CONSUMENTENKREDIET : OMLOOP (BVK-leden)

0 2 000 4 000 6 000 8 000 10 000 12 000 14 000

1995-06 1995-12 1996-06 1996-12 1997-06 1997-12 1998-06 1998-12 1999-06 1999-12 2000-06 2000-12 2001-06 2001-12 2002-06

(x 1 000 000 EUR)

Kredietopening

Lening op afbetaling + verkoop op afbetaling + financieringshuur

De kredietopeningen vertegenwoordigen minder dan 18 % van het verschuldigde saldo inzake consumentenkrediet,

wat overigens een lichte daling betekent.

x 1 000 000 EUR nominale

evolutie re‘le

evolutie aantal

contracten evolutie

1995 - 06 7 237 100,00 100,00 1 598 963 100,00

1995 - 12 7 231 99,91 99,30 1 578 924 98,75

1996 - 06 7 674 106,04 104,16 1 594 512 99,72

1996 - 12 7 576 104,68 101,48 1 589 306 99,40

1997 - 06 7 944 109,76 105,97 1 610 189 100,70

1997 - 12 7 944 109,77 105,21 1 619 751 101,30

1998 - 06 8 430 116,48 110,69 1 637 402 102,40

1998 - 12 8 681 119,94 114,28 1 656 075 103,57

1999 - 06 9 192 127,01 119,81 1 683 173 105,27

1999 - 12 9 315 128,70 120,30 1 698 179 106,21

2000 - 06 9 970 137,76 126,48 1 742 075 108,95

2000 - 12 9 791 135,28 123,37 1 746 415 109,22

2001 - 06 10 250 141,62 126,33 1 782 778 111,50 2001 - 12 10 296 142,26 126,97 1 785 084 111,64 2002 - 06 10 620 146,74 129,75 1 788 034 111,82

Leningen op afbetaling

+ verkopen op afbetaling + financieringshuur BVK-LEDEN

omloop

(13)

Tabel 2 : omloop en productie inzake verrichtingen op afbetaling Bron : BVK

Op het vlak van de bedragen, geeft grafiek 2 duidelijk aan dat het tweede semester van ieder jaar traditioneel een kleinere productie vertoont dan het eerste. Met andere woorden, er is sprake van een sterke seizoensgebondenheid5. De financieringen van nieuwe voer- tuigen zijn daar niet vreemd aan, aangezien het belangrijkste auto- salon van België in het begin van het kalenderjaar plaatsvindt.

Het is dus van fundamenteel belang dat men vergelijkt wat te ver- gelijken valt, met name de eerste semesters onderling of de twee- de semesters onderling. Wanneer we op die manier de cijfers van de voorbije jaren met betrekking tot de toegekende bedragen bekijken, stellen we vast dat het eerste semester 2002 hoger ligt dan het eerste semester 2001, zonder dat echter opnieuw het niveau bereikt wordt van het eerste semester 2000. Hetzelfde gaat op wanneer we de tweede semesters van de voorbije drie jaar met elkaar vergelijken.

Grafiek 2 : productie inzake verrichtingen op afbetaling Bron : BVK

0 500 1.000 1.500 2.000 2.500

1995 - 06 1995 - 12 1996 - 06 1996 - 12 1997 - 06 1997 - 12 1998 - 06 1998 - 12 1999 - 06 1999 - 12 2000 - 06 2000 - 12 2001 - 06 2001 - 12 2002 - 06

(x1000000EUR)

0 100.000 200.000 300.000 400.000 500.000 600.000 LENINGEN OP AFBETALING + VERKOPEN OF AFBETALING + FINANCIERINGSHUUR (BVK-leden)

Productie in 1 000 000 EUR Productie in aantal contracten

5 Te noteren : de curve van het aantal contracten, die op dezelfde grafiek is aange- duid, verschilt van deze van de bedragen, aangezien de seizoensgebonden cycli veel minder uitgesproken zijn.

1995 - 06 1 875 100,00 100,00 401 252 100,00 1995 - 12 1 714 91,42 90,86 380 604 94,85 1996 - 06 2 151 114,75 112,73 414 888 103,40 1996 - 12 1 775 94,67 91,78 377 408 94,06 1997 - 06 2 124 113,28 109,36 411 800 102,63 1997 - 12 1 897 101,19 96,99 388 181 96,74 1998 - 06 2 252 120,14 114,17 417 199 103,97 1998 - 12 2 105 112,29 106,99 397 075 98,96 1999 - 06 2 578 137,54 129,75 427 601 106,57 1999 - 12 2 296 122,48 114,49 392 962 97,93 2000 - 06 2 794 149,05 136,84 431 662 107,58 2000 - 12 2 179 116,24 106,00 368 336 91,80 2001 - 06 2 552 136,10 121,40 396 980 98,94 2001 - 12 2 281 121,67 108,59 403 674 100,60 2002 - 06 2 634 140,50 124,24 388 429 96,80

productie

De verrichtingen op afbetaling nemen weer enigszins toe, na een daling vorig jaar.

(14)

De globale verslapping de activiteit ten opzichte van juni 2000 hangt samen met de ineenstorting van de index van het consu- mentenvertrouwen5 die, na verscheidene jaren van stijging, sinds einde 2000 drastisch is beginnen dalen, ook al heeft hij nu opnieuw het niveau "0" bereikt, wat op een beperkte herneming van de acti- viteit wijst (grafiek 3).

Grafiek 3 : index van het consumentenvertrouwen Bron : NBB

Grafiek 4 : omloop inzake verrichtingen op afbetaling Bron : BVK

Grafiek 4 toont een tamelijk stabiele toename van de portefeuille inzake verrichtingen op afbetaling. In ieder geval wat de verschul- digde saldo's betreft, want het aantal overeenstemmende contrac- ten kende steeds een duidelijk geringere toename6. Dit betekent Het aantal contracten

kent een relatief trage evolutie.

5 die iedere maand door de NBB wordt gepubliceerd op basis van enquêtes

6 De gemiddelde jaarlijkse groei over de voorbije 6 jaar bedraagt inderdaad slechts 1.9%.

-25 -20 -15 -10 -5 0 5 10 15 20

1995 - 06 1995 - 12 1996 - 06 1996 - 12 1997 - 06 1997 - 12 1998 - 06 1998 - 12 1999 - 06 1999 - 12 2000 - 06 2000 - 12 2001 - 06 2001 - 12 2002 - 06

0 2.000 4.000 6.000 8.000 10.000

1995 - 06 1995 - 12 1996 - 06 1996 - 12 1997 - 06 1997 - 12 1998 - 06 1998 - 12 1999 - 06 1999 - 12 2000 - 06 2000 - 12 2001 - 06 2001 - 12 2002 - 06

(x1000000EUR)

0 500.000 1.000.000 1.500.000 2.000.000 LENINGEN OP AFBETALING + VERKOPEN OF AFBETALING + FINANCIERINGSHUUR (BVK-leden)

(aantalcontracten)

Omloop in 1 000 000 EUR Omloop in aantal contracten

(15)

dus dat de activiteit van de markt als dusdanig niet veel is toege- nomen, maar dat het gemiddelde bedrag van de lopende verrich- tingen stijgt7.

Wij vermelden eveneens dat, vergeleken met de productie, de omloop minder grote schommelingen kent, wat volkomen logisch is, aangezien het om een stock gaat, en niet om een flow.

2.3. De kredietopeningen

Uit de in tabel 3 vermelde cijfers met betrekking tot de omloop blijkt duidelijk dat de kredietopeningen een onbetwistbaar succes hebben gekend in de voorbije jaren, hetgeen bewijst dat ze aan een marktbehoefte tegemoetkomen, onder meer door de soepelheid die zij bieden. Deze schijnbaar spectaculaire groei mag evenwel niet doen vergeten dat ze, zelfs op dit ogenblik, slechts minder dan één vijfde van het verschuldigde saldo inzake consumentenkrediet ver- tegenwoordigen (cfr. supra).

Tabel 3 : omloop en productie inzake kredietopeningen Bron : BVK

7 Concreet gezien, na aftrek van de inflatie, ligt het gemiddelde bedrag nu 16% hoger dan in 1995.

1995 - 06 1.442 100,00 100,00 1.849.763 100,00 1995 - 12 1.621 112,41 111,72 1.937.088 104,72 1996 - 06 1.611 111,73 109,76 2.009.940 108,66 1996 - 12 1.805 125,20 121,38 2.058.820 111,30 1997 - 06 1.657 114,91 110,94 2.095.171 113,27 1997 - 12 1.811 125,63 120,41 2.091.697 113,08 1998 - 06 1.875 130,07 123,61 2.304.838 124,60 1998 - 12 2.046 141,92 135,22 2.416.238 130,62 1999 - 06 2.028 140,66 132,69 2.465.906 133,31 1999 - 12 2.153 149,35 139,60 2.205.303 119,22 2000 - 06 2.194 152,19 139,73 2.286.204 123,59 2000 - 12 2.443 169,47 154,55 2.362.381 127,71 2001 - 06 2.371 164,47 146,70 2.401.902 129,85 2001 - 12 2.410 167,15 149,18 2.498.071 135,05 2002 - 06 2.319 160,84 142,22 2.557.542 138,26 1995 - 06 514 100,00 100,00 137.186 100,00 1995 - 12 528 102,66 102,04 164.272 119,74

1996 - 06 427 83,04 81,57 117.641 85,75

1996 - 12 467 90,77 88,00 140.849 102,67

1997 - 06 435 84,57 81,64 145.872 106,33

1997 - 12 459 89,15 85,44 154.780 112,82

1998 - 06 472 91,79 87,23 187.646 136,78

1998 - 12 510 99,03 94,36 198.380 144,61

1999 - 06 442 85,83 80,97 184.931 134,80

1999 - 12 485 94,29 88,13 196.790 143,45

2000 - 06 480 93,36 85,72 172.690 125,88

2000 - 12 521 101,19 92,28 203.409 148,27 2001 - 06 541 105,20 93,84 210.591 153,51

2001 - 12 469 91,16 81,36 201.181 146,65

2002 - 06 468 90,96 80,43 195.416 142,45

Kredietopeningen BVK-LEDEN

omloopproductie

x 1 000 000 nominale reële aantal

EUR evolutie evolutie contracten evolutie

(16)

Bovendien mag niet uit het oog verloren worden dat, wanneer rekening gehouden wordt met de inflatie, de waarde van de pro- ductie van het tweede semester van 1995 nooit meer werd bereikt in de 13 daaropvolgende semesters, wat op enige verzadiging van de markt wijst. In reële cijfers ligt het niveau op dit ogenblik onge- veer 20% onder dat van 1995.

We vermelden overigens een daling van het verschuldigde saldo met ongeveer 52 miljoen EUR in de loop van de voorbije twaalf maanden.

Tot slot kan vastgesteld worden dat de kredietopeningen een ande- re cyclus volgen dan de verrichtingen op afbetaling, aangezien het productieniveau van het tweede semester ieder jaar hoger ligt dan dat van het eerste semester (hetzij juist het tegenovergestelde van de verrichtingen op afbetaling).

Kredietopeningen in dalende lijn, zowel wat het aantal nieuwe overeenkomsten als

wat de portefeuille betreft.

(17)

3. Het hypothecaire krediet

3.1. Investeringen in de woningbouw8

In 2001 daalde de activiteit in de woningbouw met zowat 3 %. De tabel van het NIS in verband met de bouwvergunningen toont de evolutie per gewest. Vlaanderen houdt stand met een beperkte groei van 1 %, terwijl Brussel en Wallonië de nationale cijfers gevoelig naar beneden duwen. Het aantal woningen in aanbouw is van 40.253 in 2000 gedaald naar 38.255 (-5 %).

Het aantal eengezinswoningen in aanbouw loopt terug van 23.726 naar 21.124 (-11 %). Het aantal flatgebouwen in aanbouw daaren- tegen, steeg van 2002 in 2000 naar 2022 in 2001. De gebouwen vertegenwoordigden respectievelijk 16.527 en 17.131 flats (d.i. een groei van zowat 4 %).

Bouwvergunningen (Statistieken van het NIS) :

2000 2001 Evolutie

Brussel 1.703 1.487 - 13 %

Vlaanderen 27.638 27.887 + 1 %

Wallonië 13.244 11.940 - 10 %

Nationaal 42.586 41.314 - 3 %

3.2. Secundaire vastgoedmarkt in 20019

Uit de statistieken van het NIS voor de secundaire markt blijkt dat de omzet in 2001 15,245 miljard EUR bedroeg, tegen 14,316 in 2000. De vrijwel gelijk gebleven omzet van 2000 in vergelijking met 1999 werd in 2001 gecompenseerd met een hausse van 6,5 %.

Grafiek 1 : Aantal overdrachten secundaire vastgoedmarkt

8 Bron: Statistieken van het NIS

9 Bron: Statistieken van het NIS

Gedaalde activiteit in de woningsbouw

Gestegen omzet in de secundaire markt

0 10 000 20 000 30 000 40 000 50 000 60 000 70 000

Woningen Herenhuizen, villa’s Appartementen Bouwgronden

(18)

De secundaire markt kan als volgt worden uitgesplitst : 12,68 mil- jard EUR voor de woningsector alleen (woningen, herenhuizen, flats en bouwgronden) en 2,564 miljard voor de niet-woningsector (industriële en handelsgebouwen, industriële bouwgronden, land- bouwgronden en weiden). De omzet van de woningsector alleen ligt in 2001 7,2 % hoger dan in 2000. In dit laatste jaar was er een terugval met – 0,5 % in vergelijking met 1999. Er waren 134.044 vastgoedtransacties op de woningmarkt, wat ongeveer evenveel is als in 2000. Deze hogere omzet is in de eerste plaats te danken aan een prijseffect. De gemiddelde verkoopprijs steeg nog eens, name- lijk met 7,5 %, dus iets minder dan in 2000/1999 (7,8 %). De gemiddelde verkoopprijs van de gronden kende de grootste stijging, namelijk 14,5 % (tweemaal zoveel als in 2000/1999). Gezien het vrij restrictieve beleid dat in Vlaanderen wordt gevoerd, is dit eigen- lijk niet verwonderlijk. Het aantal transacties daalde vorig jaar met bijna 12 %. In 2000/1999 was er ook al een daling met - 10 %.

Grafiek 2 : Prijs van de overdrachten - gemiddelden in 1000 EUR

Bij de herenhuizen, villa’s en flats groeide het aantal transacties met respectievelijk 11 en 9 %.

Bij de overige huizen (51 % van de woningmarkt) daarentegen zakte het aantal transacties met -1 % (vergeleken met – 8,5 % in 2000/1999).

0,000 50,000 100,000 150,000 200,000 250,000 300,000

Woningen Herenhuizen, villa’s Appartementen Bouwgronden

(19)

Grafiek 3 : Stijging gemiddelde verkoopprijs

3.3. Rentevoet beïnvloed door de internationale context (2001)10

De Europese Centrale Bank streeft er in de eerste plaats naar om de prijsstabiliteit in de eurozone te behouden. De inflatie lijkt vol- doende onder controle om de kortetermijnrente van 4,75 % naar 3,35 % te verlagen.

De langetermijnrente daalde tussen 2001 en 2000 gemiddeld met 50 basispunten (hierna "bp"). Er is tevens een gemiddeld rentever- schil van 34 bp tussen de Belgische OLO’s en de Duitse BUNDS.

3.4. In België geldende rentevoeten voor hypothecaire kredieten (2001 en 2002)

De officiële tarieven van de grote Belgische financiële instellingen kenden in 2001 ongeveer de volgende evolutie:

- de formule van de jaarlijkse veranderlijkheid is met ongeveer 105 bp gedaald;

- de formules van de drie- en vierjaarlijkse veranderlijkheid daalden met ongeveer 90 en 70 bp;

- voor de formule 10/5/5 is de daling niet zo uitgesproken, name- lijk ongeveer 35 bp;

- voor de vaste formule van 20 jaar bleef de rentedaling beperkt tot zowat 25 bp.

Gedaalde

langetermijnrente

Daling van de

rentevoeten voor alle produkttypes

0,0%

2,0%

4,0%

6,0%

8,0%

10,0%

12,0%

14,0%

16,0%

Woningen Herenhuizen, villa’s Appartementen Bouwgronden

10 Bron: www.ecb.int

(20)

3.5. Prognoses

3.5.1. Conjunctuurprognoses voor België (2002-2004)11 De prognoses voor de elementen die de markt van de hypothecai- re kredieten beïnvloeden, zien er als volgt uit:

De inflatie zal waarschijnlijk rond 2 % blijven schommelen.

De korte- en langetermijnrente zal vermoedelijk niet sterk stijgen of dalen.

Het ziet ernaar uit dat het reële gezinsinkomen tijdens de komen- de jaren opnieuw zal stijgen, nl. met 1,8 % in 2002 en zelfs met 2,8 % in 2003 en tijdens de betrokken periode een gemiddelde evolutie van 2,4 % per jaar zal kennen. De tragere toename van de werkgelegenheid zou deze optimistische evolutie kunnen af- zwakken.

De consumptie zal tegen 2004 met 2,3 % per jaar stijgen.

De werkloosheid zal tussen 2001 en 2004 waarschijnlijk dalen van 6,6 % naar 5,9 %.

Reële groei in % 2000 2001 2002 2003 2004

BBP 4,0% 1,0% 1,2% 2,8% 2,6%

Reële inkomens van de gezinnen 1,7% 1,6% 1,8% 2,4% 2,0%

Privé-consumptie 3,8% 1,6% 1,5% 2,5% 2,3%

Inflatievoet 2,6% 2,5% 1,8% 1,8% 2,0%

Kerncijfers in % 2000 2001 2002 2003 2004 Werkloosheidsgraad 6,9% 6,6% 7,2% 6,5% 5,9%

Rentevoet OLO 10 jaar 5,6% 5,1% 5,6% 5,8% 5,6%

3.5.2. Prognoses voor de woningbouw (2002-2004)

Tijdens de komende jaren zullen de economische context, in het algemeen, en de evolutie van het gezinsinkomen, in het bijzonder, de sector stimuleren. Dat zal ook zo zijn voor de rente, die bedui- dend onder het historische gemiddelde zal blijven. De vergrijzing van de bevolking en de schaarser wordende bouwgronden daaren- tegen, zullen de sector benadelen.

Voor de kortetermijntoekomst lijkt de recente evolutie van de com- ponent bouw van de NBB-barometer aan te geven dat de activiteit in de sector tijdens de eerste helft van 2002 niet schitterend was.

Ondanks eventuele opveringen zal de sector maar een geringe groei kennen.

3.5.3. Prognoses voor de markt voor hypothecaire kredieten (2002-2004)

In 2002 zou een stabiele en zelfs een lagere langetermijnrente de vraag naar hypothecaire kredieten moeten ondersteunen en zo de terugval in vergelijking met 2001 beperken. De vooruitzichten voor

11 Bron: Vooruitzichten van de wereldeconomie, de financiële markten, beleggingen en kredieten van een grote bank

(21)

de komende jaren wijzen op een nulgroei. Het aandeel van de nieuwbouw zal verder krimpen ten gunste van renovatiewerken en aankopen van bestaande woningen.

3.6. De markt van de hypothecaire kredieten 3.6.1. Kredietaanvragen

Grafiek 4 vergelijkt de totalen van aanvragen en realisaties van hypothecair krediet. Daaruit blijkt de bevestiging van het klassieke verschil in tijdsspanne van twee tot drie maanden tussen deze twee elementen : de kredietaanvragen bereiken typisch hun jaarlijks hoogtepunt in maart-april, terwijl het impact van de realisaties essentieel in juni-juli tot uiting komt.

Grafiek 4 : Aanvragen en realisaties (mio EUR)

De seizoensgebonden piek van Batibouw was vooral duidelijk merk- baar tijdens het begin van de jaren 1990 en lijkt nu sterk te ver- zwakken. Momenteel zijn de aanvragen beter gespreid. Deze sprei- ding bewijst dat vraag en aanbod elkaar niet meer agressief ont- moeten naar aanleiding van Batibouw (vaak is dit ten nadele van de rentabiliteit van kredietinstellingen), maar thans probeert de hele markt een redelijke rentevoet voor het hele jaar aan te bieden.

3.6.2. Gerealiseerde kredieten

De gerealiseerde kredieten vertegenwoordigen nog altijd slechts een deel van de ingediende aanvragen. Rekening houdend met een gemiddeld verschil van drie maanden bedroeg het gemiddelde rea- lisatieniveau de jongste jaren 75 %. De reden voor dit verschil moeten we gaan zoeken langs de kant van zowel het aanbod als de vraag : enerzijds worden sommige aanvragen geweigerd en ander-

De seizoensgebonden piek van Batibouw- lijkt te verzwakken.

De aanvragen zijn beter gespreid.

0 1 000 2 000 3 000 4 000 5 000 6 000

1996-01 04 07 10 1997-01 04 07 10 1998-01 04 07 10 1999-01 04 07 10 2000-01 04 07 10 2001-01 04 07 10 2002-01 04 07 10

A. Totaal van de realisaties B. Totaal van de aanvragen

(22)

17% meer contracten vergeleken met 2001

De onroerende aankopen vertegenwoordigen meer dan de helft van de hypothecaire kredieten, terwijl de nieuwbouw minder dan een vijfde vertegenwoordigt.

zijds storten de consumenten zich (meer en meer) op financiële

“shopping” en dienen ze gelijktijdig een dossier bij verschillende concurrerende financiële instellingen in.

Grafiek 5 : Productie – herfinancieringen versus realisaties buiten herfinancierin- gen (mio EUR)

De eerste drie trimesters van 2002 wijzen in de richting van een stijging met 17 % van het aantal gerealiseerde contracten vergele- ken met 2001. Deze heropleving van de activiteit, na twee iden- tieke jaren 2000 en 2001, is ongetwijfeld in verband te brengen met de herwonnen belangstelling van het grote publiek voor de onroerende investering, na de recente moeilijkheden op de beurs.

3.6.3. Productie per doel

De aankopen vertegenwoordigen 55 % van de kredieten, terwijl de nieuwbouw verder terrein verliest, met nauwelijks 19 %, de ver- bouwingen en "aankopen + verbouwingen" samen op 17 % uitko- men en de kredietherfinancieringen op een met 2001 vergelijkbaar niveau blijven met ongeveer 6 %.

De markt van de kredieten voor verbouwing stijgt niet zo veel als aanvankelijk werd gedacht. Gezien het gemiddelde bedrag voor dit type bestemming bestaan er immers talrijke alternatieven. De wer- ken kunnen worden gerealiseerd met eigen middelen of met een lening op afbetaling indien het fiscale voordeel geen rol speelt.

De verkoop in 2002 werd ongetwijfeld gestimuleerd door de ver- minderde registratiekosten die vanaf januari 2002 in Vlaanderen van toepassing zijn. Dit zelfde gegeven heeft de verkoop in 2001 trouwens afgeremd.

0 500 1 000 1 500 2 000 2 500

1996-01 04 07 10 1997-01 04 07 10 1998-01 04 07 10 1999-01 04 07 10 2000-01 04 07 10 2001-01 04 07 10 2002-01 04 07 10

A. Totaal van de realisaties

A1. Realisaties buiten de herfinancieringen A2. Herfinancieringen

(23)

Grafiek 6 : Opsplitsing van de productie volgens het doel (mio EUR)

3.6.4. Productie per formule

In 1999 gingen de kredieten met onvoorwaardelijk vaste rentevoet (74 % van de productie) sterk in stijgende lijn. Na deze piek viel het marktaandeel van kredieten met vaste rentevoet in 2000 terug tot 54 %. In 2002 bedraagt het nog slechts 43 %. Hoewel de ren- testijging, die vanaf 2000 zichtbaar werd, hier niet vreemd aan was, wordt deze trend in de eerste plaats verklaard door het feit dat financiële instellingen een correctere vergoeding willen voor alle risico’s die aan een krediet met een vaste rente verbonden zijn. Het wordt echter gemakkelijker kredieten met een veranderlijke rente te verkopen omdat cliënten nog altijd worden aangetrokken door de laagste rentevoet en de aantrekkelijkste maandelijkse aflossingen in de beginperiode van het krediet.

Grafiek 7 : Opsplitsing van de productie volgens het type rentevoet (mio EUR)

De veranderlijke rentevoeten zijn meer in trek.

0 200 400 600 800 1.000 1.200

1996-01 04 07 10 1997-01 04 07 10 1998-01 04 07 10 1999-01 04 07 10 2000-01 04 07 10 2001-01 04 07 10 2002-01 04 07 10

aankoop bouw verbouwing aankoop + verbouwing ander onroerend doel herfinancieringen

0 200 400 600 800 1 000 1 200 1 400 1 600 1 800 2 000

1997-01 03 05 07 09 11 1998-01 03 05 07 09 11 1999-01 03 05 07 09 11 2000-01 03 05 07 09 11 2001-01 03 05 07 09 11 2002-01 03 05 07 09 11

veranderlijk (1 jaar <= oorspronkelijke periode van vastheid < 3 jaar) veranderlijk (3 jaar <= oorspronkelijke periode van vastheid < 5 jaar) veranderlijk (5 jaar <= oorspronkelijke periode van vastheid < 10 jaar) veranderlijk (oorspronkelijke periode van vastheid >= 10 jaar) enkel neerwaartse veranderlijkheid

vast

(24)

Wil dit zeggen dat de cliënt in de toekomst grotere risico’s loopt?

Ons inziens zal dit niet het geval zijn, omdat het aandeel van de variabele rente met cap12 4 of 5 % veruit het grootste is. Zelfs bij de kredieten met een variabele rente kennen de producten die de vaste rente het dichtst benaderen, het grootste succes. Het gaat om het product met een halfvaste rente, namelijk een vaste rente- voet voor een oorspronkelijke periode van 10 jaar die 17 % van de productie voor zijn rekening neemt. De formule met jaarlijkse veranderlijkheid (13 % in 2000) werd gestimuleerd door de activi- teit van een grote bank in deze niche, met caps van 3 % en een accordeonoptie13. Het marktaandeel van de formule met jaarlijkse veranderlijkheid van de rentevoet is in 2001 tot zowat 6 % gedaald, maar stijgt voor de eerste drie maanden van 2002 opnieuw tot boven 10 %.

De aan een formule van verzekeringsbelegging van het type " tak 23 " gekoppelde kredieten gingen in 2001 nog in stijgende lijn.

Deze tendens werd aan het einde van het jaar echter afgeremd, waarschijnlijk als gevolg van de gebeurtenissen van 11 september en de tanende voorliefde van particulieren voor de beurs.

Grafiek 8 : Opsplitsing van de productie volgens het type rentevoet (in percen- tage)

In een internationaal perspectief, waarin de techniek van een ren- tevoet, die vast wordt bepaald al ware het slechts voor een paar jaren, al uitzonderlijk is, vertoont de Belgische markt een grondig atypisch profiel. Inderdaad, zelfs het hypothecaire krediet met de

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

1997-01 03 05 07 09 11 1998-01 03 05 07 09 11 1999-01 03 05 07 09 11 2000-01 03 05 07 09 11 2001-01 03 05 07 09 11 2002-01 03 05 07 09

veranderlijk (1 jaar <= oorspronkelijke periode van vastheid < 3 jaar) veranderlijk (3 jaar <= oorspronkelijke periode van vastheid < 5 jaar) veranderlijk (5 jaar <= oorspronkelijke periode van vastheid < 10 jaar) veranderlijk (oorspronkelijke periode van vastheid >= 10 jaar) enkel neerwaartse veranderlijkheid

vast

12 Een cap (floor) is een opwaartse (neerwaartse) beperking van de veranderlijkheid van de rentevoet van het krediet ten opzichte van de oorspronkelijke rentevoet.

13 De accordeonoptie biedt de cliënt de mogelijkheid om het bedrag van zijn maande- lijkse aflossingen constant te houden ondanks een rentestijging of -daling. De veran- derlijkheid van de rente wijzigt niets aan het bedrag van de maandelijkse aflossing, wel aan de looptijd.

(25)

grootst mogelijke toegelaten veranderlijkheidsfrequentie in België, namelijk de jaarlijkse veranderlijkheid, zou in veel landen van de Europese Unie zuiver en eenvoudig als een krediet met vaste ren- tevoet gekwalificeerd worden !

3.6.5. Uitstaande bedragen

Na een stijging van het uitstaande bedrag van 66.655 miljoen EUR (eind 1999) tot zowat 70.726 miljoen EUR eind 2000 (d.i. 6 %), merken we een stagnering van het uitstaande bedrag in 2001 (70.957 miljoen EUR).

3.7. Rentabiliteit van het hypothecaire krediet

In 2001 werden de financiële instellingen zich meer bewust van het probleem van de rentabiliteit op lange termijn van de hypothecaire kredieten. De sector heeft voor een groot deel rekening gehouden met de kosten van de rente-opties, de caps en de renterisico’s. De commerciële marges op hypothecaire kredieten zijn echter nog te klein in vergelijking met de bedragen die door de financiële instel- lingen worden vastgelegd. Het rendement op het eigen vermogen voor dit product blijft ontoereikend, te meer omdat blijkt dat som- mige nieuwe risico’s nog niet correct genoeg vergoed zijn. Wij den- ken hier aan het liquiditeitsrisico. Dit risico drukt het onvermogen uit om op de vervaldag aan de financiële verplichtingen te voldoen met courante geldstromen of de verkoop van activa tegen hun juis- te marktwaarde. Een grote Belgische bank raamt dit risico voor een krediet met een looptijd van 20 jaar op 15 tot 20 bp.

Het hypothecaire krediet werd jarenlang beschouwd als het lokpro- duct en heeft de financiële instellingen meegesleept in een situatie van bijzonder lage rendementen en marges.

Hoewel deze situatie momenteel verbetert (de marges gaan al ver- schillende maanden in stijgende lijn), blijven de financiële instellin- gen ondanks alles constant verdeeld tussen het streven naar de rentabiliteit van het product zelf en de globale visie van de cliënt die wordt aangetrokken/gebonden door een krediet waarvoor een concurrerend tarief op een nog zeer open markt vereist is. Voor dit product blijft de segmentatie in de marktbenadering nog altijd van toepassing.

Verbetering van de rentabiliteit

(26)

4. Reglementair kader van kredieten aan particulieren

4.1. Europese gedragscode, ESIS

Op 5 maart 2001 werd de laatste hand gelegd aan het ESIS (European Standardized Information Sheet), dat vanaf Batibouw 2002 geleidelijk aan in de meeste financiële instellingen werd inge- voerd. In de loop van 2001 sloten meer dan 3000 kredietinstellin- gen uit de Europese Gemeenschap zich bij deze gedragscode aan.

Concreet komt de code erop neer dat de Europese kandidaat-kre- dietnemer een gestandaardiseerd formulier ontvangt, waarmee hij de diverse voorstellen uit verschillende landen en van verschillen- de concurrenten met elkaar kan vergelijken. Hij moet dit formulier uiterlijk op het moment van de offerte krijgen.

In Engeland, Denemarken, Griekenland, Ierland, Nederland, Oostenrijk, Luxemburg, Portugal en Zweden heeft 95 % van de ondernemingen de code bekrachtigd.

In België vertegenwoordigen de 35 ondertekenaars meer dan 90 % van de markt.

In Italië heeft 80 à 90 % van de markt de code bekrachtigd.

In Duitsland en Finland tekent zich ook een meerderheid ten voor- dele van de code af.

Frankrijk en Spanje werden enigszins op de vingers getikt omdat de nationale instellingen de plaatselijke wetgeving te dwingend vinden.

De financiële instellingen van deze landen proberen overlappingen tussen de nationale wetten en de gedragscode te vermijden.

In België hebben de instellingen zich probleemloos aangepast.

Deze inspanning lijkt immers redelijk miniem in vergelijking met het risico dat er een Europese richtlijn wordt goedgekeurd en de eventuele vooruitzichten van een versoepeling van de Belgische wet (die minstens even dwingend is als de Franse en Spaanse wet- geving).

4.2. Reglementering in toepassing van de IAS

Deze reglementering moest goedgekeurd zijn in 2002 en op 1 janua- ri 2005 in werking treden. Voor bepaalde instellingen geldt een over- gangsperiode tot in 2007. We vermelden dit feit omdat de IAS-nor- men een invloed kunnen hebben op de onderhandelingen van Bazel.

Vanuit deze optiek lanceerde de voorzitter van een grote internatio- nale bankverzekeringsholding een alarmkreet. Volgens hem maken de nieuwe IAS-regels kredieten met een vaste rente onmogelijk14. Op boekhoudkundig vlak kan met sommige maatregelen die in Bazel enkel oppervlakkig ter sprake kwamen (renterisico, enz.) eventueel wel rekening worden gehouden. De op internationaal niveau geno- men beslissingen zullen in de toekomst uiteraard een zeer grote in- vloed hebben op de structuur en het aanbod van de financiële pro- ducten, zowel op « corporate » als op « retail » vlak.

14 De vertegenwoordiger van de holding in kwestie had kritiek op het feit dat de min- waarden op de kredietportefeuille als gevolg van rentedalingen (rekening houdend met vervroegde aflossingen)

(27)

4.3. Bazel II

Bazel II en zijn nieuwe visie betreffende de weging van het eigen vermogen zouden een gunstige invloed kunnen hebben op de kre- dietportefeuille in het algemeen en vooral op de portefeuille van de woonkredieten. De Europese Hypothecaire Federatie en de Europese Bankfederatie ijveren voor een voordeliger statuut, dat de rentabiliteit van het product kan verbeteren. Hiervoor zou het nood- zakelijke gewicht van het eigen vermogen en bijgevolg het gewicht van de aan deze eigen middelen te bestemmen winst verlagen.

Instellingen die een gezond kredietbeleid voeren en die alle risico’s beheersen die aan langetermijnkredieten verbonden zijn, kunnen uit een dergelijke werkwijze voordeel halen.

4.4. Voorstel tot herstructurering van de instanties voor financieel toezicht

De NBB, de CBF en de CDV zullen dan volgens een andere metho- de moeten werken. We kunnen ons nu nog niet uitspreken over de impact op onze relaties met de CDV. Zal de sector eindelijk een controle « a posteriori » genieten en zo het huidige onderzoek voor- afgaandelijk aan alle wijzigingen van de kredietprospectussen of de tarieflijst vermijden ?

4.5. Positieve kredietcentrale

De inwerkingtreding van de wet (en haar besluiten) over de Centrale voor kredieten aan particulieren is gepland voor juni 2003.

Wij stellen ons hoe dan ook vragen bij de manier waarop deze cen- trale zal worden gebruikt. Dit kan zeer nefast zijn voor de huidige portefeuille van hypothecaire kredieten. Het is immers niet uitge- sloten dat overname-aanvragen door de verschillende marktspelers een sterke neerwaartse druk veroorzaken. Indien dit het geval zou zijn, kan dit vanuit defensief standpunt leiden tot een stijging van de kosten voor hypothecair krediet tijdens de komende jaren.

Het gebruik van de Centrale voor marketingdoeleinden is hoe dan ook uitdrukkelijk verboden door de wet. Het moet trouwens met alle mogelijke middelen worden bestreden, zowel voor de bescher- ming van de persoonlijke levenssfeer als om een banalisering van het krediet en bijgevolg een stijging van het aantal particulieren met een te zware schuldenlast te voorkomen.

(28)

De juridische context van het consumenten- krediet

De wet van 7 januari 2001 tot wijziging van de wet op het consu- mentenkrediet (Wet Santkin) is in voege getreden op 1 januari 2002.

Zoals wij in ons vorig jaarverslag meedeelden, was het de bedoe- ling van de wetgever de verschuldigde bedragen bij niet-uitvoering van de overeenkomst door de consument strikt te bepalen en de vergoedingen in geval van wanbetaling te beperken.

Ook de volgorde van de toerekeningen van de betalingen werd gewijzigd.

Het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 betref- fende het consumentenkrediet werd bij de Kamer van Volksvertegenwoordigers ingediend. Op het ogenblik dat dit jaar- verslag werd opgesteld, werd het wetsontwerp reeds door de Commissie voor het Bedrijfsleven van de Kamer goedgekeurd.

In overleg met de sector heeft de regering enkele amendementen ingediend tot wijziging van het wetsontwerp, zoals :

- een amendement om het systeem van de aanpassing van de maximale JKP transparanter te maken ;

- enkele amendementen om de wet Santkin te verbeteren of te vervolledigen, inzonderheid wat betreft de verwijlinteresten die aan de consument kunnen aangerekend worden ;

- een amendement dat het verbod van onderagenten versoepelt in de hypothese waarin de bemiddelaar zelf een erkende kredietge- ver is.

Van groot belang is de problematiek van de opname van de kost van de schudsaldoverzekering in het jaarlijkse kostenpercentage van het contract. Het ontwerp voorziet in een automatische opna- me ervan voor de kredietovereenkomsten van 5000 EUR, wanneer de begunstige de kredietgever, de kredietbemiddelaar of de kre- dietverzekeraar is.

Spijts het feit dat deze tekst reeds een verbetering is vergeleken met het oorspronkelijke ontwerp, had de sector nog een aantal opmerkingen, inzonderheid met betrekking tot het risico van over- schrijding van de wettelijke maximale jaarlijkse kostenpercentages ingevolge de opname van de verzekeringspremie. De regering heeft uiteindelijk beslist een amendement in te dienen dat het mogelijk maakt met een koninklijk besluit een specifiek JKP te bepa- len, dat rekening houdt met de opname van de verzekeringskosten.

De Europese Commissie heeft het voorstel van richtlijn inzake het consumentenkrediet op 11 september 2002 goedgekeurd.

Indien zij later eveneens door de Raad en het Europese Parlement goedgekeurd wordt, zou de Belgische wetgeving dan opnieuw moe- ten worden aangepast.

Bepalingen in de Belgische wetgeving die niet voorkomen in de richtlijn zouden moeten verdwijnen. Sommige wetteksten die thans worden voorgesteld zouden opnieuw moeten herzien worden.

De wet "Santkin"

Het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 12 juni 1991

Voorstel van richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de harmonisatie van de

wettelijke en bestuursrechtelijke

bepalingen van de lidstaten inzake consumentenkrediet

(29)

Onze beroepsvereniging zet, onder meer via Eurofinas en de Europese Hypothecaire Federatie, haar inspanningen verder om de vereiste verbeteringen in het belang van de beroepssector te bekomen.

De richtlijn beoogt een maximale harmonisatie waarvan de lidsta- ten niet mogen afwijken. Zij is van toepassing op de consumen- tenkredietovereenkomsten en op zekerheidsovereenkomsten (zakelijke of persoonlijke zekerheid). Vele bepalingen omtrent reclame, informatieverplichting, adviesplicht, vereiste van verant- woorde lening, bedenktijd, JKP, enz., zijn geïnspireerd op de Belgische wetgeving.

Talrijke bepalingen zijn verontrustend voor de sector, zoals :

• het ruime toepassingsgebied van de richtlijn en de toepassing op de zekerheidsovereenkomsten (ook indien de privé-zekerheid- steller borg staat voor een lening voor “handelsdoeleinden” van de kredietnemer) ;

• het onevenwicht inzake informatieplicht en de verantwoorde lening ;

• het feit dat de verzameling en verwerking van persoonsgegevens uitsluitend toegestaan wordt voor de beoordeling van de finan- ciële situatie van de consument of de zekerheidsteller ;

• de verplichting tot vernietiging van de geraadpleegde gegevens na het sluiten of weigeren van de kredietovereenkomst ;

• de duur van de bedenktijd ;

• het ruime JKP, dat alle kosten met inbegrip van de verzekeringen moet bevatten, en een complex systeem dat drie soorten kosten- percentages omvat (JKP, percentage van de kredietgever en debetrentevoet) ;

• de solidaire aansprakelijkheid verkoper/kredietgever ;

• de beperking van de zekerheidsovereenkomst tot drie jaar ;

• de verplichting om de lopende overeenkomsten van onbepaalde duur door nieuwe overeenkomsten te vervangen.

Onze beroepsvereniging zal dan ook de vereiste inspanningen leve- ren om tot een aanvaardbare richtlijn inzake consumentenkrediet te komen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Onder door het Fonds te bepalen voorwaarden, rekening houdend met de bewoonbaarheidsnormen en mits de uitdrukkelijke voorafgaande schriftelijke toestemming van het Fonds, mag de

Tijdens deze lezing zal eerst ingegaan worden op de vraag of die gelijkenissen meer dan oppervlakkig zijn, door te kijken naar de functie en de mechanismen van vogelzang.. Er

(2) hypothecaire kredieten met roerende bestemming: dit zijn kredieten gewaarborgd door een recht op voor bewoning bestemde onroerende goederen of een hypothecaire zekerheid, die

Brussel, 8 mei 2017 – Uit nieuwe cijfers van de Beroepsvereniging van het Krediet (BVK) 1 blijkt dat in het eerste trimester 62.000 hypothecaire

Door deze her- vorming zullen de sociale bijdragen jaarlijks berekend worden op basis van de inkomsten van het jaar zelf, en niet meer op basis van de inkomsten die de zelfstandige

Deze kredieten werden voorheen onder aflopend krediet (of doorlopend krediet) geregistreerd en zijn omgezet naar de nieuwe overeenkomstsoorten. Het aantal kredieten dat niet

Brussel, 19 juli 2016 – Uit nieuwe cijfers van de Beroepsvereniging van het Krediet (BVK) 1 blijkt dat in het tweede trimester iets meer dan 70.000

De kredietnemer draagt de integrale verantwoordelijkheid voor de correctheid van deze betaalinstructie(s). De werken dienen te worden uitgevoerd binnen een termijn van twee jaar