• No results found

Ruimtelijke onderbouwing. Appeltern, Van der Capellenstraat. Gemeente West Maas en Waal

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Ruimtelijke onderbouwing. Appeltern, Van der Capellenstraat. Gemeente West Maas en Waal"

Copied!
38
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ruimtelijke onderbouwing

Appeltern, Van der Capellenstraat

Gemeente West Maas en Waal

(2)

Gegevens over het plan:

Plannaam: Appeltern, Van der Capellenstraat

Identificatienummer: NL.IMRO.0668.APPCapellenstraat-AFW1

Status: ontwerp

Datum: 23 november 2020

Projectnummer Buro SRO: 05.80.01

Gegevens projectbetrokkenen:

Opdrachtgever: Mecus Planontwikkeling BV

Contactpersoon opdrachtgever: de heer J. Warnshuis

Gegevens Buro SRO:

Projectleider Buro SRO: Mevr. J. Jentink

Bezoekadres vestiging Arnhem Sweerts de Landasstraat 50 6814 DG te Arnhem

Telefoon: 026 – 35 23 125

E-mail: arnhem@buro-sro.nl

Internet: www.Buro-SRO.nl

(3)

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Inleiding 4

1.1 Aanleiding voor het initiatief 4

1.2 Ligging plangebied 4

1.3 Leeswijzer 4

Hoofdstuk 2 Het initiatief 5

2.1 Huidige situatie 5

2.2 Toekomstige situatie 5

Hoofdstuk 3 Beleidskader 8

3.1 Rijksbeleid 8

3.2 Provinciaal beleid 9

3.3 Gemeentelijk beleid 10

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid 13

4.1 Milieu 13

4.2 Water 17

4.3 Ecologie 19

4.4 Verkeer 21

4.5 Cultuurhistorie en archeologie 22

4.6 Economische uitvoerbaarheid 23

Hoofdstuk 5 Procedure 24

5.1 Inspraak en overleg 24

5.2 Van ontwerp naar vaststelling 24

Bijlagen bij de toelichting 25

Bijlage 1 Bodemonderzoek 27

Bijlage 2 Waterhuishoudingsplan 29

Bijlage 3 Quickscan flora en fauna 31

Bijlage 4 Archeologisch onderzoek 33

Bijlage 5 Programma van Eisen archeologisch vervolgonderzoek 35

(4)

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het initiatief

In december 2009 is een bestemmingsplan vastgesteld dat de bouw van nieuwe woningen binnen de kern Appeltern mogelijk maakt. Dit plan omvatte een diversiteit aan woningtypes met zowel grondgebonden als gestapelde woningen. Een deel van dit plan is inmiddels gerealiseerd. Voortschrijdend inzicht heeft er toe geleid dat voor een aantal woningen nu gekozen wordt voor een ander woningtype dan destijds was gedacht.

Daarnaast heeft er een aanpassing in het programma plaatsgevonden. De eerder geplande appartementen komen te vervallen en maken plaats om meer ruimte voor het parkeren te creëren.

Het nieuwe bouwplan is strijdig met het geldende bestemmingsplan. Omdat het initiatief wel passend is op de locatie, wordt medewerking verleend aan deze ontwikkeling. In dit document wordt dit toegelicht en

gemotiveerd waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen ten zuiden van de Van der Capellenstraat in de kern Appeltern. De omgeving betreft een gebied met zowel woningen als diverse functies zoals een kerk, een school, bedrijfjes en horeca.

Bijgevoegde afbeelding toont globaal de ligging van het plangebied in de omgeving.

Globale ligging plangebied (bron: openstreetmap.org)

1.3 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk is in hoofdstuk 2 het initiatief beschreven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid. In hoofdstuk 4 is het project inhoudelijk op

haalbaarheid getoetst op grond van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Tevens wordt ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. Tot slot gaat hoofdstuk 5 in op de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van overleg en zienswijzen zijn opgenomen.

(5)

Hoofdstuk 2 Het initiatief

In dit hoofdstuk wordt het initiatief beschreven. Eerst wordt ingegaan op de bestaande situatie van het plangebied en de relatie met de omgeving. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief.

2.1 Huidige situatie

Het plangebied betreft twee nabijgelegen locaties. In het vigerende bestemmingsplan waren op deze plek reeds woningen voorzien. De noordelijke locatie, gelegen aan het Pastoor Willemsplein is momenteel in gebruik als parkeerplaats. Op de tweede locatie staat een oude schuur die zal worden gesloopt.

De locatie ligt in het centrum van Appeltern, tussen de Van der Capellenstraat, de Kerkstraat en het Pastoor Willemsplein. Behalve woningen liggen in de omgeving diverse voorzieningen, kleinschalige bedrijven, horeca, een kerk en een school. Bijgevoegde afbeelding geeft de locatie globaal aan.

LcLLuchtfoto van het plangebied (bron: google maps)

2.2 Toekomstige situatie

Het vigerende bestemmingsplan ging reeds uit van woningbouw op voorliggende locaties. Een deel van het oorspronkelijke plan is gerealiseerd. Zo zijn er langs de Van der Capellenstraat een aantal nieuwe woningen gebouwd en in het middengebied is een blok met vijf rijenwoningen gerealiseerd. In de nu volgende fase worden de resterende open plekken ingevuld. Het open terrein ten oosten van de Gravin van Rechterenschool (zie foto hierboven) wordt ingevuld conform het geldende plan.

Voortschrijdend inzicht heeft er toe geleid dat voor twee andere locaties woningen van een andere typologie gewenst zijn. Op de meest noordelijke locatie, aan het Pastoor Willemsplein, worden met voorliggend plan drie seniorenwoningen gerealiseerd (nrs. 7-8-9 op onderstaande afbeelding). Op de andere locatie worden

(6)

Navolgende afbeelding geeft de toekomstige situatie weer. De woningen 1 t/m 6 kunnen worden gerealiseerd binnen de regels van het geldende bestemmingsplan en zijn derhalve niet opnieuw meegenomen in

voorliggende onderbouwing.

Plattegrond van de toekomstige situatie, het plangebied is rood omkaderd. (tekening: Bulkens Architecten)

Het totale plan voor deze 12 woningen voorziet in 33 parkeerplaatsen: 6 op eigen terrein, 15 parkeerplaatsen langs de straat en 12 parkeerplaatsen op het pleintje bij de kerk. Op de parkeerbalans wordt in paragraaf 4.4 nader ingegaan. Aan de westzijde van het plan worden voorzieningen gerealiseerd om overtollig regenwater te kunnen bergen (wadi).

Impressie van de toekomstige seniorenwoningen (ontwerp: Bulkens Architecten)

(7)

Impressie van een rij met drie woningen (ontwerp: Bulkens Architecten)

(8)

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) Gebiedsgericht

De SVIR benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de

ecologische hoofdstructuur), de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het

hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen. Voorts betreft het enkele specifieke gebieden zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam en Schiphol.

In het Barro heeft het Rijk voor deze onderwerpen regels opgesteld waarmee de SVIR juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend vastgelegd.

In de SVIR worden, naast de onderwerpen van nationaal belang, accenten geplaatst op het gebied van bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het beleid betekent een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden.

Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en lagere overheden, burgers en bedrijven krijgen, zolang het nationaal belang niet in het geding is, de ruimte om oplossingen te creëren.

Ladder duurzame verstedelijking

Een meer algemeen onderwerp uit de SVIR is 'duurzame verstedelijking'. Via de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro (artikel 3.1.6 onder 2).

De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. In de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient de behoefte aan die ontwikkeling te worden beschreven.

Als de ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, moet bovendien gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Het Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is: "een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen."

Onder 'bestaand stedelijk gebied' wordt het volgende verstaan: "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur."

Per 01 juli 2017 is de ladder voor duurzame verstedelijking herzien. Bij de herziening zijn onder meer de drie afzonderlijke 'treden' van de ladder losgelaten en is het begrip 'actuele regionale behoefte' gewijzigd in 'behoefte'. Nieuw is dat de laddertoets bij flexibele plannen kan worden doorgeschoven naar het moment van vaststelling van een wijzigings- of uitwerkingsplan.

Planspecifiek Gebiedsgericht

Het plangebied ligt niet in een van de aangewezen gebieden van de SVIR en het Barro.

Ladder duurzame verstedelijking

In het vigerende bestemmingsplan is een bouwrecht voor drie patiowoningen, een twee-onder-een-

kapwoning en dertien appartementen opgenomen. Vier van de appartementen zijn inmiddels gerealiseerd in de bestaande voormalige pastorie aan de Kerkstraat. Voorliggend plan voorziet in de bouw van

(9)

zes woningen en de realisatie van een kleinschalige parkeerplaats achter de pastorie, waarmee er sprake is van een afname van het aantal woningen (-8) waarvoor momenteel een bouwrecht bestaat op deze locatie. Een verdere toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking is niet nodig.

Voorliggend initiatief past binnen het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid

Algemeen

In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (december 2018) staan de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijk beleid. Op 24 september 2014 is door Provinciale Staten van Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Deze is op 19 december 2018 geactualiseerd op basis van de nieuwe omgevingsvisie. De

Omgevingsverordening is een uitwerking van de Omgevingsvisie en stelt regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

De provincie wil de focus leggen op een duurzaam, verbonden en een economisch krachtig Gelderland. Door daarin te investeren wil de provincie werken aan een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal.

Om dat te bereiken wordt de focus gelegd op zeven ambities op het gebied van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, vestigingsklimaat en woon- en leefomgeving. Deze ambities worden hieronder kort samengevat:

 Een versnelde energietransitie, gericht op forse vergroting van het aandeel duurzame energie en passend bij de Gelderse kwaliteiten;

 Een op de toekomst toegerust beschermend klimaatbeleid;

 Een voortvarend en innovatief circulair beleid;

 Een stimulerend en beschermend beleid voor biodiversiteit;

 Efficiënte, duurzame en innovatieve bereikbaarheid, toegesneden op de veranderende vraag;

 Een duurzaam, dynamisch en toegankelijk economisch vestigingsklimaat, waar voor ondernemers en inwoners een sterke aantrekkingskracht vanuit gaat;

 Een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen.

Omgevingsverordening Gelderland

De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus

beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

Planspecifiek

Voorliggend plan maakt ten opzichte van het geldende plan een kleiner aantal woningen mogelijk binnen een reeds bestaande woonbestemming binnen bestaand stedelijk gebied. In de Omgevingsvisie en

Omgevingsverordening worden geen beleidsuitspraken gedaan of regels gesteld voor deze locatie. Er spelen geen provinciale belangen.

Het initiatief past binnen het provinciale beleid.

(10)

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Dorpen 2025

De Structuurvisie vormt het strategisch beleidsdocument dat de ruimtelijke ontwikkeling van West Maas en Waal tot 2023 op hoofdlijnen bevat. Centraal thema in de visie is de leefbaarheid in de dorpen. De komende jaren leiden sociale en economische ontwikkelingen tot veel veranderingen in de dorpen en in de relatie tussen de dorpen. Als uitwerking van de Visie Leefbaarheid Kernen 2030 wordt in de Structuurvisie voor de komende tien jaar aangegeven waarin moet worden geïnvesteerd. Er wordt ruimte geboden voor initiatieven die de identiteit en kwaliteit van de dorpen versterken.

De verwachting is dat er tussen 2010 en 2020 845 woningen bij moeten komen, waarbij rekening is gehouden met bijzondere factoren. De ontwikkelingen worden geconcentreerd in en om de kernen. Op rijks- en

provinciaal niveau heeft inbreiding de voorkeur boven uitbreiding van de dorpen. Inbreiding kan echter alleen onder de voorwaarde dat dit niet ten koste gaat van de ruimtelijke kwaliteit. Uitbreiding wordt echter niet uitgesloten. In de periode tot 2030 zal inbreiding vooral plaatsvinden in de vorm van herontwikkeling. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om oude woningen of om andere vrijkomende functies zoals bedrijfsgebouwen en voorzieningen. Door herontwikkeling hiervan wordt de aanwezige ruimte optimaal benut, worden

verpaupering en leegstand tegengegaan en kan een structurele versterking van het dorp plaatsvinden. Mede hierdoor blijft de leefbaarheid in de dorpen behouden.

In de Structuurvisie zijn ontwikkelingsplannen voor de verschillende dorpen opgenomen. Het plangebied is gelegen in de dorpskern van Appeltern. De ontwikkeling van het dorp is gericht op verdichting en her- ontwikkeling binnen de dorpskern en de ontwikkeling van erven.

Planspecifiek

In de Structuurvisie Dorpen 2025 is het gebied tussen de Van der Capellenstraat en de Kerkstraat reeds genoemd als "inbreidingslocatie in ontwikkeling". Daarmee geeft het plan invulling aan het beleid uit de Structuurvisie. In de visie wordt aandacht gevraagd voor de herinrichting van de openbare ruimte en de (voormalige) supermarkt (nu een horecagelegenheid). Door het schrappen van de mogelijkheid om naast de kerk appartementen te bouwen, wordt het gebied niet verder verdicht en blijft er meer openbare ruimte aanwezig. Dit terrein wordt ingericht als parkeerplaats. Het voorliggende plan sluit derhalve goed aan op de Structuurvisie.

3.3.2 Toetsingskader woningbouw

De gemeente West Maas en Waal hanteert het Toetsingskader woningbouw om te beoordelen welke woningbouwinitiatieven een kwalitatieve bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit en identiteit van de kernen. Eens per twee jaar wordt een afweging gemaakt welke ingediende initiatieven gehonoreerd kunnen worden.

Initiatieven worden getoetst op 5 criteria:

1. de volkshuisvestelijke bijdrage (doelgroep, prijsklasse, diversiteit) 2. oplossing van een ruimtelijk knelpunt

3. hergebruik van bestaand vastgoed

4. multifunctionaliteit (toevoegen van andere functies dan wonen) 5. voldoen aan de vraag naar woningen in de kern

Planspecifiek

Omdat voorliggend plan niet voorziet in extra woningen ten opzichte van het geldende bestemmingsplan hoeft het Toetsingskader woningbouw niet te worden doorlopen.

(11)

3.3.3 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Dorpen' van gemeente West Maas en Waal, dat is vastgesteld op 11 december 2014. Navolgende afbeelding toont een uitsnede van de verbeelding van het vigerende bestemmingsplan.

Uitsnede geldend bestemmingsplan met plangebied rood omlijnd (ruimtelijke plannen)

Ter plaatse van het plangebied is de enkelbestemming 'Wonen - 1' van toepassing. Binnen het noordelijke vlak van het plangebied zijn uitsluitend patiowoningen toegestaan. In totaal mogen er 3 wooneenheden worden gerealiseerd met een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4 en 8 meter.

In het zuidelijke deel van het plangebied liggen twee bouwvlakken. In het ene bouwvlak zijn uitsluitend twee- aaneen woningen toegestaan met een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 11 meter.

Naast de kerk ligt eveneens een bouwvlak, waarin ook de pastorie is opgenomen. In totaal zijn hier 13 gestapelde woningen toegestaan. Een deel van dit bouwvlak wordt in voorliggend plan meegenomen ten behoeve van de aanleg van parkeergelegenheid.

Onder de straat loopt een hoofdriolering waarvoor de beschermingszone tot in het plangebied reikt. Hiervoor is de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' is opgenomen.

Daarnaast geldt aanvullend ook het bestemmingsplan 'Archeologie' dat is vastgesteld op 3 december 2015.

Voor het plangebied geldt de 'overige zone - waarde archeologie 1' en 'overige zone - waarde archeologie 4'.

In paragraaf 4.5 wordt nader ingegaan op het onderwerp archeologie.

(12)

Strijdigheid met het vigerende bestemmingsplan

De voorgenomen ontwikkeling betreft het realiseren van seniorenwoningen ter plaatse van het plangebied waar uitsluitend patiowoningen zijn toegestaan, het realiseren van 3 rijwoningen ter plaatse van het

plangebied waar uitsluitend twee-aaneen woningen zijn toegestaan en de aanleg van een parkeergelegenheid waar nu een woonbestemming met bouwmogelijkheid voor dertien appartementen ligt. Het initiatief kan niet worden gerealiseerd binnen het vigerende bestemmingsplan.

(13)

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar

verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.

4.1 Milieu

4.1.1 Bodem

Op grond van de Wet Bodembescherming (Wbb) moet aangetoond worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Bij een functiewijziging zal in veel gevallen een specifiek bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd.

Planspecifiek

In het kader van voorliggende ontwikkeling is een actualiserend bodemonderzoek uitgevoerd. Het

onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage 1. De conclusie is dat het terrein geschikt is voor de bestemming wonen.

4.1.2 Lucht

De mate van blootstelling aan luchtverontreiniging speelt een rol in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Met betrekking tot 'luchtkwaliteit' zijn twee aspecten van belang. Ten eerste of de luchtkwaliteit ter plaatse de nieuwe functie toelaat (de gevoeligheid van de bestemming) en ten tweede wat de bijdrage is van het plan aan die luchtkwaliteit.

Luchtkwaliteit ter plaatse

In de Wet milieubeheer zijn normen opgenomen voor de concentraties van een aantal stoffen in de buitenlucht ter bescherming van de mens. De twee belangrijkste stoffen zijn PM10 en PM2,5(fijnstof) en NO2

(stikstofdioxide). Voor grenswaarde van PM10 en NOx bedraagt 40 µg/m3, van PM2,5 is dat 25 µg/m3.

Bijdrage aan luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. De Wet maakt een onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om

bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).

Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate bijdragen" (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een toevoeging van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit, omdat een dergelijk project per definitie niet boven de 3%-norm komt.

(14)

Planspecifiek

Luchtkwaliteit ter plaatse van het initiatief

Vanuit een goede ruimtelijke ordening is de huidige luchtkwaliteit ter plaatse getoetst met behulp van de NSL Monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl). Door de metingen ter plaatse te toetsen aan de grenswaarden is gekeken of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Uit metingen van het meest nabijgelegen rekenpunt 15560375 (aan de N329 ter hoogte van plangebied) zijn de volgende concentraties naar voren gekomen:

NO2

(stikstofdioxide)

PM10

(fijnstof)

PM2,5 (fijnere fractie van fijnstof) Gemeten totale concentratie

jaargemiddelde 2018 (µg/m3)

15,4 µg/m3 19,1µg/m3 11,9 µg/m3

Grenswaarde concentratie (µg/m3)

40 µg/m3 40 µg/m3 25 µg/m3

De gemeten concentraties stikstofdioxide en fijn stof liggen ruim onder de gestelde grenswaarden. Met betrekking tot de luchtkwaliteit zijn geen belemmeringen voor onderhavig initiatief.

Bijdrage initiatief

Voorliggend plan maakt geen extra woningen mogelijk binnen het plangebied ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Ten aanzien van de bijdrage aan luchtkwaliteit is het initiatief van geringe omvang ten opzichte van de benoemde grenswaarde (3%). Op basis van de te verwachten verkeersbewegingen ten gevolge van het project is te concluderen dat dit project 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een nadere toetsing ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven. Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit.

4.1.3 Geluid

De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd:

 woningen;

 geluidgevoelige gebouwen, zoals scholen, ziekenhuizen, verzorgings- en verpleeghuizen, psychiatrische instellingen en kinderdagverblijven;

 geluidsgevoelige terreinen (woonwagenstandplaatsen en bestemde ligplaatsen voor woonschepen).

Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen.

Binnen deze zones bepaalt het bevoegd gezag de te hanteren grenswaarden. Er geldt een

voorkeursgrenswaarde en een bovengrens (hoger mag niet). De Wgh gaat verder onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen. De belangrijkste bronnen van geluidhinder die bij een ruimtelijke ontwikkeling aan de orde kunnen zijn betreffen: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai.

Planspecifiek

Voor voorliggend document is het van belang te kijken naar de mogelijke gevolgen van wegverkeerslawaai.

Het plangebied ligt in een 30 km-zone. Wegen met een 30 km-regime en woonerven hebben geen geluidszone en zijn daarmee niet onderzoeksplichtig. Op de wegen rondom het plangebied komt hoofdzakelijk

bestemmingsverkeer. Daarnaast ligt het plangebied buiten de invloedsfeer van de provinciale wegen en het industrieterrein aan de Maasdijk. Er is geen aanleiding om nader akoestisch onderzoek te doen.

Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geluid.

(15)

4.1.4 Milieuzonering

Milieuzonering is het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Doel is om bij het opstellen van een ruimtelijk plan een goed en veilig leefklimaat te waarborgen, maar tegelijkertijd ook aan bedrijven voldoende milieuruimte te bieden voor het uitoefenen van hun activiteiten.

De mate waarin bedrijven invloed hebben op hun omgeving is afhankelijk van de aard van de bedrijvigheid en de afstand tot een gevoelige bestemming. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.

Milieuzonering heeft betrekking op aspecten met een ruimtelijke dimensie, zoals geluid, geur, gevaar en stof.

De mate van belasting, en daarmee de gewenste aan te houden afstand, kan per aspect en per bedrijfstype en verschillen. In de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is een lijst opgenomen met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Van deze richtafstanden kan worden afgeweken, mits wordt onderbouwd waarom de feitelijke milieuhinder als minder belastend wordt gezien.

Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'.

Planspecifiek

Het plangebied ligt in het centrum van Appeltern. Het gebied is al eerder geschikt bevonden voor

woningbouw. In de omgeving liggen, behalve andere woningen, onder meer een kerk, horeca en een school.

Op basis van de VNG-uitgave ‘Bedrijven en milieuzonering’ (2007) geldt voor deze voorzieningen richtafstanden van 10 tot 30 meter. Aan deze afstanden wordt in alle gevallen voldaan.

Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect milieuzonering.

4.1.5 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving die ontstaan door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Hierbij gaat het om risicovolle inrichtingen, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en buisleidingen.

De verplichting om in een ruimtelijk plan in te gaan op deze risico's komt voort uit het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi), het 'Besluit externe veiligheid transportroutes' (Bevt) en het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb). Daarnaast zijn in het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Vuurwerkbesluit veiligheidsafstanden genoemd die moeten worden aangehouden rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting.

De wetgeving richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang- en dagverblijven, en grote kantoorgebouwen (>1500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn kleinere kantoren en winkels, horeca, parkeerterreinen en bedrijfsgebouwen waarin geen grote aantallen personen aanwezig zijn.

(16)

Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde afstandscontouren tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 per jaar (de kans dat per jaar 1 persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof mag niet groter zijn dan 1 op een miljoen). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij de berekening van het groepsrisico spelen mee de aard en hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen en het aantal potentiële slachtoffers.

Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen de PR en/of de invloedsgebieden van het GR. Binnen de 10-6-contour is het realiseren van kwetsbare objecten niet toegestaan.

Planspecifiek

Via de website risicokaart.nl kan voor de locatie worden vastgesteld of er in de directe omgeving inrichtingen, buisleidingen en / of belangrijke transportroutes aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn. Bijgevoegd een screenshot van die website.

Uitsnede risicokaart van de omgeving van het plangebied (bron: risicokaart.nl)

Er bevinden zich geen inrichtingen en buisleidingen in de nabijheid van het plangebied. Omdat met voorliggend plan het aantal woningen dat in het gebied gebouwd mag worden niet toeneemt, is er geen sprake van een verhoging van het groepsrisico. Binnen de bestemming Wonen passen geen risicovolle acticiteiten, zoals Bevi-activiteiten. Het parkeerterrein is volgens het Bevi geen beperkt kwetsbaar object.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Uit de regionale signaleringskaart externe veiligheid blijkt dat het aspect externe veiligheid relevant is vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Maas. Het plangebied ligt namelijk binnen het invloedsgebied van deze transportroute, waarbij personen kunnen overlijden als rechtstreeks gevolg van een zwaar ongeval met

(17)

toxische stoffen. Het plangebied ligt echter buiten een veiligheidszone en een plasbrandaandachtsgebied, maar wel binnen de meest relevante zones voor het groepsrisico (de 200 meter zones). Op basis van

vergelijkbare situaties en het toepassen van de vuistregels uit het HART, kan met zekerheid worden gesteld dat de hoogte van het groepsrisico in de te ontwikkelen situatie ruim onder de 0,1 maal de oriëntatiewaarde zal blijven en niet zal toenemen.

Op grond van artikel 7 van het Bevt moet in dergelijke gevallen nog wel worden ingegaan op de mogelijkheden voor:

- de bestrijdbaarheid van een zwaar ongeval op deze transportroute en

- de zelfredzaamheid met betrekking tot nog niet aanwezige (beperkt) kwetsbare objecten binnen het plangebied.

Volgens artikel 9 van het Bevt moet de veiligheidsregio in de gelegenheid worden gesteld om hierover een advies uit te brengen.

Veiligheidsregio Gelderland-Zuid heeft op 21 oktober 2020 aangegeven dat in dit geval sprake is van een situatie, waarvoor onderstaande verantwoordingstekst kan worden gehanteerd. Relevant hierbij is ook dat het ruimtelijke besluit geen betrekking heeft op het mogelijk maken van een (nog niet aanwezig) "bijzonder kwetsbare object", bestemd voor verminderd zelfredzame personen.

Bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval

Bij een calamiteit, waarbij toxische stoffen (kunnen) vrijkomen, zal de brandweer inzetten op het beperken of voorkomen van effecten. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden bij de bron. De brandweer richt zich dan niet direct op het bestrijden van effecten in of nabij het plangebied. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.

Mogelijkheden tot zelfredzaamheid

Bij een calamiteit, waarbij toxische stoffen (kunnen) vrijkomen, is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij dat incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS-palen) of NL-alert. Bij het genoemde incidentscenario is het advies om te schuilen in een gebouw en de ramen, deuren en ventilatieopeningen te sluiten. In het plangebied zijn voldoende mogelijkheden aanwezig om dit advies tijdig op te volgen.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid is alleen relevant vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Maas.

Gelet op de hiervoor genoemde overwegingen zijn er voor het plangebied voldoende mogelijkheden voor de zelfredzaamheid bij een zwaar ongeval op deze transportroute. Dit betekent dat geen nadere eisen aan het plan hoeven te worden gesteld in het kader van het aspect externe veiligheid.

Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect externe veiligheid.

4.2 Water

Water is een belangrijk thema in de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.

Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal

(18)

Waterbeleid voor de 21eeeuw

De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in

Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:

 vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Indien nodig wordt overtollig water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen niet meer mogelijk is wordt het water afgevoerd.

 schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.

Waterwet

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan

kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.

Nationaal Waterplan

Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Dit Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2016-2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.

Beleid Waterschap Rivierenland

Met ingang van 27 november 2015 is het Waterbeheerprogramma 2016-2021 'Koers houden, kansen

benutten' bepalend voor het waterbeleid. Dit plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit, wegen en

waterketen.

Daarnaast beschikt het Waterschap Rivierenland over een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen.

Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.

Het Waterschap Rivierenland hanteert de beleidsregel 'Nieuwe lozingen vanaf verhard oppervlak'. Deze heeft als doel de versnelde afvoer van hemelwater als gevolg van de uitbreiding van het verhard oppervlak te beperkten tot de maatgevende afvoer van het landelijk gebied. Een uitbreiding van het verhard oppervlak moet vanuit waterhuishoudkundig opzicht dus waterbalans-neutraal plaatsvinden.

Om te voorkomen dat individuele bewoners voor kleine voorzieningen zoals serres, tuinschuurtjes, enkele woning, etc., moeten compenseren geldt er een eenmalige vrijstelling van de compensatieplicht van 500 m² voor stedelijk gebied en 1.500 m² voor landelijk gebied. Deze vrijstelling geldt alleen voor particulieren.

(19)

Er moet voldoende berging zijn bij extremere omstandigheden. Voor ontwikkeling met een toename van verhard oppervlak tot 5.000 m² kan een standaardberekening worden toegepast, waarbij wordt uitgegaan van een maatgevende bui die eenmaal in de 10 jaar voorkomt. Vuistregel daarbij is dat 436 m³ waterberging per hectare verhard oppervlak nodig is.

Uit deze vuistregel volgt de volgende berekening: Benodigde compensatie = Toename verhard opp (in m²) * 0,0436.

Watertoets

De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets, maar een proces waarbij de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek gaan voorafgaand aan de vaststelling van het plan. De watertoets bestaat uit twee onderdelen:

 de verplichting aan initiatiefnemers van ruimtelijke plannen om de waterbeheerder vroegtijdig in de planvorming te betrekken, en

 de verplichting aan initiatiefnemers van ruimtelijke plannen om in hun plan verantwoording af te leggen over de manier waarop omgegaan is met de inbreng van de waterbeheerder. Dit laatste gebeurt doorgaans in de waterparagraaf bij het betreffende plan.

Planspecifiek

Beschermingszone dijk

Het plangebied ligt binnen de 200 m brede binnenbeschermingszone van de dijk. Diepere ontgrondingen zijn in deze zone niet toegestaan. Voor alle werkzaamheden geldt bovendien dat er ontheffing moet zijn van het waterschap (keur). In deze procedure kunnen nadere eisen worden gesteld.

Waterplan

Ten behoeve van het totaalplan voor de woningbouwontwikkeling is reeds in 2007/2008 een

waterhuishoudingsplan gemaakt. Dit plan is in het najaar van 2020 geactualiseerd (zie bijlage 2). In het watersysteem wordt onderscheid gemaakt in de droogweerafvoer (huishoudelijk afvalwater) en regenwaterafvoer (neerslag). Deze beide rioolwaterstromen worden gescheiden gehouden in

overeenstemming met de uitgangspunten van het waterschap. Er is een gescheiden rioolsysteem aangelegd en hemelwater zal worden afgekoppeld van het afvalwater.

Vuilwater (DWA)

De droogweerafvoer (DWA) van de nieuwe woningen binnen het plangebied zal worden verzameld en worden aangesloten op het gemengde riool in de Van der Capellenstraat.

Regenwater (HWA)

Voor de hemelwaterafvoer wordt het water van de daken en wegen verzameld en opgevangen in een wadi aan de westzijde van het plangebied. Uitgaande van de huidige eisen van het waterschap dient de wadi een bui van T=10+10% te kunnen bergen met een maximale peilstijging van 30 cm en een bui T=100+10% met een peilstijging tot de laagste putdeksel te kunnen bergen. Dit is resulteert in bergingseisen van resp. 86,6 m3 en 131,9 m3 (voor de berekening: zie bijlage 2).

De wadi heeft indien hij volledig is gevuld een capaciteit van 210 m3. De wadi voldoet daarmee ruimschoots aan de bergingseisen.

(20)

Gebiedsbescherming

In de Wet natuurbescherming worden de zogenoemde Natura 2000-gebieden beschermd. Natura 2000 is de overkoepelende naam voor gebieden die worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat)

beschermen om de biodiversiteit te behouden. Natura 2000-gebieden kennen een zogenaamde 'externe werking'. Dit betekent dat ontwikkelingen die buiten de begrenzing van de Natura 2000-gebieden gelegen zijn, ook getoetst moeten worden of er significant negatieve effecten optreden op het betreffende gebied.

Soortenbescherming

Een hoofdstuk in de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende

maatregelen genomen moeten worden. De wet geeft de mogelijkheid aan provincies om voor een bepaald aantal soorten via een verordening een algemene vrijstelling op bepaalde verbodsbepalingen te geven.

Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menige soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.

Planspecifiek

In het kader van de woningbouwontwikkeling en de sloop van de nog aanwezige schuur is een Quickscan natuurwaarden uitgevoerd. Een samenvatting van de conclusies staat hieronder. Het complete rapport is opgenomen in bijlage 3.

Gebiedsbescherming

Om de gevolgen van gebiedsbescherming te beoordelen is de website

www.natura2000.nl/gebieden/gelderland geraadpleegd. Bijgevoegd een screenshot van die website waarbij alle raadpleegbare gebieden zijn 'aangevinkt'.

Natura 2000 gebied Rijntakken

(21)

De planlocatie maakt geen deel uit van een beschermd gebied en/of locatie betreffende: Natura 2000, Beschermd natuurmonument, Wetland, Nationaal Park of Gelders Natuurnetwerk. De planlocatie is gelegen op een afstand van 195 meter tot het Gelders Natuurnetwerk, op 120 meter tot de Groene ontwikkelingszone en op een afstand van circa 7 kilometer tot het dichtstbijzijnde Natura2000-gebied Rijntakken. Gelet op de aard van de voorgenomen ontwikkeling en de afstand tot beschermd gebied kan een effect op Natura2000- gebieden worden uitgesloten (zie ook de 'Handreiking woningbouw en Aerius van de Rijksoverheid, publicatie 20400607, januari 2020, te raadplegen via https://www.bij12.nl/wp-content/uploads/2020/02/Handreiking- woningbouw-en-AERIUS.pdf).

Soortenbescherming

Op basis van de uitgevoerde quickscan wordt geconcludeerd dat er mogelijk algemeen beschermde

broedvogels in het plangebied voorkomen. Voor de overige soortgroepen, waaronder vleermuizen, zijn door het ontbreken van geschikt habitat en/of verblijfsindicatie, de aard van de ingreep of door een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling, geen overtreding te verwachten ten aanzien van de Wet natuurbescherming.

Tijdens de veldbezoeken zijn geen nesten aangetroffen en deze worden dan ook niet verwacht. Door buiten het broedseizoen te werken (globaal tussen 15 maart en 15 augustus) kunnen met zekerheid negatieve effecten worden voorkomen. Het broedseizoen is een globale periode, ook broedgevallen buiten deze periode zijn beschermd. Geadviseerd wordt om de sloop- en bouwwerkzaamheden geleidelijk uit te voeren. Op deze wijze wordt dieren de gelegenheid geboden uit te wijken. Met inachtneming van de algemene zorgplicht, is een ontheffing in het kader van soortenbescherming van de Wet natuurbescherming niet nodig.

De uitvoerbaarheid van het initiatief voor ecologie is hiermee aangetoond.

4.4 Verkeer

Onderdeel van goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur.

Ten opzichte van wat er volgens het vigerende bestemmingsplan mogelijk is neemt de verkeersbelasting niet toe. In het plan wordt een nieuwe woonstraat aangelegd tussen de Van der Capellenstraat en het Pastoor Willemsplein. De weg krijgt een breedte van 3,50 meter.

In het kader van het huidige bestemmingsplan is een parkeerbalans voor het totaalplan opgesteld en goedgekeurd. Daarin is uitgegaan van de toen geldende parkeernormen van 1,9 pp/woning en 1,5 pp/seniorenwoning. In 2019 is de Nota Parkeren van de gemeente West Maas en Waal herzien. Voor de wijziging die met dit plan wordt doorgevoerd (3 rijenwoningen in plaats van een twee-onder-een-kapper) geldt daarom een nieuwe parkeernorm van 2,3 pp/woning. De parkeerbalans voor de nog te bouwen woningen ziet er dan als volgt uit:

Parkeerbalans totaalplan

woningtype fase norm aantal woningen aantal pp pp op eigen

terrein rijenwoning

tweekapper vrijstaande woning rijenwoning

bestaand 1 1 1

1,9 1,9 1,9 1,9

5 2 1 3

5,7 3,8 1,9 5,7

- 2 2 -

(22)

Civieltechnisch ontwerp met parkeerplaatsen (ontwerp: infrascoop)

In het plan zijn in totaal 33 parkeerplaatsen voorzien: 15 parkeerplaatsen langs de straat, 12 parkeerplaatsen op het terrein bij de kerk en 6 parkeerplaatsen op eigen erf. Met deze 33 parkeerplaatsen wordt aan de parkeernorm voldaan.

4.5 Cultuurhistorie en archeologie

In elk ruimtelijk plan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.

Cultuurhistorie

Het belang van cultuurhistorie is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Het Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het ruimtelijk (bestemmings)plan opgenomen moet worden. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken.

Archeologie

De bescherming van archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen is geregeld in de Erfgoedwet. De essentie van de wettelijke bescherming is dat archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaard blijven. Bij ruimtelijke plannen geldt de verplichting om rekening te houden met bekende en te verwachten archeologische waarden. Indien ingrepen gepaard gaan met een verstoring van de bodem, kan het nodig zijn om nader onderzoek te doen, zodat - waar nodig - de archeologische waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het plan aangepast kan worden. De verantwoordelijkheid voor archeologische waarden ligt bij de gemeente.

(23)

Op basis van artikel 5.10 van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken.

Planspecifiek Cultuurhistorie

In het plangebied zelf zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig. De bebouwing langs de Kerkstraat direct ten zuiden van het plangebied kent wel een rijke cultuurhistorie. De St. Servatius kerk is een rijksmonument en de naastgelegen bebouwing aan weerzijden een gemeentelijk monument of karakteristieke bebouwing. Dit lint aan bebouwing vormt samen een stedenbouwkundig geheel. De nieuwe woningen in het plangebied doen hier geen afbreuk aan en zijn door hun beperkte maat en schaal ondergeschikt aan deze historische bebouwing.

Archeologie

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Archeologie' (3 december 2015). Voor het grootste deel van de locatie geldt de 'overige zone - waarde archeologie 1', en voor een klein deel 'overige zone - waarde archeologie 4'. Voor de locatie is in 2006 een archeologisch onderzoek uitgevoerd, zie bijlage 4.

Waarschijnlijk ligt hier een middeleeuws nederzettingsterrein. Hoewel er plaatselijk diepere

bodemverstoringen dan de bouwvoor (ca. 40 cm) voorkomen, lijken de gaafheid en conservering toch redelijk gaaf te zijn. Geadviseerd wordt een waarderend onderzoek uit te voeren in de vorm van een

proefsleuvenonderzoek. Hiertoe is een Programma van Eisen opgesteld (zie bijlage 5), dat is goedgekeurd door het bevoegd gezag.

De uitvoerbaarheid van het initiatief voor cultuurhistorie en archeologie is hiermee aangetoond.

4.6 Economische uitvoerbaarheid

De ontwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Voor de realisatie van het plan hoeft de gemeente geen investering te doen. De kosten die door de gemeente gemaakt worden voor het voeren van de planologische procedure zijn verrekend in de leges. Eventuele extra gemeentelijke kosten worden gedekt door een overeenkomst.

Tevens zal een overeenkomst betreffende planschade worden afgesloten. Deze kosten komen eveneens geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Deze overeenkomst zal als een separate rapportage worden opgenomen. Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd kan worden dat het plan economisch uitvoerbaar is.

(24)

Hoofdstuk 5 Procedure

5.1 Inspraak en overleg

Inspraak

Voor het plan wordt geen formele inspraakprocedure gehouden. De omwonenden zijn meerdere keren geïnformeerd over de voorgenomen ontwikkeling. In maart 2020 is er afstemming geweest met de

vertegenwoordigers van het Dorpsplatform en de Woonstichting De Kernen. Alle partijen hebben instemmend gereageerd op voorliggend plan. Men vindt het een duidelijke verbetering ten opzichte van het eerdere (bestemmings)plan waarin de bouw van een appartementencomplex aan de achterzijde van de pastorie mogelijk werd gemaakt. Dat riep veel weerstand op vanwege de hoge bebouwingsdichtheid en de parkeerdruk. Met voorliggend plan komt het appartementencomplex te vervallen en worden de parkeermogelijkheden uitgebreid. Voorts zijn 35 omwonenden ook schriftelijk geïnformeerd en er is een informatiebord op de locatie geplaatst. Ook is er een website www.plein2020.nl “in de lucht” en een facebookpagina waar belangstellenden kunnen reageren op de planvorming. Tenslotte is in mei 2020 wederom met een aantal direct aanwonenden gesproken. Hierin werden vooral vragen gesteld hoe de verschillende hoogten in het terrein worden overbrugd en hoe de waterhuishouding is geregeld. Naar aanleiding van deze vragen heeft er een inmeting van het terrein plaatsgevonden en wordt er in overleg gezocht naar praktische oplossingen om de hoogteverschillen te overbruggen.

Overleg

Onderhavig initiatief is besproken met de Omgevingsdienst Rivierenland. Het advies was voorliggende

ontwikkeling middels een uitgebreide voorbereidingsprocedure te realiseren en daarnaast in samenspraak met de gemeente te bepalen of het aspect archeologie nader onderzocht moet worden (zie paragraaf 4.5). Overige onderdelen zijn akkoord.

Verder wordt advies gevraagd aan het waterschap Rivierenland. Dit advies wordt verwerkt in deze ruimtelijke onderbouwing.

5.2 Van ontwerp naar vaststelling

De omgevingsvergunning is voorbereid met toepassing van een uitgebreide procedure ex artikel 2.12 lid 1 onder a sub 3° Wabo juncto artikel 3.10 Wabo. Het ontwerpbesluit met bijbehorende stukken zal als ontwerp voor een termijn van zes weken ter inzage liggen. Een ieder kan hierop zienswijzen indienen. Bij het

vaststellingsbesluit wordt hierop nader ingegaan.

(25)

Bijlagen bij de toelichting

(26)
(27)

Bijlage 1 Bodemonderzoek

(28)
(29)

Bijlage 2 Waterhuishoudingsplan

(30)
(31)

Bijlage 3 Quickscan flora en fauna

(32)
(33)

Bijlage 4 Archeologisch onderzoek

(34)
(35)

Bijlage 5 Programma van Eisen archeologisch vervolgonderzoek

(36)
(37)
(38)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Is er een medische indicatie afgegeven dan geldt het volgende: ontvangt u verpleeghuiszorg (verblijf met behandeling) dan ontvangt u de behandeling van de pedicure verbonden aan

• 1 e stap is 2030: 20,2 miljoen ton CO 2 uitstoot van centrales besparen door duurzame opwekking. • Dat komt overeen met 35

Tot de vaststelling van het NSL zijn conform de AMvB NIBM projecten ‘niet in betekenen- de mate’ voor luchtkwaliteit als de toename van de concentraties stikstofdioxide of fijn

Via de website risicokaart.nl kan voor de locatie worden vastgesteld of er in de directe omgeving inrichtingen, buisleidingen en / of belangrijke transportroutes aanwezig zijn die

Actuele kennis van het onderwerp klimaatadaptatie is van groot belang. Ook moeten gegevens worden ontsloten in begrijpelijke informatie voor onze inwoners. Klimaatinformatie is

Verwerking luiers bij ARN € 105,50 per ton (tarief 2021) Beheer en onderhoud containers € 350 per container per jaar Datakosten toegangscontrole € 65 per container per jaar Beheer

Het Besluit op de ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6) schrijft voor dat in het kader van een ruimtelijk planologische procedure moet worden aangetoond dat de

Naast het informeren van jongeren moet de gemeente zich bezig houden met het creëren van meer woningen door de mogelijkheden voor perceel- en woningsplitsing eenvoudiger te