Verlustiging voor brave jongens · dbnl

(1)

bron

Verlustiging voor brave jongens. Lutkie & Cranenburg, 's Hertogenbosch 1854

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_ver019verl01_01/colofon.php

(2)

Muziek.

De edele toonkunst voor de jeugd, Stemt het jeugdig hart tot deugd:

Toonen, die het oor beluistert, 't Speeltuig, dat de zinnen kluistert, Is de meest gewenschte zaak Boeit aan 't nut, het zoetst vermaak.

Verlustiging voor brave jongens

(3)

De Vlieger.

Vliegers drijven op den wind Hoog tot vreugd van 't spelend kind!

Wilt geen vlieger ooit gelijken En door trots voor niemand wijken Maar blijf needrig op uw baan, Dan lacht u 't genoegen aan.

(4)

(5)

(6)

Jagtvermaak.

Buit te maken door de jagt Op het vee dat vlugten tracht, Schenkt ons hazen en patrijs Tot onze aangenaamste spijs.

Kinderen! al dat zoet genot Schenkt ons steeds de goede God.

(7)

Kooten.

't Kootenspel kan ook vermaken Aan de lieve teedre jeugd, Wie telt al de kinderspelen Dienstbaar aan de kindervreugd, Eerst het leeren, dan het spel, Dan gaat alles ordelijk wel.

(8)

(9)

(10)

Steenen-werpen.

Met den steen naar 't doel te werpen Hebben deze kleinen pret:

Zoo is 't ook in 's werelds leven, Elk is hier een doel gezet.

Maak dat ge u toch niet vergist, En dat doel met smarte mist.

(11)

Vangertje.

't Vangertje is een aardig spel, En past aan kinderen wonder wel;

Die 't eerst den bal vangt op den pin Heeft in dit spel het hoogst gewin;

Die doel treft in het levens-spel Die vangt zijn bal en gaat het wel.

(12)

(13)

(14)

Schaatsen-Rijden.

't Schaatsen rijden schenkt veel vreugd Aan bejaarden en de jeugd,

Als het water is gedekt En tot vaste baan verstrekt;

Maar gedenk: 't gevaar is groot:

Menig boet het met den dood.

(15)

Wippen.

Vader Kroostlief had zijn zoon 't Wippen menigmaal verboôn;

Eind'lijk valt de wip ter neer Och! die val doet hem zoo zeer.

Nu ziet hij zijn kwaad gewroken, Beî zijn beenen zijn gebroken.

(16)

(17)

(18)

Sneeuw-vermaak.

Kinderen! hoe ge ook slijt den tijd, Dat gij nooit een sneeuwbal smijt;

Want het is geen deugdzaam kind, Dat daarin genoegen vindt.

Ongeluk, krakeel en strijd Heeft de sneeuwbal vaak bereid.

(19)

Vogel-vermaak.

Met een Vogel zich vermaken Daar steekt toch geen zonden in, En na 't leeren mag men spelen, Elk kiest in het spel zijn zin;

Maar het kind zou zich verlagen Zoo het dieren wilde plagen.

(20)

(21)

(22)

Haasje-over.

Haasje over, o, dat spel Dat bekomt zoo zelden wel.

Meen'ge knaap brak arm of been 't Eind was smart en naar geween, Zeg voor altijd dan vaarwel Aan dit zoo gevaarlijk spel.

(23)

Vasten avond.

Kinderen vreeze aan te jagen Zal men zich voor 't meest beklagen.

Lieve kleinen! Weest niet bang, Noch voor bullebak of spoken.

Of zij zijn in menschelijk kleed Of in dieren vacht gestoken.

(24)

(25)

(26)

Kegelen.

't Kegelspel is aan te prijzen, Zoo om 't nut als om 't vermaak;

Want beweging, hierbij noodig Is een hoog gewenschte zaak.

De gezondheid bij dit spel Vaart hierbij zoo wonder wel.

(27)

Tollen.

't Tollen doet de jonge knapen Spelend groote vreugde rapen.

Stalen punt en houten tol Houdt zoo lang dat draaijen vol.

't Is het beeld hoe ook onze aard Draaijend door het luchtruim vaart.

(28)

(29)

(30)

De Kanonier.

Wilt gij kanoniertje spelen, Kinderen! mijdt dan kruid en lood Laad dan met een houten kogel, Schiet een houten ruiter dood.

Vrees toch het gevaar van 't kruid, Want zich branden spruit er uit.

(31)

De Luchtbal.

Zie deez' luchtbal opwaarts stijgen Hef met hem uw hart omhoog, Dankbaar tot God uwen Vader Boven zon- en starrenboog;

Kinderen! och! vertrouw uw lot In uw teedre jeugd aan God.

(32)