Werkbladen bij thema de seizoenen: dag 1 Naam: . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Lezen en overschrijven: de lente …………………………………………………

(1)

LOWAN-vo startpakket NT2 Werkbladen thema 8 Pagina 1

Werkbladen bij thema de seizoenen: dag 1

Naam: . . .

1. Lezen en overschrijven:

de lente

………

het voorjaar

………

de dag

………

de nacht

……….

de wind

………

(2)

2. Invullen:

Dit is ………

(3)

het bos

……….

het onweer

………

de boom

………

de tak

………..

de stam

………

(4)

4. Invullen:

Dit is ……….

(5)

5. Kies en zet een rondje om het goede antwoord:

de lente het voorjaar de boom

het onweer de wind de wolk

de stam de tak de wortel

de nacht de dag het bos

de boom het bos de wind

de wolk de wind het onweer

de nacht het bos de wortel

de wind het wortel de lente

de lente de wolk de tak

de stam de wortel het onweer

6. Invullen de of het:

. . . lente . . . tak . . . wind . . . onweer . . . voorjaar . . . nacht . . . wolk . . . bos . . . boom . . . dag

(6)

7. Overschrijven en invullen:

Is dit de boom? Is dit de boom?

Ja, dit is de boom.

Is dit het bos? ……….

Ja, dit is ……….

Is dit de tak? ………..

Ja, ……….

Is dit de nacht? ………..

Ja, ……….

8. Overschrijven en invullen:

Is dit de lente? Is dit de lente?

Nee, dit is de wolk.

Is dit de nacht ? ……….

Nee, ……….

Is dit het onweer? ………

Nee, ……….

Is dit de stam? ………..

Nee, ……….

(7)

9. Invullen:

Is dit de lente?

Ja, ……….

Is dit het onweer?

Ja, ……….

Is dit de wind?

Nee, ……….

Is dit de wortel?

Nee, ……….

Is dit de stam?

Ja, ……….

(8)

10. Zoek 5 woorden:

gkjstamtksbosmdonweerndubabzdagotodmfnzlentezndbwljmlpv 1.

2.

3.

4.

5.

11. Letters invullen:

de da . het voorj . . r de . ortel de ta . de b . . m de . olk het bo . het onw . . r de . acht

(9)

12. Maak de rijtjes af:

schaatsen glijden

ik schaats ik ………..

jij ……… jij glijdt

hij ……….. hij ………

zij ……….. zij ……….

(10)

Naam: . . .

de zomer

………

de maan

………

de zon

………

de regenboog

……….

de zee

………

het strand

……….

het blad

………

de bloem

………

de plant

………..

de ster

………

(11)

2. Invullen:

Dit is ……….

(12)

de plant het blad de bloem

de ster de maan de zon de schelp

de zee het strand

de bloem de regenboog de zomer de zee

het strand de zomer

de plant de schelp de ster de bloem

de schelp de ster

de zee het blad de schelp de plant

het blad de schelp

de zon de zomer de schelp

. . . zomer . . . ster . . . plant . . . maan . . . zon . . . zee . . . strand . . . schelp . . . bloem . . . blad

(13)

5. Geef antwoord in een zin:

Is dit de bloem? Ja, dit is de bloem.

Is dit de zee?

……….

Is dit het blad?

……….

Is dit de zomer?

……….

Is dit de ster? Nee, dit is de ster niet.

Is dit de zon?

……….

Is dit de regenboog?

……….

Is dit de plant?

……….

(14)

Is dit de zee?

……….

Is dit de schelp?

……….

Is dit de maan?

……….

Is dit het strand?

……….

Is dit de regenboog?

……….

(15)

gkjtksmaankyrzonwndubabzsterotodmfnzstrandzndbladwljmlpv 1.

2.

3.

4.

5.

de zo . de bl . . m de . omer de ste . de regenb . . g de . ee het bla . de m . . n het . . . and

(16)

10. Maak de rijtjes af:

schaatsen glijden

ik schaats ik ……….

jij ……… jij glijdt

hij ……….. hij ………

zij ……….. zij ……….

wij ………. wij ………..

jullie ………. jullie ………

zij ……… zij ………

(17)

Naam: . . .

de herfst

………

de regen

………

het najaar

………

de temperatuur

……….

de storm

………

de thermometer

……….

het dier

………

(18)

de mist

………

de vis

………..

de vogel

………

(19)

2. Invullen:

Dit is ……….

(20)

de mist het dier de vogel

de mug de vlieg de spin de regen

de paraplu het najaar

de mist de vis de vogel

de paraplu het najaar de temperatuur

de temperatuur de paraplu

de thermometer

de vis de spin de vlieg

de regen de storm de mist de vlieg

de mug de wesp

de storm de herfst het dier

. . . herfst . . . najaar . . . spin . . . regen . . . paraplu . . . dier . . . vis . . . storm . . . temperatuur . . . thermometer

(21)

Is dit een dier? Ja, dit is een dier.

Is dit een paraplu?

……….

Is dit een vogel?

……….

Is dit een wesp?

……….

Is dit een dier? Nee, dit is geen dier.

Is dit een mug?

……….

Is dit een thermometer?

……….

Is dit een vis?

……….

(22)

Is dit een spin?

……….

Is dit een storm?

……….

Is dit een vlieg?

……….

Is dit een paraplu?

……….

Is dit een vlieg?

……….

(23)

gkjtkstghthermometerkywnduvliegbaztomugdmfnzvspintzndwespwljmllkytpv 1.

2.

3.

4.

5.

de mu . de vl . . g de . ogel de spi . de temperat . . r de . ist de rege . het naj . . r de . is

(24)

10. Invullen

regenen het ………..

schijnen de zon ……….

waaien het ……….

stijgen de temperatuur ………

dooien het ………

vriezen het ………

stormen het ………

dalen de temperatuur ……….

(25)

Naam: . . .

de winter

………

de sneeuw

………

het ijs

………

de hagel

……….

de ijzel

………

het licht

……….

het donker

………

(26)

de hond

………

de kat

………..

de eend

………

(27)

2. Invullen:

Dit is ……….

(28)

de hagel het schaap de winter

de hond de eend de kat de koe

het paard het schaap

de ijzel de winter de sneeuw

de winter het donker de ijzel

het schaap de kat het paard

het licht het ijs de sneeuw

de hagel het ijs het licht de winter

de hagel het licht

de eend de hond het schaap

. . . winter . . . sneeuw . . . ijs . . . hagel . . . licht . . . donker . . . eend . . . schaap . . . paard . . . hond

(29)

Is dit de winter?

……….

Is dit het licht?

……….

Is dit een hond?

……….

Is dit de sneeuw?

……….

Is dit het ijs?

……….

Is dit een paard?

……….

Is dit een eend?

……….

Is dit de hagel?

……….

Is dit de muis?

……….

Is dit het paard?

……….

(30)

jtkschaapdgijstghrkywnduvbkataztdmdonkerfnzvtznggrwerqpwlwinterjmllkytp 1.

2.

3.

4.

5.

het ij . de sn . . . w de . ond de winte . de . . nd de . at de hage . het sch . . p het . onker

(31)

8. Invullen:

regenen Het ……….. een uur.

schijnen De zon ………. om 10 uur.

waaien Het ………. hard.

stijgen De temperatuur ……… naar 25 graden.

dooien Het ……… bij 1 graad boven 0.

vriezen Het ……… 8 graden.

stormen Het ……… niet.

dalen De temperatuur ………. in de winter.