Correctiebladen werkbladen bij thema het lichaam: dag 1
Naam: . . .
1. Lezen en overschrijven:
het hoofd het hoofd
het oor het oor
de mond de mond
het oog het oog
het haar het haar
2. Invullen:
Dit is het oor.
Dit is het oog.
Dit is het hoofd.
Dit is het haar.
Dit is de mond.
3. Lezen en overschrijven:
het gezicht het gezicht
de neus de neus
de wenkbrauw de wenkbrauw
de wang de wang
de lip de lip
4. Invullen:
Dit is de lip.
Dit is de wang.
Dit is de neus.
Dit is de wenkbrauw.
Dit is het gezicht.
5. Kies en zet een rondje om het goede antwoord:
de lip het oor het oog
het hoofd het haar de wang
de neus de mond de kin
de wimper de kin
de wenkbrauw
de lip
het voorhoofd het oog
de mond de lip de kin
de neus het oor het oog
de mond het voorhoofd de kin
de wimper de wenkbrauw het haar
het gezicht het voorhoofd het haar
6. Invullen de of het:
het hoofd de wenkbrauw het oog het oor
de kin de lip de mond de wang
het haar de neus
7. Overschrijven en invullen:
Is dit de lip? Is dit de lip?
Ja, dit is de lip.
Is dit het oog? Is dit het oog?
Ja, dit is het oog.
Is dit het hoofd? Is dit het hoofd?
Ja, dit is het hoofd.
Is dit het oor? Is dit het oor?
Ja, dit is het oor.
8. Overschrijven en invullen:
Is dit de wang? Is dit de wang?
Nee, dit is de lip.
Is dit de mond? Is dit de mond?
Nee, dit is het haar.
Is dit het gezicht? Is dit het gezicht?
Nee, dit is het oog.
Is dit de wenkbrauw? Is dit de wenkbrauw?
Nee, dit is het voorhoofd.
9. Invullen:
Is dit de mond?
Ja, dit is de mond.
Is dit het haar?
Ja, dit is het haar.
Is dit de wang?
Nee, dit is de kin.
Is dit het voorhoofd?
Nee, dit is de neus.
Is dit het gezicht?
Ja, dit is het gezicht.
10. Zoek 5 woorden:
gkjtlipkvksneusdhlpmsngwangmdoorndubabzodmfnzwimperzndbwljfmlpvjn 1. lip
2. neus 3. wang 4. oor 5. wimper
11. Letters invullen:
de li p de wenkbr au w de w imper
de ki n het h oo fd het v oorhoofd
het haa r de n eu s het g ezicht
12. Maak de rijtjes af:
pakken wijzen leren
ik pak ik wijs ik leer
jij pakt jij wijst jij leert
hij pakt hij wijst hij leert
zij pakt zij wijst zij leert
zitten horen poetsen
ik zit ik hoor ik poets
jij zit jij hoort jij poetst
hij zit hij hoort hij poetst
zij zit zij hoort zij poetst
Correctiebladen werkbladen bij thema het lichaam: dag 2
Naam: . . .
1. Lezen en overschrijven:
het gebit het gebit
de tand de tand
de kies de kies
de schouder de schouder
de arm de arm
de elleboog de elleboog
de hand de hand
de vinger de vinger
de borst de borst
de buik de buik
2. Invullen:
Dit is de tand.
Dit is de buik.
Dit is de hand.
Dit is de kies.
Dit is het gebit.
Dit is de vinger.
Dit is de borst.
Dit is de arm.
Dit is de elleboog.
Dit is de schouder.
3. Kies en zet een rondje om het goede antwoord:
de kies het gebit de tand
de arm de hand de schouder
de vinger de buik de borst
de tong de nek de arm
de kies de heup
de buik v
de elleboog de schouder de vinger
de nek de arm de kies
de borst het gebit de keel
de schouder de nek de keel
de schouder de vinger de elleboog
4. Invullen de of het:
de tand de arm de buik de keel
de vinger de hand de schouder de elleboog
het gebit de tong
5. Geef antwoord in een zin:
Is dit de tand? Ja, dit is de tand.
Is dit de buik?
Ja, dit is de buik.
Is dit de heup?
Ja, dit is de heup.
Is dit de schouder?
Ja, dit is de schouder.
6. Geef antwoord in een zin:
Is dit de hand? Nee, dit is de hand niet.
Is dit de tong?
Nee, dit is de tong niet.
Is dit de vinger?
Nee, dit is de vinger niet.
Is dit de borst?
Nee, dit is de borst niet.
7. Geef antwoord in een zin:
Is dit de heup?
Ja, dit is de heup.
Is dit het gebit?
Ja, dit is het gebit.
Is dit de keel?
Nee, dit is de keel niet.
Is dit de elleboog?
Nee, dit is de elleboog niet.
Is dit de kies?
Ja, dit is de kies.
8. Zoek 5 woorden:
gkjtlnekvksbuikdhlpmsngtongmdondubabarmdmfnzvingerrzndbwljfmlpvse 1. nek
2. bui 3. tong 4. arm 5. vinger
9. Letters invullen:
de ne k de sch ou der de v inger
de kee l de h eu p de t ong
het gebi t de b ui k de b orst
10. Maak de rijtjes af:
kijken poetsen praten
ik kijk ik poets ik praat
jij kijkt jij poetst jij praat
hij kijkt hij poetst hij praat
zij kijkt zij poetst zij praat
wij kijken wij poetsen wij praten
jullie kijken jullie poetsen jullie praten
zij kijken zij poetsen zij praten
staan horen zijn
ik sta ik hoor ik ben
jij staat jij hoort jij bent
hij staat hij hoort hij is
zij staat zij hoort zij is
wij staan wij horen wij zijn
jullie staan jullie horen jullie zijn
zij staan zij horen zij zijn
Correctiebladen werkbladen bij thema het lichaam: dag 3
Naam: . . .
1. Lezen en overschrijven:
het been het been
de knie de knie
de voet de voet
de teen de teen
de nagel de nagel
de billen de billen
de hersenen de hersenen
het hart het hart
de rug de rug
de longen de longen
2. Invullen:
Dit is de rug.
Dit is de teen.
Dit zijn de billen.
Dit is de voet.
Dit is het hart.
Dit is de knie.
Dit is de nagel.
Dit is het been.
Dit zijn de hersenen.
Dit is de enkel.
3. Kies en zet een rondje om het goede antwoord:
de knie het been de rug
de longen de hersenen de darmen het been
de voet de teen
de billen de enkel de knie
de voet de darmen de billen
de knie de voet het been
de nagel de voet de knie
de nagel het been de enkel de darmen
de longen het hart
de knie de voet de enkel
4. Invullen de of het:
de rug de billen het been de darmen
de knie de enkel de nagel het hart
de voet de hersenen
5. Geef antwoord in een zin:
Is dit een bil? Ja, dit is een bil.
Is dit een voet?
Ja, dit is een voet
Is dit een nagel?
Ja, dit is een nagel.
Is dit een teen?
Ja, dit is een teen.
6. Geef antwoord in een zin:
Is dit een enkel? Nee, dit is geen enkel.
Is dit een rug?
Nee, dit is geen rug.
Is dit een been?
Nee, dit is geen been.
Is dit een knie?
Nee, dit is geen knie.
7. Geef antwoord in een zin:
Is dit een been?
Ja, dit is een been.
Is dit een hart?
Ja, dit is een hart.
Is dit een voet?
Nee, dit is geen voet.
Is dit een nagel?
Nee, dit is geen nagel.
Is dit een enkel?
Ja, dit is een enkel.
8. Zoek 5 woorden:
gkjtlvksbillendhlpmsnmdnagelndubabdmrugfnzrznkniedbwljfhersenenmlpv 1. billen
2. nagel 3. rug 4. knie 5. hersenen
9. Letters invullen:
de ru g de kn ie de l ongen
de enke l de v oe t de d armen
de nage l de t ee n de h ersenen
10. Invullen: jij kleurt - jullie kleuren Jij pakt - jullie pakken
Jij wijst - jullie wijzen Jij hoort - jullie horen Jij poetst - jullie poetsen Jij hebt - jullie hebben Jij leert - jullie leren Jij staat - jullie staan Jij zit - jullie zitten Jij kijkt - jullie kijken Jij ligt - jullie horen Jij praat - jullie praten Jij bent - jullie zijn
11. Invullen: wij kleuren - ik kleur Wij pakken - ik pak
Wij horen - ik hoor
Wij hebben - ik heb
Wij staan - ik sta
Wij zijn - ik ben
Wij poetsen - ik poets Wij praten - ik praat
Wij komen - ik kom
Wij kijken - ik kijk Wij wijzen - ik wijs
Wij leren - ik leer
Wij doen - ik doe
Correctiebladen werkbladen bij thema het lichaam: dag 4
Naam: . . .
1. Lezen en overschrijven:
de griep de griep
de handdoek de handdoek
de zeep de zeep
de verkoudheid de verkoudheid
de deodorant de deodorant
de tandpasta de tandpasta
de tandenborstel de tandenborstel
de hoofdpijn de hoofdpijn
de pillen de pillen
de rugpijn de rugpijn
2. Invullen:
Dit is de make-up.
Dit is de zakdoek.
Dit is de tandpasta.
Dit is de griep.
Dit is de zeep.
Dit is de verkoudheid.
Dit is de rugpijn.
Dit zijn de pillen.
Dit is de deodorant.
Dit is de tandenborstel.
3. Kies en zet een rondje om het goede antwoord:
de zeep de pillen de griep
de hoofdpijn de zakdoek de make-up
de verkoudheid de hoofdpijn de rugpijn
de zeep de pillen de deodorant
de handdoek de zakdoek de tandpasta
de deodorant de tandenborstel de tandpasta de pillen
de zeep de zakdoek
de rugpijn de hoofdpijn de verkoudheid
de tandpasta de tandenborstel de griep
de griep de pillen de zeep
4. Invullen de of het:
de griep de deodorant de handdoek de verkoudheid
de hoofdpijn de tandpasta de zeep de make-up
de zakdoek de tandenborstel
5. Geef antwoord in een zin:
Is dit een zakdoek?
Nee, dit is geen zakdoek.
Nee, dit zijn de pillen.
Is dit de tandenborstel?
Ja, dit is de tandenborstel.
Is dit de tandpasta?
Nee, dit is de tandpasta niet.
Nee, dit is de deodorant.
Is dit een handdoek?
Ja, dit is een handdoek.
Heb jij rugpijn?
Ja, ik heb rugpijn.
Is dit griep?
Nee, dit is geen griep.
Nee, dit is hoofdpijn.
Is dit de zeep?
Nee, dit is de zeep niet.
Nee, dit is de handdoek.
Is dit de zakdoek?
Ja, dit is de zakdoek.
Zijn dit de pillen?
Ja, dit zijn de pillen.
Is dit de verkoudheid?
Nee, dit is de verkoudheid niet.
Nee, dit is de griep.
6. Zoek 5 woorden:
griepkjtlvkzeepsdhlptandpastamsnmlndpillenubbdfnzrznzakdoekedbwljfnmlpv 1. griep
2. zeep 3. tandpasta 4. pillen 5. zakdoek
7. Letters invullen:
de zee p de d eo dorant de t andenborstel
de zakdoe k de gr ie p de p illen
de buikpij n de verk ou dheid de m ake-up
8. Invullen:
horen Hij hoort met zijn oor.
zijn Ik ben ziek.
praten met Zij praat met haar mond.
pakken Ik pak de zeep.
poetsen Jij poetst het gebit.
kijken naar Hij kijkt naar de vinger.
zijn De tandpasta is op de tandenborstel.
pakken Jullie pakken de zakdoek.
zitten Ik zit op mijn billen.
staan Hij staat op zijn handen.
zijn De darmen zijn in de buik.
hebben Jij hebt oorpijn.
wijzen naar Jij wijst naar de handdoek.
leren Zij leert niet, zij heeft hoofdpijn.
zitten De tanden zitten in de mond.