Buiten Spelen in Oosterhout
Beleidsnota – Actualisatie 2016
Colofon
Titel Buiten spelen in Oosterhout, Beleidsnota – actualisatie 2016 Auteur Ir. A. Stobbe (Speelplan)
In opdracht van Gemeente Oosterhout Projectleider Ing. M. Kuijsten Uitgave Speelplan BV
Transistorstraat 53b
1322 CK Almere
036 5236127
Almere, juni 2016
Buiten Spelen
Mijn hoofd zit vol gedachten Vol geluiden, geuren, kleuren
Ik niet langer wachten Wil naar buiten door die deuren
Ik wil vliegen, springen, spelen Fantaseren en bewegen
Al mijn ideeën delen En rennen in de regen
Ik wil de aarde bestuderen Met onbedekte handen En in plaats van woordjes leren
Wil ik reizen door alle landen
Maar juf wil dat ik stil zit Met mijn handen op mijn schoot
Ik kan het niet en val Ik schaam me en word rood
Juf die schrikt ervan Ze troost me en ze zegt ,,Kom, we gaan naar buiten Want van buiten spelen leer je echt”
Ze pakt mijn hand en wenkt De hele klas mag mee We gaan vanmiddag spelen
Op blote voeten bij de zee
Carola de Koning
Inhoud
1. Inleiding
1.1. Aanleiding ... 5
1.2. Leeswijzer ... 6
1.3. Bijlagen ... 6
1.4. Samenvatting ... 7
2. Uitgangspunten voor speelruimte 2.1. Spelen in de woonomgeving ... 8
2.2. Belang van buitenspel en ontmoeting ... 10
2.3. Wettelijk kader ... 11
2.4. Indeling naar leeftijd ... 11
2.5. Extra aandacht voor bijzondere doelgroepen ... 13
2.6. Indeling naar omvang en bereik ... 15
3. Analyse speelruimte 3.1. Demografie ... 17
3.2. Analyse formele en informele speelruimte ... 19
3.3. Vergelijking met andere gemeentes ... 24
3.4. Analyse participatie ... 25
3.5. Conclusie analyse speelruimte ... 28
4. Visie op speelruimte in Oosterhout 4.1. Evaluatie beleidsnota 2007 ... 30
4.2. Trends in speelruimte ... 32
4.3. Doel en randvoorwaarden geactualiseerde beleidsnota (2016) ... 32
4.4. Scenario’s voor uitvoering ... 32
4.5. Scenario’s vergeleken ... 40
4.6. Aanbevolen uitvoeringsmodel ... 40
Literatuurlijst ... 41
Bijlagen ... 42
1. Inleiding
Aanleiding
In 2007 is de nota “Buiten spelen in Oosterhout” vastgesteld. Naar aanleiding van deze nota is in de periode 2008‐2010 het verbeterproject Buitenspelen uitgevoerd. De speelvoorzieningen in de stad waren gedateerd, onevenredig verdeeld en achterstallig in onderhoud. Daarom zijn spreidingskaarten opgesteld, zijn speelplekken gesaneerd en andere opgeknapt. Sinds 2011 bevindt spelen zich in een normale beheercyclus. Het huidige beheer is gebaseerd op instandhouding van de bestaande situatie c.q. speelwaarde.
In 2011 is een financiële doorkijk gemaakt naar de periode 2011‐2016 op basis waarvan het vervangingsbudget voor instandhouding is bepaald. In 2016 is in de meerjarenplanning ook een doorkijk gemaakt naar de periode 2017‐2026. Hieruit blijkt dat in deze periode, uitgaande van instandhouding een structureel hoger vervangings‐ en renovatiebudget nodig is.
In het coalitieakkoord 2014‐2018 is daarnaast het volgende opgenomen:
“Speelvoorzieningen, bedoeld voor de jeugd vanaf 4 jaar, zouden zo moeten worden ingericht dat ze kunnen meegroeien met de veranderende bevolkingssamenstelling (en dus behoefte) van een wijk. Dit betekent dat er voor oudere kinderen uitdagendere speelvoorzieningen komen.”
Uitdagendere speelvoorzieningen vragen in de regel een grotere investering dan op basis van de meerjarenplanning momenteel per plek aan vervangings‐ en renovatiebudget beschikbaar is. Ook zijn er vanuit de samenleving (o.a. het Gehandicaptenplatform Oosterhout, jongeren, bewonersinitiatieven) wensen uitgesproken met betrekking de speel‐ en sportruimte in de gemeente. Om hieraan tegemoet te komen is eveneens aanvullend budget nodig.
Vanwege het benodigde verhoging van het vervangings‐ en renovatiebudget, de ambitie die is neergelegd in het coalitieakkoord en de wensen uit de samenleving is dit het moment om het bestaande beleid te evalueren en tegen het licht te houden. Dat is deze geactualiseerde nota.
Leeswijzer
De geactualiseerde beleidsnota Buiten Spelen is opgebouwd aan de hand van drie delen:
Uitgangspunten voor speelruimte
In hoofdstuk 2 worden de uitgangspunten benoemd en gehanteerde termen gedefinieerd. Een deel van de uitgangspunten is afkomstig uit de beleidsnota van 2007. Voor een belangrijk deel zijn deze uitgangspunten ook geactualiseerd aan de hand van nieuwe inzichten en wensen.
Analyse speelruimte
Het tweede deel wordt gevormd door de bevindingen uit de analyse van het aanbod van en de vraag naar speelruimte. Met een rondgang door alle buurten is de bespeelbaarheid van de openbare ruimte en de kwaliteit van de formele speelplekken beoordeeld. De bevindingen hiervan zijn opgenomen in het aanvullende rapport “Fotoboek Oosterhout”.
Door middel van een uitgebreid participatietraject is daarnaast ook intensief met bewoners en ketenpartners gekeken naar het huidige aanbod en de vraag op het gebied van speelruimte.
Dit is beeld gebracht door middel van een online enquête, wijkwandelingen met kinderen, een jongeren‐ en een ketenpartneroverleg en diverse interviews met externe partijen als scholen en sportverenigingen. De bevindingen en een uitgebreidere beschrijving van de methodiek zijn opgenomen in het aanvullende rapport “Participatierapport Oosterhout”.
Visie op speelruimte
In het derde deel worden de uitgangspunten en bevindingen uit de analyse vertaald naar een visie voor het spelen en spelend sporten in de gemeente. Hierbij worden de daarvoor benodigde randvoorwaarden voor het te voeren beleid benoemd. Voor de uitvoering van de visie wordt gekeken naar de volgende drie scenario’s:
Taakstellend budget
Handhaving bestaand areaal
Ambitie en wensen maatgevend
Op basis van de financiële consequenties, uitvoerbaarheid en de gevolgen met betrekking tot speelwaarde, dekking en kwaliteit van de speelruimte is één scenario verder uitgewerkt als aanbevolen model voor het te voeren speelruimtebeleid.
Bijlagen
Naast de aanvullende rapporten “Fotoboek Oosterhout” en “Participatierapport Oosterhout”
zijn in dit document enkele bijlagen opgenomen:
Kaartmateriaal huidige aanbod en dekking
Kaartmateriaal visie en aanbevolen uitvoeringsmodel
Referentiebeelden voor speelruimte
Samenvatting
Het belang van buitenspelen voor de motorische en sociale ontwikkeling en de gezondheid van een kind werd al onderstreept in de oorspronkelijke beleidsnota van 2007. Vandaag de dag zijn deze aspecten nog altijd actueel. Daardoor blijft de gemeente zich inzetten voor goede, uitdagende en diverse speelruimte in de woonbuurten en kerkdorpen in Oosterhout.
Anno 2016 kent Oosterhout een goed bespeelbare openbare ruimte. Er is duidelijk aandacht voor het spelende kind in de woonomgeving en een voldoende ruim aanbod van door de gemeente aangelegde speelplekken. Dit aanbod is echter niet evenredig verdeeld over de gehele gemeente. Ook is de uitdaging op vooral de kleinere locaties beperkt en worden vooral de oudere kinderen (doelgroep 10‐14 jarigen) niet in elke wijk even goed voorzien. Daarnaast kan de diversiteit van de speelvoorzieningen beter. Het huidige aanbod bestaat vooral uit traditioneel ingerichte speelplekken met speel‐ of sporttoestellen, met slechts beperkte aandacht en integratie van het openbare groen of aanvullende speelaanleidingen.
Bovengenoemde constateringen, op basis van een rondgang door de wijken, worden bevestigd door een uitgebreid participatietraject. De hoeveelheid (kwantiteit) van de speelplekken wordt zeker gewaardeerd, maar de speelwaarde, uitdaging en diversiteit (kwaliteit) kan beter. Dit geldt ook voor de mogelijkheden van jongeren om spelend te sporten en kinderen met een beperking om samen met vrienden in de buurt te spelen. Gebruikers en ketenpartners gaven daarnaast aan graag samen te willen werken om mooie speelruimte te realiseren. Dit kan door hen te betrekken bij het opstellen van een inrichtingsvoorstel, maar ook door wensen en verbeterpunten uit de online vragenlijst, de wijkwandelingen, de jongerenbijeenkomst of het ketenpartneroverleg te verwezenlijken in de vorm van impulsen op strategische locaties.
Om het huidige areaal speelvoorzieningen in stand te houden is in de periode 2017‐2026 een structurele verhoging van het vervangingsbudget nodig van € 83.000,‐ naar € 238.000,‐/jaar.
Om ook de wensen en ambities vanuit de geactualiseerde beleidsnota te realiseren, is daarnaast een extra investering nodig van in totaal € 520.000,‐. Er zijn verschillende scenario’s om met zowel deze financiële kaders als de gewenste verbeteringen en ambities om te gaan.
Naast het toevoegen van impulsen is het bijvoorbeeld mogelijk om ook, binnen de uitgangspunten van deze beleidsnota, formele speelplekken om te vormen naar bespeelbare openbare ruimte zonder toestellen. Door op deze plekken natuurlijke of juist stedelijke speelaanleidingen toe te passen is het mogelijk om zonder kostbare speeltoestellen de diversiteit van de speelruimte te vergroten en andere speelvormen aan te bieden.
Uitgaande van de gewenste dekking en doelgroepenspreiding komen 30 van de 126 speelplekken in aanmerking voor omvorming. Dit levert ruimte in het vervangingsbudget op om gewenste impulsen uit te voeren op het gebied van spelend sporten, toegankelijke speelruimte voor kinderen met een beperking, meer natuurlijke speelplekken en uitdagende plekken voor de hele buurt. Aanbevolen wordt om in de periode 2017‐2026 in te zetten in beide trajecten (omvorming en impulsen) om zodoende de speelruimte in zijn geheel naar een hoger niveau te ontwikkelen waarbij elk kind van 0‐19 jaar, ongeacht beperking de
mogelijkheid heeft en uitgedaagd wordt om hiervan gebruik te maken.
2. Uitgangspunten voor speelruimte
Spelen in de woonomgeving
Kinderen zijn voor buitenspelen vooral aangewezen op de directe woonomgeving, waar zij hun spel niet beperken tot de officieel aangeduide speelplekken. Kinderen spelen overal. Spelen kent geen begin en geen einde en is als zodanig ook niet plaats gebonden. Een kind kan spelen terwijl hij/zij op weg is naar school, de sportclub, de bibliotheek, de winkel of op weg naar een vriendje of vriendinnetje.
In de ene omgeving komen kinderen gemakkelijker tot spelen dan in een andere omgeving, maar kinderen laten zich nauwelijks beperken door regels of verboden. De straat, het trottoir, onder een carport, in parken, op speelplekken en in speeltuinen, op pleinen, in winkelcentra, onder een viaduct; kinderen zien de hele woonomgeving als speelruimte. Voor een kindvriendelijke inrichting van de woonomgeving is het daarom belangrijk om aandacht te schenken aan de totale woonomgeving; de informele speelruimte en de formele speelplekken.
Informele speelruimte
Informele speelruimte is de ruimte die kinderen kunnen gebruiken om te spelen, maar die daarvoor niet speciaal is bedoeld of ontworpen. Het gaat hierbij om locaties als brede stoepen, pleinen, verkeersluwe straten, parken en bermen. Ook gaat het om (al dan niet bewuste) speelaanleidingen die terugkomen in de openbare ruimte, zoals een kei, bosjes, reliëf, een boomstam of juist speelse bestrating op een pleintje. Dergelijke elementen kunnen dienen als ankerpunten en ontmoetingsplekken in de informele speelruimte1 maar wijzen andere gebruikers van de openbare ruimte ook erop dat er gespeeld kan en mag worden.
Voorbeelden van informele speelaanleidingen in Oosterhout
Een gemeente die veel en goede informele speelruimte heeft, geeft kinderen de gelegenheid om het publieke domein als geheel te gebruiken. Dit is van belang voor de participatie van kinderen in de samenleving. Zij worden niet afgezonderd op speciaal voor hen ingerichte speelplekken maar nemen deel in het verkeer en gebruik van de stad of het dorp. Kinderen komen hierdoor in contact met allerlei aspecten van de openbare ruimte. De multifunctionaliteit van informele speelruimte draagt zo bij aan de cognitieve en sociale ontwikkeling.
1 Karsten, L., Kuiper, E., & Reubsaet, H. (2001). Van de straat?: de relatie jeugd en openbare ruimte verkend. Assen: Uitgeverij Van Gorcum.
Of de informele ruimte veilig door kinderen gebruikt kan en mag worden om te spelen hangt van een aantal factoren af. Fysieke factoren zijn hierbij van belang, zoals het type bebouwing (villawijk, rijwoningen, grote tuinen, centrum‐stedelijk), de beschikbare vrije ruimte, de verkeerstructuur en rol en de invulling van het openbaar groen. Maar ook niet‐fysieke factoren, zoals de mate van sociale controle, de demografische opbouw van een buurt en de culturele achtergrond spelen hier een rol. Een veilige informele speelruimte kan kinderen routes bieden naar locaties die zij vaak bezoeken.
De kwaliteit van de informele speelruimte komt tot uiting door de aanwezigheid van:
aantrekkelijk en toegankelijk openbaar groen
speelse of bespeelbare verharding
veilig en bespeelbaar water
objecten of elementen die aanleiding geven tot spelen
veilige routes naar speelplekken
Formele speelplek
De formele speelplekken zijn de locaties die specifiek zijn aangewezen en ingericht voor spel en/of sport. Het zijn plekken die gereserveerd zijn voor kinderen om veilig samen te komen en te spelen. Zeker in een wijk waarin de informele speelruimte beperkt is door intensieve bebouwing of een dominante rol voor de auto, is goede formele speelruimte van belang. Goed ingerichte, diverse en zorgvuldig verspreide formele speelplekken als aanvulling op de informele speelruimte dagen kinderen uit om gebruik te maken van de gehele woonomgeving, hun eigen buurt te ontdekken en kennis te maken met andere kinderen. Hierdoor vinden meer ontmoetingen (ook tussen ouders) en uitwisseling plaats in de buurt.
Uit onderzoek2 blijkt dat een speelplek met speeltoestellen kinderen aantrekt. Er wordt meer gespeeld dan op een open speelveld zonder speeltoestellen, al zorgen juist de open speelvelden voor een grotere invloed op lichamelijke activiteit. Om beweging te stimuleren, is het belangrijk dat speelplekken ontworpen worden met een gevarieerd en veelomvattend aanbod. Het gaat daarbij dus niet alleen om het plaatsen van zoveel mogelijk toestellen, maar juist ook om het faciliteren van vrij spel en samenspel door te voorzien in voldoende open ruimte en bijvoorbeeld verstopplekken. Een formele speelplek kan ook fungeren als
‘totempaal’3. Wanneer een speelplek ruim, centraal gelegen en bereikbaar is, heeft deze plek aantrekkingskracht op de kinderen. Hier zijn bijna altijd kinderen, hier spreekt men af en van hieruit trekt men verder. Uit onderzoek van Farley en Karsten blijkt dan ook het belang van formele speelplekken in de woonomgeving naast de informele speelruimte.
Bij de inrichting van formele speelplekken moeten speelfuncties en –mogelijkheden worden afgestemd op de beoogde doelgroep en de verschillende ontwikkelingsfases die daarbij horen (paragraaf 2.4). Dit betekent ook dat niet elke locatie geschikt is voor elke doelgroep of type
2 Farley, L. et al. (2008) Where do the children play? The influence of playground equipment on physical activity of children in free play. In:
Journal of Physical activity and health. 2008:5 pp 319‐321.
3 Karsten, L. (2002) Oases in het beton, aandachtspunten voor een jeugdvriendelijke ruimte. Assen: Koninklijke van Gorcum.
spel. Zo hebben kinderen naarmate ze ouder worden meer ruimte nodig en vraagt het spel voor hele jonge kinderen juist om kleinere, beschutte plekken.
De kwaliteit van formele speelruimte komt tot uiting in de volgende criteria:
voldoende diversiteit ten opzichte van elkaar (doelgroepen, vormgeving, speelfuncties)
goede situering (ligging, zichtbaarheid, omvang, beschutting, toegankelijkheid)
aantrekkelijke vormgeving (thematiek, kleurgebruik, niveauverschillen)
voldoende speelwaarde voor de beoogde doelgroep (speelfuncties, vrije ruimte, variatie)
goed onderhoud en zichtbare betrokkenheid van gebruikers
Belang van buitenspel en ontmoeting
De gemeente Oosterhout streeft ernaar een aantrekkelijke familiestad te zijn, in de nota van 2007 werd zodoende ook het belang van kwalitatief goede speelruimte onderstreept.
Speelruimte die kinderen van jong tot oud stimuleert om meer te bewegen, meer te ravotten en ook meer te ontmoeten. Speelruimte moest, zo werd in 2007 geconstateerd, ook weer een feest worden waarbij de gemeente vooral ook niet teveel regels moet opleggen omdat, zo werd geconcludeerd, het avontuur van spelen al teveel werd “doodgeregeld” door allerhande regelgeving, veiligheidseisen en “netheidszin”. Hierdoor wordt de fantasie en uitdaging voor kinderen te veel werd gesmoord en steken verveling, afkeer en vandalisme de kop op.
Bovenstaande passage is nog altijd van toepassing in 2016. Het belang van buitenspelen en daarbij behorende goed passende, diverse speelruimte zonder onnodig veel regels wordt ook in deze geactualiseerde nota benadrukt.
Spelen zelf is voor de ontwikkeling van kinderen van groot belang. Door te spelen ontwikkelen kinderen motorische, cognitieve, sociale, creatieve en emotionele vaardigheden die belangrijk zijn om deel te nemen aan de samenleving. Buitenspelen is gezond, versterkt het immuunsysteem op jonge leeftijd, dringt overgewicht bij kinderen terug, draagt bij aan de sociale contacten in de buurt en biedt spelmogelijkheden die binnen niet mogelijk zijn. Het is niet voor niets dat de overheid daarom al decennia lang een rol speelt in het voorzien van voldoende en aantrekkelijke, veilige speelplekken.
Aantrekkelijke en bespeelbare buitenruimte als het Slotbossetorenpark draagt bij aan een positieve beleving en stimuleert beweging, ontmoeting en samenspel.
Buitenspelen is niet alleen goed voor de ontwikkeling van kinderen en jongeren. Voldoende en aantrekkelijke speelruimte is tevens goed voor de positieve beleving en leefbaarheid van een wijk en de sociale integratie van haar bewoners. Vooral jonge kinderen spelen veelal onder toezicht van hun (groot)ouders waardoor ook zij, mits de voorzieningen daarvoor aanwezig zijn, met elkaar in contact komen. Oudere kinderen kunnen goed ingerichte speelplekken of trapveldjes gebruiken als ontmoetingsplek om na schooltijd af te spreken, samen lekker buiten te spelen of op ontdekkingstocht te gaan. Hiermee krijgen speelplekken ook een belangrijke ontmoetingsfunctie. Hoe beter deze ontmoetingsfunctie wordt gefaciliteerd en gestimuleerd, hoe beter de speelplekken worden gebruikt.
Wettelijk kader
Er bestaat geen wettelijke verplichting voor gemeentes om speelplekken aan te leggen.
Buitenspelen zelf is wel (en niet voor niets) een recht! Jeugdigen hebben net als volwassenen behoefte aan en recht op mogelijkheden om zich te ontspannen en te recreëren. Dit recht is vastgelegd in artikel 31 van het Internationale Verdrag voor De Rechten van het Kind, dat in 1995 door de Nederlandse overheid is geratificeerd.
Het wordt aanbevolen formele speelplekken aan te leggen om buitenspelen te faciliteren en te stimuleren. De wijze waarop hierin wordt voorzien mag elke gemeente zelf invullen. Voor de inrichting van de formele speelplekken is wel specifieke wetgeving vastgesteld in de vorm van het Warenwetbesluit attractie‐ en speeltoestellen (WAS). Alle producenten, importeurs, keurders, verkopers, installateurs, beheerders en inspecteurs moeten zich hieraan houden.
In het WAS staat dat speelplekken en dus ook de toestellen veilig moeten zijn; bij plaatsing, maar uiteraard ook in beheer. In het WAS wordt hierbij verwezen naar de Europese normen voor speeltoestellen (o.a. EN 1176). Als een toestel hieraan voldoet, wordt verondersteld dat het toestel veilig is. Het is niet verplicht om aan de normen te voldoen. Een producent kan ook via bijvoorbeeld een risicoanalyse voldoen aan het vereiste veiligheidsniveau. Nieuwe toestellen moeten daarom altijd door een aangewezen keuringsinstantie (AKI) gekeurd worden. Meestal betreft dit een zogenaamde typekeuring voor toestellen die in serie geproduceerd worden maar ook voor toestellen waarvan maar één exemplaar wordt gemaakt (bijvoorbeeld bij zelfbouw) is het nodig om een (stuks)keuring te ondergaan.
Na plaatsing moeten speeltoestellen en speelplekken goed onderhouden en regelmatig geïnspecteerd worden om te zorgen dat aan het veiligheidsniveau wordt voldaan. Ook moet voor elke speelplek en elk speeltoestel een registratie bijgehouden worden van het onderhoud en de inspecties, maar ook van bijvoorbeeld ongevallen.
Indeling naar leeftijd
In deze actualisatie van de beleidsnota wordt een nieuwe indeling van leeftijdscategorieën gehanteerd. Het doel van het gebruik van deze nieuwe categorieën is om de speelruimte beter op de wensen van de doelgroep aan te laten sluiten. Uit onderzoek van Jantje Beton en TNS NIPO (Snel, 2011) blijkt vooral rondom de leeftijd van 10 jaar een verandering in behoeftes
plaats te vinden, waarbij het regelspel meer plaatsmaakt voor vrij spel en sport. Een overzicht van de verschillende leeftijdsgroepen en bijbehorende inrichtingsbehoefte is te vinden in de onderstaande tabel:
Leeftijd Speelkwaliteit Inrichting formele speelruimte 0 t/m 4
jaar
ontdekken en exploreren van ruimtes, materialen en vaardigheden; rollenspel en fantasiespel
kleine, gemakkelijk toegankelijke speeltoestellen;
zand en water; kleurgebruik; beschutting en zitmogelijkheden voor ouders/begeleiders 5 t/m 9
jaar
samenspel, regelspel en balspelen gevarieerder en wilder bewegingsspel ontdekking en grensverlegging
toestellen die samenspel stimuleren; klimmen, schommelen; hogere glijbanen; open en besloten ruimtes, verhard en onverhard
10 t/m 14 jaar
samenspel, ontmoeting, creatie en sport competitiever, opzoeken risico’s en onderzoekend spelgedrag, minder regelspel
trapveldje en andere sportplekken; fysiek uitdagende toestellen, minder gedefinieerd om zelf spel te ontwikkelen; natuurlijke, avontuurlijke inrichting om vorm te geven aan de speelruimte 15 t/m
19 jaar
ontmoeting en sport, uitrusten en chillen; vrijetijdsbesteding met sterke sociale waarde; fysieke grensverlegging
voetbalveld, skatepark, basketbalveld, fietscross, freerunning, bootcamp, al dan niet in combinatie met ontmoetingsplek
Tabel 1 ‐ Speelkwaliteit en inrichting speelruimte per leeftijdscategorie
Leeftijdscategorie 0‐4 jaar
De jongste doelgroep maakt niet zelfstandig gebruik van de openbare ruimte en formele speelplekken, zij spelen doorgaans onder begeleiding of blijven in de eigen tuin. Kinderen in deze leeftijdscategorie spelen meer alleen dan samen, waardoor een formele speelplek als ontmoetingsplek minder belangrijk is voor deze groep. Een goed bespeelbare openbare ruimte (brede stoep, plantsoen, speelse verharding) dicht bij huis is wel wenselijk. 0‐4 jarigen hebben niet per definitie toestellen nodig om te spelen. Het is dus niet nodig formele speelplekken exclusief voor deze doelgroep aan te leggen.
Leeftijdscategorie 5‐9 jaar
De leeftijdscategorie van 5‐9 jaar maakt het meeste gebruik van de formele speelplek. Voor de ontwikkeling heeft deze groep toestellen nodig om te spelen en fysiek uitgedaagd te worden.
Juist voor deze doelgroep is het spelen op een veilige speelplek belangrijk: de speelplek is een ankerpunt, waar je andere kinderen kunt ontmoeten en daarna samen op de speelplek of in de buurt kan spelen. Voor deze groep is een goede spreiding van speelplekken essentieel. Het aanleggen van één speelplek in een verzorgingsgebied met een actieradius van 300 meter rondom deze plek is voldoende4, mits de openbare ruimte goed bespeelbaar is en de speelplek veilig kan worden bereikt. Voor deze doelgroep dienen barrières in kaart te worden gebracht om zodoende een beeld te krijgen van hun bewegingsruimte.
4 Verwer, D. (1986). Het speelruimteplan: instrument voor gemeentelijk beleid. Een handreiking aan bewoners en gemeenten. Rotterdam:
Stichting Ruimte.
Leeftijdscategorie 10‐14 jaar
De leeftijdscategorie van 10‐14 jaar is zelfstandiger. Hun bewegingsruimte is veel groter dan de jongere doelgroepen en zij zullen, mits speelruimte goed verspreid en divers is ingericht, gebruik maken van meerdere plekken binnen en buiten de buurt. Formele speelplekken voor deze doelgroep hebben een verzorgingsgebied binnen grote barrières. Deze doelgroep heeft ten opzichte van de jongere doelgroepen meer ruimte nodig voor fysieke en sportieve uitdaging, avontuur en ontmoeting. Deze uitdaging kan worden gerealiseerd in de vorm van uitdagende speel‐ en sporttoestellen en/of natuurlijke, avontuurlijke (informele) speelruimte.
Leeftijdscategorie 15‐19 jaar
Deze groep heeft behoefte aan aantal aantrekkelijke ontmoetingsplekken met uitdaging in sport. Deze doelgroep is erg mobiel en verplaatst zich met gemak door de hele gemeente. Het is voor deze doelgroep dan ook niet relevant om op buurtniveau te voorzien in formele plekken, wel is het van belang dat rekening gehouden wordt met de aanwezigheid en behoefte van deze doelgroep om bijvoorbeeld te sporten en ontmoeten op formele plekken er dienen dus voldoende mogelijkheden te zijn, verspreid over de gemeente waar deze doelgroep zich kan vermaken, al dan niet in combinatie met actieve programmering. Ook informele ontmoetingsplekken zijn voor deze groep van belang.
Extra aandacht voor bijzondere doelgroepen
Een aantal doelgroepen verdient extra aandacht in de analyse en op te stellen visie. Daarom is tijdens het onderzoek gesproken met organisaties als het Gehandicaptenplatform Oosterhout (GPO), Oosterhout in Beweging (OiB) en Jongerenwerk Oosterhout en Gemeente (JONG!).
Kinderen met een beperking
Alle kinderen moeten fijn buiten kunnen spelen. Het is daarom belangrijk om ook aandacht te hebben voor kinderen met een beperking. Zowel voor kinderen met een fysieke beperking zoals een rolstoel als kinderen met een verstandelijke, visuele of auditieve beperking. Goede speelruimte moet voor hen in eerste instantie goed bereikbaar zijn. Bij voorkeur zijn er dus niet te veel hindernissen, poortjes of niveauverschillen (hoge stoepranden). Specifieke voorschriften, speelaanleidingen of tips zijn te vinden in het Wenkenblad Toegankelijkheid5 of op de site van de Speeltuinbende; een stichting die zich inzet voor toegankelijke speelplekken (www.speeltuinbendewijzer.nl).
Het uitgangspunt is dat er geen plekken exclusief worden ingericht voor kinderen met een beperking, maar dat er juist gestreefd wordt naar integratie op bestaande speelplekken. Op belangrijke, centrale plekken waar meerdere doelgroepen elkaar ontmoeten is het wenselijk dat gedacht wordt aan de toegankelijkheid voor kinderen met een beperking. Dit kan door rekening te houden met het kleurgebruik en contrasten, de keuze voor de ondergrond (bij voorkeur van vast materiaal), voorzieningen voor begeleiders/ouders aan te leggen, door de aanwezigheid van een pad door de speelplek en door te kiezen voor speelaanleidingen en speeltoestellen die ook bespeelbaar zijn voor kinderen met een beperking.
5 Wenkenblad, Informatie 2010 – 2011 Richtlijnen voor integraal toegankelijke speelvoorzieningen, NUSO.
Sporters
In 2013 is de beleidsnota Samen werken aan sporten en bewegen vastgesteld. Hierin werd de volgende algemene doelstelling opgenomen:
“Het bevorderen van sportdeelname door inwoners van Oosterhout. Dit is van belang zowel uit het oogpunt van volksgezondheid als vanuit sociaal perspectief (voorkomen maatschappelijk isolement, bevorderen integratie, tegengaan overlast).”
Vanuit de nota wordt een ontwikkeling geschetst van de terugtrekkende overheid en een belangrijkere rol voor maatschappelijke partners om initiatieven te ontwikkelen. Belangrijk is dat er voldoende ruimte beschikbaar is (taak gemeente) en dat daarop ook het sportaanbod gepromoot wordt (relevante ketenpartners). Het is belangrijk om hierbij samen te werken en elkaar te versterken waar mogelijk. In paragraaf 4.1.4. wordt hierop teruggekomen.
Tijdens de veldinventarisatie zijn openbare sportplekken in de woonomgeving meegenomen als formele speelplek. Dit zijn bijvoorbeeld de basket‐ en voetbalveldjes, fietscrossbaantjes en skatevoorzieningen. Deze plekken zijn waardevol voor een brede doelgroep (vanaf 5 jaar). En dragen in belangrijke mate bij aan de lichamelijke activiteit van kinderen, jongeren en (bij goede inrichting) zelfs volwassenen en ouderen. Om de sportdeelname te bevorderen wordt in de geactualiseerde nota expliciet gekeken naar het huidige aanbod, spreiding en diversiteit van de formele speelplekken met een sportfunctie.
Jongeren
De groep van 15‐19 jaar wordt minder geassocieerd met spelen en in relatie tot speelplekken wordt vaak gesproken over overlast. Deze groep is echter ook relevant bij de (her)inrichting van de openbare ruimte. De straat, het plein, het trapveldje maar in veel gevallen ook de speelplek fungeren als (in)formele sport‐ontmoetingsruimte. Het is belangrijk om hierop in te spelen en deze (terechte) ruimteclaim te faciliteren door de aanleg van voldoende en diverse plekken voor jongeren. Hierbij moet gelet worden op mogelijke overlast (afstand tot huizen), sociale veiligheid rondom de jongerenplek en voldoende afleiding, zitruimte of sportieve uitdaging, maar ook tolerantie van bewoners.
Of het huidige aanbod voldoet aan de behoefte is vaak lastig in te schatten en sterk afhankelijk van een bepaald tijdvak en de karakteristieken van de lokale jongerencultuur. Bij veel kleine en versplinterde groepen is het belangrijk in te zetten op veel mogelijke plekken, met voldoende variatie in inrichting (sport, ontmoeting). Bij grotere groepen die eerder overlast geven is het belangrijk dat er vooral multifunctionele plekken zijn op de juiste locaties. Door jongeren naar deze locaties te kunnen verwijzen en hen ook te betrekken bij de inrichting ervan kan de ervaren overlast in de woonbuurten zelf beperkt worden.
Indeling naar omvang en bereik
Formele speelplekken kunnen worden ingedeeld naar grootte en bereik, afhankelijk van het type locatie (omvang, ligging, beslotenheid) en het huidige aanbod op de plek. Anders dan in de nota van 2007 wordt in deze actualisatie gekeken naar drie verschillende speelplekken; de blokplek, buurtplek en wijkplek. Deze indeling is aangehouden in de analyse naar speelruimte en komt ook terug in de visie op spelen. Zo wordt meer structuur gegeven aan de spreiding van formele speelplekken.
Blokplek
De blokplek is ingericht voor direct omwonenden, vaak met een kleiner aanbod en omvang en vooral gericht op de doelgroep 5‐9 jaar. Blokplekken vormen de basis voor de dekking in het aanbod van formele speelplekken en ondersteunen de grotere, centrale locaties in de wijk.
Blokplekken liggen vaak beschut in de woonomgeving (binnenhof, plantsoen) en dicht op de woningen waardoor er goede sociale controle aanwezig is.
Blokplekken: links Distelbeemd (Dommelbergen), rechts Brandaris (West)
Buurtplek:
De Buurtplek is een centrale plek in de buurt met een belangrijke ontmoetingsfunctie en een meer uitgebreid en uitdagender aanbod. Er is vaak een combinatie van spel en sport te vinden.
De buurtplek is gericht op een bredere doelgroep van 5‐14 jaar. Een buurtplek is vrijer en meer zichtbaar gelegen in de woonomgeving. Er komen dan ook kinderen uit de hele buurt samen om te spelen en sporten.
Buurtplekken: links Luzernevlinder (Vrachelen), rechts Taxusstraat (Dorst)
Wijkplek:
Wijkplekken zijn buurtplekken die door hun onderscheidende inrichting of ligging een buurt‐
of zelfs wijkoverstijgende functie hebben. Hier wordt tenminste de doelgroep 10‐19 jaar bediend en is sprake van een uitdagend en multifunctioneel sportaanbod, al dan niet aangevuld met speeltoestellen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het Cruyff‐court en skatepark in Slotjesveld en de speel‐ en sportplek bij de Sara Burgerhartstraat. Of een buurtplek als wijkplek functioneert hangt ook af van het overige aanbod in de wijk.
Wijkplekken: links Slotjesveld (Slotjes), rechts Sara Burgerhartstraat (Vrachelen)
3. Analyse speelruimte
Demografie
In het beleidsplan van 2007 werd gesteld dat kinderen overal in de gemeente beschikking moeten hebben over speelruimte. Of er nu, zoals in Leijsenakkers, heel weinig kinderen wonen of juist heel veel zoals in Dommelbergen. In de analyse van de speelruimte wordt daarom gestreefd naar een volledige dekkingsgraad. Het blijft echter relevant om per leeftijdscategorie regelmatig een stand van zaken te maken en dit naast het huidige aanbod van speelplekken te leggen om maatwerk per buurt of speelplek te bieden voor verjongende wijken of juist buurten met een grote groep jongeren. Om een goed beeld te krijgen van de doelgroepenverdeling over de gemeente, is gekeken naar de demografische gegevens per wijk. Hierbij is gebruik gemaakt van de volgende wijkindeling:
Wijkindeling volgens de Atlas van Oosterhout (www.oosterhout.nl)
Huidige stand van zaken
In de gemeente wonen momenteel ruim 11.000 kinderen in leeftijdsgroep 0‐19 jaar (22% van het totale aantal inwoners). De volgende grafieken tonen aan dat de verschillen per wijk niet enorm zijn. Strijen en Dommelbergen zijn wijken met veel kinderen per hectare terwijl Leijsenakkers een zeer lage dichtheid kent. Vrachelen en kerkdorp Den Hout kennen relatief de meeste jeugdigen (meer dan 25% van de bevolking) terwijl in de wijken Centrum en wederom Leijsenakkers nog geen zesde deel van de bevolking jonger dan 20 jaar is. Alle andere wijken schommelen ongeveer rondom het gemiddelde waarbij het opmerkelijk is om te constateren dat in elke wijk de doelgroep 10‐14 of 15‐19 jaar het sterkst vertegenwoordigd is.
Kinddichtheid per ha. Kinderen per doelgroep in % gehele bevolking
Links: kinddichtheid per wijk in kinderen/hectare woongebied (Oosterhout‐stad). Midden: Kinderen per doelgroep in percentage van het totale aantal bewoners per wijk. Rechts: Totaal aantal 0‐19 jarigen t.o.v. wijk.
Aanbevelingen
Duidelijk is dat jongeren (10‐19 jaar) sterk vertegenwoordigd zijn in veel wijken. Dit betekent dat er over de gehele gemeente een zwaardere druk ligt op de sport‐ en buurtplekken waar deze doelgroep in de regel gebruik van maakt. Bij het ontbreken van voldoende voorzieningen en uitdaging blijkt vaak dat deze doelgroep zich vaak gaat ophouden in kleinere blokplekken wat vaak leidt tot verveling, vernielzucht en wegblijvende jongere kinderen. In het algemeen is het van belang dat in elke wijk tenminste één uitdagende speel‐ en sportfunctie aanwezig is.
Hoewel demografische afwijkingen relevant zijn voor de inrichting van speelruimte is bij de analyse van de speelruimte vooral gekeken naar de ruimtelijke situatie. Per wijk is gekeken naar de mogelijkheden, de wenselijke dekking en differentiatie binnen een wijk. Hierdoor ontstaat een algemeen dekkingsniveau dat ook in de toekomst in staat is om veranderingen in de vraag op te vangen. De huidige demografische situatie is daarnaast gelegd om te kijken of er zich grote conflicten voordoen. Voor adviezen op korte termijn kan gekeken worden naar de huidige demografische samenstelling van een buurt. Voor de latere termijn is het raadzaam het demografisch profiel te updaten om een gepaste accentverlegging te doen.
0,0% 2,0% 4,0% 6,0% 8,0% 10,0%
Oosterhout Dorst Oosteind Den Hout Oosterhout‐Stad Vrachelen Dommelbergen Oosterheide Leijsenakkers Strijen West Slotjes Centrum
0‐4 jaar 5‐9 jaar 10‐14 jaar 15‐19 jaar
12%
20%
23%
22%
16%
23%
23%
27%
22%
26%
23%
23%
22%
Analyse formele en informele speelruimte Veldinventarisatie
Om een goed beeld te krijgen van het huidige aanbod van de formele en informele speelruimte is een veldinventarisatie uitgevoerd in november 2015. Hierbij zijn alle speelplekken en wijken bezocht en beoordeeld op de genoemde criteria voor formele en informele speelruimte zoals beschreven in paragraaf 2.2 en 2.3. De resultaten van deze veldinventarisatie zijn terug te vinden in het aanvullende rapport “Fotoboek Oosterhout”.
Uitgangspunten en barrières
In bijlagen 2.1 t/m 2.7 van deze nota zijn classificatie‐ en dekkingskaarten te vinden waarop de bevindingen van de analyse zijn uitgewerkt. Bij de analyse is uitgegaan van de classificatie van formele speelplekken zoals behandeld in paragraaf 2.4 en 2.5. Hierbij is gelet op aspecten als beoogde doelgroep, het type speelplek (sport of spel, blok, buurt of wijk) en de diversiteit van de speelruimte. Bij de beoordeling van de speelplekken is gelet op de volgende zaken:
Situering in de woonomgeving (ligging, zichtbaarheid, omvang, beschutting)
Vormgeving (thematiek, kleurgebruik, niveauverschillen, voorzieningen, toegankelijkheid)
Speelwaarde (speelkwaliteit, ruimte, bespeelbaarheid, samenspel, speelaanleiding)
Onderhoudsstaat (huidige staat onderhoud, ouderdom, slijtage)
Externe invloeden (vandalisme, bewonersparticipatie)
Om de dekking te analyseren is gekeken naar een actieradius van 250 meter (afkomstig uit de beleidsnota van 2007) en een actieradius van 300 meter (gangbaar en uitgangspunt in deze geactualiseerde nota). Dit komt neer op zo’n 3 minuten wandelen. Hierbij is gekeken naar alle plekken die nu zijn ingericht voor de doelgroep van 5‐9. De focus ligt op deze doelgroep omdat juist voor deze groep formele speelplekken van belang zijn en de bewegingsvrijheid beperkt is.
De dekkingscirkels worden afgebroken bij barrières. Hierdoor wordt een realistisch beeld verkregen van de ruimtelijke (on)mogelijkheden in de buurt. Deze barrières zijn deels tijdens de veldinventarisatie in beeld gebracht en aangescherpt aan de hand van verschillende overleggen met ketenpartners en kinderen zelf. Het gaat hierbij vooral om fysieke grenzen zoals kanalen/watergangen, hoofdwegen (primair) en ontsluitingswegen (secundair).
Er is ook gekeken naar de spreiding en dekking van buurt‐ en wijkplekken die zijn ingericht voor de doelgroep van 10‐14 jaar. Hierbij zijn alleen barrières beperkend. Niet alle barrières voor de doelgroep van 5‐9 jaar gelden ook voor de doelgroep van 10‐14 jaar. Voor jongere (0‐4 jaar) en oudere (15‐19 jaar) kinderen worden geen dekkingskaarten gemaakt. Eerstgenoemden gaan immers niet zelfstandig op pad terwijl de laatstgenoemden zich niet laten ‘begrenzen’.
Naast fysieke barrières merk je dat er veel verschillende mentale barrières zijn. Deze grenzen komen vaak naar voren bij gesprekken met kinderen zelf maar zijn sterk afhankelijk per kind en leeftijd. Het betreft veelal de rafelranden van de wijken waarbij ouders beperkt toezicht hebben op hun kind en minder sociale controle is. Omdat deze niet als uniforme barrières fungeren zijn deze niet opgenomen in de kaarten.
Formele speelruimte
In de gemeente Oosterhout liggen 126 formele speel/sportplekken verspreid over de verschillende wijken. Hierbij is alleen gekeken naar plekken die in beheer zijn van de gemeente.
Plekken als de Warande, kinderboerderij MEK, natuurspeelplekken in beheer bij Staatsbosbeheer en sportverenigingen zijn hierin niet meegenomen. Met betrekking tot schoolpleinen is een beperkt aantal meegenomen waarbij omtrent het beheer en openstelling van het plein afspraken gemaakt zijn tussen de school en gemeente. Met betrekking tot de formele speelplekken kunnen de volgende conclusies getrokken worden:
Met betrekking tot de classificatie (bijlage 2.1):
Van de 126 plekken is de meerderheid ingericht of gelegen als centrale buurtplek (60%), dit is sterker in de kerkdorpen, Vrachelen en Oosterheide. In Dommelbergen zijn daarentegen meer blokplekjes dan buurtplekken te vinden.
110 van de 126 plekken zijn ingericht voor de meest relevante doelgroep van 5‐9 jaar (87%). Naarmate de kinderen ouder worden zijn er minder plekken (70 voor de doelgroep 10‐14 jaar, 32 voor de doelgroep 15‐19 jaar). Dit is niet bezwaarlijk, mits deze speelplekken goed verspreid zijn over de gemeente.
In bijna elke buurt zijn alle doelgroepen voorzien. Alleen de doelgroep 15‐19 jaar heeft vaak niet de beschikking over geschikte speel‐ of sportruimte. Dit is het geval in de wijk Leijsenakkers en in de Kastelenbuurt, de Componistenbuurt, en Vrachelen Zuidoost.
Omdat deze doelgroep niet gebonden is aan buurtgrenzen en barrières levert dit geen bezwaarlijke situaties op.
De wijk Leijsenakkers is de enige wijk zonder sportplek, wel zijn er meerdere buurten waar geen sportplek is gelegen. In totaal zijn er 105 plekken ingericht als formele speelplek tegenover 21 sportplekken. In 24 gevallen betreft het een combinatie speel‐sport. Dit zijn allemaal buurtplekken.
Met betrekking tot de beoordeling en diversiteit van de voorzieningen:
De speelplekken scoren vooral op externe invloed (bijna geen vandalisme) en op de situering van de speelplek. Dit gaat op voor bijna alle wijken, alleen Vrachelen scoort minder op het vlak situering.
De speelplekken scoren matig tot voldoende op vormgeving. Dit heeft te maken met de vaak eenvoudige, nette inrichting. In veel gevallen betreft het een ondergrond (zand) met speeltoestellen. Dit kan uitdagender en aantrekkelijker. Ook zijn veel plekken beperkt toegankelijkheid voor kinderen met een beperking.
Op speelwaarde scoren de meeste buurtplekken een voldoende tot goed (59 van de 76) met evenveel positieve als negatieve uitschieters. Verbeteringen zijn vooral te behalen op de vaak beperkte uitdaging, die vooral beperkt is voor de doelgroep van 10‐14 jaar.
Van de blokplekken scoren slechts 20 van de 50 locaties een voldoende op speelwaarde.
Vaak betreft het hier speelplekken met een eenzijdige inrichting en weinig speelaanleiding.
De huidige staat van het onderhoud scoort over het algemeen voldoende tot goed. 26 speelplekken scoren geen voldoende (21%), in veel gevallen betreft dit verouderde speelplekken. In 20 van de 26 gevallen betreft het een blokplek waar ook zichtbaar weinig gespeeld wordt (beperkte slijtage in ondervloer, verwaarloosde uitstraling).
Om de dekking te analyseren is voor de doelgroep van 5‐9 jaar gekeken naar zowel het oorspronkelijke uitgangspunt voor de actieradius van een formele speelplek van 250 meter (nota 2007) als de nu gestelde en gangbare actieradius van 300 meter. Deze verschuiving in actieradius zorgt er voor dat het bereik van een speelplek groter wordt en de dekking vollediger is. Hierdoor wordt automatisch ook de beoogde gebruikersgroep (woonachtig in een straal van 300 meter) en het belang van een goede inrichting groter. De nadruk komt immers meer te liggen op ontmoeting en het samen spelen.
Dekking speelplekken 5‐9 jaar (bijlage 2.2 en 2.4): De dekking van formele speelplekken voor de doelgroep 5‐9 jaar is momenteel goed. De kerkdorpen kennen een centrale locatie (Den Hout en Oosteind) of een serie speelplekken (Dorst) om de kern te voorzien. Gaten in de dekking zijn er in de wijk Centrum (vooral rondom het Slotpark), in de zuidwesthoek van Oosterheide (Warande) en een klein deel van Vrachelen‐Noord. Als uitgegaan wordt van een actieradius van 300 meter (bijlage 2.4) blijven deze gaten bestaan, maar is de dekking in de rest van de gemeente vrijwel volledig dekkend. Er is een groot verschil in als gekeken wordt naar Dommelbergen (vooral de Laren‐ en Beemdenbuurt) en de rest van Oosterhout. Waar elders hooguit drie speelplekken elkaar ‘overlappen’ in actieradius, kunnen kinderen in sommige buurten van Dommelbergen kiezen uit wel zeven plekken.
Hierbij zijn kleine plekjes (doelgroep 0‐4 jaar) zelfs nog buiten beschouwing gelaten.
Dekking sportplekken 5‐9 jaar (bijlage 2.3 en 2.5): Voor de doelgroep 5‐9 jaar geldt dat het sportaanbod vooral als aanvulling moet worden gezien op de formele speelplekken.
Deze doelgroep heeft vaak minder faciliteiten nodig om een balletje te trappen en speelt ook vaak andere spelvormen tijdens het buitenspelen. De dekkingkaart voor deze doelgroep toont een vergelijkbare situatie als de dekking van speelplekken. De dekking is veel lager, maar dit is voor deze doelgroep nog geen probleem. Grote gaten ontstaan echter wel in bijvoorbeeld de zone Leijsenakkers‐Centrum‐West (m.u.v. Touwbaan).
Links: de dekking van speelplekken voor de doelgroep 5‐9 jaar in de wijk Oosterheide. Rechts: de dekking van sportplekken voor de doelgroep 5‐9 jaar in dezelfde wijk. De zwarte cirkels betreffen de niet‐relevante plekken voor deze doelgroep en dekkingskaart, aan de hand van de rode lijnen zijn de barrières voor deze doelgroep aangegeven.
Dekking speelplekken 10‐14 jaar (kaartbijlage 2.6): De doelgroep 10‐14 jaar hangt steeds minder aan de formele speelplek en maakt vooral gebruik van de sportplekken in de wijk.
Hierbij is niet gekeken naar een actieradius maar zijn alleen de barrières kaderstellend.
Deze doelgroep haalt zijn speelwaarde op buurt‐ of wijkplekken met daarop toestellen of aanleidingen met meer uitdaging en mogelijkheden tot samenspel. De wijken West, Centrum, de buurt Slotjes‐Oost, Markant, kerkdorp Oosteind en in mindere mate Dorst missen een uitdagende speelplek voor de hele buurt. Ook in andere wijken en buurten is het aanbod beperkt. Deze doelgroep is in bijna alle wijken het sterkst vertegenwoordigd.
Het is van belang hier (bij herinrichting) zeker aandacht aan te besteden.
Dekking sportplekken 10‐14 jaar (kaartbijlage 2.7): Belangrijk voor de doelgroep 10‐14 jaar zijn de sportplekken. De dekkingskaart toont een goede spreiding van voorzieningen in Oosterhout‐Stad en de kerkdorpen maar wederom gaten in de wijken Centrum en Leijsenakkers terwijl ook in Vrachelen Zuidoost sportmogelijkheden ontbreken. Vooral in Oosterheide (oostkant) is er sprake van een divers sportaanbod met zowel skate, basketbal en voetbal. Ook Vrachelen‐Noord en Slotjes‐Midden kennen voldoende sportplekken.
Informele speelruimte
De kwantiteit en kwaliteit van de informele speelruimte verschilt per wijk en kern. Bij een goede informele bespeelbaarheid is de behoefte aan formele speelplekken lager. Buurten die slecht informeel bespeelbaar zijn hebben goede formele speelplekken nodig of aanpassingen in de openbare ruimte.
Tijdens de veldinventarisatie is naast de formele speelplekken ook gekeken naar de bespeelbaarheid van de gehele openbare ruimte. Foto’s van goede of juist zwakke informele speelruimte is per wijk terug te vinden in het fotoboek speelruimte. Hierbij is gekeken naar de volgende vijf thema’s:
aantrekkelijk en toegankelijk groen
speelse of bespeelbare verharding
veilig en bespeelbaar water
toepassing van speelaanleidingen
veilige routes naar speelplekken
In veel gevallen is een wijk te divers om één beoordeling voor de hele wijk toe te passen.
Algemeen kan gesteld worden dat de informele bespeelbaarheid goed is in Oosterhout. Binnen de woonbuurten kun je prima spelen op straat en er is relatief veel openbare ruimte beschikbaar die ook vaak kindvriendelijk is ingericht. Een goed voorbeeld is bijvoorbeeld de omgang met de watergangen in Dommelbergen. Vrijwel alle oevers zijn flauw en open, met op verschillende plekken kleine sluisjes die door veel kinderen ook gebruikt worden als alternatief voor de brug. In Centrum en Slotjes zijn de straten drukker, terwijl ook in Vrachelen de auto dominanter aanwezig is dan in andere wijken. Dit wordt echter in beide gebieden goed gemaakt door grote autovrije gebieden.
In Den Hout, Dorst en de Kastelenbuurt in Strijen zijn de speelplekken onderdeel van grotere autovrije speelgebieden, in Dommelbergen is het vaak daarentegen meer zoeken naar de speelplekken die ook meer afgeschermd bij de woningen gelegen zijn. Er zijn meerdere fraaie en onderscheidende informele speelgebieden zoals het Slotbossetorenpark (Dommelbergen), Lukwelpark (Slotjes) en Slotpark (Centrum/Slotjes) maar ook nabij Vrachelen biedt de Vrachelse Heide een fraaie, bespeelbare aanvulling op het formele aanbod. Iets kleiner in omvang, maar daarmee toch zeer waardevol zijn de dijkranden in Vrachelen en rondom Kanaleneiland maar ook de ‘jungle’ in de Vogelbuurt in Strijen of de groene rand bij de Schildersbuurt.
Toegankelijkheid voor kinderen met een beperking
Tijdens de veldinventarisatie is specifiek gelet op de speelmogelijkheden voor kinderen met een beperking. Duidelijk werd dat er geen specifieke maatregelen genomen zijn voor deze doelgroep. Er zijn geen aangepaste speeltoestellen te vinden en ook op centrale locaties zijn geen vaste ondergronden toegepast. Wel zijn er meerdere nestschommels toegepast, maar deze staan zonder uitzondering op een ondergrond van zand.
Ook in de verdere inrichting zijn geen bijzondere ingrepen of speelaanleidingen toegepast. De openbare schoolpleinen (o.a. Paulo Freire, de Wissel, Touwbaan) zijn daarin wel uitzondering met heuveltjes in de verharding, pleinspelen en voldoende verharde open ruimte. Daarnaast zijn deze plekken ook goed toegankelijk. Op veel plekken zorgen fietssluisjes (dubbele hekjes) voor een beperkte toegankelijkheid voor bijvoorbeeld kinderen in een rolstoel.
Maatregelen die de toegankelijkheid beperken op Bosboomplantsoen (links), Marselaar (midden) en Pallieterplein
Aanbevelingen
Uit de analyse van de speelruimte blijkt dat Oosterhout een ruim aanbod formele speelplekken heeft. In verschillende wijken is eerder een overschot aan (kleine) blokplekken (Larenbuurt, Beemdenbuurt, Kastelenbuurt) terwijl in andere buurten het aanbod minimaal is. Ook is de kwaliteit (vooral van de kleinere blokplekken) vaak beperkt. Aanbevolen wordt daarom de dekking van formele speelplekken te verhogen in wijken als Centrum, West en Leijsenakkers en de kwaliteit van de formele speelplekken te verhogen door impulsen of het concentreren van formele locaties. Ook kan de diversiteit tussen de speelplekken beter waardoor er meer uitwisseling, verkenning en ontmoeting plaatsvindt in de buurten. Op de centrale buurtplekken is daarnaast de uitdaging en speelwaarde voor de doelgroep 10‐14 jaar voor verbetering vatbaar en is ook de toegankelijkheid voor kinderen met een beperking punt van aandacht.
Met betrekking tot sportplekken wordt aanbevolen om de dekking, vooral met het oog op de doelgroep van 10‐14 jaar, te verhogen en daarbij ook meer in te zetten op de diversiteit van sportmogelijkheden. Nu betreft het vaak voetballen. Aanbevolen wordt om hierbij gebruik te maken van de ervaringen en deskundigheid van jongeren zelf, daar deze plekken veelal door hun worden gebruikt.
De informele speelruimte is in veel wijken al van goede kwaliteit. Aanbevolen wordt bij herinrichting of groenrenovaties rekening te (blijven) houden met de bespeelbaarheid door kinderen. In wijken waar de dekking van formele plekken beperkt is zou meer moeten worden ingezet op de bespeelbaarheid van de openbare ruimte. In wijken met juist veel formele speelplekken is het mogelijk en zinvol om kleine blokplekken om te vormen naar informele speelruimte met een aanvullende inrichting en speelfuncties om de diversiteit te vergroten.
Vergelijking met andere gemeentes Kwantitatieve vergelijking
Het is bijna onmogelijk om kwantitatieve vergelijkingen te maken tussen gemeentes op het gebied van speelruimte. Het aantal speelplekken of ‐toestellen zegt immers nog niets over de omvang, speelwaarde of diversiteit van de speelvoorzieningen. Ook is de behoefte aan formele plekken veel minder in een gemeente met een goede informele bespeelbaarheid. Als laatste drempel is ook de registratie van gegevens niet eenduidig. Op vervangingskosten is bijvoorbeeld een redelijke vergelijking te maken (waarde van een gemiddelde speelplek), maar hierbij is niet altijd duidelijk of ondergronden verwerkt zijn in de bedragen en/of er rekening is gehouden met prijsindexatie en/of bijkomende kosten voor ontwerp, ontruiming en plaatsing.
Kwalitatieve vergelijking
Een kwalitatieve vergelijking is wel te maken tussen gemeentes in de waar recent door Speelplan een veldinventarisatie is uitgevoerd (o.a. Helmond, Vlaardingen, Wijdemeren, Zeist, Leidschendam‐Voorburg, Midden‐Delfland). Oosterhout is op het gebied van informele speelruimte een van de betere gemeentes doordat er niet alleen sprake is van een kindvriendelijke woonomgeving maar ook van doelbewust aangebrachte speelaanleidingen in de openbare ruimte en parken met een duidelijk bespeelbaar karakter. Op het gebied van formele speelplekken scoort Oosterhout gemiddeld. Er zijn voldoende speelplekken, maar de dekking is soms minimaal en de uitdaging beperkt. Er zijn weinig echt grote speelplekken in het beheer van de gemeente en een uitgebreid netwerk van speeltuinen ontbreekt. Qua spelend sporten doet Oosterhout het relatief goed met soms meerdere formele sportplekken per buurt, ook is de diversiteit en kwaliteit (veel verharde trapvelden) in vergelijking met andere gemeentes goed, al zijn hier ook verbeteringen mogelijk.
Analyse participatie
Participatietraject beleidsnota
Naast een beoordeling door veldwerk is voor het opstellen van de geactualiseerde beleidsnota gekozen voor een uitgebreid participatietraject met gebruikers en relevante ketenpartners.
Hierdoor kan de mening, ervaring en kennis van bewoners en professionals die (dagelijks) te maken hebben met spelen worden geïntegreerd in het te voeren beleid. Een uitgebreide beschrijving van de resultaten van het participatietraject zijn per wijk terug te vinden in de
“Participatierapportage Oosterhout”. Het participatietraject bestond uit de volgende stappen:
Kinderenquête
Wijkwandelingen met basisschoolleerlingen
Jongerenbijeenkomst
Ketenpartneroverleg
Vragenlijst externe partners
Enquête voor kinderen
Kinderen van 0‐19 jaar konden gedurende vier weken een online vragenlijst invullen. De oproep voor deze vragenlijst werd verspreid via alle basisscholen. Uiteindelijk is de online vragenlijst door ruim zestig kinderen volledig ingevuld, afkomstig van veertien basisscholen.
Vooral kinderen van basisschool Marcoen (Dorst) waren goed vertegenwoordigd met 33% van de input. De scholen Sterrendonk en Rubenshof (beiden Dommelbergen) waren samen eveneens verantwoordelijk voor 33% van de respondenten. Alle andere scholen hadden maximaal 5 respondenten en zijn daarom slechts beperkt representatief voor het onderzoek.
De vragenlijst bestond uit vragen om de achtergrond van de respondent te plaatsen (leeftijd, geslacht, wijk/kern) zodat achteraf de reacties beter geanalyseerd konden worden. Daarnaast werd de kinderen gevraagd naar de wijze waarop nu gespeeld wordt in de wijk en de favoriete speelvormen en type locaties. Ook werd kinderen gevraagd naar de goede en mindere kanten van het huidige speelruimte aanbod.
Wijkwandelingen met basisschoolleerlingen
In samenwerking met scholen uit de verschillende wijken en kernen van de gemeente zijn negen wandelingen georganiseerd. Scholen zijn hiervoor benaderd vanuit de gemeente en Speelplan om concrete afspraken in te plannen en uiteindelijk de wandelingen uit te voeren.
Aan de wandelingen deden kinderen mee uit de verschillende klassen van groep 3 (6 jaar) tot groep 8 (12 jaar). In totaal is met ongeveer 100 kinderen gewandeld.
Tijdens de wandelingen is een ronde rondom de school gelopen van ongeveer drie kwartier waarbij vragen gesteld werden over de speelcultuur (“hoe spelen jullie buiten?”) en ook concreet over de inrichting van de formele en informele speelruimte. Kinderen zijn hierbij, omdat ze uit de schoolomgeving worden gehaald, zeer openhartig en vertellen graag over hun ervaringen en ook wensen voor de speelruimte.
Jongerenbijeenkomst
Om jongeren actief te kunnen betrekken bij het opstellen van de beleidsnota Spelen is in samenwerking met JONG! een ‘pizzaoverleg’ georganiseerd op het stadhuis. Rondom etenstijd is daar met jongeren in gesprek gegaan over hun gebruik van de openbare ruimte en behoefte met betrekking tot spelen en spelend sporten in de openbare ruimte. Bij het overleg waren ongeveer 30‐35 jongeren in de leeftijd van 12 tot 18 jaar aanwezig. Dit betrof actieve sporters, jeugdraadsleden en gewoon kinderen die graag buiten spelen en hun kans zagen om hier met de gemeente over in gesprek te gaan. Met hen is gesproken over het spelen en spelend sporten in de gehele gemeente, op wijkniveau of zelfs met betrekking tot specifieke speelplekken.
Pizzaoverleg Jongeren op 16 maart
Ketenpartneroverleg en externe partners
De gemeente Oosterhout hecht ook veel waarde aan de kennis, ervaring en ideeën van (professionele) partijen die in aanraking komen met speelruimte en/of spelende kinderen.
Onderscheid is gemaakt tussen twee groepen:
Ketenpartners die een actieve rol spelen in het begeleiden en faciliteren van spelende kinderen en/of in de uitvoering van de beleidsnota Spelen. Dit zijn partijen als JONG!, Oosterhout in Beweging (OiB), Staatsbosbeheer, het Gehandicaptenplatform Oosterhout (GPO) en buurtcoördinatoren, maar ook relevante beleidsmedewerkers van de gemeente.
Externe partijen zijn de overige organisaties en instellingen die speelruimte in beheer hebben of gebruik maken van speelplekken van de gemeente. Hieronder vallen alle basisscholen en sportverenigingen, maar ook kinderopvangcentra en recreatiebedrijven.
De eerste groep is door middel van een vragenlijst gevraagd naar hun ervaring en beoordeling van de speel‐ en sportruimte in de gemeente. Hierbij werd gevraagd naar goede speelwijken of betrokken buurt, maar ook naar plekken die juist helemaal niet goed gebruikt werden en naar verbeterpunten. Tevens werd gevraagd naar mogelijke verbindingen met aanpalende beleidsterreinen of ontwikkelingen vanuit andere organisaties. Zo kon naast deskundige input over het gemeentelijke speelruimtebeleid tevens geïnventariseerd worden of en hoe samengewerkt zou kunnen worden met dergelijke partijen. Tijdens een bijeenkomst is hierover met enkele ketenpartners verder gesproken.