• No results found

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN WERKDOCUMENT VAN DE COMMISSIE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN WERKDOCUMENT VAN DE COMMISSIE"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Brussel, 19.09.2003 COM(2003)546 definitief

WERKDOCUMENT VAN DE COMMISSIE

over de situatie rond de verbodsbepalingen betreffende de vervoedering van dierlijke eiwitten aan landbouwhuisdieren ter voorkoming van overdraagbare spongiforme

encefalopathieën

(2)

1. SAMENVATTING

Bij Beschikking 2000/766/EG van de Raad van 4 december 2000 betreffende bepaalde beschermingsmaatregelen ten aanzien van overdraagbare spongiforme encefalopathieën en het vervoederen van dierlijke eiwitten1 is het uitgebreide voederverbod ingevoerd als overgangsmaatregel voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën2 (de TSE-verordening).

Het Europees Parlement en de Raad hebben onlangs een voorstel goedgekeurd om de TSE-overgangsmaatregelen tot en met 30 juni 2005 te verlengen omdat de indeling van landen naar hun BSE-status (BSE = boviene spongiforme encefalopathie) nog niet afgerond is.

Om echter de juridische situatie betreffende dit verbod te verduidelijken – en omdat het wenselijk kan zijn om een uitgebreid voederverbod aan te houden ongeacht de toekomstige BSE-status van de lidstaten – is voorgesteld om de huidige maatregelen in bijlage IV bij de TSE-verordening op te nemen; het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid heeft hierover op 17 juni 2003 een positief advies uitgebracht en deze maatregel wordt binnenkort goedgekeurd. Zij is van toepassing met ingang van 1 september 2003.

Zo nodig zullen de specifieke bepalingen betreffende het voederverbod, met name wat betreft het gebruik van vismeel, opnieuw worden bekeken in het licht van nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen, de beschikbaarheid van betrouwbare tests, verbeterde controlemaatregelen in de lidstaten en, indien van toepassing, het resultaat van een risicobeoordeling.

2. WETTELIJKE ACHTERGROND

2.1. Huidige overgangsmaatregelen

Beschikking 2000/766/EG van de Raad van 4 december 2000 betreffende bepaalde beschermingsmaatregelen ten aanzien van overdraagbare spongiforme encefalopathieën en het vervoederen van dierlijke eiwitten (het uitgebreide voederverbod), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2002/248/EG3, is opgenomen in de lijst van overgangsmaatregelen die ter uitvoering van de TSE-verordening zijn vastgesteld en in bijlage XI bij die verordening zijn opgenomen middels Verordening (EG) nr. 1326/2001 van de Commissie; daarom geldt die beschikking als overgangsmaatregel hooguit tot en met 30 juni 2003, tenzij de overgangsmaatregelen in hun totaliteit vóór die datum worden verlengd. De beschikking verbiedt het vervoederen van verwerkte dierlijke eiwitten aan landbouwhuisdieren die worden gehouden, vetgemest of gefokt voor de productie van voedingsmiddelen. Voor de volgende toepassingen van specifieke dierlijke eiwitten geldt het voederverbod niet, mits strikte controlemaatregelen worden toegepast:

1 PB L 306 van 7.12.2000, blz. 32.

2 PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1.

3 PB L 84 van 28.3.2002, blz. 71.

(3)

· vismeel voor vervoedering aan niet-herkauwers;

· gelatine afkomstig van niet-herkauwers als omhulsel voor toevoegingsmiddelen;

· dicalciumfosfaat en gehydrolyseerde eiwitten voor vervoedering aan niet- herkauwers;

· melk en melkproducten, en eieren en eiproducten.

2.2. Voorwaarden voor herziening van het voederverbod

Het huidige voederverbod blijft als overgangsmaatregel van kracht in afwachting van de toepassing van de bepalingen inzake diervoeding van artikel 7 en bijlage IV van de TSE-verordening.

Verordening (EG) nr. 1326/2001 van de Commissie tot vaststelling van overgangsmaatregelen met het oog op de overgang op de bepalingen van de TSE- verordening4, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 270/20025, bepaalt (artikel 1, punt 2) dat de bepalingen van artikel 7 pas in werking treden:

· na de vaststelling van de BSE-status van de lidstaten, en

· wanneer de communautaire bepalingen inzake diervoeding die betrekking hebben op overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE's) daadwerkelijk worden toegepast.

Verder werd het wenselijk geacht het huidige voederverbod niet te herzien vóór het van kracht worden van Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten6 (de Bijproductenverordening) en voordat er adequate gevalideerde analysemethoden beschikbaar zijn om eiwitten van herkauwers in diervoeders te onderscheiden van andere dierlijke eiwitten.

2.3. Bepalingen over diervoeding in de TSE-verordening

Artikel 7 van de TSE-verordening verbiedt alleen het gebruik van eiwitten van zoogdieren in de voeding van herkauwers. De verbodsbepalingen van artikel 7 kunnen echter worden uitgebreid tot andere eiwitten en dieren door aanvullende bepalingen in bijlage IV op te nemen. Artikel 7 bepaalt ook dat er uitvoeringsbepalingen voor het verbod kunnen worden vastgesteld, met name voorschriften voor de voorkoming van kruisbesmetting en voor de bemonsterings- en analysemethoden die nodig zijn om de naleving van het verbod te controleren.

2.4. Andere relevante wetgeving

De Bijproductenverordening bevat strikte voorschriften voor het verzamelen, vervoeren, opslaan, hanteren, verwerken en gebruiken, dan wel verwijderen van

4 PB L 177 van 30.6.2001, blz. 60.

5 PB L 45 van 15.2.2002, blz. 4.

6 PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1.

(4)

dierlijke bijproducten, met inbegrip van voorwaarden voor het gebruik ervan in diervoeding. De verordening omvat een in principe algemeen verbod betreffende het voederen van een bepaalde diersoort met verwerkte dierlijke eiwitten afkomstig van dezelfde diersoort (verbod op hergebruik binnen dezelfde diersoort oftewel kannibalisme). Sommige eiwitproducten, zoals melk, gehydrolyseerde eiwitten, dicalciumfosfaat en bloedproducten zijn vrijgesteld van dit verbod aangezien zij natuurlijke vormen van gebruik binnen dezelfde soort zijn of op grond van wetenschappelijk advies als veilig beschouwd worden.

De Bijproductenverordening is een kaderregeling die geen afbreuk doet aan specifiekere voorschriften die de uitroeiing en bestrijding van bepaalde ziekten beogen, zoals het voederverbod. Wel voert die verordening een nieuw raamwerk voor controles in, waardoor bepaalde aspecten van het voederverbod kunnen worden heroverwogen. De verordening is sinds 1 mei 2003 van kracht.

3. Wetenschappelijke basis van het voederverbod

3.1. EIWITTEN VAN HERKAUWERS

Epidemiologische studies, destructiestudies en het effect van een voederverbod in alle landen met BSE ondersteunen nu duidelijk de hypothese dat het hergebruik van eiwitten van herkauwers in voeder voor herkauwers zonder adequate warmtebehandeling de voornaamste bron van de BSE-epidemie was. Sommige van herkauwers afkomstige eiwitproducten als dicalciumfosfaat, en gelatine en gehydrolyseerde eiwitten afkomstig van huiden, zijn volgens adviezen van de Wetenschappelijke Stuurgroep veilig, mits zij van de juiste dieren afkomstig zijn en adequaat worden verwerkt. Voor deze producten gelden momenteel onder strikte voorwaarden afwijkingen van het uitgebreide voederverbod.

3.2. Eiwitten van niet-herkauwers

Eiwitten van niet-herkauwers hebben niet tot BSE-gevallen geleid en er zijn geen wetenschappelijke aanwijzingen dat eiwitten van niet-herkauwers BSE kunnen overdragen. Met het oog op de controle is het echter noodzakelijk gebleken het gebruik van eiwitten van niet-herkauwers in diervoeders te verbieden. Dit is met name omdat er geen analysemethoden zijn waarmee eiwitten van herkauwers in diervoeders kunnen worden onderscheiden van eiwitten van niet-herkauwers. Dat betekent dat als eiwitten van niet-herkauwers in diervoeders worden gebruikt, het niet mogelijk is om potentieel geïnfecteerde eiwitten van herkauwers aan te tonen.

In zijn advies over hergebruik binnen dezelfde soort van 17 september 1999 heeft de Wetenschappelijke Stuurgroep zich gebogen over het risico van hergebruik van dierlijke bijproducten als diervoeder wat betreft de verspreiding van TSE bij niet- herkauwers. Uit dat advies bleek dat het theoretische risico dat zich nieuwe door voeder overgedragen TSE's bij dieren voordoen, kan worden beperkt als hergebruik binnen dezelfde soort wordt voorkomen.

Het verbod van de Bijproductenverordening (EG) nr. 1774/2002 op hergebruik binnen dezelfde soort (artikel 22, lid 1) geldt daarom ook voor eiwitten van niet- herkauwers en bevat aanvullende voorwaarden om de overdracht van TSE's via voeder te voorkomen, zoals de verplichting om alleen bijproducten te gebruiken

(5)

afkomstig van dieren die geschikt zijn voor menselijke consumptie, en behandelingscondities voor verwerkte dierlijke eiwitten van zoogdieren (133 °/20’/3 bar).

4. RESULTATEN VAN DE CONTROLES IN DE LIDSTATEN

4.1. Verslagen van de lidstaten

De lidstaten hebben de Commissie verslagen toegestuurd over de controle op de uitvoering van het voederverbod in 2001 en 2002. In de bijlage worden deze verslagen samengevat en hieruit blijkt dat er steeds minder niet-conforme monsters zijn aangetroffen. In 2002 was het aantal niet-conforme monsters uiterst gering.

Bovendien lag het gehalte aan verboden eiwitten in alle monsters van diervoeders bestemd voor landbouwhuisdieren beneden 0,5%. In de meeste gevallen waren de niet-conforme monsters niet het gevolg van fraude, maar van andere omstandigheden, zoals:

– kruisverontreiniging van herkauwersvoeder met vismeel bestemd voor andere diersoorten;

– aanwezigheid van knaagdieren of vogels in voedermiddelen;

– twijfelachtige uitslagen die uit voorzorg als positief werden aangemerkt;

– kruisverontreiniging van voedermiddelen tijdens het vervoer nadat in hetzelfde voertuig verwerkte dierlijke eiwitten bestemd voor voeder voor gezelschapsdieren vervoerd waren;

– gesmolten vet dat mogelijk sporen van beenderen bevatte.

Het is uiterst onwaarschijnlijk dat de in 2002 geconstateerde overtredingen een risico voor de diergezondheid hebben opgeleverd, aangezien er nog verdere maatregelen, zoals de verwijdering en vernietiging van gespecificeerd risicomateriaal, worden toegepast.

4.2. Inspecties van het Voedsel- en Veterinair Bureau (VVB)

Het VVB heeft in 2001 en 2002 in alle lidstaten inspecties gehouden om de uitvoering van de bepalingen ter preventie van TSE's te controleren. Het VVB heeft op een aantal tekortkomingen gewezen, met name wat betreft de controle op de correcte uitvoering van het voederverbod. De ernstigste gebreken in 2002 betroffen de gerichte uitvoering van controleprogramma's, de kanalisatie van vismeel en de follow-up van positieve uitslagen van laboratoriumtests.

De Commissie heeft intussen een aantal van deze eisen bevestigd en toegelicht in de

"Aanbeveling van de Commissie inzake het gecoördineerde controleprogramma op het gebied van diervoeding voor het jaar 2003"7.

7 PB L 34 van 11.2.2003, blz. 20.

(6)

5. SOORTSPECIFIEKE DETECTIE VAN DIERLIJKE EIWITTEN IN DIERVOEDERS

Gevalideerde tests waarmee de aanwezigheid van eiwitten van herkauwers in diervoeders kan worden uitgesloten, zijn essentieel voor de controle op het voederverbod.

Microscopisch onderzoek volgens Richtlijn 98/88/EG van de Raad is op dit moment de enige officiële test voor het aantonen van dierlijke eiwitten in diervoeders. Dit is een lastige test, waarvoor gespecialiseerd personeel nodig is en waarbij het moeilijk en soms zelfs onmogelijk is de eiwitten van verschillende diersoorten te onderscheiden.

De bestaande methoden op basis van de aantoning van soortspecifiek DNA (bv.

PCR) of soortspecifieke eiwitten (bv. immunoassays) zijn niet te gebruiken omdat alle eiwitten van zoogdieren bij 133 °/20’/3 bar moeten worden behandeld voordat zij in diervoeder worden gebruikt. Door deze bewerking worden DNA en eiwitten gedenatureerd, zodat het niet langer mogelijk is om aan te tonen van welke diersoort dat DNA of die eiwitten afkomstig zijn.

Het is absoluut noodzakelijk om eiwitten van herkauwers in diervoeders te kunnen onderscheiden van eiwitten van andere dieren voordat een aanzienlijke versoepeling van het voederverbod kan worden overwogen. Naar verwachting zullen er op korte tot middellange termijn soortspecifieke methoden beschikbaar komen. Hiervoor heeft de Commissie als aanvulling op particulier onderzoek een aantal initiatieven genomen:

· de Commissie draagt financieel bij aan het onderzoekproject STRATFEED ter ontwikkeling van strategieën en methoden voor het identificeren en kwantificeren van zoogdierweefsels in diervoeders. Dit project is in 2001 begonnen en zal in juni 2004 worden afgerond;

· parallel daaraan heeft de Commissie financiële steun verleend aan een ringonderzoek dat gecoördineerd wordt door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Commissie, Instituut voor referentiematerialen en -metingen (IRMM-JRC). Aan dit onderzoek hebben zo'n 50 laboratoria deelgenomen. Uit de resultaten blijkt dat 0,5% zoogdiereiwitten in diervoeder zonder problemen kan worden aangetoond, maar dat de helft van de laboratoria met de huidige detectiemethode (microscopie) een verontreiniging van 0,1%

zoogdiereiwitten in diervoeders met vismeel niet kon aantonen. Daarnaast is gebleken dat alternatieve methoden om eiwitten van vogels of varkens te onderscheiden van eiwitten van herkauwers nader gevalideerd moeten worden voordat zij kunnen worden gebruikt om de toepassing van het voederverbod te controleren. Om de prestaties van de controlelaboratoria te verbeteren zal in september 2003 specifieke scholing worden geboden. Eind 2003 moet een ringonderzoek plaatsvinden om een gewijzigde versie van de microscopische test en alternatieve methoden te valideren.

6. VOORDELEN VAN HET HUIDIGE UITGEBREIDE VOEDERVERBOD

Het huidige voederverbod biedt een hoog beschermingsniveau voor de volksgezondheid en is bedoeld om blootstelling van nieuwe dieren aan de BSE-

(7)

verwekker via het voeder uit te schakelen, zodat BSE in de loop der tijd wordt uitgeroeid.

Vorige verboden, die alleen betrekking hadden op vleesbeendermeel van herkauwers of zoogdieren in voeder voor herkauwers, zijn niet doeltreffend geweest. De voornaamste redenen daarvoor waren kruisverontreiniging van voeder voor herkauwers in voederfabrieken of tijdens de opslag en het vervoer, of voedering van herkauwers met voeder dat voor andere diersoorten bestemd was. Door het verbod tot alle landbouwhuisdieren uit te breiden is het mogelijk verwisseling van voeder op het landbouwbedrijf als oorzaak uit te sluiten en ook veel gemakkelijker om kruisverontreiniging in voederfabrieken en tijdens de opslag en het vervoer te voorkomen.

Een ander probleem met de vroegere voederverboden was dat de aanwezigheid van mogelijk verontreinigde eiwitten van herkauwers niet doeltreffend gecontroleerd kon worden als eiwitten van niet-herkauwers legaal in diervoeders gebruikt konden worden, aangezien daar geen specifieke analysemethoden voor zijn. Het huidige voederverbod kan doeltreffend gecontroleerd worden door middel van microscopisch onderzoek, aangezien de oorsprong van de eiwitten (herkauwers of andere dieren) niet aangetoond hoeft te worden.

Ten slotte zijn de bepalingen van het huidige voederverbod simpel en gemakkelijk uit te leggen, niet alleen aan het bedrijfsleven maar ook aan het grote publiek en de consumenten, waardoor het vertrouwen in de veiligheid van rundvlees wellicht zal toenemen.

7. NADELEN VAN HET HUIDIGE UITGEBREIDE VOEDERVERBOD

Dierlijke bijproducten afkomstig van dieren die geschikt zijn voor menselijke consumptie worden momenteel hoofdzakelijk op een niet-economische wijze verwijderd, bijvoorbeeld door directe verbranding of storting op een stortplaats. Naar schatting is van de in totaal 16,1 miljoen ton dierlijke bijproducten die jaarlijks in de lidstaten worden verzameld 14,3 miljoen ton afkomstig van dieren die geschikt zijn voor menselijke consumptie. De totale kosten voor het verwijderen van bijproducten loopt in de lidstaten uiteen van 100 tot 300 euro per ton. In sommige lidstaten hopen de voorraden verwerkte dierlijke eiwitten zich steeds verder op. In totaal moet elk jaar 3 640 000 ton vleesbeendermeel verwijderd worden terwijl de verbrandingscapaciteit in de EU in 2001 ongeveer 2 500 000 ton bedroeg. Uit gegevens die in 2002 van de lidstaten zijn verkregen blijkt dat er omvangrijke investeringen in de (mee)verbrandingscapaciteit zijn gedaan, maar dat het gebruik van alternatieve verwijderingsmethoden, zoals de productie van biogas, maar nauwelijks is toegenomen.

Het voederverbod drijft de productiekosten van vlees op (hogere kosten voor het voederen van de dieren en extra kosten voor het verwijderen van de bijproducten), waardoor de concurrentiepositie van in de Gemeenschap geproduceerd vlees ten opzichte van derde landen wordt ondermijnd.

(8)

8. RECENTE ONTWIKKELINGEN

Aangezien er nog geen gevalideerde tests zijn om eiwitten van herkauwers te onderscheiden van eiwitten van niet-herkauwers dient het huidige voederverbod te worden gecontinueerd. Daarnaast is het nog niet mogelijk geweest om na te gaan of de Bijproductenverordening correct wordt uitgevoerd, omdat die pas sinds 1 mei 2003 van toepassing is.

Daarom heeft de Commissie voorgesteld de huidige bepalingen op te nemen in bijlage IV bij de TSE-verordening, wat ook de juridische situatie duidelijker maakt.

Het voorstel heeft op 17 juni 2003 een positief advies gekregen van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid en wordt binnenkort goedgekeurd. Het was niet nodig de indeling van landen naar hun BSE-status af te wachten aangezien het wenselijk geacht werd om in de hele Gemeenschap een verbod op het gebruik van dierlijke eiwitte in diervoeding aan te houden, ongeacht de toekomstige BSE-status van de afzonderlijke lidstaten.

Tegelijkertijd zijn enkele kleinere wijzigingen in de bestaande voorschriften aangebracht, zoals:

– aansluiting met de bepalingen van de Bijproductenverordening (kruisverwijzingen waar nodig, kanalisatie van vismeel);

– een afwijking om in de voeding van niet-herkauwers het volgende toe te staan:

– het gebruik van gehydrolyseerde eiwitten afkomstig van alle weefsels van niet-herkauwers;

– het gebruik van tricalciumfosfaat afkomstig van niet-herkauwers;

– een afwijking om het gebruik van bloedmeel en bloedproducten van niet- herkauwers in visvoeder toe te staan.

De voorschriften kunnen opnieuw worden bekeken in het licht van nieuwe wetenschappelijke gegevens, de beschikbaarheid van betrouwbare tests en verbeterde controlemaatregelen in de lidstaten. Met name wat vismeel betreft, wordt verwacht dat de voortdurende inspanningen van de Commissie ten behoeve van de verbetering van methoden om vismeel te onderscheiden van zoogdiereiwitten ertoe zal leiden dat het verbod op vismeel binnen 6 à 12 maanden opnieuw wordt bekeken.

(9)

BIJLAGE

Trend in overtredingen van het uitgebreide voederverbod, gebaseerd op informatie waarover de Commissie op 1 mei 2003 beschikte.

Percentage overtredingen van het voederverbod in de lidstaten

0,00%

1,00%

2,00%

3,00%

4,00%

5,00%

6,00%

7,00%

8,00%

9,00%

herk.voer 7,23% 8,24% 1,77% 0,51% 0,15% 0,09% 0,10% 0,16%

niet- h. voer 3,03% 2,70% 2,70% 0,71% 0,79% 0,50% 0,45% 0,54%

grondst. 0,99% 1,88% 2,91% 1,43% 0,85% 0,67% 0,39% 0,73%

1e kwart.

2001 2e kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal 1e kwart.

2002 2e kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

– verbetering van de samenwerking, vooral in verband met sociale cohesie en regionale integratie, door de programma’s op nieuwe behoeften toe te spitsen en te zorgen voor

De drie kaarten in afdeling II van het werkdocument van de diensten van de Commissie bij dit verslag (SEC(2008) XXX) laten de geografische spreiding van de door de Commissie

Er bestaat geen andere communautaire wetgeving over maatregelen inzake ecologisch ontwerp voor de beoordeelde productgroepen, maar in elke voorbereidende studie moet worden

De begroting voor 2007 is in Besluit 2007/102/EG van de Commissie van 12 februari 2007 tot goedkeuring van het werkprogramma voor 2007 voor de uitvoering van het

De regelgeving op grond waarvan het gebruik van ETCS verplicht is bij de installatie van nieuwe signaleringsinstallaties op hogesnelheidslijnen en –materieel en een

Ofschoon het vier West- en Centraal-Afrikaanse landen zijn, met name Benin, Burkina, Mali en Tsjaad, die zeer actief zijn geweest op het internationale forum om de

Er zijn enkele belangrijke transversale vraagstukken die alle crisissituaties in de Hoorn van Afrika met elkaar gemeen hebben. Bestuur en veiligheid: een zeer belangrijk thema bij

– in het jaarlijkse Verslag over de tenuitvoerlegging van het Europese handvest voor kleine ondernemingen worden de vorderingen beoordeeld die de lidstaten en de Commissie maken op