• No results found

Gemeente Koekelare RUP Oostmeetstraat

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Gemeente Koekelare RUP Oostmeetstraat"

Copied!
18
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

, revisie 02

Gemeente Koekelare RUP Oostmeetstraat

Onderzoek tot m.e.r.

Definitief

Gemeentebestuur Koekelare

Grontmij Vlaanderen

Brugge, 26 september 2008

(2)

Verantwoording

Titel : Gemeente Koekelare RUP Oostmeetstraat Subtitel : Onderzoek tot m.e.r.

Projectnummer 191676 Referentienummer :

Revisie : 02

Datum : 26 september 2008

Auteur(s) : SDG, KVA

E-mail adres : Sara.DeGreve@grontmij.be Gecontroleerd door :

Paraaf gecontroleerd :

Goedgekeurd door : Karel Vanackere Paraaf goedgekeurd :

Contact : Oostendse Steenweg 146 B-8000 Brugge

T +32 50 45 79 80 F +32 50 45 79 90 brugge@grontmij.be www.grontmij.be

(3)

, revisie 02 Pagina 3 van 18

Inhoudsopgave

1 Inleiding... 4

2 Situering en beschrijving van het plangebied ... 5

2.1 Fysieke bestaande toestand ... 5

(1) Onderdeel van de dorpsbebouwing... 6

(2) Bouwblok ten noorden van de Ringlaan ... 6

(3) Bouwblok tussen Ringlaan en Oostmeetstraat... 6

(4) Bouwblok ten zuiden van Oostmeetstraat ... 7

2.2 Juridisch bestaande toestand ... 8

2.2.1 Gewestplan ... 8

2.3 Doelstellingen van de opmaak van RUP ‘Oostmeetstraat’... 8

2.4 Nulalternatief ... 8

3 Aftoetsing m.e.r.-plicht van rechtswege... 9

3.1 Project-m.e.r.-plicht... 9

3.2 Noodzaak tot passende beoordeling ... 9

3.2.1 Speciale beschermingszones ... 9

3.2.2 Aard van het plan... 9

3.3 Conclusie ... 10

4 Scoping milieu-effecten... 11

4.1 Aard van het plan... 11

4.2 Voorkomen van bijzonder beschermde gebieden ... 11

4.2.1 VEN-gebieden... 12

4.2.2 Ramsar-gebieden ... 12

4.2.3 Beschermde duingebieden ... 12

4.2.4 ‘Ecologische’ gebieden volgens bestemmingsplannen ... 12

4.2.5 Onroerend Erfgoed ... 12

4.2.6 Waterwingebieden ... 12

4.3 Kwetsbaarheid plangebied... 13

4.3.1 Overstromingsgebieden... 13

4.3.2 Bodem... 14

4.3.3 Biologische waarderingskaart ... 15

4.3.4 Landschap: aanwezigheid ankerplaatsen en relictzones ... 15

4.3.5 Inventaris bouwkundig erfgoed ... 15

4.3.6 Landbouwtyperingskaarten... 15

4.3.7 Herbevestigd agrarisch gebied ... 16

4.3.8 Stiltegebieden ... 16

4.3.9 Bodemsaneringslocaties... 16

4.4 Conclusie ... 17

5 Eindconclusie ... 18

(4)

Inleiding

1 Inleiding

Met de inwerkingtreding van het besluit van de Vlaamse regering van 11 april 2008 is er meer duidelijkheid geschapen omtrent de integratie van milieueffectenrapportage (m.e.r.) in het plan- proces van een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP).

Vanaf 1 juni 2008 dient er bij de opmaak van RUP’s formeel rekening gehouden te worden met het onderzoek van milieueffecten die de realisatie van de bestemmingen in dit RUP kunnen te- weegbrengen. In de praktijk betekent dit dat voor elk RUP minimaal een ‘onderzoek tot m.e.r.’

dient uitgevoerd te worden.

De resultaten van het ‘onderzoek tot m.e.r.’ worden aangewend om de ruimtelijke keuzes die in het provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Oostmeetstraat’ gemaakt worden inhoudelijk te ver- sterken en te onderbouwen.

Het document is opgebouwd uit volgende stappen:

• Situering en beschrijving van het plangebied en de ruimtelijke doelstellingen (ruimtelijk en juridisch-beleidsmatig);

• Aftoetsing plan-MER-plicht van rechtswege

° Project-m.e.r.-plicht expliciet aftoetsen d.m.v. mogelijk relevante rubrieken uit bijlagen 1 en 2;

° Noodzaak passende beoordeling aftoetsen:

− Gelegen in of in de nabijheid van speciale beschermingszones?

− Aard plan: mate van verstoring, versnippering,…;

Indien één van beide van toepassing is, is een plan-MER vereist.

• Scoping milieueffecten: eerste ruwe screening van de kwetsbaarheid van de omgeving en de aard van de milieu-impact van het ruimtelijk uitvoeringsplan. De scoping biedt volgende antwoorden:

° Is de opmaak van een PlanMER toch noodzakelijk?

° Zijn er een bepaalde relevante milieudisciplines die verder uitgewerkt dienen te worden?

• Indien noodzakelijk, diepgaander onderzoek van de relevante milieudiscipline(s) zoals vast- gesteld in de scoping;

• Eindconclusie

(5)

Situering en beschrijving van het plangebied

191676_SO002_MER_SDG.doc, revisie 02 Pagina 5 van 18

2 Situering en beschrijving van het plange- bied

2.1 Fysieke bestaande toestand

Koekelare bevindt zich in het noor- den van de provincie West-

Vlaanderen, iets ten zuiden van de E40 Brugge-Oostende. Het plange- bied betreft een deel van het cen- trum van Koekelare, meer bepaald in de omgeving van de Oostmeet- straat.

Het plangebied wordt begrensd:

• In het oosten door de Stations- straat

• In het zuiden door de Ster- restraat, Oostmeetstraat en Noordomstraat

• In het westen door de bebouwing van de Sterrewegel en Ster- restraat met bijhorende achter- tuinen

• In het noorden door de Alas- straat en de Stalpaertstraat met een deel ambachtelijke zone die in het plangebied gelegen is

De oppervlakte van het plangebied bedraagt ongeveer 28,8ha

Situering plangebied op stratenplan (bron: streetnet)

(6)

Situering en beschrijving van het plangebied

Voor de beschrijving van de referentiesituatie werd het gebied opgedeeld in 4 zones met verschillende eigenschappen:

Luchtfoto met afbakening plangebied

(1) Onderdeel van de dorpsbebouwing

BPA Oostmeetstraat had betrekking op het oostelijk deel van de dorpsbebouwing van Koekela- re, meer bepaald de bebouwing in de omgeving van de Oostmeetstraat, Ringlaan en Ster- restraat en de Hovaerestraat. Aansluitend is in het noordwesten een deeltje van de ambachte- lijke zone in het plangebied gelegen.

(2) Bouwblok ten noorden van de Ringlaan

Het bouwblok ten noorden van de Ringlaan valt uiteen in twee verschillende bebouwde omge- vingen. Het oostelijk deel betreft een woonomgeving bestaande uit de vrij dichte bebouwing met achterliggende tuinen langs de Hovaerestraat en meer centraal een samenhangend woonpro- ject dat uitgeeft op de Ringlaan. Het westelijk deel betreft het begin van de ambachtelijke zone van Koekelare. Ter hoogte van de Ringlaan bevinden zich hier enkele handelsactiviteiten.

(3) Bouwblok tussen Ringlaan en Oostmeetstraat

Het bouwblok tussen de Ringlaan en de Oostmeetstraat omvat de gesloten woonomgevingen van de Hovaerestraat en de Oostmeetstraat. Vrij centraal in de Oostmeetstraat bevindt zich de brandweerkazerne. Op de hoek van de Ringlaan met de Oostmeetstraat ligt een drankencentra- le en een carwash. Langs de Ringlaan zijn een vijftal vrijstaande woningen gebouwd. Het bin- nengebied van het bouwblok is tot op heden onbebouwd gebleven.

2

1 3

4

(7)

Situering en beschrijving van het plangebied

191676_SO002_MER_SDG.doc, revisie 02 Pagina 7 van 18

(4) Bouwblok ten zuiden van Oostmeetstraat

Het bouwblok tussen de Nieuwstraat en de Sint-Jorisstraat bestaat uit gesloten bebouwing met kleine tuinen. Deze dichte bebouwing zet zich verder langs de Oostmeetstraat en de Ster- restraat. Verderop langs de Oostmeetstraat ligt een loods waar momenteel geen ambachtelijke activiteiten meer plaatsvinden. Vanaf deze loods wordt de bebouwing minder dicht en zijn de percelen sterk wisselend van vorm. Langs de Sterrestraat blijft de bebouwing vrij gesloten. De bebouwing wordt wel onderbroken op vier plaatsen door insteken naar het binnengebied van het bouwblok. Langs deze wegen zijn al heel wat woningen gebouwd. De woonomgevingen langs deze weggetjes zijn heel divers van verschijningsvorm. Paddewalle heeft het karakter van een verkaveling, de Sterrewegel kent eerder een organisch gegroeid woonweefsel en de meest westelijke insteek bestaat uit rijwoning. Het binnengebied kan nog verder opgeladen worden met bijkomende woningen binnen de bestaande mogelijkheden en door het creëren van nieuwe verdichtingsmogelijkheden.

Foto’s van de verschillende structuren:

Handelszaken langs Ringlaan Oostmeetstraat

Wonerf

Ambachtelijke zone

(8)

Situering en beschrijving van het plangebied

2.2 Juridisch bestaande toestand

2.2.1 Gewestplan

Het plangebied is volgens het gewestplan Diksmuide-Torhout (KB 05.02.1979) in woongebied gelegen. Een klein deeltje in het westen is bestemd als woongebied met landelijk karakter.

Het RUP Oostmeetstraat zal het BPA Oostmeetstraat (MB 19 november 1990) vervangen. Aan- grenzend aan het plangebied liggen BPA De Markt, BPA Stationsstraat en BPA Bedrijventerrein Barnestraat.

Afbakening plangebied binnen gewestplan Diksmuide - Torhout en BPA Oostmeetstraat (MB 19/11/1990)

2.3 Doelstellingen van de opmaak van RUP ‘Oostmeetstraat’

De opmaak van het RUP omvat de herziening van het BPA Oostmeetstraat. Een aantal bestemmingen van het BPA stemmen niet meer overeen met de concrete invulling of vragen een nieuwe invulling. Daarnaast zijn er een aantal opties genomen in het GRS die een juridische vertaling vragen, meer bepaald omtrent de verdichtingsmogelijkheden van de centrumstraten. Binnen de dorpskern is er een groeiend aantal appartementsgebouwen waarneembaar. Dit leidt tot een te hoge verdichtingsgraad van de dorpskern. Het dorpskarakter dreigt te verdwijnen. Ook de in het BPA voorziene ambachtelijke zones dienen met dit RUP herbekeken te worden.

2.4 Nulalternatief

Indien het RUP niet uitgevoerd wordt bestaat de kans dat het dorpskarakter van de Oostmeetstaat volledig verdwijnt onder de appartementsbouw. Het gebied is in het gewestplan volledig ingekleurd als woongebied waardoor in feite alles mogelijk is. Het bestaande BPA geeft specifiekere, maar reeds verouderde bestemmingen en voorschriften, waardoor het plangebied dreigt te versnipperen.

(9)

, revisie 02 Pagina 9 van 18

3 Aftoetsing m.e.r.-plicht van rechtswege

3.1 Project-m.e.r.-plicht

De project-m.e.r.-plicht wordt afgetoetst op basis van het besluit van de Vlaamse regering hou- dende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectenrapporta- ge, meerbepaald bijlagen 1 en 2

De activiteiten die binnen het planologisch kader van het RUP zullen kunnen gerealiseerd wor- den vallen hier niet onder. Uit nazicht van bijlage 2 ‘Infrastructuurprojecten – stadsontwikke- lingsprojecten, met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen’, blijkt dat de activiteiten die binnen het planologisch kader van het RUP zullen kunnen gerealiseerd worden:

• geen betrekking hebben op de bouw van 1000 of meer woongelegenheden,

• geen handelsruimte van 5.000 m² brutovloeroppervlakte betreffen;

• geen verkeersgenererende werking met pieken van 1000 of meer personenautoequivalen- ten per tijdsblok van 2 uur hebben.

3.2 Noodzaak tot passende beoordeling

3.2.1 Speciale beschermingszones

Er zijn geen vogelrichtlijngebieden of habitatrichtlijngebieden in of in de nabijheid van het plan- gebied (geen op het grondgebied van Koekelare). Vanuit dit criterium is geen passende beoor- deling vereist.

3.2.2 Aard van het plan

Uit voorgaande blijkt dat het plangebied niet gelegen is in of in de nabijheid van speciale be- schermingszones.

Het plan zal dus – gezien ook de aard van de activiteiten (wonen, ambachten, gemeenschaps- voorzieningen…) geen verstorend effect hebben op deze gebieden.

Het RUP ordent een zone aansluitend bij de dorpskern van Koekelare. Bedoeling is om ener- zijds een aantal randvoorwaarden vast te leggen voor de grootschalige woningbouw (via ste- denbouwkundige voorschriften) en anderzijds deelzones aan te duiden waar meergezinswo- ningbouw niet toegelaten is.

Op die manier kan de verdichting door grootschalige woningbouw beperkt worden tot een aan- tal ruimtelijk draagkrachtige locaties en wordt een evenwicht gezocht tussen de grootschalige woningbouw en de schaal van de bestaande dorpsbebouwing. Deze locaties zijn na analyse van het plangebied en in overleg met het gemeentebestuur opgenomen in het bestemmings- plan.

Er is dus geen sprake van een versnipperend effect ten aanzien van deze speciale bescher- mingszones.

(10)

Aftoetsing m.e.r.-plicht van rechtswege

3.3 Conclusie

De opmaak van een planMER wordt niet noodzakelijk geacht vanuit de project-m.e.r. plicht of de noodzaak tot een passende beoordeling.

(11)

, revisie 02 Pagina 11 van 18

4 Scoping milieu-effecten

4.1 Aard van het plan

Het planologisch initiatief van de gemeente gaat vooral over het omschakelen van een BPA naar een RUP, waar een aantal bestemmingen niet meer overeenstemmen met de concrete invulling of een nieuwe invulling vragen. Daarnaast zijn er een aantal opties genomen in het GRS die een juridische vertaling vragen, meer bepaald omtrent de verdichtingsmogelijkheden van de centrumstraten. Binnen de dorpskern is er een groeiend aantal appartementsgebouwen waarneembaar. Dit leidt tot een te hoge verdichtingsgraad van de dorpskern. Het dorpskarakter dreigt te verdwijnen.

Het RUP vervangt een bestaand BPA in woongebied onder meer met de bedoeling om de mo- gelijke invulling van de binnengebieden af te stemmen op de huidige situatie. Bedoeling is hiermee de bebouwingsmogelijkheden effectief te kunnen realiseren. Grote delen van het plan- gebied zijn al bebouwd.

Er worden nieuwe ontsluitingsscenario’s onderzocht om verkeer- en parkeerlasten in te perken.

4.2 Voorkomen van bijzonder beschermde gebieden

In het Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage wordt aangegeven wat er verstaan wordt onder ‘bijzonder beschermde gebieden’:

• de speciale beschermingszones overeenkomstig het decreet van 21 oktober 1997 betref- fende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;

• gebieden aangeduid overeenkomstig de Conventie van Ramsar inzake watergebieden van internationale betekenis;

• beschermde duingebieden of voor het duingebied belangrijk landbouwgebied zoals aange- geven ter uitvoering van het decreet van 14 juli 1993 houdende maatregelen tot bescher- ming van de kustduinen;

• natuurgebieden, natuurgebieden met wetenschappelijke waarde en de ermee vergelijkbare gebieden, aangewezen op plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening;

• bosgebieden, valleigebieden, brongebieden, overstromingsgebieden, agrarische gebieden met ecologisch belang of ecologische waarde en de ermee vergelijkbare gebieden, aange- wezen op plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimte- lijke ordening;

• beschermde landschappen, stads- of dorpsgezichten, monumenten of archeologische zo- nes;

• waterwingebieden en bijhorende beschermingszones type I en II vastgesteld ter uitvoering van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer;

• het Vlaams Ecologisch Netwerk overeenkomstig het decreet van 21 oktober 1997 betreffen- de het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;

(12)

Scoping milieu-effecten

• een volgens een plan van aanleg of ruimtelijk uitvoeringsplan vastgesteld erfgoedlandschap.

Aangezien het voorkomen van deze bijzonder beschermde gebieden vaak een bepalende rol speelt in functie van het bepalen van de project-m.e.r.-plicht en gezien deze gebieden als bij- zondere beschermde gebieden worden beschouwd omdat ze een hoge waarde en/of kwets- baarheid vanuit milieuoogpunt hebben, geeft het voorkomen ervan een goede indicatie van ge- voeligheid van het plangebied voor het mogelijk optreden van milieueffecten. Deze elementen worden daarom nu voor het plangebied van het RUP ‘Oostmeetstraat’ onderzocht. In een ver- dere stap wordt dan nagegaan of – rekening houdende met de aard van het plan – een (aan- zienlijk) milieueffect ten aanzien van deze gebieden kan optreden en hoe dit kan voorkomen worden.

4.2.1 VEN-gebieden

Geen VEN-gebieden in of in de nabijheid van het plangebied (geen op het grondgebied van Koekelare).

4.2.2 Ramsar-gebieden

Geen RAMSAR-gebieden in of in de nabijheid van het plangebied (geen op het grondgebied van Koekelare).

4.2.3 Beschermde duingebieden Niet van toepassing

4.2.4 ‘Ecologische’ gebieden volgens bestemmingsplannen

In het plangebied zijn er geen natuurgebieden, bosgebieden valleigebieden, brongebieden of agrarische gebieden met ecologisch belang gelegen volgens het vigerende gewestplan.

4.2.5 Onroerend Erfgoed

In het plangebied zijn er geen beschermde landschappen, stads- of dorpsgezichten gelegen, noch beschermde monumenten. De site is ook geen erfgoedlandschap.

Ten zuidoosten van het plangebied is het Brouwershuis met omgeving beschermd als dorpsge- zicht, met inbegrip van enkele gebouwen die als monument beschermd worden. Ten oosten is in de Noordomstraat een herenwoning met dokterskabinet en tuin beschermd als monument.

Beide liggen op een afstand van het plangebied en zijn dus niet rechtstreeks van belang voor het RUP.

4.2.6 Waterwingebieden

Het plangebied is niet gelegen in of nabij een oppervlaktewaterwingebied of een beschermings- zone voor grondwaterwinning.

De activiteiten die binnen het planologisch kader van het RUP zullen kunnen gerealiseerd wor- den hebben geen impact op het grondwater.

(13)

Scoping milieu-effecten

191676_SO002_MER_SDG.doc, revisie 02 Pagina 13 van 18

4.3 Kwetsbaarheid plangebied

De aanwezigheid van bijzonder beschermde gebieden geeft weliswaar een idee van belangrijke te beschermen waarden, maar geeft vaak onvoldoende de kwetsbaarheid van een gebied weer.

De kwetsbaarheid van een gebied is echter in belangrijke mate bepalend voor de te verwachten milieueffecten. Een gedetailleerde beschrijving van de kenmerken van het plangebied is in dit stadium van het onderzoek niet zinvol. Daarom wordt de kwetsbaarheid van het plangebied ge- karakteriseerd aan de hand van beschikbaar kaartmateriaal, dat een ruwe indicatie hiervan weergeeft.

Aangezien dit een eerder ruwe werkwijze is die de specifieke eigenheid van het gebied slechts beperkt in rekening brengt, wordt er uitgegaan van het voorzorgsbeginsel op dit vlak. Dit bete- kent dat – als er twijfel is over de kwetsbaarheid van – er wordt uitgegaan van een ‘worst case’

inschatting van de kwetsbaarheid.

Om de kwetsbaarheid in kaart te brengen raadplegen we volgend kaartmateriaal:

• Recent overstroomde gebieden en waterlopenkaart;

• Gebieden met een zeer slechte drainage en/of een bijzondere gevoeligheid (zeer natte gron- den - drainageklasse f, g of i volgens de bodemkaart – en veen- en poelgronden);

• Waardevolle of zeer waardevolle gebieden volgens de Biologische Waarderingskaart;

• Relictzones en ankerplaatsen volgens de landschapsatlas – eventueel aangevuld met in- formatie uit de inventaris van het bouwkundig erfgoed en de centraal archeologische inven- taris (CAI);

• Stiltegebieden;

• Woonconcentraties (volgens topografische kaarten, gewestplan);

• Landbouwgronden met een hoge of zeer hoge waardering volgens de landbouwtyperings- kaart;

• Landbouwgronden gelegen binnen de herbevestigde agrarische gebieden.

Rekening houdend met de aard van het planelement, de aanwezige en geplande ontwikkelin- gen in de omgeving en de aard van/afstand tot kwetsbare gebieden, wordt het risico op milieu- effecten beoordeeld en de gewenste diepgang per milieudiscipline vastgesteld.

4.3.1 Overstromingsgebieden

Het plangebied maakt geen deel uit van een mogelijks overstromingsgevoelig gebied en is niet gelegen in een risicozone voor overstro- mingen (bron: www.gisvlaanderen.be, 2006).

In de nabije omgeving zijn enkele mogelijk overstroombare gebieden te vinden, maar deze zijn zeer kleinschalig.

In het noorden en noordwesten is een kleine deel van het gebied ‘overstroombaar vanuit waterloop’ (lichtblauwe kleur). In de nabijheid van het plangebied zijn nog enkele gebieden

‘overstroombaar vanuit waterloop’, vooral vanuit de Donkbeek.

Uit de ‘recent overstroomde gebieden (ROG) blijkt dat in het recente verleden, in de nabijheid van de Donkbeek en binnen de omgeving van het plangebied, geen wateroverlast is geweest.

(14)

Scoping milieu-effecten

Het RUP vervangt een bestaand BPA in woongebied onder meer met de bedoeling om de mo- gelijke invulling van de binnengebieden af te stemmen op de huidige situatie. Bedoeling is hiermee de bebouwingsmogelijkheden effectief te kunnen realiseren. Grote delen van het plan- gebied zijn al bebouwd. Door deze wijziging vergroot de verharde oppervlakte in het gebied en zullen in die richting enkele richtlijnen in acht genomen moeten worden:

Gebruik of maximale infiltratie hemelwater

Hemelwater moet in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt worden. In tweede instantie moet het maximaal kunnen infiltreren in de bodem, hetzij door het gebruik van waterdoorlatende ma- terialen, hetzij door afleiding van regenwater van verharde delen naar de onverharde delen, hetzij door afleiding naar daartoe voorziene constructies om het water te bufferen. Een maxi- maal hergebruik van het hemelwater staat voorop.

Compenserende maatregelen voor verharde en bebouwde delen

Binnen de zone zal de verharde en bebouwde oppervlakte toenemen waardoor de infiltratie van hemelwater zal verminderen. Uitgangspunt bij de ontwikkeling van de binnengebieden is dat een maximale infiltratie en buffering gebeurt op de individuele percelen. Dit wordt gerealiseerd door maximaal gebruik te maken van waterdoorlatende materialen en verhardingen te beper- ken.

Besluit

Overwegende dat binnen het plangebied de nieuwe bestemmingen een toename van de be- bouwde en verharde oppervlakte zal geven, dat in de stedenbouwkundige voorschriften de na- druk wordt gelegd op het gebruik van waterdoorlatende materialen en een maximale infiltratie van regenwater in de bodem, kan in alle redelijkheid worden geoordeeld dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.

4.3.2 Bodem

SdP:

Matig natte lemig zandbodem zonder profiel SeP:

Natte lemig zandbodem zonder profiel ZbG:

Droge zandbodem complex ZcG:

Matig droge zandbodem complex OB:

Bebouwde zone

Naast de dichtbebouwde zones heeft het plangebied overwegend een bodem uit zand, in de buurt van het plangebied en in het noorden vinden we ook lemige zandbodem terug.

De meest gevoelige bodems zijn diegenen met drainageklassen f, g of i (tweede letter). Geen van beide bodems vallen hieronder.

Tevens treffen we in het plangebied geen veenbodems of poelgronden aan.

(15)

Scoping milieu-effecten

191676_SO002_MER_SDG.doc, revisie 02 Pagina 15 van 18

4.3.3 Biologische waarderingskaart

In het plangebied is er in het westen een complex van biologisch minder waardevolle en zeer waardevolle elementen en in het zuidwesten een complex van biologisch min- der waardevolle, waardevolle en zeer waar- devolle elementen aanwezig (soortenarm permanent cultuurgrasland).

In de buurt van het plangebied ten zuidoos- ten bevindt zich een kasteelpark met gedeel- telijk biologisch zeer waardevolle en biolo- gisch waardevolle gebieden.

4.3.4 Landschap: aanwezigheid ankerplaatsen en relictzones

Uit de Landschapsatlas blijkt dat het plangebied of de directe omgeving geen onderdeel vormt van een ankerplaats, lijnrelict of relictzone.

Wel is in de buurt van de kerk een dorpsgezicht aangeduid, meer bepaald het brouwershuis met omgeving in de Brouwerijstraat. (KB 23/10/1981)

4.3.5 Inventaris bouwkundig erfgoed

In het plangebied zijn geen gebouwen opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed

4.3.6 Landbouwtyperingskaarten

De landbouwtyperingskaarten geven een zeer lage landbouwwaardering weer binnen het plangebied. Aan de randen van het plan- gebied vinden we ook een zeer hoge waar- dering.

(16)

Scoping milieu-effecten

4.3.7 Herbevestigd agrarisch gebied

In uitvoering van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen (RSV) stelt de Vlaamse overheid een ruimtelijke visie op voor landbouw, natuur en bos. Deze visie zal de basis vormen voor het op- maken van concrete afbakeningsplannen voor landbouw-, natuur- en bosgebieden.

Echter valt het plangebied buiten de afbakening van de herbevestiging van de gewestplannen in kader van de planningsprocessen voor landbouw, natuur en bos.

4.3.8 Stiltegebieden

Wanneer we de website www.lne.be nakijken, merken we dat het plangebied, noch de gemeen- te Koekelare vermeld wordt als onderdeel van een potentieel stiltegebied.

4.3.9 Bodemsaneringslocaties

Er bevinden zich 3 vermoedelijke saneringslocaties in het plangebied (OVAM nrs. 25249, 27329 en 27450). Na adviesinwining van OVAM blijken het eerste en laatste dossier na een oriente- rend bodemonderzoek toch geen verontreinigde gronden te bevatten. Bij het tweede dossier is een zeer beperkte verontreiniging teruggevonden in een deel van de aarde, maar zo miniem dat er verder geen beschrijving nodig was.

Deze locaties zullen dus geen effect hebben op het geplande grondgebruik.

(17)

Scoping milieu-effecten

191676_SO002_MER_SDG.doc, revisie 02 Pagina 17 van 18

4.4 Conclusie

Het plangebied en de nabije omgeving vertonen geen uitzonderlijke kwetsbaarheden die moge- lijk onderhevig kunnen zijn aan aanzienlijke milieueffecten. Een verdere disciplinegewijze uit- werking heeft bijgevolg geen toegevoegde waarde.

Wel komen uit deze scoping een aantal aandachtspunten naar voor om mee te nemen bij de verdere uitwerking van het RUP ‘Oostmeetstraat:

• Integraal waterbeleid:

° Gebruik of maximale infiltratie hemelwater

Hemelwater moet in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt worden. In tweede instantie moet het maximaal kunnen infiltreren in de bodem, hetzij door het gebruik van waterdoor- latende materialen, hetzij door afleiding van regenwater van verharde delen naar de on- verharde delen, hetzij door afleiding naar daartoe voorziene constructies om het water te bufferen. Een maximaal hergebruik van het hemelwater staat voorop.

° Compenserende maatregelen voor verharde en bebouwde delen

Binnen de zone zal de verharde en bebouwde oppervlakte in zekere mate toenemen waardoor de infiltratie van hemelwater zal verminderen. Uitgangspunt bij de ontwikkeling van de binnengebieden is dat een maximale infiltratie en buffering gebeurt op de individu- ele percelen. Dit wordt gerealiseerd door maximaal gebruik te maken van waterdoorla- tende materialen en verhardingen te beperken.

Overwegende dat binnen het plangebied de nieuwe bestemmingen een beperkte toename van de bebouwde en verharde oppervlakte zal geven, dat in de stedenbouwkundige voor- schriften de nadruk wordt gelegd op het gebruik van waterdoorlatende materialen en een maximale infiltratie van regenwater in de bodem, kan in alle redelijkheid worden geoordeeld dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.

• De gebieden met een zekere biologische waarde die in het plangebied voorkomen zijn fragmentarisch en behoren tot het woongebied. De waarde is niet van die aard dat ze een bescherming verantwoorden. De gebieden zijn in het vigerend BPA als bebouwbare zones voorzien. In het RUP worden hier geen structurele wijzigingen aan aangebracht.

(18)

5 Eindconclusie

Voor de activiteiten die binnen het planologisch kader van het RUP ‘Oostmeetstraat zullen kun- nen gerealiseerd worden is er van rechtswege geen planMER-plicht.

Er zijn ook geen aanzienlijke milieu-effecten te verwachten want:

• De impact van de bestemmingswijzigingen en de activiteiten die in dit planologisch kader kunnen worden gerealiseerd hebben slechts een beperkte potentiële impact op de milieu- effecten;

• Er zijn geen beschermingen in het plangebied of in de nabijheid aanwezig die bijzondere aandacht vergen;

• Er zijn geen bijzondere kwetsbaarheden die de te verwachten milieu-impact zwaarder zullen doen doorwegen.

Er dient bijgevolg geen planMER opgemaakt te worden voor het RUP ‘Oostmeetstraat’.

Wel dienen een aantal aandachtspunten meegenomen te worden de verdere uitwerking van het RUP ‘Oostmeetstraat’:

• Integraal waterbeleid:

° Gebruik of maximale infiltratie hemelwater

Hemelwater moet in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt worden. In tweede instantie moet het maximaal kunnen infiltreren in de bodem, hetzij door het gebruik van waterdoor- latende materialen, hetzij door afleiding van regenwater van verharde delen naar de on- verharde delen, hetzij door afleiding naar daartoe voorziene constructies om het water te bufferen. Een maximaal hergebruik van het hemelwater staat voorop.

° Compenserende maatregelen voor verharde en bebouwde delen

Binnen de zone zal de verharde en bebouwde oppervlakte in zekere mate toenemen waardoor de infiltratie van hemelwater zal verminderen. Uitgangspunt bij de ontwikkeling van de binnengebieden is dat een maximale infiltratie en buffering gebeurt op de individu- ele percelen. Dit wordt gerealiseerd door maximaal gebruik te maken van waterdoorla- tende materialen en verhardingen te beperken.

Overwegende dat binnen het plangebied de nieuwe bestemmingen een beperkte toename van de bebouwde en verharde oppervlakte zal geven, dat in de stedenbouwkundige voor- schriften de nadruk wordt gelegd op het gebruik van waterdoorlatende materialen en een maximale infiltratie van regenwater in de bodem, kan in alle redelijkheid worden geoordeeld dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.

• De gebieden met een zekere biologische waarde die in het plangebied voorkomen zijn fragmentarisch en behoren tot het woongebied. De waarde is niet van die aard dat ze een bescherming verantwoorden. De gebieden zijn in het vigerend BPA als bebouwbare zones voorzien. In het RUP worden hier geen structurele wijzigingen aan aangebracht.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij de stopzetting van de kleinschalige bedrijfsactiviteiten dient deze zone omgevormd te worden naar een zone voor wonen waarbij er twee ééngezinswoningen kunnen worden voorzien in

De delen van het terrein ingericht als toegang, laden en lossen, parking (beperkt tot zone voor parking in overdruk voor deelzone B) en sport- en speelterrein kunnen, voor

Gelet op de aangifte van een latere verwerking van niet-gecodeerde persoonsgegevens voor historische, statistische en wetenschappelijke doeleinden, bij de

Onderhavig RUP maakt het mogelijk om 10 bijkomende woningen te realiseren (15 woningen per hectare). Een mix van diverse woontypologieën binnen dit woonproject zorgt ervoor dat zowel

6° elke andere instelling naar Belgisch recht of naar het recht van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte die beantwoordt aan collectieve behoeften

Overwegende dat binnen het plangebied de nieuwe bestemmingen een beperkte toename van de bebouwde en verharde oppervlakte zal geven, dat in de stedenbouwkundige

BESTEMMINGSPLAN WATERTORENGEBIED EGMOND AAN ZEE.

[r]