• No results found

Kwetsbaarheid plangebied

In document Gemeente Koekelare RUP Oostmeetstraat (pagina 13-18)

De aanwezigheid van bijzonder beschermde gebieden geeft weliswaar een idee van belangrijke te beschermen waarden, maar geeft vaak onvoldoende de kwetsbaarheid van een gebied weer.

De kwetsbaarheid van een gebied is echter in belangrijke mate bepalend voor de te verwachten milieueffecten. Een gedetailleerde beschrijving van de kenmerken van het plangebied is in dit stadium van het onderzoek niet zinvol. Daarom wordt de kwetsbaarheid van het plangebied ge-karakteriseerd aan de hand van beschikbaar kaartmateriaal, dat een ruwe indicatie hiervan weergeeft.

Aangezien dit een eerder ruwe werkwijze is die de specifieke eigenheid van het gebied slechts beperkt in rekening brengt, wordt er uitgegaan van het voorzorgsbeginsel op dit vlak. Dit bete-kent dat – als er twijfel is over de kwetsbaarheid van – er wordt uitgegaan van een ‘worst case’

inschatting van de kwetsbaarheid.

Om de kwetsbaarheid in kaart te brengen raadplegen we volgend kaartmateriaal:

• Recent overstroomde gebieden en waterlopenkaart;

• Gebieden met een zeer slechte drainage en/of een bijzondere gevoeligheid (zeer natte gron-den - drainageklasse f, g of i volgens de bodemkaart – en veen- en poelgrongron-den);

• Waardevolle of zeer waardevolle gebieden volgens de Biologische Waarderingskaart;

• Relictzones en ankerplaatsen volgens de landschapsatlas – eventueel aangevuld met in-formatie uit de inventaris van het bouwkundig erfgoed en de centraal archeologische inven-taris (CAI);

• Stiltegebieden;

• Woonconcentraties (volgens topografische kaarten, gewestplan);

• Landbouwgronden met een hoge of zeer hoge waardering volgens de landbouwtyperings-kaart;

• Landbouwgronden gelegen binnen de herbevestigde agrarische gebieden.

Rekening houdend met de aard van het planelement, de aanwezige en geplande ontwikkelin-gen in de omgeving en de aard van/afstand tot kwetsbare gebieden, wordt het risico op milieu-effecten beoordeeld en de gewenste diepgang per milieudiscipline vastgesteld.

4.3.1 Overstromingsgebieden

Het plangebied maakt geen deel uit van een mogelijks overstromingsgevoelig gebied en is niet gelegen in een risicozone voor overstro-mingen (bron: www.gisvlaanderen.be, 2006).

In de nabije omgeving zijn enkele mogelijk overstroombare gebieden te vinden, maar deze zijn zeer kleinschalig.

In het noorden en noordwesten is een kleine deel van het gebied ‘overstroombaar vanuit waterloop’ (lichtblauwe kleur). In de nabijheid van het plangebied zijn nog enkele gebieden

‘overstroombaar vanuit waterloop’, vooral vanuit de Donkbeek.

Uit de ‘recent overstroomde gebieden (ROG) blijkt dat in het recente verleden, in de nabijheid van de Donkbeek en binnen de omgeving van het plangebied, geen wateroverlast is geweest.

Scoping milieu-effecten

Het RUP vervangt een bestaand BPA in woongebied onder meer met de bedoeling om de mo-gelijke invulling van de binnengebieden af te stemmen op de huidige situatie. Bedoeling is hiermee de bebouwingsmogelijkheden effectief te kunnen realiseren. Grote delen van het plan-gebied zijn al bebouwd. Door deze wijziging vergroot de verharde oppervlakte in het plan-gebied en zullen in die richting enkele richtlijnen in acht genomen moeten worden:

Gebruik of maximale infiltratie hemelwater

Hemelwater moet in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt worden. In tweede instantie moet het maximaal kunnen infiltreren in de bodem, hetzij door het gebruik van waterdoorlatende ma-terialen, hetzij door afleiding van regenwater van verharde delen naar de onverharde delen, hetzij door afleiding naar daartoe voorziene constructies om het water te bufferen. Een maxi-maal hergebruik van het hemelwater staat voorop.

Compenserende maatregelen voor verharde en bebouwde delen

Binnen de zone zal de verharde en bebouwde oppervlakte toenemen waardoor de infiltratie van hemelwater zal verminderen. Uitgangspunt bij de ontwikkeling van de binnengebieden is dat een maximale infiltratie en buffering gebeurt op de individuele percelen. Dit wordt gerealiseerd door maximaal gebruik te maken van waterdoorlatende materialen en verhardingen te beper-ken.

Besluit

Overwegende dat binnen het plangebied de nieuwe bestemmingen een toename van de be-bouwde en verharde oppervlakte zal geven, dat in de stedenbouwkundige voorschriften de na-druk wordt gelegd op het gebruik van waterdoorlatende materialen en een maximale infiltratie van regenwater in de bodem, kan in alle redelijkheid worden geoordeeld dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.

4.3.2 Bodem

SdP:

Matig natte lemig zandbodem zonder profiel SeP:

Natte lemig zandbodem zonder profiel ZbG:

Droge zandbodem complex ZcG:

Matig droge zandbodem complex OB:

Bebouwde zone

Naast de dichtbebouwde zones heeft het plangebied overwegend een bodem uit zand, in de buurt van het plangebied en in het noorden vinden we ook lemige zandbodem terug.

De meest gevoelige bodems zijn diegenen met drainageklassen f, g of i (tweede letter). Geen van beide bodems vallen hieronder.

Tevens treffen we in het plangebied geen veenbodems of poelgronden aan.

Scoping milieu-effecten

191676_SO002_MER_SDG.doc, revisie 02 Pagina 15 van 18

4.3.3 Biologische waarderingskaart

In het plangebied is er in het westen een complex van biologisch minder waardevolle en zeer waardevolle elementen en in het zuidwesten een complex van biologisch min-der waardevolle, waardevolle en zeer waar-devolle elementen aanwezig (soortenarm permanent cultuurgrasland).

In de buurt van het plangebied ten zuidoos-ten bevindt zich een kasteelpark met gedeel-telijk biologisch zeer waardevolle en biolo-gisch waardevolle gebieden.

4.3.4 Landschap: aanwezigheid ankerplaatsen en relictzones

Uit de Landschapsatlas blijkt dat het plangebied of de directe omgeving geen onderdeel vormt van een ankerplaats, lijnrelict of relictzone.

Wel is in de buurt van de kerk een dorpsgezicht aangeduid, meer bepaald het brouwershuis met omgeving in de Brouwerijstraat. (KB 23/10/1981)

4.3.5 Inventaris bouwkundig erfgoed

In het plangebied zijn geen gebouwen opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed

4.3.6 Landbouwtyperingskaarten

De landbouwtyperingskaarten geven een zeer lage landbouwwaardering weer binnen het plangebied. Aan de randen van het plan-gebied vinden we ook een zeer hoge waar-dering.

Scoping milieu-effecten

4.3.7 Herbevestigd agrarisch gebied

In uitvoering van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen (RSV) stelt de Vlaamse overheid een ruimtelijke visie op voor landbouw, natuur en bos. Deze visie zal de basis vormen voor het op-maken van concrete afbakeningsplannen voor landbouw-, natuur- en bosgebieden.

Echter valt het plangebied buiten de afbakening van de herbevestiging van de gewestplannen in kader van de planningsprocessen voor landbouw, natuur en bos.

4.3.8 Stiltegebieden

Wanneer we de website www.lne.be nakijken, merken we dat het plangebied, noch de gemeen-te Koekelare vermeld wordt als onderdeel van een pogemeen-tentieel stilgemeen-tegebied.

4.3.9 Bodemsaneringslocaties

Er bevinden zich 3 vermoedelijke saneringslocaties in het plangebied (OVAM nrs. 25249, 27329 en 27450). Na adviesinwining van OVAM blijken het eerste en laatste dossier na een oriente-rend bodemonderzoek toch geen verontreinigde gronden te bevatten. Bij het tweede dossier is een zeer beperkte verontreiniging teruggevonden in een deel van de aarde, maar zo miniem dat er verder geen beschrijving nodig was.

Deze locaties zullen dus geen effect hebben op het geplande grondgebruik.

Scoping milieu-effecten

191676_SO002_MER_SDG.doc, revisie 02 Pagina 17 van 18

4.4 Conclusie

Het plangebied en de nabije omgeving vertonen geen uitzonderlijke kwetsbaarheden die moge-lijk onderhevig kunnen zijn aan aanzienmoge-lijke milieueffecten. Een verdere disciplinegewijze uit-werking heeft bijgevolg geen toegevoegde waarde.

Wel komen uit deze scoping een aantal aandachtspunten naar voor om mee te nemen bij de verdere uitwerking van het RUP ‘Oostmeetstraat:

• Integraal waterbeleid:

° Gebruik of maximale infiltratie hemelwater

Hemelwater moet in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt worden. In tweede instantie moet het maximaal kunnen infiltreren in de bodem, hetzij door het gebruik van waterdoor-latende materialen, hetzij door afleiding van regenwater van verharde delen naar de on-verharde delen, hetzij door afleiding naar daartoe voorziene constructies om het water te bufferen. Een maximaal hergebruik van het hemelwater staat voorop.

° Compenserende maatregelen voor verharde en bebouwde delen

Binnen de zone zal de verharde en bebouwde oppervlakte in zekere mate toenemen waardoor de infiltratie van hemelwater zal verminderen. Uitgangspunt bij de ontwikkeling van de binnengebieden is dat een maximale infiltratie en buffering gebeurt op de individu-ele percindividu-elen. Dit wordt gerealiseerd door maximaal gebruik te maken van waterdoorla-tende materialen en verhardingen te beperken.

Overwegende dat binnen het plangebied de nieuwe bestemmingen een beperkte toename van de bebouwde en verharde oppervlakte zal geven, dat in de stedenbouwkundige voor-schriften de nadruk wordt gelegd op het gebruik van waterdoorlatende materialen en een maximale infiltratie van regenwater in de bodem, kan in alle redelijkheid worden geoordeeld dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.

• De gebieden met een zekere biologische waarde die in het plangebied voorkomen zijn fragmentarisch en behoren tot het woongebied. De waarde is niet van die aard dat ze een bescherming verantwoorden. De gebieden zijn in het vigerend BPA als bebouwbare zones voorzien. In het RUP worden hier geen structurele wijzigingen aan aangebracht.

5 Eindconclusie

Voor de activiteiten die binnen het planologisch kader van het RUP ‘Oostmeetstraat zullen kun-nen gerealiseerd worden is er van rechtswege geen planMER-plicht.

Er zijn ook geen aanzienlijke milieu-effecten te verwachten want:

• De impact van de bestemmingswijzigingen en de activiteiten die in dit planologisch kader kunnen worden gerealiseerd hebben slechts een beperkte potentiële impact op de milieu-effecten;

• Er zijn geen beschermingen in het plangebied of in de nabijheid aanwezig die bijzondere aandacht vergen;

• Er zijn geen bijzondere kwetsbaarheden die de te verwachten milieu-impact zwaarder zullen doen doorwegen.

Er dient bijgevolg geen planMER opgemaakt te worden voor het RUP ‘Oostmeetstraat’.

Wel dienen een aantal aandachtspunten meegenomen te worden de verdere uitwerking van het RUP ‘Oostmeetstraat’:

• Integraal waterbeleid:

° Gebruik of maximale infiltratie hemelwater

Hemelwater moet in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt worden. In tweede instantie moet het maximaal kunnen infiltreren in de bodem, hetzij door het gebruik van waterdoor-latende materialen, hetzij door afleiding van regenwater van verharde delen naar de on-verharde delen, hetzij door afleiding naar daartoe voorziene constructies om het water te bufferen. Een maximaal hergebruik van het hemelwater staat voorop.

° Compenserende maatregelen voor verharde en bebouwde delen

Binnen de zone zal de verharde en bebouwde oppervlakte in zekere mate toenemen waardoor de infiltratie van hemelwater zal verminderen. Uitgangspunt bij de ontwikkeling van de binnengebieden is dat een maximale infiltratie en buffering gebeurt op de individu-ele percindividu-elen. Dit wordt gerealiseerd door maximaal gebruik te maken van waterdoorla-tende materialen en verhardingen te beperken.

Overwegende dat binnen het plangebied de nieuwe bestemmingen een beperkte toename van de bebouwde en verharde oppervlakte zal geven, dat in de stedenbouwkundige voor-schriften de nadruk wordt gelegd op het gebruik van waterdoorlatende materialen en een maximale infiltratie van regenwater in de bodem, kan in alle redelijkheid worden geoordeeld dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.

• De gebieden met een zekere biologische waarde die in het plangebied voorkomen zijn fragmentarisch en behoren tot het woongebied. De waarde is niet van die aard dat ze een bescherming verantwoorden. De gebieden zijn in het vigerend BPA als bebouwbare zones voorzien. In het RUP worden hier geen structurele wijzigingen aan aangebracht.

In document Gemeente Koekelare RUP Oostmeetstraat (pagina 13-18)

GERELATEERDE DOCUMENTEN