• No results found

Gemeente Koekelare RUP Oostmeetstraat

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Gemeente Koekelare RUP Oostmeetstraat"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Gemeente Koekelare RUP Oostmeetstraat

Onderzoek tot m.e.r.

Concept

Gemeentebestuur Koekelare

Grontmij Vlaanderen Brugge, 21 oktober 2010

(2)

Verantwoording

Titel : Gemeente Koekelare

RUP Oostmeetstraat

Subtitel : Onderzoek tot m.e.r.

Projectnummer 269265

Referentienummer :

Revisie : 02

Datum : 21 oktober 2010

Auteur(s) : SDG

E-mail adres : Sara.DeGreve@grontmij.be Gecontroleerd door :

Paraaf gecontroleerd :

Goedgekeurd door : RRO

Paraaf goedgekeurd :

Contact : Oostendse Steenweg 146

B-8000 Brugge T +32 50 45 79 80 F +32 50 45 79 90 brugge@grontmij.be www.grontmij.be

(3)

Inhoudsopgave

1 Inleiding... 5

2 Situering en beschrijving van het plangebied ... 6

2.1 Fysieke bestaande toestand ... 6

(1) Noordelijke deelzone ... 7

(2) Woonprojectzone ... 7

2.2 Juridisch bestaande toestand ... 8

2.2.1 Gewestplan ... 8

2.2.2 BPA’s en RUP’s ... 8

3 Doelstelling, reikwijdte en detailleringgraad van het RUP ... 10

3.1 Aanleiding tot de opmaak van het RUP... 10

3.2 Doelstellingen en reikwijdte van het RUP... 10

3.3 Detailleringgraad van het RUP ... 10

3.4 Gewest- of landsgrensoverschrijdende effecten van het RUP ... 10

3.5 Mogelijke alternatieven / nulalternatief ... 11

4 Relevante contextelementen ... 12

4.1 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ... 12

4.2 Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan ... 12

4.2.1 Gewenste nederzettingstructuur ... 12

4.2.2 Gewenste structuur bedrijvigheid ... 12

4.3 Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan... 12

4.3.1 maatregelen en acties (selectie relevant voor RUP): ... 13

5 Aftoetsing m.e.r.-plicht van rechtswege... 14

5.1 DABM van toepassing ... 14

5.2 Planmerplicht ... 14

5.3 Noodzaak tot passende beoordeling ... 14

5.4 Conclusie ... 15

6 Screening milieueffecten... 16

6.1 Voorkomen van bijzonder beschermde gebieden ... 16

6.1.1 VEN-gebieden... 16

6.1.2 Ramsar-gebieden ... 16

6.1.3 Beschermde duingebieden ... 17

6.1.4 ‘Ecologische’ gebieden volgens bestemmingsplannen ... 17

6.1.5 Onroerend Erfgoed ... 17

6.1.6 Waterwingebieden ... 17

6.2 Kwetsbaarheid plangebied... 18

6.2.1 Overstromingsgebieden... 18

6.2.2 Bodem... 20

6.2.3 Biologische waarderingskaart ... 20

6.2.4 Landschap: aanwezigheid ankerplaatsen en relictzones ... 21

6.2.5 Inventaris bouwkundig erfgoed ... 21

6.2.6 Landbouwtyperingskaarten... 21

6.2.7 Herbevestigd agrarisch gebied ... 22

(4)

6.2.8 Stiltegebieden ... 22

6.2.9 Bodemsaneringslocaties... 22

6.2.10 Buurtwegentoets ... 24

6.2.11 Ecosysteemkwetsbaarheid ... 24

6.2.12 Mens - mobiliteit ... 25

6.2.13 Mens – zonering ... 26

6.3 Conclusie ... 27

7 Eindconclusie ... 28

(5)

1 Inleiding

Vanaf 12 oktober 2007 dient er bij de opmaak van RUP’s formeel rekening gehouden te worden met het onderzoek van milieueffecten die de realisatie van de bestemmingen in dit RUP kunnen teweegbrengen. In de praktijk betekent dit dat voor elk RUP minimaal een ‘onderzoek tot m.e.r.’

dient uitgevoerd te worden.

De resultaten van het ‘onderzoek tot m.e.r.’ geven aan of de opmaak van een planMER al dan niet noodzakelijk is. Bijkomend worden de resultaten aangewend om de ruimtelijke keuzes die in het RUP ‘Oostmeetstraat’ gemaakt worden inhoudelijk te versterken en te onderbouwen.

Het document is opgebouwd uit volgende stappen:

• Situering en beschrijving van het plangebied en de ruimtelijke doelstellingen (ruimtelijk en juridisch-beleidsmatig);

• Aftoetsing plan-MER-plicht van rechtswege

° Project-m.e.r.-plicht expliciet aftoetsen d.m.v. mogelijk relevante rubrieken uit bijlagen 1 en 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 10 december 2004 houdende vaststel- ling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage (B.S.

17/02/2005);

° Noodzaak passende beoordeling aftoetsen:

− Gelegen in of in de nabijheid van speciale beschermingszones?

− Aard plan: mate van verstoring, versnippering,…;

Indien de noodzaak tot passende beoordeling van toepassing is en het plan geen klein gebied op lokaal niveau of een kleine wijziging inhoudt, is een plan-MER vereist.

• Screening milieueffecten: eerste ruwe screening van de kwetsbaarheid van de omgeving en de aard van de milieu-impact van het ruimtelijk uitvoeringsplan. De scoping biedt volgende antwoorden:

° Is de opmaak van een PlanMER toch noodzakelijk?

° Zijn er een bepaalde relevante milieudisciplines die verder uitgewerkt dienen te worden?

• Indien noodzakelijk, diepgaander onderzoek van de relevante milieudiscipline(s) zoals vast- gesteld in de scoping;

• Eindconclusie

(6)

2 Situering en beschrijving van het plange- bied

2.1 Fysieke bestaande toestand

Koekelare bevindt zich in het noor- den van de provincie West-

Vlaanderen, iets ten zuiden van de E40 Brugge-Oostende. Het plange- bied betreft een deel van RUP Oostmeetstraat in het centrum van Koekelare.

(situering oorspronkelijke RUP Oost- meetstraat)

Situering plangebied op topografi- sche kaart

(7)

Het plangebied bestaat uit 2 zones met verschillende eigenschappen:

Luchtfoto met afbakening plangebied

(1) Noordelijke deelzone

De zone ten noorden van de Ringlaan betreft een ambachtelijke zone. Het plangebied zelf be- treft een zone met handelsactiviteiten en een horeca-zaak. Het gebied is volledig verhard en bebouwd.

(2) Woonprojectzone

Het bouwblok tussen de Ringlaan en de Oostmeetstraat omvat de gesloten woonomgevingen van de Hovaerestraat en de Oostmeetstraat. Vrij centraal in de Oostmeetstraat bevindt zich de brandweerkazerne. Op de hoek van de Ringlaan met de Oostmeetstraat ligt een drankencentra- le en een carwash. Langs de Ringlaan zijn een vijftal vrijstaande woningen gebouwd. Het bin- nengebied van het bouwblok is tot op heden onbebouwd gebleven dit is de zone die binnen het plangebied valt.

Foto’s van de verschillende structuren:

Handelszaken langs Ringlaan Oostmeetstraat Woonerf Ambachtelijke zone

1

2

(8)

2.2 Juridisch bestaande toestand

2.2.1 Gewestplan

Het plangebied is volgens het gewestplan Diksmuide-Torhout (KB 05.02.1979) en volledig in woongebied gelegen.

Afbakening plangebied binnen gewestplan Diksmuide - Torhout en BPA Oostmeetstraat (MB 19/11/1990) De gedeeltelijke herziening van RUP Oostmeetstraat zal voor de delen die binnen het RUP val- len het RUP Oostmeetstraat (BD 5 november 2009) vervangen. De bestemmingen en bijhoren- de voorschriften worden vervangen door de bestemmingen en voorschriften van onderhavig RUP.

2.2.2 BPA’s en RUP’s

Het bestaande RUP Oostmeetstraat heeft het BPA Oostmeetstraat (MB 19 november 1990) vervangen. Aangrenzend aan het plangebied liggen BPA De Markt, BPA Stationsstraat en BPA Bedrijventerrein Barnestraat.

(9)

Nu is het RUP Oostmeetstraat (BD 5 november 2009) de onderliggende geldende bestemming.

Het betreft volgende bestemmingen: Projectzone voor woningbouw (2), Zone voor ambachtelij- ke bedrijvigheid en Openbare wegen met ontsluitingsfunctie.

De bestemmingen blijven met de herziening van het RUP gelijk. Enkel een aantal randvoor- waarden voor invulling van deze bestemming veranderen.

De uitgangspunten van het RUP Oostmeetstraat blijven bij deze gedeeltelijke herziening de- zelfde als in het oorspronkelijke RUP, zie doelstellingen en reikwijdte van het RUP, hoofdstuk 3.

(10)

3 Doelstelling, reikwijdte en detaillering- graad van het RUP

3.1 Aanleiding tot de opmaak van het RUP

Dit RUP betreft een gedeeltelijke herziening van het bestaande RUP Oostmeetstraat te Koeke- lare. Voor dit RUP werd een ontheffing van planMER verleend op 9/12/2008.

Het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Koekelare besliste om het RUP Oostmeetstraat (BD 5 november 2009) in herziening te stellen om de herlocalisatie van een grootwarenhuis binnen de zone voor ambachtelijke bedrijvigheid toe te staan. Daarnaast vraagt woonprojectzone 2 aangepaste voorschriften omwille van de beperkte aanwezige ruimte.

3.2 Doelstellingen en reikwijdte van het RUP

De uitgangspunten van het RUP Oostmeetstraat blijven bij deze gedeeltelijke herziening de- zelfde als in het oorspronkelijke RUP, namelijk:

• Vastleggen van randvoorwaarden voor grootschalige woningbouw om zodoende de verdich- ting door grootschalige woningbouw te beperken;

• Aandacht voor de ontsluiting van binnengebieden;

• Evenwichtig omgaan met inbreidingsgerichte projecten;

• Uniformiteit tussen vergunningsvoorschriften, voorschriften BPA en de beleidsprincipes uit de structuurplanning voor de ambachtelijke zone.

Binnen deze gelijk gebleven visie doen zich nu echter een aantal ontwikkelingen voor die door strijdigheid met de vigerende stedenbouwkundige voorschriften niet mogelijk zijn.

Het betreft de herlocalisatie van een grootwarenhuis binnen de ambachtelijke zone en een wo- ningbouwproject dat efficiënt wil omgaan met de beschikbare ruimte.

3.3 Detailleringgraad van het RUP

Het RUP zal randvoorwaarden opleggen om de duurzaamheid en kwalitatieve ruimtelijke inte- gratie te garanderen van de gewenste ontwikkelingen.

Het RUP wil voldoende ontwikkelingsmogelijkheden geven aan de bestaande grootschalige detailhandelszaken, zonder de draagkracht van Koekelare te overschrijden. Daarom mag het aantal grootschalige detailhandelszaken niet toenemen.

De zone voor groothandelszaken verruimd, maar in de voorschriften is letterlijk opgenomen dat

‘Het aantal grootschalige detailhandelsuitbatingen, met name twee, mag niet toenemen binnen de grenzen van dit RUP.’.

Daarnaast wordt het RUP verfijnd met de grafische aanduiding van een groenbuffer ten aanzien van het woongebied.

3.4 Gewest- of landsgrensoverschrijdende effecten van het RUP Het plangebied ligt ver van gewest- of landsgrenzen verwijderd.

Gezien de ligging in woongebied en ambachtelijke zones zijn ook geen effecten ten aanzien van belangrijke natuurwaarden te verwachten.

(11)

Hoe ingespeeld wordt op effecten ten aanzien van mogelijke natuurwaarden wordt uitgebreid omschreven in het hoofdstuk ‘screening milieueffecten’.

3.5 Mogelijke alternatieven / nulalternatief

Wanneer dit plangebied niet in een RUP blijft opgenomen blijft onderliggend RUP geldig. Bin- nen de zone voor ambachtelijke bedrijvigheid is zeer veel mogelijk, dat mogelijk schadelijk kan zijn voor de woonomgeving. Deze zone wordt verfijnd in functie van groothandelszaken, zonder dat deze in aantal mogen toenemen.

Gezien de beperkte oppervlakte van de woonprojectzone is het binnen de huidige geldende voorschriften dit gebied te ontwikkelen. De gemeente is van oordeel dat een kwalitatief project op deze plek zeker moet kunnen. De randvoorwaarden wijzigen zodanig dat onder andere car- ports kunnen toegestaan worden in plaats van garages. Zo kan grotere aandacht besteedt wor- den aan een kwalitatieve woonomgeving binnen de beperkte ruimte.

(12)

4 Relevante contextelementen

4.1 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen

Koekelare is in het RSV geselecteerd als buitengebied. Doelstellingen uit het RSV voor het bui- tengebied zijn ondermeer het vrijwaren van het buitengebied voor de essentiële functie land- bouw, bosbouw, wonen en werken.

Voor de nederzettingsstructuur zijn dit de belangrijkste gevolgen:

• Concentreren van wonen in de woonkernen en hoofddorpen van het buitengebied

• Geen verdere groei van linten en verspreide bebouwing

• Voor kernen in het buitengebied wordt een woningdichtheid van 15 WE/ha nagestreefd

• Multifunctionaliteit en verweven van functies staat voorop in de woonkernen en hoofddorpen Met de gedeeltelijke herziening van dit RUP wordt aan deze voorwaarden voldaan.

Verder zijn er geen hoofdwegen, primaire wegen, spoorwegen of hoofdwaterwegen op grond- gebied Koekelare geselecteerd.

4.2 Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan 4.2.1 Gewenste nederzettingstructuur

De gewenste ruimtelijke structuur voor het nederzettingspatroon in West-Vlaanderen is een ge- lijkmatig verspreid patroon van stedelijke gebieden, hoofddorpen en woonkernen.

Koekelare is geselecteerd als structuurondersteunend hoofddorp in het buitengebied.

Onder een structuurondersteunend hoofddorp wordt het volgende verstaan:

• Rol: structuurondersteunend voor wonen en werken in het buitengebied en een bovenlokale verzorgende rol.

• Mogelijkheid bijkomende woningen: opvang van de eigen groei huishoudens op niveau van de kern + aangroei huishoudens, die niet kerngebonden zijn + mogelijkheid eigen groei huis- houdens van andere geselecteerde kernen in het buitengebied.

• Mogelijkheid lokale bedrijvigheid: in verwevenheid met het wonen en de mogelijkheid voor een lokaal bedrijventerrein van 5ha met de mogelijkheid tot uitbreiding tijdens de planperio- de.

• Aangeven ruimtelijke ontwikkelingen: in een gemeentelijk ruimtelijk structuurplan. De nood aan bijkomende woongelegenheden en de grootte van een lokaal bedrijventerrein worden gestaafd met gemeentelijke behoeftenstudies.

Voor de overige woonconcentraties in Koekelare kunnen bijkomende woongelegenheden enkel gerealiseerd worden in de juridisch bestaande bouwgronden.

4.2.2 Gewenste structuur bedrijvigheid

Gezien Koekelare in het RSV niet geselecteerd is als economische knooppunt, zijn nieuwe re- gionale bedrijventerreinen niet mogelijk. Door de selectie van Koekelare als structuuronder- steunend hoofddorp is er wel de mogelijkheid voor een lokaal bedrijventerrein van 5 ha.

4.3 Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan

(13)

Relevante contextelementen

4.3.1 maatregelen en acties (selectie relevant voor RUP):

• Nederzettingstructuur: de acties met betrekking tot de nederzettingstructuur zijn gericht op de verdere uitbouw van Koekelare als aantrekkelijke woongemeente:

° verhogen van realisatiegraad van uitgeruste bouwpercelen door het bijhouden van een inventaris van onbebouwde percelen en sensibilisatie van de bevolking;

° heraanleg van het openbaar domein (o.a. doortocht Bovekerkestraat, Ringlaan) met de aanplant van lineair groen als regel renovatie en vernieuwbouw van woningen met slech- te woonkwaliteit stimuleren via gemeentelijke subsidiemaatregelen (naast de bestaande subsidies van de hogere overheid);

° bestaande en toekomstig leegstaande gebouwen in de dorpskernen herbestemmen i.f.v.

wonen en/of woonondersteunende functies;

° inperken van de trend tot grootschalige woningbouw door rekening te houden met de voorop gestelde voorwaarden bij de opmaak of herziening van RUP’s en bij het vergun- ningenbeleid;

° bij elke stedenbouwkundige aanvraag waken over de ruimtelijke kwaliteit, de architectura- le en stedenbouwkundige aspecten benutten opportuniteiten binnen het bestaande woonweefsel voor kleinschalige sociale woonprojecten;

° benutten opportuniteiten binnen het bestaande woonweefsel voor kleinschalige sociale woonprojecten.

• Ruimtelijk-economische structuur: de acties met betrekking tot de ruimtelijk-economische structuur zijn gericht op het voeren van een kwalitatief aanbodbeleid in functie van de be- hoeften voor lokale bedrijvigheid, het garanderen van de leefbaarheid van de verspreide be- drijvigheid en het behoud van de economische functie van de dorpskernen (bevorderen van de verweving wonen en werken):

° herlokalisatie van niet-hinderlijke ambachtelijke bedrijven in de woonzones tegengaan, door het bieden van voldoende ontwikkelingsmogelijkheden voor zoverre de woonkwali- teit niet in het gedrang komt;

° rekening houden met het principe van verweving bij de opmaak of herziening van RUP’s.

• Verkeers- en vervoersstructuur: de acties met betrekking tot de verkeers- en vervoers- structuur zijn gericht op het beheersen van de groeiende automobiliteit en het verhogen van de verkeersleefbaarheid:

° reserveren van de dorpscentra voor bestemmingsverkeer;

° herinrichting van de doortocht Ringlaan.

•••• Natuurlijke en agrarische structuur:

°°°° rekening houden met de vooropgestelde principes voor maximale infiltratie van water in het vergunningenbeleid

(14)

5 Aftoetsing m.e.r.-plicht van rechtswege

5.1 DABM van toepassing

Het Ruimtelijk uitvoeringsplan vormt het kader voor het toekennen van stedenbouwkundige vergunningen.

Het RUP valt dus onder de definitie van een plan of programma en onder het toepassingsge- bied zoals gedefinieerd in het Decreet houdende de Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid (DABM).

5.2 Planmerplicht

Er dient te worden afgetoetst of het RUP het kader kan vormen voor de toekenning van een vergunning voor een project opgesomd in bijlagen I en II van het besluit van de Vlaamse Rege- ring van 10 december 2004 houdende vaststelling van categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectenrapportage.

We gaan specifiek in op 10b:

10b) Stadsontwikkelingsprojecten, met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerter- reinen,

• met betrekking tot de bouw van 1000 of meer woongelegenheden, of

• met een brutovloeroppervlakte van 5.000 m² handelsruimte of meer, of

• met een verkeersgenererende werking van pieken van 1000 of meer personenautoequi- valenten per tijdsblok van 2 uur.

De activiteiten die binnen het planologische kader van het RUP zullen kunnen gerealiseerd worden, met name verfijnen van een ambachtelijke bedrijvenzone en woonprojectzone, vallen hier niet onder.

De bestaande handelsruimtes hebben op vandaag samen namelijk een brutovloeroppervlakte van +/- 3200m². Gezien het aantal handelszaken niet mag uitbreiden ziet het er niet naar uit dat de totale oppervlakte groter zal worden dan 5000m².

5.3 Noodzaak tot passende beoordeling

De passende beoordeling wordt voorgeschreven volgens artikel 36ter van het decreet Natuur- behoud, en is van toepassing indien het plan betekenisvolle impact kan hebben op speciale beschermingszones. Met speciale beschermingszones worden de habitatrichtlijnen en de vogel- richtlijngebieden bedoeld. Samen vormen zij het Natura2000 gebied. Voor deze gebieden gel- den een aantal verplichtingen zoals het uitvoeren van beschermingsmaatregelen, de monitoring van effecten (ook van activiteiten buiten het gebied zelf, maar met invloed op het gebied) en het opstellen van een passende beoordeling.

De passende beoordeling moet worden opgemaakt wanneer aan volgende voorwaarden is vol- daan:

• Het voorgenomen plan heeft niet te maken met het beheer van de speciale beschermings- zone

• Op basis van de voortoets kan een betekenisvolle aantasting van de beschermde habitats of soorten uit de speciale beschermingszone niet worden uitgesloten.

Ten gevolge van de decreetwijziging van de planmerregelgeving van 8 mei 2009 heeft de initia- tiefnemer van een plan ook in het geval dat voor een plan een passende beoordeling noodzake-

(15)

Aftoetsing m.e.r.-plicht van rechtswege

lijk is, de mogelijkheid via een screening aan te tonen dat ten gevolge van het plan geen aan- zienlijke milieueffecten mogelijk zijn indien het plan een klein gebied op lokaal niveau betreft of een kleine wijziging inhoudt. Bij noodzaak van een passende beoordeling dient in de scree- ningsnota dan ook aangetoond te worden dat het plan een klein gebied op lokaal niveau of een kleine wijziging betreft. Indien dit niet het geval is moet een planmer worden opgemaakt.

Het plangebied ligt;

• Niet in of nabij habitatrichtlijngebied.

• Niet in of nabij vogelrichtlijngebied

Daarnaast betreft de herziening van het RUP slechts een kleine wijziging van de huidige toe- stand (zie hoofdstuk 3).

5.4 Conclusie

De opmaak van een planMER wordt niet noodzakelijk geacht vanuit de project-m.e.r. plicht of de noodzaak tot een passende beoordeling.

(16)

6 Screening milieueffecten

6.1 Voorkomen van bijzonder beschermde gebieden

In het Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de categorieën van projec- ten onderworpen aan milieueffectrapportage wordt aangegeven wat er verstaan wordt onder

‘bijzonder beschermde gebieden’:

• het Vlaams Ecologisch Netwerk overeenkomstig het decreet van 21 oktober 1997 betreffen- de het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;

• de gebieden aangeduid overeenkomstig de Conventie van Ramsar inzake watergebieden van internationale betekenis;

• speciale beschermingszones overeenkomstig het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;

• beschermde duingebieden of voor het duingebied belangrijk landbouwgebied zoals aange- geven ter uitvoering van het decreet van 14 juli 1993 houdende maatregelen tot bescher- ming van de kustduinen;

• natuurgebieden, natuurgebieden met wetenschappelijke waarde en de ermee vergelijkbare gebieden, aangewezen op plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening;

• bosgebieden, valleigebieden, brongebieden, overstromingsgebieden, agrarische gebieden met ecologisch belang of ecologische waarde en de ermee vergelijkbare gebieden, aange- wezen op plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimte- lijke ordening;

• beschermde landschappen, stads- of dorpsgezichten, monumenten of archeologische zo- nes; bouwkundig erfgoed

• waterwingebieden en bijhorende beschermingszones type I en II vastgesteld ter uitvoering van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer;

• een volgens een plan van aanleg of ruimtelijk uitvoeringsplan vastgesteld erfgoedlandschap.

Aangezien het voorkomen van deze bijzonder beschermde gebieden vaak een bepalende rol speelt in functie van de project-m.e.r.-plicht en gezien deze gebieden als bijzondere bescherm- de gebieden worden beschouwd omdat ze een hoge waarde en/of kwetsbaarheid vanuit milieu- oogpunt hebben, geeft het voorkomen ervan een goede indicatie van gevoeligheid van het plangebied voor het mogelijk optreden van milieueffecten. Deze elementen worden daarom nu voor het plangebied onderzocht. In een verdere stap wordt dan nagegaan of – rekening hou- dende met de aard van het plan – een (aanzienlijk) milieueffect ten aanzien van deze gebieden kan optreden en hoe dit kan voorkomen worden.

6.1.1 VEN-gebieden

Geen VEN-gebieden in of in de nabijheid van het plangebied (geen op het grondgebied van Koekelare).

6.1.2 Ramsar-gebieden

Geen RAMSAR-gebieden in of in de nabijheid van het plangebied (geen op het grondgebied van Koekelare).

(17)

Screening milieueffecten

6.1.3 Beschermde duingebieden Niet van toepassing

6.1.4 ‘Ecologische’ gebieden volgens bestemmingsplannen

In het plangebied zijn er geen natuurgebieden, bosgebieden valleigebieden, brongebieden of agrarische gebieden met ecologisch belang gelegen volgens het vigerende gewestplan.

6.1.5 Onroerend Erfgoed

In het plangebied zijn er geen beschermde landschappen, stads- of dorpsgezichten gelegen, noch beschermde monumenten. De site is ook geen erfgoedlandschap.

Ten zuidoosten van het plangebied is het Brouwershuis met omgeving beschermd als dorpsge- zicht, met inbegrip van enkele gebouwen die als monument beschermd worden. Ten oosten is in de Noordomstraat een herenwoning met dokterskabinet en tuin beschermd als monument.

Beide liggen op een afstand van het plangebied en zijn dus niet rechtstreeks van belang voor het RUP.

6.1.6 Waterwingebieden

Het plangebied is niet gelegen in of nabij een oppervlaktewaterwingebied of een beschermings- zone voor grondwaterwinning.

De activiteiten die binnen het planologisch kader van het RUP zullen kunnen gerealiseerd wor- den hebben geen impact op het grondwater.

(18)

Screening milieueffecten

6.2 Kwetsbaarheid plangebied

De aanwezigheid van bijzonder beschermde gebieden geeft weliswaar een idee van belangrijke te beschermen waarden, maar geeft vaak onvoldoende de kwetsbaarheid van een gebied weer.

De kwetsbaarheid van een gebied is echter in belangrijke mate bepalend voor de te verwachten milieueffecten. Een gedetailleerde beschrijving van de kenmerken van het plangebied is in dit stadium van het onderzoek niet zinvol. Daarom wordt de kwetsbaarheid van het plangebied ge- karakteriseerd aan de hand van beschikbaar kaartmateriaal, dat een ruwe indicatie hiervan weergeeft.

Aangezien dit een eerder ruwe werkwijze is die de specifieke eigenheid van het gebied slechts beperkt in rekening brengt, wordt er uitgegaan van het voorzorgsbeginsel op dit vlak. Dit bete- kent dat – als er twijfel is over de kwetsbaarheid van – er wordt uitgegaan van een ‘worst case’

inschatting van de kwetsbaarheid.

Om de kwetsbaarheid in kaart te brengen raadplegen we volgend kaartmateriaal:

• Recent overstroomde gebieden en waterlopenkaart;

• Gebieden met een zeer slechte drainage en/of een bijzondere gevoeligheid (zeer natte gron- den - drainageklasse f, g of i volgens de bodemkaart – en veen- en poelgronden);

• Waardevolle of zeer waardevolle gebieden volgens de Biologische Waarderingskaart;

• Relictzones en ankerplaatsen volgens de landschapsatlas – eventueel aangevuld met in- formatie uit de inventaris van het bouwkundig erfgoed en de centraal archeologische inven- taris (CAI);

• Stiltegebieden;

• Woonconcentraties (volgens topografische kaarten, gewestplan);

• Landbouwgronden met een hoge of zeer hoge waardering volgens de landbouwtyperings- kaart;

• Landbouwgronden gelegen binnen de herbevestigde agrarische gebieden.

Rekening houdend met de aard van het planelement, de aanwezige en geplande ontwikkelin- gen in de omgeving en de aard van/afstand tot kwetsbare gebieden, wordt het risico op milieu- effecten beoordeeld en de gewenste diepgang per milieudiscipline vastgesteld.

6.2.1 Overstromingsgebieden

(19)

Screening milieueffecten

Het plangebied maakt geen deel uit van een mogelijks overstromingsgevoelig gebied en is niet gelegen in een risicozone voor overstromingen (bron: www.gisvlaanderen.be, 2006). In de na- bije omgeving zijn enkele mogelijk overstroombare gebieden te vinden, maar deze zijn zeer kleinschalig.

In het noorden en noordwesten van het oorspronkelijke RUP Oostmeetstraat is een kleine deel van het gebied ‘overstroombaar vanuit waterloop’ (lichtblauwe kleur). In de nabijheid van het plangebied zijn nog enkele gebieden ‘overstroombaar vanuit waterloop’ (rode kleur), vooral vanuit de Donkbeek.

Uit de ‘recent overstroomde gebieden (ROG) blijkt dat in het recente verleden, in de nabijheid van de Donkbeek en binnen de omgeving van het plangebied, geen wateroverlast is geweest.

Het plangebied en de volledige omgeving zijn matig gevoelig voor grondwaterstroming.

Er zijn geen gegevens en meetpunten in de nabije omgeving van het plangebied terug te vinden op de kaarten van waterkwaliteit. Er wordt niet verwacht dat hier een invloed op zal zijn door de wijziging in bestemming van het RUP.

Het RUP vervangt een deel van het bestaande RUP in woongebied onder meer met de bedoe- ling om de mogelijke invulling van de binnengebieden af te stemmen op de huidige situatie. Be- doeling is hiermee de bebouwingsmogelijkheden effectief te kunnen realiseren. Grote delen van het plangebied zijn al bebouwd, andere delen zijn verhard. Door deze wijziging vergroot de ver- harde oppervlakte in het gebied niet fundamenteel. Volgende maatregelen kunnen bij invulling van de zones in acht genomen worden:

erosiegevoeligheid grondwaterstromingsgevoeligheid

hellingenkaart infiltratiegevoeligheid

(20)

Screening milieueffecten

Gebruik of maximale infiltratie hemelwater

Hemelwater moet in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt worden. In tweede instantie moet het maximaal kunnen infiltreren in de bodem, hetzij door het gebruik van waterdoorlatende ma- terialen, hetzij door afleiding van regenwater van verharde delen naar de onverharde delen, hetzij door afleiding naar daartoe voorziene constructies om het water te bufferen. Een maxi- maal hergebruik van het hemelwater staat voorop.

Compenserende maatregelen voor verharde en bebouwde delen

Binnen de zone zal de verharde en bebouwde oppervlakte toenemen waardoor de infiltratie van hemelwater zal verminderen. Uitgangspunt bij de ontwikkeling van de binnengebieden is dat een maximale infiltratie en buffering gebeurt op de individuele percelen. Dit wordt gerealiseerd door maximaal gebruik te maken van waterdoorlatende materialen en verhardingen te beper- ken.

Besluit

Overwegende dat binnen het plangebied de nieuwe bestemmingen mogelijks een toename van de bebouwde en verharde oppervlakte zal geven, dat in de stedenbouwkundige voorschriften de nadruk wordt gelegd op het gebruik van waterdoorlatende materialen en een maximale infil- tratie van regenwater in de bodem, kan in alle redelijkheid worden geoordeeld dat geen schade- lijk effect wordt veroorzaakt.

6.2.2 Bodem

Naast de dichtbebouwde zones heeft het plangebied overwegend een bodem uit zand, in de buurt van het plangebied en in het noor- den vinden we ook lemige zandbodem terug.

Geen van beide bodems vallen onder de noemer ‘gevoelige bodems’.

Tevens treffen we in het plangebied geen veenbodems of poelgronden aan.

6.2.3 Biologische waarderingskaart

Ten westen van het plangebied is er een complex van biologisch minder waardevolle en zeer waardevolle elementen.

Het RUP heeft hier geen invloed op.

(21)

Screening milieueffecten

6.2.4 Landschap: aanwezigheid ankerplaatsen en relictzones

Uit de Landschapsatlas blijkt dat het plangebied of de directe omgeving geen onderdeel vormt van een ankerplaats, lijnrelict of relictzone.

Wel is in de buurt van de kerk een dorpsgezicht aangeduid, meer bepaald het brouwershuis met om- geving in de Brouwerij- straat. (KB 23/10/1981)

6.2.5 Inventaris bouwkundig erfgoed

In het plangebied zijn geen gebouwen opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed

6.2.6 Landbouwtyperingskaarten

De landbouwtyperingskaarten geven een zeer lage land- bouwwaardering weer binnen het plangebied. Aan de randen van het plangebied vinden we ook een zeer hoge waardering. Het RUP heeft hier geen invloed op.

(22)

Screening milieueffecten

6.2.7 Herbevestigd agrarisch gebied

In uitvoering van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen (RSV) stelt de Vlaamse overheid een ruimtelijke visie op voor landbouw, natuur en bos. Deze visie zal de basis vormen voor het op- maken van concrete afbakeningsplannen voor landbouw-, natuur- en bosgebieden.

Echter het plangebied valt buiten de afbakening van de herbevestiging van de gewestplannen in kader van de planningsprocessen voor landbouw, natuur en bos.

6.2.8 Stiltegebieden

Wanneer we de website www.lne.be nakijken, merken we dat het plangebied, noch de gemeen- te Koekelare vermeld wordt als onderdeel van een potentieel stiltegebied.

6.2.9 Bodemsaneringslocaties

Er bevinden zich 3 vermoedelijke saneringslocaties in de nabijheid van het plangebied (OVAM nrs. 19425, 27329 en 27450). Na adviesinwining van OVAM blijken het laatste dossier na een oriënterend bodemonderzoek toch geen verontreinigde gronden te bevatten. Bij het tweede dossier is een zeer beperkte verontreiniging teruggevonden in een deel van de aarde, maar zo miniem dat er verder geen beschrijving nodig was. Ook bij het eerste dossier is het bij een ori- enterend bodemonderzoek gebleven.

Deze locaties zullen dus geen effect hebben op het geplande grondgebruik.

(23)

Screening milieueffecten

De locaties liggen allen net buiten het plangebied voor de herziening.

Er dient rekening gehouden te worden met de bestaande wetgeving (Bodemdecreet en Vlare- bo).

(24)

Screening milieueffecten

6.2.10 Buurtwegentoets

Doorheen de ambachtelijke zone ligt voetweg nr. 56. De woonprojectzone sluit aan op buurtweg nr. 8. Beide trace’s blijven met dit RUP als openbare weg in gebruik.

6.2.11 Ecosysteemkwetsbaarheid

ecotoopverlies eutrofiering

verdroging verzuring

Het plangebied is weinig kwetsbaar op vlak van ecosystemen.

(25)

Screening milieueffecten

6.2.12 Mens - mobiliteit

De ontsluiting van de ambachtelijke bedrijvenzone gebeurt vandaag via de Stalpaertstraat. De- ze sluit rechtstreeks aan op de Ringlaan.

In het GRS van Koekelare staat hierover het volgende geschreven: “De Ringlaan vormt van- daag reeds een belangrijke activiteitenas. De Ringlaan zorgt voor een goede ontsluiting van activiteiten naar de lokale verbindingswegen tussen de verschillende woonkernen, en naar het hoger wegennet. Bijkomende verkeersgenererende activiteiten op lokaal niveau dienen dan ook bij voorkeur langsheen de Ringlaan voorzien te worden. Hierbij moet er wel op gelet worden dat de verkeersveiligheid en -leefbaarheid langsheen de drukke Ringlaan niet in het gedrang komt.”

Door de ontsluiting te laten verlopen zoals deze op vandaag verloopt en ook op die manier ver- ordenend vast te leggen in het RUP wordt geen extra ontsluiting op de Ringlaan aangetakt en worden onveilige situaties vermeden. De ligging langs de Ringlaan blijft wel gegarandeerd.

Daarnaast wordt geen bijkomende mobiliteit verwacht gezien het aantal groothandelszaken niet mag toenemen. Door de zone voor groothandelszaken kan het parkeren op een efficiëntere manier georganiseerd worden, waardoor parkeerplaatszoekend verkeer in de straat wordt ver- meden.

Gezien het RUP slechts een kleine wijziging omvat worden geen problemen inzake mobiliteit en verkeersleefbaarheid verwacht ten gevolge van het RUP.

(26)

Screening milieueffecten

6.2.13 Mens – zonering

Het plangebied ligt volledig in centraal gebied.

(27)

Screening milieueffecten

6.3 Conclusie

Het plangebied en de nabije omgeving vertonen geen uitzonderlijke kwetsbaarheden die moge- lijk onderhevig kunnen zijn aan aanzienlijke milieueffecten. Een verdere disciplinegewijze uit- werking heeft bijgevolg geen toegevoegde waarde.

Wel komen uit deze scoping een aantal aandachtspunten naar voor om mee te nemen bij de verdere uitwerking van de gedeeltelijke herziening van het RUP ‘Oostmeetstraat:

• Integraal waterbeleid:

° Gebruik of maximale infiltratie hemelwater

Hemelwater moet in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt worden. In tweede instantie moet het maximaal kunnen infiltreren in de bodem, hetzij door het gebruik van waterdoor- latende materialen, hetzij door afleiding van regenwater van verharde delen naar de on- verharde delen, hetzij door afleiding naar daartoe voorziene constructies om het water te bufferen. Een maximaal hergebruik van het hemelwater staat voorop.

° Compenserende maatregelen voor verharde en bebouwde delen

Binnen de zone zal de verharde en bebouwde oppervlakte in zekere mate toenemen waardoor de infiltratie van hemelwater zal verminderen. Uitgangspunt bij de ontwikkeling van de binnengebieden is dat een maximale infiltratie en buffering gebeurt op de individu- ele percelen. Dit wordt gerealiseerd door maximaal gebruik te maken van waterdoorla- tende materialen en verhardingen te beperken.

Overwegende dat binnen het plangebied de nieuwe bestemmingen een beperkte toename van de bebouwde en verharde oppervlakte zal geven, dat in de stedenbouwkundige voor- schriften de nadruk wordt gelegd op het gebruik van waterdoorlatende materialen en een maximale infiltratie van regenwater in de bodem, kan in alle redelijkheid worden geoordeeld dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.

(28)

7 Eindconclusie

Voor de activiteiten die binnen het planologisch kader van de gedeeltelijke herziening het RUP

‘Oostmeetstraat zullen kunnen gerealiseerd worden is er van rechtswege geen planMER-plicht.

Er zijn ook geen aanzienlijke milieu-effecten te verwachten want:

• De impact van de bestemmingswijzigingen en de activiteiten die in dit planologisch kader kunnen worden gerealiseerd hebben slechts een beperkte potentiële impact op de milieu- effecten;

• Er zijn geen beschermingen in het plangebied of in de nabijheid aanwezig die bijzondere aandacht vergen;

• Er zijn geen bijzondere kwetsbaarheden die de te verwachten milieu-impact zwaarder zullen doen doorwegen.

Er dient bijgevolg geen planMER opgemaakt te worden voor het RUP ‘Oostmeetstraat’.

Wel dienen een aantal aandachtspunten meegenomen te worden de verdere uitwerking van de herziening van het RUP ‘Oostmeetstraat’:

• Integraal waterbeleid:

° Gebruik of maximale infiltratie hemelwater

Hemelwater moet in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt worden. In tweede instantie moet het maximaal kunnen infiltreren in de bodem, hetzij door het gebruik van waterdoor- latende materialen, hetzij door afleiding van regenwater van verharde delen naar de on- verharde delen, hetzij door afleiding naar daartoe voorziene constructies om het water te bufferen. Een maximaal hergebruik van het hemelwater staat voorop.

° Compenserende maatregelen voor verharde en bebouwde delen

Binnen de zone zal de verharde en bebouwde oppervlakte in zekere mate toenemen waardoor de infiltratie van hemelwater zal verminderen. Uitgangspunt bij de ontwikkeling van de binnengebieden is dat een maximale infiltratie en buffering gebeurt op de individu- ele percelen. Dit wordt gerealiseerd door maximaal gebruik te maken van waterdoorla- tende materialen en verhardingen te beperken.

Overwegende dat binnen het plangebied de nieuwe bestemmingen een beperkte toename van de bebouwde en verharde oppervlakte zal geven, dat in de stedenbouwkundige voor- schriften de nadruk wordt gelegd op het gebruik van waterdoorlatende materialen en een maximale infiltratie van regenwater in de bodem, kan in alle redelijkheid worden geoordeeld dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.

• De gebieden met een zekere biologische waarde die in het plangebied voorkomen zijn fragmentarisch en behoren tot het woongebied. De waarde is niet van die aard dat ze een bescherming verantwoorden. De gebieden zijn in het vigerend BPA als bebouwbare zones voorzien. In het RUP worden hier geen structurele wijzigingen aan aangebracht.

• Het RUP wil voldoende ontwikkelingsmogelijkheden geven aan de bestaande grootschalige detailhandelszaken, zonder de draagkracht van Koekelare te overschrijden. Daarom mag het aantal grootschalige detailhandelszaken niet toenemen.

De zone voor groothandelszaken verruimd, maar in de voorschriften is letterlijk opgenomen

(29)

Eindconclusie

dat ‘Het aantal grootschalige detailhandelsuitbatingen, met name twee, mag niet toenemen binnen de grenzen van dit RUP.’.

• Daarnaast wordt het RUP verfijnd met de grafische aanduiding van een groenbuffer ten aanzien van het woongebied.

• Er dient rekening gehouden te worden met de bestaande wetgeving inzake bodem (Bodem- decreet en Vlarebo).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Aangezien het over een regularisatie gaat van een bestaande toestand van het bestaand bedrijf Dranken van Eetvelde (gelegen in het goedgekeurd BPA 35/1 : E17/3

6° elke andere instelling naar Belgisch recht of naar het recht van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte die beantwoordt aan collectieve behoeften

Deze bestemming treedt in werking indien er voor 2025 geen vergunningsaanvraag is ingediend voor de realisatie van het bedrijventerrein en er binnen de geldigheid van de

Overwegende dat binnen het plangebied de nieuwe bestemmingen een beperkte toename van de bebouwde en verharde oppervlakte zal geven, dat in de stedenbouwkundige voor- schriften

Bij de stopzetting van de kleinschalige bedrijfsactiviteiten dient deze zone omgevormd te worden naar een zone voor wonen waarbij er twee ééngezinswoningen kunnen worden voorzien in

Voorzieningen en infrastructuur die nodig zijn voor het vertragen van de afvoer, retentie, infiltratie en bergen van zuiver hemelwater en oppervlaktewater en onderhoud

De delen van het terrein ingericht als toegang, laden en lossen, parking (beperkt tot zone voor parking in overdruk voor deelzone B) en sport- en speelterrein kunnen, voor

[r]