Colofon
Projectnummer 26810211
Auteurs drs. A.M.H.C. Koekkelkoren, drs. S. Moerman
Redactie dr. A.W.E. Wilbers
Versie 1.5
Status definitief
Autorisatie
dr. A.W.E. Wilbers Senior Prospector 5-4-2011
Goedkeuring
dhr. A. Groenewegen Gemeente Zwijndrecht
drs. J. Hoevenberg Adviseur gemeente Zwijndrecht, senior
archeoloog gemeente Dordrecht 22-06-2011
Opdrachtgever RBOI Rotterdam bv
mw. M. Koot Postbus 150
3000 AD Rotterdam
© Becker & Van de Graaf bv Noordwijk, maart 2011 ISSN 1879-3711
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Koninginneweg, Zwijndrecht Gemeente Zwijndrecht
B&G rapport 1192
Protocol 4002
Protocol 4003
SAMENVATTING:
In opdracht van RBOI Rotterdam bv heeft Becker & Van de Graaf bv een archeologisch onderzoek uitgevoerd voor de locatie aan de Koninginneweg te Zwijndrecht. Het archeologisch onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek en een verkennend booronderzoek. Het archeologisch veldwerk is gecombineerd uitgevoerd met het milieukundig onderzoek door IDDS bv.
Uit het bureauonderzoek is gebleken dat het plangebied is gevormd onder omstandigheden die niet gunstig waren voor bewoning. Pas na de bedijking van het plangebied en de omgeving in de 14de eeuw werden de omstandigheden gunstiger en overstroomde het plangebied niet meer. De bebouwing van Zwijndrecht is gelegen aan de dijken, ten oosten van het plangebied. Het plangebied en de omgeving zijn polders en in gebruik als weiland. Er is hier geen bebouwing bekend, tot de huidige bebouwing die is aangelegd in de jaren ’20 of ’30 van de 20ste eeuw.
Het veldonderzoek wees uit dat de ondergrond bestaat uit veen, komklei en overstromingsafzettingen en dus is ontstaan onder zeer natte omstandigheden. Dit wijst erop dat het plangebied tot het einde van de overstromingen in de 14de eeuw niet bewoonbaar was. Daarna waren de omstandigheden gunstiger voor bewoning, hoewel de bebouwing voornamelijk ten oosten van het plangebied was gelegen, aan de dijken.
Op basis van de lage verwachting voor alle perioden wordt er voor het plangebied geen vervolgonderzoek geadviseerd.
INHOUDSOPGAVE:
ADMINISTRATIEVE GEGEVENS VAN HET PLANGEBIED ... 4
1. INLEIDING ... 5
1.1. Aanleiding ... 5
1.2. Doel- en vraagstelling van het onderzoek... 5
1.3. Ligging van het plan- en onderzoeksgebied ... 6
2. BUREAUONDERZOEK ... 7
2.1. Werkwijze ... 7
2.2. Geologie, geomorfologie en bodem ... 7
2.3. Archeologische en ondergrondse bouwhistorische waarden ... 8
2.4. Historische situatie en mogelijke verstoringen ... 9
2.5. Gespecificeerd verwachtingsmodel ... 10
3. VELDONDERZOEK ... 11
3.1. Onderzoekshypothese en onderzoeksopzet ... 11
3.2. Werkwijze ... 11
3.3. Resultaten ... 11
3.4. Interpretatie ... 11
4. CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN ... 13
4.1. Beantwoording vraagstelling ... 13
4.2. Aanbevelingen ... 14
4.3. Betrouwbaarheid ... 14
GERAADPLEEGDE BRONNEN ... 15
LIJST VAN AFKORTINGEN EN BEGRIPPEN ... 16
BIJLAGEN
1. Topografische kaart 2. Archis-informatie 3. Boorlocatiekaart 4. Boorbeschrijvingen 5. Periodentabel
6. Kadastrale minuutkaart 1811-32 7. Historische kaart 1830-50
Administratieve gegevens van het plangebied
Toponiem Koninginneweg
Onderzoeksmeldingsnummer 45525
Plaats Zwijndrecht
Gemeente Zwijndrecht
Kadastrale aanduiding Zwijndrecht, sectie B, perceel 5812
Provincie Zuid-Holland
Coördinaten Centrum Hoekpunten
103.704/425.750 103.724/425.813 (nw) 103.740/425.796 (no) 103.704/425.697 (zo) 103.654/425.734 (zw) Oppervlakte plangebied 3.900 m2
Onderzoekskader Bouwvergunning Opdrachtgever RBOI Rotterdam bv
Contactpersoon: mw. M. Koot Postbus 150
3000 AD Rotterdam Tel: 010-2018555 m.koot@rboi.nl
Uitvoerder Becker & Van de Graaf bv
Contactpersoon: drs. A.M.H.C. Koekkelkoren Postbus 126
2200 AC Noordwijk (ZH) Tel: 071-3326888
akoekkelkoren@bgarcheologie.nl Bevoegde overheid Gemeente Zwijndrecht
Afdeling Beleid
Contactpersoon: dhr. A. Groenewegen Postbus 15
3330 AA Zwijndrecht Tel: 078-7703669
agroenewegen@zwijndrecht.nl Beheer en plaats van
documentatie
Becker & Van de Graaf, Noordwijk
Uitvoeringsdatum veldwerk 17 maart 2011, uitgevoerd door dr. A.W.E. Wilbers
1. Inleiding
1.1. Aanleiding
In opdracht van RBOI Rotterdam bv heeft archeologisch onderzoeksbureau Becker & Van de Graaf bv, onderdeel van de IDDS-groep, een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO) verkennende fase uitgevoerd aan de Koninginneweg in Zwijndrecht, gemeente Zwijndrecht. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in maart 2011. De aanleiding voor dit onderzoek is de geplande sloop van de huidige bebouwing en de aanleg van nieuwe bebouwing in het plangebied (Figuur 1). Graafwerkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling zullen zorgen voor een bodemverstoring tot een diepte van maximaal 2,0 m -mv. De kans bestaat dat eventueel aanwezige archeologische waarden hierdoor verstoord dan wel vernietigd zullen worden.
1.2. Doel- en vraagstelling van het onderzoek
De doelstelling van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Dit gebeurt aan de hand van bestaande bronnen over bekende en verwachte archeologische waarden binnen het plangebied. Het doel van het veldonderzoek is het toetsen en zo nodig aanvullen van de gespecificeerde verwachting. Daarnaast wordt inzicht verkregen in de vormeenheden van het landschap in het plangebied, voor zover deze vormeenheden van invloed kunnen zijn geweest op de bruikbaarheid van de locatie door de mens in het verleden. Op basis van de resultaten van het onderzoek kunnen kansarme zones van het plangebied worden uitgesloten en kansrijke zones worden geselecteerd voor behoud of voor vervolgonderzoek. Om deze doelstelling te kunnen realiseren, wordt op de volgende vragen een antwoord gegeven (de Kramer/Koekkelkoren 2011):
Wat is de fysiek-landschappelijke ligging van de locatie?
Hoe is de bodemopbouw in het plangebied en in welke mate is deze nog als intact te beschouwen?
Bevinden zich archeologisch relevante afzettingen in het plangebied? En zo ja, op welke diepte t.o.v. het maaiveld en NAP?
Figuur 1. Schematische weergave van het bouwplan.
Wat is de specifieke archeologische verwachting van het plangebied en wordt deze bij het veldonderzoek bevestigd?
Hoewel niet het doel van een verkennend booronderzoek, kunnen er toch archeologische indicatoren worden aangetroffen. Indien deze worden aangetroffen, dan gelden tevens de volgende vragen: wat is de verticale en horizontale ligging van de aangetroffen indicatoren, wat is de datering en wat is de invloed van deze vondsten op de archeologische verwachting van het plangebied?
In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische waarden bedreigd door de voorgenomen bodemverstorende werkzaamheden?
Het archeologisch bureauonderzoek en het inventariserend veldonderzoek zijn uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2 (Centraal College van Deskundigen 2010) en de gemeentelijke eisen.
Voor de in dit rapport gebruikte geologische en archeologische tijdsaanduidingen wordt verwezen naar bijlage 5. Afkortingen en enkele vaktermen worden achterin dit rapport uitgelegd (zie lijst van afkortingen en begrippen).
1.3. Ligging van het plan- en onderzoeksgebied
De ligging van het (her) in te richten gebied, ofwel het plangebied, is weergegeven in bijlage 1. Het plangebied ligt aan de Koninginneweg, tussen de Adolph van Nassaulaan in het zuiden, de Burgemeester Doornlaan in het oosten en de Willem van Oranjelaan in het noorden. De exacte ligging en contouren van het plangebied zijn nader weergegeven in bijlage 3 en Figuur 2. Het plangebied ligt buiten het historische centrum van Zwijndrecht, dat op circa 1.000 m ten noordoosten ligt.
Om tot een gespecificeerde verwachting voor het plangebied te komen, is niet alleen gekeken naar bekende gegevens over het plangebied zelf maar ook naar de omgeving. Voor het totale onderzochte gebied, oftewel het onderzoeksgebied, is als begrenzing een straal van 500 m rondom het plangebied gekozen. De straal van 500 m is dusdanig gekozen dat de ontwikkeling van Zwijndrecht bij het onderzoek wordt betrokken.
Figuur 2. Luchtfoto van het plangebied en de directe omgeving (bron: Google Maps 2007).
2. Bureauonderzoek
2.1. Werkwijze
Tijdens het bureauonderzoek zijn gegevens verzameld over het onderzoeksgebied. Er is gekeken naar bekende archeologische en ondergrondse bouwhistorische waarden, uitgevoerde archeologische onderzoeken, de fysieke kenmerken van het oude en huidige landschap en naar informatie over bodemverstoringen. Er is gebruik gemaakt van de verwachtingskaart van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van de provincie Zuid-Holland. Daarnaast is er gekeken naar de landelijke verwachtingskaart (de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden) en naar het Archeologisch Informatie Systeem (Archis II) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).
Aanvullende historische informatie is verkregen uit beschikbaar historisch kaartmateriaal, waaronder het Minuutplan van begin 19de eeuw en enkele historische topografische kaarten (watwaswaar.nl), en via de website van de KennisInfrastructuur CultuurHistorie (KICH; www.kich.nl).
Om inzicht te krijgen in de opbouw en ontwikkeling van het landschap zijn onder andere de bodemkaart en de geomorfologische kaarten van Nederland en de Rijn-Maas delta gebruikt (Stichting voor Bodemkartering 1981; Alterra 2005; Berendsen/Stouthamer 2001). Voor informatie over het reliëf in en rondom het plangebied is gebruik gemaakt van het Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN; www.ahn.nl). Deze gegevens zijn aangevuld met informatie uit onderzoeksrapporten en achtergrondliteratuur (zie literatuurlijst). Tevens is er onderzoek gedaan in het nationaal en provinciaal archief (www.nationaalarchief.nl; www.geschiedenisvanzuidholland.nl). Hierbij is echter geen informatie aangetroffen die relevant was voor het plangebied.
2.2. Geologie, geomorfologie en bodem
2.2.1. Ontstaansgeschiedenis landschap
Het plangebied ligt in het westelijke rivierengebied van Nederland, langs de Oude Maas die op deze plaats overgaat in de Merwede. De ondergrond in het plangebied bestaat uit dekzand dat tijdens de laatste ijstijd, het Weichselien (120.000-11.000 voor Chr.) op grote schaal is afgezet. Ten noorden van het plangebied stroomde in het Weichselien de vlechtende rivier de Rijn, waardoor daar geen dekzand werd afgezet, maar rivierafzettingen in de vorm van (grof) zand en grind. De rivieren waren vlechtend in deze periode. Dit houdt in dat een rivierstroom snel stroomt, waarbij alleen zwaardere sedimenten worden afgezet. Deze afzettingen in de rivierbedding blokkeren de watergang, waardoor de rivier zich in de breedte uitbreid.
Tijdens het Holoceen (vanaf circa 10.000 jaar geleden), toen het klimaat verbeterde en de omstandigheden natter werden, breidde het rivierenstelsel in het westen van Nederland zich uit en gingen de rivieren meanderen. Een meanderende rivier heeft een kronkelende geul, waarbij door de erosie van de oevers de bochten steeds groter worden en/of langzaam stroomafwaarts migreren. De breedte van de geul blijft echter vrijwel gelijk. Hierdoor wordt in de binnenbocht van een meander zand afgezet en ontstaat door de migratie over vele jaren een breed zandlichaam in de bodem.
Buiten de geul wordt bij overstromingen het zand en de zandige kleien afgezet op de oevers van de geul en worden oeverwallen gevormd. Steeds verder van de geul verwijderd, in de lager gelegen komgebieden, wordt steeds fijner sediment afgezet in de vorm van siltige kleien. In die delen van de komgebieden die zo ver van de rivier afliggen dat het water geen sediment meer bevat, komen dusdanig hoge (grond)waterstanden voor dat afgestorven plantenresten niet meer kunnen vergaan en er veen ontstaat. In de lage delen van het landschap vond veenvorming plaats, waaronder in de omgeving van het plangebied. Het veen bedekte de rivierafzettingen en het dekzand (Berendsen 2004).
In het Holoceen werden door regelmatige overstromingen van de Maas en de Noordzee kleilagen op het veen afgezet of wordt het veen weggeslagen. Bovendien lagen de lagere delen in het landschap nog onder de invloed van de getijden.
Figuur 3. Diagram van de afzettingen van meanderende rivieren en gerelateerde organische afzettingen. De rivier stroomt naar links (bron: Berendsen/Stouthamer 2001).
De mens beschermde zich tegen de overstromingen door het bedijken en inpolderen van de lager gelegen delen van het land, zoals ten westen van Zwijndrecht waaronder het plangebied (www.zwijndrecht.nl).
2.2.2. Geomorfologie
Op de geomorfologische kaart staat het plangebied aangegeven als een bebouwd gebied (Alterra 2005). Het is daarom niet exact te achterhalen wat de geomorfologische eenheid is, maar gebaseerd op de gebieden buiten de bebouwde kom, is het plangebied vermoedelijk gelegen in een vlakte van getijafzettingen.
Volgens de kaart van Berendsen en Stouthamer (2001) ligt het plangebied tussen twee stroomgordels: de Zwijndrecht stroomgordel in het noorden en de Gorkum-Arkel stroomgordel in het zuiden. De Zwijndrecht stroomgordel was actief van ongeveer 2100 tot 1300 voor Chr. en de Gorkum- Arkel stroomgordel van 4600 tot 3600 voor Chr. Van beide stroomgordels zijn geen archeologische resten bekend (Berendsen/Stouthamer 2001; Moerman/Nales 2009).
2.2.3. Bodem
Op de bodemkaart staat het plangebied aangegeven als een bebouwd gebied (Stichting voor Bodemkartering 1981). De omliggende gebieden die wel onderzocht zijn, verschillen van eenheid. Het zijn kalkrijke polder- of drechtvaaggronden met overwegend lichte klei. Het is echter mogelijk dat de natuurlijke bodemopbouw in het plangebied is verstoord door (een) eerdere fase(n) van bouwwerkzaamheden en dat daarop een antropogeen dek is ontstaan.
De grondwatertrap in het gebied met polder- of drechtvaaggronden is IV of V waarmee het hier gaat om vrij vochtige gebieden waar de laagste grondwaterstand op een diepte van 80-120 cm of meer dan 120 cm staat en in de winter de grondwaterstand dieper dan 40 cm is.
2.3. Archeologische en ondergrondse bouwhistorische waarden
Op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) heeft het plangebied een middelhoge archeologische verwachting. Op de Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de provincie Zuid-Holland
heeft het plangebied een middelhoge trefkans. Deze verwachting is gebaseerd op de ligging van het plangebied in een komgebied, waarin bewoning vanaf de IJzertijd of Romeinse Tijd mogelijk was.
Binnen het plangebied zijn geen terreinen aanwezig die op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) als waardevol staan aangegeven. Er zijn geen waarnemingen en vondsten gemeld en geen eerdere onderzoeken uitgevoerd. Ook zijn er geen bouwhistorische waarden aanwezig in het plangebied (KICH; www.kich.nl).
Binnen het onderzoeksgebied zijn geen AMK-terreinen aanwezig. Diverse onderzoeken liggen met name ten zuidoosten en ten noordwesten van het plangebied (bijlage 2). De onderzoeken worden hieronder besproken in categorie van ligging ten opzichte van het plangebied.
Circa 465 m ten zuidoosten van het plangebied is een drietal onderzoeken uitgevoerd onder de naam Zwijndrecht Tiën. De eerste twee onderzoeken waren begeleidingen, vanwege de vervuilde ondergrond (Archis-onderzoeksmeldingen 17516 en 17552). Hierbij zijn resten aangetroffen van resten uit de 11de tot 13de eeuw, waaronder een kogelpot en puin vanaf de 18de eeuw. Het derde onderzoek betreft een proefsleuvenonderzoek (Archis-onderzoeksmelding 12018) waarbij resten van een huisplaats uit de 11de-13de eeuw werd verwacht. Bij het onderzoek zijn resten aangetroffen van een dijk met sloot, mogelijk van de Zwijndrechtsewaard, en vier scherven aardewerk uit de eerste helft van de 12de eeuw (Archis-waarneming 417132; Dorst 2005). De aangetroffen resten waren niet behoudenswaardig.
Circa 280 m ten oosten van het plangebied is aan de Juliana van Stolbergstraat een bureauonderzoek uitgevoerd (Archis-onderzoeksmelding 36960). Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt het niet waarschijnlijk geacht dat er archeologische resten aanwezig zijn op de onderzochte locatie, waardoor er geen vervolgonderzoek is geadviseerd. Op dezelfde grond is er ook geen vervolgonderzoek geadviseerd voor een onderzoek op circa 220 m ten oosten van het plangebied, aan het Raadhuisplein (Archis-onderzoeksmelding 7342).
Voor een onderzoek circa 385 m ten zuidoosten van het plangebied was er een verhoogde verwachting voor archeologische resten vanaf het Neolithicum tot en met de Middeleeuwen (Archis- onderzoeksmelding 40637). Het veldonderzoek heeft echter uitgewezen dat de verwachting laag is vanwege het gebrek aan archeologische indicatoren. Circa 380 m ten zuidoosten van het plangebied is een onderzoek uitgevoerd aan de Zuidelijke Driehoek, waarbij de ondergrond verstoord bleek en er geen vervolgonderzoek noodzakelijk was (Archis-onderzoeksmelding 24212).
Circa 370 m ten noordwesten van het plangebied is in de Sterrenbuurt een deelgebied gelegen van een groter onderzoek (Archis-onderzoeksmelding 13606). Dit deel bleek vrijwel geheel verstoord te zijn, waardoor er geen vervolgonderzoek is geadviseerd.
Op een afstand van circa 250 m ten noordwesten van het plangebied zijn twee onderzoeken uitgevoerd aan de Burgemeester Jansenlaan. Uit het eerste onderzoek bleek dat een deel van de bodem tot een diepte van 1,5 m –mv was verstoord waardoor er in dat deel tot die diepte geen vervolgonderzoek nodig was (Archis-onderzoeksmelding 17519). Voor het overige deel, de oostelijke helft, was er wel nader onderzoek noodzakelijk en in een latere fase uitgevoerd (Archis- onderzoeksmelding 36288). Uit het onderzoek is gebleken dat de ontstaansgeschiedenis van het landschap wijst op zeer ongunstige omstandigheden voor menselijke aanwezigheid.
2.4. Historische situatie en mogelijke verstoringen
De naam Zwijndrecht wordt voor het eerst vermeld in de 11de eeuw, toen het vermoedelijk een nederzetting was bij een stroom (een “drecht”). Bij laagwater was het mogelijk om bij Dordrecht te komen, wat inhoudt dat de drecht niet diep was. Aan de Lindelaan zijn resten aangetroffen van een 11de eeuwse dijk die het bevestigd dat het gebied al bewoond was en zichzelf beschermde tegen de invloed van het water (Dorst 2005). Vanaf de Vroege Middeleeuwen was het toenmalige Zwijndrecht al bewoond en moet er al een kerk hebben gestaan, die momenteel ten oosten van het plangebied staat (www.zwijndrecht.nl).
Vanwege diverse overstromingen, waaronder de st. Elisabethsvloed in 1421, is het gebied rondom Zwijndrecht overstroomd. Het gebied is opnieuw bedijkt in 1334, waardoor bewoning en (agrarisch)
landgebruik weer mogelijk werden. De bewoning was tot in de 20ste eeuw voornamelijk geconcentreerd aan de hoger gelegen dijk, de huidige Ringdijk, in het oosten van Zwijndrecht. De overige delen rondom Zwijndrecht bestonden voornamelijk uit ingepolderde percelen die werden gebruikt als weiland of als tuin, zoals in het plangebied het geval was in het begin van de 19de eeuw (watwaswaar.nl; bijlage 6). Pas vanaf de jaren ’20 of ’30 van de 20ste eeuw is de bebouwingszone uitgebreid richting het westen, met straten die dwars op de dijk staan of er parallel aan lopen. Op een historische kaart uit 1936 zijn de straten rondom het plangebied al aangelegd, maar zijn de woningen nog niet gebouwd. Geleidelijk wordt de bebouwing uitgebreid naar het oosten, en richting noorden en zuiden. De aanleg van de bebouwing heeft mogelijk verstoringen veroorzaakt in het oorspronkelijke maaiveld door het egaliseren. Daarna is het maaiveld opgehoogd met bouw- en straatzand. De funderingen van de woningen hebben mogelijk tevens de ondergrond verstoord.
2.5. Gespecificeerd verwachtingsmodel
Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek wordt verwacht dat er in het plangebied mogelijk archeologische resten aanwezig zijn vanaf de Vroege Middeleeuwen en in elk geval vanaf de 11de eeuw, aangezien er vanaf deze periode resten zijn aangetroffen en er melding is van een nederzetting. Dit geldt voornamelijk voor de nederzetting ten oosten van het plangebied aan de dijk, en niet voor het plangebied dat bestond uit lage delen die regelmatig overstroomden.
Het plangebied was in het begin van de 19de eeuw nog in gebruik als weiland. Ook de omgeving van het plangebied was een weiland of tuin. Dit duidt erop dat het gebied waarschijnlijk niet bebouwd was, vermoedelijk vanwege een te natte ondergrond. Ook in de Middeleeuwen zal dit het geval zijn geweest en zal de bewoning aan de dijk zijn geconcentreerd.
Conform de verwachting van de provincie Zuid-Holland is het mogelijk om in het plangebied archeologische resten vanaf de IJzertijd of Romeinse Tijd aan te treffen. De verwachting voor dergelijke resten in dit gebied is echter laag omdat het plangebied lag in een komgebied met veen dat regelmatig overstroomde. De archeologische resten worden voornamelijk verwacht op de hogere landschapsdelen in de directe omgeving, zoals de stroomruggen en de dijken.
In kort kan worden gesteld dat voor het plangebied een lage archeologische verwachting geldt voor bewoningsresten uit alle perioden. Het is echter wel mogelijk om resten vanaf de Late Middeleeuwen aan te treffen die betrekking hebben op de ontginning en het (agrarisch) gebruik van het land.
Om het verwachtingsmodel te toetsen en waar nodig aan te vullen is er een verkennend veldonderzoek uitgevoerd. Hierbij kan worden onderzocht of het plangebied verstoord is en of er archeologisch relevante niveaus aanwezig zijn in de ondergrond, de duiden op bewoonbare omstandigheden.
3. Veldonderzoek
3.1. Onderzoekshypothese en onderzoeksopzet
Het doel van het verkennend veldonderzoek is om de in het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde archeologische verwachting te toetsen en waar nodig aan te passen. Tijdens het veldonderzoek wordt vastgesteld waar de oorspronkelijke bodemopbouw intact is gebleven en waar niet. Daarnaast wordt inzicht verkregen in de vormeenheden van het landschap, voor zover deze van invloed zijn op de locatiekeuze in het verleden. Kansarme zones worden uitgesloten en kansrijke zones worden geselecteerd voor de volgende fasen. Het veldonderzoek bestond uitsluitend uit een booronderzoek. Een veldkartering was niet mogelijk vanwege de begroeiing en bebouwing in het plangebied.
3.2. Werkwijze
In het plangebied aan de Koninginneweg zijn vijf boringen gezet, waarvan vier met een diepte van 2,0 m –mv en één met een diepte van 4,0 m -mv (bijlagen 3 en 4). Deze boringen zijn gelijkmatig verdeeld over het plangebied. Er is gebruik gemaakt van een Edelmanboor met een diameter van 10 cm en een guts van 3 cm voor de diepere lagen
De boringen zijn beschreven volgens de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB;
SIKB 2008) met behulp van een veldcomputer en het programma Terra Index van I.T. Works. De locaties van de boringen (x- en y-waarden) zijn ingemeten vanuit de perceelsgrenzen en bebouwing.
De hoogtes van de boringen (z-waarden) zijn bepaald aan de hand van het Actueel Hoogtebestand van Nederland. De opgeboorde monsters zijn door middel van verbrokkelen in het veld onderzocht op de aanwezigheid van archeologische indicatoren zoals aardewerk, baksteen, vuursteen, huttenleem en bot.
3.3. Resultaten
3.3.1. Lithologie en geologie
De ondergrond in het plangebied bestaat vanaf een diepte van circa 1,1 – 1,5 m –mv tot de maximale boordiepte van 4,0 m –mv uit een pakket veen (bijlage 4). In boring 5 is de top van het veen veraard.
De top van het veen in de overige boringen wordt geleidelijk kleiig en gaat over in een pakket dat sterk zandig is en kalkrijk, met inclusies van schelpen en sporen van puin en baksteen. De top van de boringen, circa de bovenste 10 tot 40 cm, bestaat uit matig humeus zand. In boring 1 is deze zandlaag niet aan het oppervlak, maar op 50 tot 90 cm –mv aangetroffen. De bovenste halve meter bestaat hier uit sterk zandige klei, waarvan de bovenste 20 cm matig humeus en kalkloos is.
3.3.2. Bodemopbouw
In het plangebied is er geen sprake van bodemvorming. De grond is geroerd door de aanleg van tuinen.
3.3.3. Archeologische indicatoren
Er zijn in het plangebied geen archeologische indicatoren aangetroffen.
3.4. Interpretatie
Het plangebied heeft lange tijd in een nat en laag gebied gelegen. Hierdoor heeft er veenvorming plaatsgevonden (Hollandveen; Formatie van Nieuwkoop). Het pakket veen is enkele meters dik en de top ligt gemiddeld op 2,2 m –NAP (circa 1,2 m –mv). De top van het veen gaat geleidelijk over in een pakket komklei dat is afgezet door waarschijnlijk de Oude Maas (Formatie van Echteld). Dit pakket komklei is niet aangetroffen in het zuidoosten van het plangebied, dat vermoedelijk iets hoger was gelegen en waar de top van het veen veraard is. Dit betekent dat het veen hier aan de oppervlakte heeft gelegen en niet werd overspoeld bij overstromingen. Hier is het mogelijk om nog archeologische resten aan te treffen, hoewel de locatie vermoedelijk niet erg gunstig was aangezien de
overstromingen nog klei afzetten op circa 30 m afstand. Over de komafzettingen is een pakket mariene zandige klei afgezet door overstromingen (Formatie van Naaldwijk). De Zwijndrechtse Waard is in de eerste helft van de 14de eeuw definitief bedijkt, wat een uiterste datering levert voor de mariene afzettingen. Door de overstromingen was het gebied vermoedelijk tot aan de 14de eeuw niet erg gunstig voor bewoning, die voornamelijk zal zijn geconcentreerd op de hogere delen in het landschap. Na de bedijking is het gebied niet meer overstroomd, maar was het vermoedelijk wel nog nat. Historisch kaartmateriaal vanaf het begin van de 19de eeuw plaatst alle bebouwing langs de dijken. Pas vanaf de uitbreiding van Zwijndrecht in de jaren ’20 en ’30 van de 20ste eeuw is het plangebied ingericht en bebouwd. Er zijn geen indicaties aangetroffen dat het plangebied in een eerdere fase is gebruikt voor bewoning of akkerbouw. Het is op grond van deze landschappelijke ontwikkeling en ligging niet waarschijnlijk dat er archeologische resten in de ondergrond aanwezig zijn.
4. Conclusie en aanbevelingen
In opdracht van RBOI Rotterdam bv zijn in maart 2011 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO) verkennende fase uitgevoerd in verband met de geplande (her)ontwikkeling van het plangebied aan de Koninginneweg in Zwijndrecht, gemeente Zwijndrecht.
Het bureauonderzoek heeft uitgewezen dat het plangebied lange tijd ongunstig was voor bewoning was door de natte omstandigheden. Na de bedijking in de eerste helft van de 14de eeuw zijn de omstandigheden gunstiger omdat het gebied niet meer overstroomde door de rivieren en de zee. De historische bebouwing in de omgeving blijft geconcentreerd rondom de bedijking in het oosten. Het plangebied is vermoedelijk pas bebouwd in de jaren ’20 of ’30 van de 20ste eeuw.
Het veldonderzoek bevestigt de verwachting voor het plangebied. Het veen, de komklei en mariene overstromingsafzettingen duiden op natte omstandigheden, met regelmatige overstromingen, waardoor het plangebied niet bewoonbaar was.
Er geldt een lage archeologische verwachting voor archeologische resten vanaf de vorming van het landschap in de IJzertijd/Romeinse tijd tot in de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd. Vanaf de bedijking in de eerste helft van de 14de eeuw tot en met de eerste helft van de 20ste eeuw is het mogelijk om archeologische resten aan te treffen omdat de omstandigheden gunstiger waren. De kans op het aantreffen van resten uit deze periode is echter klein.
4.1. Beantwoording vraagstelling
Wat is de fysiek-landschappelijke ligging van de locatie?
Het plangebied ligt in het rivierengebied van Nederland in een vlakte met getijafzettingen. Er stroomden diverse rivieren, waaronder de Oude Maas, door het gebied. Het plangebied ligt tussen de Zwijndrechtse stroomgordel en de Gorkum-Arkel die daar echter niet gelijktijdig stroomden.
Hoe is de bodemopbouw in het plangebied en in welke mate is deze nog als intact te beschouwen?
Er heeft geen bodemvorming plaats gevonden in het plangebied, met uitzondering van het veraarden van de top van het veen in het zuidoosten van het plangebied. De bodemopbouw in het gebied is nog als intact te beschouwen.
Bevinden zich archeologisch relevante afzettingen in het plangebied? En zo ja, op welke diepte ten opzichte van het maaiveld en NAP?
De afzettingen in het plangebied wijzen op natte omstandigheden. In het veraarde veen in het zuidoosten van het plangebied kunnen archeologische resten worden aangetroffen, maar dit is niet waarschijnlijk omdat de directe omgeving wel is overstroomd en hier geen veen is veraard en aan het oppervlakte lag.
Voor de overige lagen worden er geen archeologische resten verwacht.
Wat is de specifieke archeologische verwachting van het plangebied en wordt deze bij het veldonderzoek bevestigd?
De verwachting voor archeologische resten is zeer laag vóór de 11de eeuw en laag voor resten vanaf de 11de eeuw en met name vanaf bedijking in de eerste helft van de 14de eeuw. Het plangebied is namelijk naar verwachting niet bebouwd geweest, maar tot de aanleg van de huidige bebouwing als weiland gebruikt.
Het veldonderzoek bevestigt de verwachting die is gesteld in het bureauonderzoek.
Hoewel niet het doel van een verkennend booronderzoek, kunnen er toch archeologische indicatoren worden aangetroffen. Indien deze worden aangetroffen, dan gelden tevens de volgende vragen: wat is de verticale en horizontale ligging van de aangetroffen indicatoren, wat is de datering en wat is de invloed van deze vondsten op de archeologische verwachting van het plangebied?
Er zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen in het plangebied.
In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische waarden bedreigd door de voorgenomen bodemverstorende werkzaamheden?
Op basis van de lage verwachting voor het plangebied is het zeer dat archeologische waarden aanwezig zijn in het plangebied die door de geplande werkzaamheden verstoord zullen worden.
4.2. Aanbevelingen
4.2.1. Selectieadvies
Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat het niet waarschijnlijk is dat er archeologische resten aanwezig zijn in het plangebied. Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek wordt geadviseerd om geen vervolgonderzoek uit te laten voeren.
4.2.2. Selectiebesluit
Het selectiebesluit van het bevoegd gezag concludeert dat er geen vervolgonderzoek nodig is voor de delen die reeds bebouwd zijn. De delen die in gebruik waren als tuin ten tijde van de uitvoering van het onderzoek zijn echter niet verstoord door de bouwwerkzaamheden. Daarom kunnen deze onbebouwde delen alleen worden vrijgegeven voor verstoringen die reiken tot een diepte van 90 cm – mv. Indien er plannen zijn om graafwerkzaamheden te verrichten in de delen die ten tijde van het onderzoek onbebouwd zij uit te voeren en deze werkzaamheden dieper reiken dan 90 cm –mv, is het noodzakelijk om hier vervolgmaatregelen te nemen. Deze vervolgmaatregelen kunnen de vorm hebben van een proefsleuvenonderzoek.
4.3. Betrouwbaarheid
Het uitgevoerde onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en methoden. Het archeologisch onderzoek is erop gericht om de kans op het onverwacht aantreffen dan wel het ongezien vernietigen van archeologische waarden bij bouwwerkzaamheden in het plangebied te verkleinen. Aangezien het onderzoek is uitgevoerd door middel van een steekproef kan echter, op basis van de onderzoeksresultaten, de aan- of afwezigheid van eventuele archeologische waarden niet gegarandeerd worden. Wij wijzen u er graag op dat indien archeologische waarden worden aangetroffen deze conform de Monumentenwet 1988, artikel 53, bij het Rijk gemeld dienen te worden. Dit kan door te bellen met de gemeente Zwijndrecht (tel: 14078).
Geraadpleegde bronnen
Alterra, 2005: Geomorfologische kaart van Nederland, 1:50.000, blad 38 W/O, Wageningen.
ANWB, 2005: ANWB Topografische Atlas Zuid-Holland 1:25.000, Den Haag.
Berendsen, H.J.A., 20044 (1996): De vorming van het land, Inleiding in de geologie en de geomorfologie, Assen.
Berendsen, H.J.A. /E. Stouthamer, 2001: Geological – Geomorphological map of the Rhine-Meuse delta, the Netherlands, in H.J.A. Berendsen/E. Stouthamer (eds.), Palaeogeographical development of the Rhine-Meuse delta, the Netherlands, Assen, Addendum 1.
Centraal College van Deskundigen, 2010: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.2, Gouda.
Dorst, M.C., 2005: Zwijndrecht Tiën. Een inventariserend archeologisch onderzoek door middel van proefsleuven, BOOR-rapport 238
Kramer, J. de/ A.M.H.C. Koekkelkoren, 2011: Plan van aanpak. Koninginneweg in Zwijndrecht, gemeente Zwijndrecht, Noordwijk (Intern rapport, Becker & Van de Graaf).
Moerman, S./T. Nales, 2009: Archeologisch bureauonderzoek Julianaschool, Zwijndrecht, B&G- rapport 806.
SIKB, 2008: Archeologische standaard boorbeschrijving, Archeologie Leidraad, Gouda.
Stichting voor Bodemkartering, 1981: Bodemkaart van Nederland, 1:50.000, blad 38 Oost Gorinchem, Wageningen.
Websites
watwaswaar.nl historische kaarten per locatie in Nederland www.ahn.nl/viewer hoogtes in NAP van Nederland
www.kich.nl KennisInfrastructuur CultuurHistorie; bouwhistorische waarden in Nederland www.swaen.net heemkundekring de Swaen
www.zwijndrecht.nl gemeente Zwijndrecht
Lijst van afkortingen en begrippen
Afkortingen
Archis Archeologisch Informatie Systeem AMK Archeologische Monumenten Kaart BP Before Present (Present = 1950) CHS Cultuurhistorische Hoofdstructuur
IKAW Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden KNA Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie mv maaiveld (het landoppervlak)
NAP Normaal Amsterdams Peil
PvA Plan van Aanpak
RCE Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Verklarende woordenlijst
Edelmanboor een handboor voor bodemonderzoek
horizont kenmerkende laag binnen de bodemvorming
humeus organische stoffen bevattend; bestaande uit resten van planten en dieren in de bodem
meanderende rivier rivier bestaande uit één kronkelende riviergeul
oeverwal ophoging van zandige sedimenten langs een riviergeul, afgezet bij hoogwater rivierkom laaggelegen vlakte achter een oeverwal
rivierduin heuvel ontstaan tijdens de laatste ijstijd door opwaaiend zand van uit een droge rivierbedding
silt zeer fijn sediment met grootte 0,002-0,063 mm strandvlakte groot vlak zandig gebied tussen twee strandwallen
strandwal langs de kust gevormde langgerekte zandrug die uitsteekt boven het gemiddelde hoogwaterniveau; geeft in Nederland de oude ligging van de kustlijn weer
stroomgordel het geheel van afzettingen (stroombed en oeverwal) van een rivier stroomrug oude riviergeul die zodanig is opgehoogd met zandige afzettingen dat de
rivier een nieuwe loop heeft gekregen; blijven door inklinking van de komgebieden als een rij in het landschap liggen
terras door rivier ingesneden en verlaten bodem
vaaggrond grond zonder duidelijke tekenen van bodemvorming
vlechtende rivier rivier bestaande uit meerdere stroomgeulen die door elkaar heen lopen en regelmatig verschuiven
103000 105000
425000427000
º
Projectnummer: 26810211
Projectnaam: Zwijndrecht, Koninginneweg Legenda
Plangebied
0 500 m
!
! !
!
!
!
!
!
!
!
!
!
! (
(
( (
(
6777
7342 17519
13607
13606
17308
21341 17503
36288 30996
30997
24212
17311
37226 40637
17792
17516
17451
12018 36960 21901
29469 13608
17552
32539 24972
32544
32543
32541 32538 32531
24737
417132 400853
409089
409087
408375 403364
404086
103000 104000
425000426000
º
0 250 m
Projectnummer: 26220111
Projectnaam: Vianen, Achterkade 21 Legenda
( vondstmeldingen
! waarnemingen
Plangebied
onderzoeksmeldingen monumenten
Archeologische waarde
Terrein van archeologische betekenis Terrein van archeologische waarde Terrein van hoge archeologische waarde
IKAW
lage trefkans (water) middelhoge trefkans (water) hoge trefkans (water) lage trefkans water
middelhoge trefkans ongekarteerd hoge trefkans
. .
.
.
Koninginnenweg
.
Burgemeester Doornlaan
9 7
5 3
1 84
82 80
78 76
74 72
86
70 68
66
94 96
92 90
88
11
2
3
1 4
5
103700 103800
425700425800
º
Projectnummer: 26810211
Projectnaam: Zwijndrecht, Koninginneweg Legenda
.
BoringPlangebied
0 50 m
Boring: 1a
X: 103708
Y: 425754
Hoogte (m NAP): -1.1
0
50
100
150
200
250
300
350
400
tuin
-110
Klei, sterk zandig, matig humeus, zwak wortelhoudend, donkerbruin, bha ca1
-130
Klei, sterk zandig, zwak roesthoudend, grijsbruin, bhc bge omg ca3
-160
Zand, matig fijn, sterk siltig, zwak schelphoudend, bruingeel, bse ca3
-200
Klei, matig siltig, grijs, ca3 bge
-220
Veen, zwak kleiïg, donkerbruin, bge
-250
Veen, mineraalarm, sterk houthoudend, donkerbruin
-510
Boring: 2a
X: 103697
Y: 425781
Hoogte (m NAP): -1.1
0
50
100
150
200
250
300
tuin
-110
Zand, matig fijn, uiterst siltig, zwak humeus, bruinbeige, bha tuin ca3
-130
Klei, sterk zandig, zwak roesthoudend, grijsbeige, bhc omg bge ca3
-180
Klei, sterk zandig, donkergrijs, mn spikkels ca3 bse
-230
Klei, matig siltig, grijs, ca3 bge
-260
Veen, mineraalarm, matig houthoudend, donkerbruin
-410
Boring: 3a
X: 103720
Y: 425772
Hoogte (m NAP): -1
0
50
100
150
200
250
300
tuin
-100
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, matig wortelhoudend, donkerbruin, bha tuin
-110
Zand, matig grof, zwak siltig, geel, ca3 straatzand
-140
Klei, sterk zandig, zwak humeus, donkergrijs, bhc ca3 bge
-150
Klei, sterk zandig, grijs, ca3 bse
-200
Klei, matig siltig, grijs, ca3 bge
-210
Veen, mineraalarm, matig houthoudend, donkerbruin
-400
Boring: 4a
X: 103687
Y: 425739
Hoogte (m NAP): -1.1
0
50
100
150
200
250
300
tuin
-110
Zand, matig fijn, uiterst siltig, matig humeus, zwak wortelhoudend, donkerbruin, tuin bha
-120
Klei, sterk zandig, sporen puin, grijsbeige, omg ca3 bge
-140
Klei, sterk zandig, laagjes schelpen, grijs, ca3 bse
-210
Klei, matig siltig, grijs, ca3 bge
-240
Veen, mineraalarm, matig houthoudend, donkerbruin
-410
Boring: 5a
X: 103697
Y: 425722
Hoogte (m NAP): -1.1
0
50
100
150
200
250
300
tuin
-110
Zand, matig grof, sterk siltig, matig humeus, brokken zand, donkerbruin, bha ca3 omg
-140
Klei, sterk zandig, sporen puin, bruinbeige, ca3 omg
-180
Klei, sterk zandig, sporen baksteen, sporen puin, zwak roesthoudend, grijs, ca3 omg bse
-230
Veen, mineraalarm, donkerbruin, veraard bge
-260
Veen, zwak kleiïg, bruin, amorf
-330
Veen, mineraalarm, zwak houthoudend, donkerbruin
-410
Grind, zwak zandig
Grind, matig zandig
Grind, sterk zandig
Grind, uiterst zandig
zand
Zand, kleiïg
Zand, zwak siltig
Zand, matig siltig
Zand, sterk siltig
Zand, uiterst siltig
veen
Veen, mineraalarm
Veen, zwak kleiïg
Veen, sterk kleiïg
Veen, zwak zandig
Veen, sterk zandig
Klei, matig siltig
Klei, sterk siltig
Klei, uiterst siltig
Klei, zwak zandig
Klei, matig zandig
Klei, sterk zandig
leem
Leem, zwak zandig
Leem, sterk zandig
overige toevoegingen zwak humeus
matig humeus
sterk humeus
zwak grindig
matig grindig
sterk grindig
zwakke geur matige geur sterke geur uiterste geur
olie
geen olie-water reactie zwakke olie-water reactie matige olie-water reactie sterke olie-water reactie uiterste olie-water reactie
p.i.d.-waarde
>0
>1
>10
>100
>1000
>10000
monsters
geroerd monster
ongeroerd monster
overig
bijzonder bestanddeel
Gemiddeld hoogste grondwaterstand grondwaterstand
Gemiddeld laagste grondwaterstand
slib
water
Percentages en Mediaan Klasse Zandmediaan Uiterst fijn 63-105 µm Zeer fijn 105-150 µm Matig fijn 150-210 µm Matig grof 210-300 µm Zeer grof 300-420 µm Uiterst grof 420-2000 µm Nieuwvormingen
(1=spoor, 2=weinig, 3=veel) Afkorting Nieuwvormingen FEC IJzerconcreties FFC Fosfaatconcreties FOV Fosfaatvlekken MNC Mangaanconcreties ROV Roestvlekken VIV Vivianiet VKZ Verkiezeling ZAV Zandverkittingen Bodemkundige interpretaties Code Bodemkundige
interpretaties BOD Bodem BOV Bouwvoor ESG Esgrond GLE Gleyhorizont HIN Humusinspoeling INH Inspoelingshorizont KAT Katteklei
KBR Klei, brokkelig LOO Loodzand MOE Moedermateriaal OMG Omgewerkte grond OPG Opgebrachte grond OXR Oxidatie-reductiegrens POD Podzol
RYP Gerijpt TKL Top kalkloos TRP Terpaarde
UIT Uitspoelingshorizont VEN Vegetatieniveau
VNG Gelaagd vegetatieniveau VRG Vergraven
Bodemhorizont
Code Bodemhorizont Omschrijving BHA A-horizont Minerale
bovengrond BHAB AB-horizont Overgangshorizont BHAC AC-horizont Overgangshorizont BHAE AE-horizont Overgangshorizont BHB B-horizont Inspoelingshorizont BHBC BH-horizont Overgangshorizont BHC C-horizont Uitgangsmateriaal BHE E-horizont Uitspoelingshorizont BHEB EB-horizont Overgangshorizont BHO O-horizont Strooisellaag BHR R-horizont Vast gesteente Sedimentaire karakteristiek, laaggrens Afkorting Afmeting
overgangszone
Klasse BDI ≥ 3,0 - < 10,0 cm Basis
diffuus BGE ≥ 0,3 - < 3,0 cm Basis
geleidelijk
BSE < 0,3 cm Basis
scherp Kalkgehalte
Code Kalkgehalte CA1 Kalkloos CA2 Kalkarm CA3 kalkrijk
Archeologische indicatoren (1=spoor, 2=weinig, 3=veel) Code Omschrijving
AWF Aardewerkfragmenten BST Baksteen
GLS Glas
HKB Houtskoolbrokken HKS Houtskoolspikkels MXX Metaal
OXBO Onverbrand bot OXBV Verbrand bot SGK Gebroken kwarts SLA Slakken/sintels SVU Vuursteen SXX Natuursteen VKL Verbrande klei VSR Visresten
Bijlage 5: Periodentabel
103500 103750
425500425750426000
º
Projectnummer: 26810211
Projectnaam: Zwijndrecht, Koninginneweg Legenda
Plangebied
0 50 m
104000 105000
426000427000
º
Projectnummer: 26810211
Projectnaam: Zwijndrecht, Koninginneweg Legenda
Plangebied
0 200 m