• No results found

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 5, Rusland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 5, Rusland"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 5, Rusland

Samenvatting door een scholier 2e klas vwo

2296 woorden 11 jaar geleden

7,3

67 keer beoordeeld

Vak Geschiedenis

Methode Sprekend verleden

Geschiedenis H5 Rusland (Sovjet-Unie)

§ 1: Tsaren vestigen autocratie met harde hand

Rusland is ontstaan uit het vorstendom Moskou. Vorst Iwan III veroverde rond 1500 zoveel nieuw gebied, dat hij zichzelf tsaar ging noemen. Iwan III heette ook wel Iwan de Grote. Iwan III en zijn opvolgers

vestigden een autocratie (alleenheerschappij). Ze regeerden alleen en vonden dat zij de macht van God in handen hadden gekregen. De onderdanen werden erg onderdrukt. De macht rustte op drie pijlen:

- Russisch-orthodoxe Kerk: Deze kerk was de staatskerk. Veel Russen waren er lid van. De tsaren

beschermden de Kerk, in ruil voor het volk aansporen tot trouw aan het volk (preken). Tsaren voorkwamen dat de Kerk te machtig werd, door de geestelijken zelf te betalen en door ze grondgebied af te nemen.

- Bestuur tsaar en adel: De tsaar en de edelen regelden het bestuur. Ze bezaten veel grond en hadden de hoogste functies.

- Leger, politie en geheime dienst: Voor het gezag had de tsaar het leger en de politie. De geheime dienst (Ochrana) werd ingezet tegen verraders en infiltranten.

§ 2: Oorzaken van de Russische Revolutie

De bovenlaag bestond uit de adel en rijke burgers. Er waren minder rijke burgers dan in Europa, doordat de industrie pas laat opkwam, en ze hadden minder inbreng in het bestuur. De adel bezat ongeveer de helft van de landbouwgrond. Veel boeren werden lijfeigen. Ze raakten hun vrijheid kwijt en werden eigendom van landeigenaren. Landeigenaren konden lijfeigen aan elkaar verkopen. In 1861 werd de lijfeigenschap afgeschaft, maar lijfeigen bleven arm. De bovenlaag was zo rijk en de rest zo arm, dat er een grote kloof bestond in bezit.

Er ontstonden in het geheim politieke partijen die de tsaar wilden afzetten. In 1898 werd door marxisten de Sociaal-Democratische Arbeidspartij opgericht. Deze had niet zoveel succes, omdat hun punt was dat de revolutie door arbeiders moest worden uitgevoerd, die er niet veel waren.

De Socialisten-Revolutionairen waren veel succesvoller. Deze partij is in 1901 opgericht. De boeren moesten de revolutie uitvoeren, omdat de bevolking vooral uit boeren bestond. Leden van deze partijen waren geen boeren of arbeiders, maar studenten, journalisten en advocaten, mensen die verstand van politiek hadden.

De Socialisten-Revolutionairen waren veel gevaarlijk, ze pleegden veel aanslagen. Ze moedigden

(2)

opstanden aan. De marxisten deden niet veel. Het leger en de politie vonden het moeilijk de opstanden te onderdrukken. In 1905 richtten liberale burgers de partij: Constitutionele Democraten op. Ze noemden zich kadetten. Dit waren hun ideeën:

- Ze wilden een democratie met een grondwet, parlement en algemeen kiesrecht.

- Ze wilden stap voor stap hun doel bereiken, alleen als het moest een revolutie.

In 1904 raakte Rusland in oorlog met Japan. Rusland leed nederlagen. Er ontstond verzet tegen de regering. Stakingen en demonstraties in de steden, en de boeren plunderden de edelen.

In januari 1905 trokken demonstraten naar Sint-Petersburg. Tsaar Nicolaas verliet de stad, nadat hij een verzoekschrift aangeboden kreeg. Deze dag werd Bloedige Zondag. Demonstranten werden

neergeschoten, er vielen veel doden. Er braken proteststakingen en muiterijen uit. Tsaar Nicolaas II vaardigde in oktober het Oktobermanifest uit. Daar beloofde de tsaar dit:

- Voor de burgers meer vrijheid, een grondwet en een parlement (ideeën van de Constitutionele Democraten). Hij wilde steun van de kadetten.

Deze gebeurtenissen noemen ze de Russische Revolutie van 1905. Toch veranderde er niet veel. De Doema (parlement) kreeg het recht wetten goed of af te keuren. De tsaar kon de Doema opheffen en zelf wetten uit te vaardigen. De kadetten waren ontevreden, de marxisten en socialisten-revolutionaren bleven zich verzetten tegen de regering. De tsaar liet minister Stolypin de opdracht geven dit verzet uit te roeien.

Mensen werden opgehangen of verbannen. Deze maatregelen hadden veel succes, toch werd Stolypin in 1911 gedood.

Tsaar Nicolaas II verloor tijdens zijn kroning in 1894 al veel vertrouwen. Terwijl tijdens de kroning ruim 1000 mensen doodgedrukt werden tijdens het uitdelen van geschenken, liet Nicolaas de feesten gewoon

doorgaan. Ook op Bloedige Zondag maakte hij een blunder.

Nicolaas had wel het beste voor met het Russische volk. Toch raakten mensen teleurgesteld in hem, door verkeerde beslissingen te nemen. Hier een aantal voorbeelden:

- Hij wilde zijn autocratie behouden.

- Hij liet ministers ontslaan die juist de economie of politiek stimuleerden.

- Hij stond onder sterke invloed van zijn vrouw Alexandra, die vond dat hij geen rekening met het volk of de ministers moest houden.

§ 3 De Februari-Revolutie van 1917

In 1914 brak de 1e Wereldoorlog uit, in 1915 veroverde Duitsland en Oostenrijk-Hongarije grote delen van Rusland. Daarna werden ze verslagen door het Russische leger. Het leger leed grote verliezen, dat in heel Rusland te merken was. Hier een aantal oorzaken:

- De boeren vochten als soldaten mee (totaal 16 miljoen soldaten). Het zware werk kon dus niet gedaan worden, waardoor er voedsel tekorten ontstonden (vooral in de steden).

- De industrie moest vooral wapens produceren voor het leger. Er ontstond ook een tekort aan artikelen voor de burgers.

- Uit frontgebieden waren miljoenen mensen gevlucht, die vluchtelingen hadden onderdak en voedsel nodig.

In 1916 begonnen veel stakingen tegen het gebrek aan voedsel. In 1917 ontstonden in Petrograd de stakingen zo massaal dat de politie het niet meer in de hand had. De regering gaf het bevel de demonstranten te vermoorden. Veel soldaten deden dat niet, en doden zelfs hun officieren.

De regering en de tsaar deden niets, de Doema wel. Ze zetten de regering af en werden de Voorlopige

(3)

Regering. Er kwam een eind aan het tsarisme.

Veel Russen dachten dat alles zou veranderen. Maar de Voorlopige Regering wilde geen grondgebied verliezen en zette de oorlog krachtig voort. Toch hadden ze niet genoeg macht. Al tijdens de Februari- Revolutie hadden arbeiders en boeren een sovjet (raad) in Petrograd opgericht. Ze luisterden alleen naar deze sovjet, en niet naar hun bazen en officieren. Zo had de Voorlopige Regering niet de macht, maar de sovjet zelf.

§ 4 De Oktober-Revolutie van 1917

Tijdens de Februari-Revolutie hadden de bolsjewieken een kleine meerderheid. Veel leiders waren

verbannen of gevlucht. Een van die leiders van Lenin. De Duitsers stuurden Lenin na de Februari-Revolutie terug naar Rusland, omdat ze wisten dat Lenin voorstander van vrede was. Veel bolsjewieken wilden de oorlog voortzetten en samenwerken met de mensjewieken en de socialisten-revolutionairen. Lenin vond dat de bolsjewieken alleen de macht moest grijpen. Lenin slaagde erin zijn ideeën door te drukken (zoals een nieuwe revolutie).

De bolsjewistische propaganda had vier leuzen: vrede nu, macht aan de sovjet, land voor de boeren en fabrieken voor de arbeiders. Deze propaganda sloeg aan bij het volk en kreeg meer invloed in de sovjets.

In oktober 1917 vond Lenin dat de bolsjewieken sterk genoeg waren om de Voorlopige Regering af te zetten. Sommigen vonden het riskant, maar Lenin overtuigde hun. De oktoberrevolutie begon op 7 november 1917. De sovjet stuurde soldaten, matrozen en de Rode Gardisten (groepen communistische arbeiders). Het Winterpaleis werd omsingeld.

Op 8 november vormden de bolsjewieken een nieuwe regering: de Raad van Volkscommissarissen werd genoemd. Lenin werd minister-president, Trotski minister en Stalin volkscommissaris voor andere nationaliteiten. De mensjewieken en socialisten-revolutionairen waren nog steeds ontevreden.

De bolsjewieken hadden lang niet alle macht in Rusland in handen. In 1918 kwamen gekozen

volksvertegenwoordigers in Petrograd bijeen. Velen vonden het niet juist dat de bolsjewieken alleen de regering vormden. De volgende dag werden de vertegenwoordigers tegengehouden door de Rode Gardisten. Dit betekende dat de bolsjewieken het alleenrecht wilden. Tot de jaren ’80 lieten de bolsjewieken geen vrije verkiezingen meer toe.

§ 5 De burgeroorlog

In 1918 sloten de bolsjewieken vrede met Duitsland en Oostenrijk-Hongarije. Daardoor moest het Polen en de Baltische landen afstaan en Finland en Oekraïne onafhankelijk verklaren. Rusland verloor veel industrie en landbouwgrond, en éénderde van de bevolking. Veel mensen keerden zich tegen de bolsjewieken, omdat ze deze vrede ongunstig vonden. Engeland en Frankrijk steunden deze mensen. Aan het eind van 1918 was de 1e Wereldoorlog voorbij.

In de zomer van 1918 kwam het verzet pas echt op gang. Edelen, mensjewieken, socialisten-

revolutionairen, generaals en officieren en andere burgers deden eraan mee. Samen werden ze de Witten genoemd. Door de verdeeldheid versloeg het Rode Leger (bolsjewieken) de Witten.

In 1920 eindigde de Burgeroorlog. De bolsjewieken hadden heel Rusland in hun macht, behalve Finland, Polen en de Baltische landen, die werden onafhankelijk.

§ 6 De SU onder Stalin (1929-1953)

In 1918 gaven de bolsjewieken hun partij een nieuwe naam: de Communistische Partij. In 1923 kreeg Rusland ook een nieuwe naam: Unie van Socialistische Sovjet-Unie (USSR) of Sovjet-Unie (SU). Ze wilden een samenleving met ideeën van Marx en Lenin. Andere landen met het communisme moesten gesteund

(4)

worden om een wereldrevolutie mogelijk te maken.

De bolsjewieken deden dit om te zorgen dat iedereen het communisme aanhing:

- Andere partijen werden verboden en tegenstanders gearresteerd. Vrouwen kregen dezelfde rechten als mannen. De Kerk verloor haar macht, boeren moesten hun oogst grotendeels afstaan aan de staat.

Mensen uit de bovenlaag ontslagen uit hun functies.

- Lenin voerde in 1921 de Nieuwe Economische Politiek (NEP) in. Dit deed hij omdat de bolsjewieken geen ervaring met regeren hadden. De landbouw- en industrieproductie liepen ook terug.

Kleine bedrijven/winkels werden aan de eigenaars teruggegeven. Grote winkels en banken bleven in handen van de staat. Boeren hoefden maar een klein deel van de oogst af te staan als belasting.

De NEP zorgde ervoor dat de landbouw- en industrieproductie weer steeg.

Lenin stierf in 1924. In de Communistische Partij ontstond een strijd om de macht. Jozef Stalin won dit.

Trotski werd verbannen en vermoord door de Geheime Dienst. Stalin’s bewind wordt het stalinisme genoemd. Hij was een alleenheerser. Dit zijn de kenmerken van het stalinisme:

- De Vijfjarenplannen verving de NEP. De regering vertelde de landbouw en industrie wat er in vijf jaar geproduceerd moest worden. Dit heet een planeconomie.

- Voor de industrialisatie had Stalin veel nodig. De oplossing was collectivisatie van de landbouw.

Collectivisatie hield in dat boerenbedrijven van dorpen werd samengevoegd tot één groot bedrijf: kolchoz.

Het werk werd gemechaniseerd en de kolchozen moesten hun producten tegen lage prijzen verkopen.

Door de kolchozen en de mechanisatie konden meer boeren in de industrie gaan werken.

Boeren verzetten zich tegen de collectivisatie, omdat ze er tegen hun zin moesten werken. De productie viel tegen, en ze leden honger. De staat ging later in nieuw ontgonnen gebieden grote landbouwbedrijven opzetten (sovchozen).

De industrialisatie kwam toch opgang, ondanks het verzet van de boeren. Zware industrie werd het belangrijkst. Arbeiders moesten lang en hard werken voor weinig loon.

Verzet tegen Stalin werd hard onderdrukt. Stalin was bang voor verraders in het leger of de

Communistische Partij. Velen werden terechtgesteld of verbannen naar Siberië. In de tijd van Stalin leefde de Russen onder Terreur.

In de SU zijn tijdens de 2e Wereldoorlog de meeste slachtoffers gevallen. 7,5 miljoen soldaten en 7 miljoen burgers zijn omgekomen. 25 miljoen Russen werden dakloos. De SU werd na de oorlog wel als een van de machtigste landen in de wereld gezien. Stalin zorgde ervoor dat veel Oost-Europese landen

communistisch werden, met een communistische regering.

§ 7 De SU (1953-1985)

Na de dood van Stalin werden miljoenen mensen vrijgelaten uit strafkampen. In 1956 kwam het congres van de Communistische Partij bijeen. Chroesjtsjov was de sterkste leider en beschuldigde Stalin van grote fouten. Hij pleitte een einde te maken aan het stalinisme. Deze periode wordt destalinisatie genoemd.

Europese onderzoekers stelden vast dat Chroesjtsjov Stalin de schuld gaf, niet het communisme.

Chroesjtsjov wilde weer vertrouwen scheppen bij het volk, dat door Stalin was afgenomen.

Chroesjtsjov bepaalde dat de productie van verbruiksgoederen het belangrijkst werd. Hij wilde dat mensen zich goed konden kleden en goed konden leven. De nieuwe aanpak van Chroesjtsjov pakte niet goed uit. Ook na Chroesjtsjov bleef de SU verbruiksgoederen produceren. De kwaliteit liet van deze producten te wensen over.

Er kwam ingrijpende maatregelen om de landbouw te verbeteren. Kolchozen werden nog grotere

(5)

bedrijven. In nieuw ontgonnen gebied kwamen alleen sovchozen. De SU is er nooit in geslaagd voldoende voedsel voor zichzelf te produceren.

Raspoetin (1872-1916) was een invloedrijk persoon tijdens de tsarenperiode van Nicolaas II. Hij werd

geboren in 1872 als zoon van een boer in Siberië. Hij werd waarzegger en gebedsgenezer. Hij heeft de zoon van Nicolaas II en Alexandra ‘genezen’. Hij had veel invloed op tsarina Alexandra. Raspoetin werd

vermoord door edelen in 1916.

Lenin (1870-1924) was de belangrijkste leider van de bolsjewieken. Hij studeerde rechten en economie en sloot zich aan bij marxistische studenten en arbeiders. Nadat hij verbannen was naar Siberië, voegde hij zich in 1900 bij buitenlandse revolutionairen. In 1917 ging hij terug naar Rusland, waar hij grote invloed kreeg bij de bolsjewieken.

Stalin (1879-1953) werd de derde leider van de bolsjewieken. Stalin werd meerdere malen verbannen naar Siberië, vanwege revolutionaire activiteiten. Hij was goed in organiseren, maar het was een minder groot denker en schrijver dan Lenin en Trotski.

Trotski (1879-1940) werd in zijn studententijd marxist. In 1905, tijdens de revolutie was hij één van de leiders. Hij werd verbannen, maar vluchtte naar Europa toe. Daar richtte hij een blad op. Tijdens de Februari Revolutie keerde hij terug naar Rusland. Hij was de rechterhand van Lenin.

Kerenski (1881-1970) was de leider van de Voorlopige Regering. Kerenski ging na school als advocaat studeren. In 1917 werd hij de belangrijkste leider van de Voorlopige Regering. Hij liet de oorlog doorgaan, want vrede door het afstaan van grond wilde Kerenski niet. Hij liet gevangen bolsjewieken vrij toen hij vermoedde dat een generaal de macht wilde grijpen. Kerenski werd enkele weken voor de verkiezingen afgezet. Hij schuilde in Rusland tot mei 1918. Daarna vluchtte hij naar Europa en in 1940 naar de Verenigde Staten.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(= verhaal dat Dtsld de WOI had verloren door verraad door de democratie van Weimar) omdat de rechtse mensen zich verraden voelden, ze dachten dat als de ‘schande-vrede’ niet

De stadsbewoners en hun gasten konden voor één keer de rol spelen die ze tijdens het jaar nooit konden vervullen: mannen mochten zich als vrouwen kleden en omgekeerd.. · Agressie

Hitler haalde Hindenburg over om de noodtoestand af te kondigen waardoor de wet niet meer geldig was, het parlement machteloos en dat alle macht naar de zittende regering ging..

In de eerste plaats is deze legende een door liberale patriotten (opkomende induslrieele bourgeoisie die belang bij een politieke verandering had) gecolporteerd smoesje, daar

Men koos er vaak voor om beschermd te worden door heer, dan was je niet oproepbaar voor oorlog.. Ze moesten dan wel deel van de oogst geven en werk op akkers

Toen de Amerikanen op 3 april 1945 in Duitsland een kamp vonden waar op het laatste moment nog honderden Joden in een gat vermoord waren drong pas door dat de nazi’s genocide

Er werd minder uitgegeven aan sociale voorzieningen, hierdoor kregen tijdelijk veel minder mensen een uitkering en was die

1874 Kinderwetje van Van Houten, eerste sociale wet 1878 De ARP werd opgericht door Abraham Kuyper. 3 oktober 1878 Joods meisje uit Friesland, Aletta Jacobs haalt het