Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 5: Koninkrijk der Nederlanden
Samenvatting door een scholier 2e klas havo/vwo
1298 woorden 5 jaar geleden
4,6
19 keer beoordeeld
Vak Geschiedenis
Methode Memo
Koninkrijk der Nederlanden:
Opgericht in 1814 met Willem I als eerste koning. Tot 1839 hoorde ook België bij dit koninkrijk.
Constitutionele monarchie:
Een koninkrijk met een grondwet.
Parlement:
Volksvertegenwoordiging (Eerste en Tweede Kamer), ook wel Staten-Generaal genoemd.
De Franse overheersing:
Van 1795 tot 1813. (18 jaar)
De Fransen moderniseerden het bestuur.
De Fransen zorgen voor een sterk centraal bestuur.
België werd in 1839 onafhankelijk.
Belangrijk verschil tussen een constitutionele monarchie en een absolute monarchie;
- In NL hadden ze een grondwet en een parlement.
Koning Willem noemde zich niet Willen IV omdat de 1e 5 Willems, stadhouder waren en hij koning.
Om te laten zien dat Willem I ook koning van de Belgen was liet hij zich ook in de belangrijkste stad van België (Brussel) kronen, en niet alleen in Nederland.
Verschil in de samenstelling van de Staten-Generaal; Tot 1795 bestond de Staten-Generaal uit afgevaardigden van steden, na 1815 waren er 2 Kamers.
Verschil als je kijkt naar de macht; de Staten-Generaal had voor 1795 de hoogste macht en nà 1815 weinig invloed.
Het parlement was geen echte volksvertegenwoordiging omdat de Staten-Generaal niet door de bevolking werd gekozen maar door de koning.
In 1815 werd Nederland een koninkrijk. Hier hoorde ook België bij. Hoe het land bestuur moest worden stond in een grondwet. Het parlement bestond uit de Eerste en Tweede Kamer.
Veel zuiderlingen vonden dat de samenvoeging oneerlijk uitpakte. Belgen en Nederlanders kregen evenveel vertegenwoordiging in de Tweede Kamer terwijl de bevolking in het Zuiden veel groter was. Ook kregen de Belgen minder ministers. Het tekort van Nederland was groter dan dat van België. Daardoor kwamen er hoge belastingen voor de Belgen.
Godsdienstvrijheid was een grondrecht voor alle inwoners.
De Belgische geestelijken zagen niets in godsdienstvrijheid.
Koning Willem I vond het nuttig om kanalen en nieuwe, verharde wegen aan te leggen omdat zo de goederen makkelijker vervoerd konden worden, en dat was beter voor de economie.
Koning Willem I werd ook wel de koopman-koning genoemd omdat hij de industrialisatie en de handel wilde bevorderen.
2 Het revolutiejaar 1848
Liberalisme:
Politieke stroming die opkomt voor zoveel mogelijk vrijheid voor de burgers.
Ministeriële Verantwoordelijkheid:
De plicht van de ministers om aan het parlement uitleg te geven over hun regeringsdaden.
Vragen:
Met ; ‘‘ ik ben in 24 uur conservatief zeer snel liberaal geworden.’’ Bedoelde de koning dat hij eerst geen veranderingen wilden maar daarna gaf hij plotseling toe aan de eisen van de liberalen.
De koning was bang dat de revolutionairen de macht zouden overnemen d.m.v. misdadige wijzen.
Zijn ministers waren woedend omdat de koning alles buiten hen om regelde.
Voor 1848 vroegen ministers bij nieuwe wetten toestemming aan de koning. Na 1848 moesten ministers toestemming vragen aan het parlement.
Vanaf 1848 is de Tweede Kamer het belangrijkste bestuur.
Met economisch liberalisme word bedoeld;
Er moet vrijheid zijn in de economie en de overheid moet zich zo min mogelijk met de handel en de industrie bemoeien.
3 Arbeiders voor gelijke rechten
Socialisme:
Politieke stroming die opkomt voor gelijkheid in de samenleving en zich inzet voor de invoeging van sociale wetten.
Vragen;
De socialisten kregen hun zin in 1917.
Uitbreiding van het kiesrecht was een geleidelijke verandering, want eerst hadden allen de rijkeren mannen stemrecht, toen alle mannen, en daarna ook de vrouwen.
De socialisten probeerden hun idealen onder de aandacht te brengen door;
- posters - staken - tijdschriften
- politieke partijen oprichten - handtekeningen verzamelen - demonstreren
Idealen die begin twintigste eeuw werkelijkheid werden:
- uitbreiding van kiesrecht, - 8urige werkdag, - sociale werktijden,
4 De schoolstrijd
Openbare school:
Neutrale scholen, door overheid opgericht, horen niet bij een bepaalde geloofsopvatting.
Bijzondere school:
Scholen die opgericht en bestuurd werden door burgers. Onderwijs op deze scholen word vanuit een betaalde (vaak godsdienstige) opvatting gegeven.
Schoolstrijd:
Politieke strijd in de negentiende eeuw over de financiële gelijkstelling van het bijzonder onderwijs aan het openbaar onderwijs. Eindigde in 1917.
Confessionalisme:
Politieke stroming die vindt dat het geloof richtlijnen geeft voor het besturen van een land.
Vragen;
Welke twee kerken telden de meeste gelovigen?
- de protestantse en katholieke kerk
Veel Nederlanders waren gelovig omdat slechts een klein deel niet-kerkelijk was.
Protestanten en katholieken richtten hun eigen bijzondere scholen op.
De katholieke kerk vond het onderwijs op de openbare scholen niet goed omdat het niet katholiek was.
Confessionelen zijn mensen die vinden dat godsdienst ook richtlijnen geeft voor het bestuur van een land. In dit geval zijn de confessionelen protestanten en katholieken.
Welke idealen hadden de confessionelen?
DE confessionelen wilden dat het geloof in de samenleving en het onderwijs belangrijker werd (meer invloed van godsdienst).
In 1917 besloot het parlement dat bijzondere scholen door de overheid worden betaald.
Je ziet dat het een bijzondere school is aan :
De naam van de school : Jozef is de vader van Jezus Christus, De onderwijzeres is een non en je ziet een Mariabeeld op de achtergrond.
Het gaat hier om een katholieke school.
5 Strijdbare vrouwen
Feminisme:
Beweging die opkomt voor de rechten en de positie van vrouwen.
Emancipatie:
Streven naar gelijke rechten.
Algemeen kiesrecht:
Kiesrecht voor iedereen boven een bepaalde leeftijd, ongeacht bezit, opleiding en dergelijke. In Nederland in 1919
ingevoerd.
In 1913 waren er bepaalde taken van de vrouw, dat waren;
- huishouden
- voor de kinderen zorgen
Een feministe uit die tijd, zou dat daar niet mee eens zijn, want die wilden voor vrouwen ook een baan.
3 idealen van feministen:
- Algemeen kiesrecht - Dezelfde loon als mannen - Gelijke kansen in het onderwijs - Gelijkheid in het huwelijk
Welke idealen waren begin twintigste eeuw bereikt?
- Er kwam algemeen kiesrecht - Gelijke kansen in het onderwijs
Aletta Jacobs haar oplossing voor het probleem van de grote gezinnen:
Voorlichting geven over geboortebeperking en het gebruik van voorbehoedsmiddelen.
Als student was Aletta Jacobs voor veel feministen een voorbeeld omdat zij de eerste vrouw was op de universiteit.
Als huisarts betekende zij veel voor vrouwen omdat zij voorlichting gaf over geboortebeperking en voorbehoedsmiddelen.
Als voorzitter van de vereniging voor Vrouwenkiesrecht voerde zij actie voor vrouwen kiesrecht.
Aletta Jacobs heeft natuurlijk niet in haar eentje voor allerlei veranderingen gezorgd.
Er waren allerlei feministische bewegingen die opkwamen voor vrouwen zoals ; de vereniging van vrouwen kiesrecht.
Tot achttiende eeuw Negentiende eeuw
Productie van goederen voor in.. Kleine bedrijven geen machines, Machines en fabrieken Woonsituatie
Grootste deel van de bevolking Platteland en in dorpjes Fabriekssteden , slechte levensomstandigheden.
Karl Marx heeft het meeste te maken met het socialisme want die gaat uit van gelijkheid.
De scheiding tussen klassen was er volgens Marx altijd al . In de Oudheid strijd tussen; rijk en arm.
In de Middeleeuwen tussen; edelen en horigen.
Tijdens de I.R. tussen; kapitalisme en arbeiders.
De aanhangers van Marx waren niet bang voor revoluties omdat een communistische revolutie betekende bevrijding en een betere samenleving.
De taken volgens Marx van de communisten:
- Uitleg geven over de klassenstrijd.
- Ervoor zorgen dat de arbeiders goed georganiseerd waren.
Mensen die grond bezitten moeten deze afstaan aan de staat. Deze kan de grond opnieuw (eerlijk) verdelen onder de boeren. Alle bedrijven komen net als de winsten in handen van de staat. De overheid moet ervoor zorgen dan
kinderarbeid verdwijnt en dat er gratis onderwijs komt.
Verzuiling:
Verdeling van de samenleving in groepen met een eigen politieke of godsdienstige overtuiging (protestants, katholiek, socialistisch, liberaal); iedere zuil heeft zijn eigen politieke partij, krant en verenigingen.
Sociale wet:
Wet die de leef- en werkomstandigheden van mensen verbeterd, zoals het verbod op kinderarbeid of de instelling van de achturige werkdag.
Koninkrijk der Nederlanden:
Het koninkrijk dat in 1814 werd gesticht (tot in 1839 inclusief België).