• No results found

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3

Samenvatting door een scholier 4e klas vwo

2806 woorden 10 jaar geleden

7,6

8 keer beoordeeld

Vak Geschiedenis

Methode Memo

Kenmerkende aspecten

Tijdvak 1 (tot 3000 v.C.) Tijd van jagers & boeren:

• De levenswijze van jagers-verzamelaars.

• Het ontstaan van landbouw en landbouw-samenlevingen.

• Het onstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen.

Tijdvak 2 (3000 v.C. – 500 n.C.) Tijd van Grieken & Romeinen:

• De ontwikkeling van het wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat.

• De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur.

• De groei van het Romeinse imperium, waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde.

• De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa.

• De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten.

Tijdvak 3 ( 500 – 1000 n.C.) Tijd van monniken en ridders:

• De verspreiding van het christendom in geheel Europa.

• Het ontstaan en de verspreiding van de islam.

• De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid.

• Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur.

§1. Een nieuwe kaart van Europa.

Hofmeier: Oorspronkelijk het hoofd van de huishouding van de koning van het Frankische Rijk, later een soort van minister.

Karolingen: familie van hofmeiers, later koningen van het Frankische Rijk, vervolgens van Frankrijk, Duitsland en het middenrijk.

Leenman: Iemand die een leen ontvangen heeft van een leenheer en trouwe dienst beloofd heeft.

Merovingen: Koningsfamilie die tot ong 750 over het Frankische Rijk regeerde.

1) Het was de tijd waarin een nieuwe kaart van West-Europa ontstond, maar hoe zijn de grenzen van de verschillende landen tot stand gekomen, hoe ontstond dus die kaart van Europa?

(2)

o De hofmeiers van het noordelijke koninkrijk kwamen uit de familie van de karolingen. Zij veroverden aangrenzende gebieden en probeerden het rijk naar het noorden en het oosten uit te breiden.

o Karel Martel was een briljante generaal en veroverde de andere Frankische koninkrijken, zodat het rijk weer een eenheid werd.

o Karel de Grote veroverde Italië, bijna heel Duitsland, delen van Hongarije en Denemarken.

o Karel de Grote werd opgevolgd door zijn zoon Lodewijk de Brome, maar bij het verdrag van Verdun werd het rijk door zijn kinderen verdeeld over drie stukken.

- Karel de Kale: westelijke deel, dat later Frankrijk zou worden;

- Lodewijk de Duitser: een stuk in het oosten;

- Lotharius: daartussen lag een brede strook van Nederland tot Noord-Italië.

o Uit het slot: De kern van het hedendaagse Europa ligt in het Frankische Rijk, dat omstreeks 500 werd gevormd. Karel Martel hield de oprukkende islam tegen en Karel de Grote breidde het land aanzienlijk uit.

In 843 werd het Frankische Rijk echter onder zijn kleinzoons verdeeld in 3 staten. Het zwakke middenrijk werd verder opgedeeld en zo ontstonden in grote lijnen de grenzen van het latere Duitsland en Frankrijk.

2) Waardoor ontstond er een agrarische maatschappij?

(Uit par. 2) Door een combinatie van ontwikkelingen. De val van het West-Romeinse Rijk had geleid tot een nog grotere onveiligheid dan er al was. Zowel voor als na de val van het rijk was er spraken van invallen en oorlogen, die de onveiligheid nog groter maakten.

3) Waren er veel ridders en waren dat allemaal voorname edelen?

(Uit par. 3)

4) Is het waar dat het geloof in de Middeleeuwen centraal stond?

(Uit par. 4)Eerst wel maar naar mate de mensen meer gingen schrijven werd het minder.

§2. Het ontstaan en functioneren van een agrarische maatschappij.

Agrarische samenleving: Een maatshappijvorm waarin bijna iedereen werkzaam is in de landbouw.

Autarkie: Letterlijk ‘zelfvoorziening’, de economie van een dorp, stad, streek of land is onafhankelijk van andere economieën.

Domein: Landgoed dat bestaat uit een aantal boerderijen die onder dezelfde heer vallen.

Horige: Halfvrije boer die recht heeft op zijn grond, maar niet mag weglopen.

1) Door welke oorzaken veranderde de agrarisch-stedelijke samenleving in een maatschappij met bijna alleen maar landbouw?

Door de val van het West-Romeinse Rijk. Door de onveiligheid durfden de kooplieden niet meer te reizen en nam de handel af. Hierdoor verdwenen veel steden en werden de overgebleven steden kleiner. Het

ontbreken van steden leidde tot het afnemen van de nijverheid en van de hoeveelheid geld.

2) Wat was er met de steden en de handelaar gebeurd?

o Nadat het centrale gezag en de bescherming door het West-Romeinse Rijk verdwenen waren, werd het nog gevaarlijker om te reizen. Daardoor droogde de internationale handel snel op. Het verschrompelde tot regionale marktplaatsen.

o Doordat er (bijna) geen handel meer was speelde geld geen rol meer. Hierdoor ontstond ruilhandel.

3) Welke rol speelden de invallen van vreemde volken daarin?

o Door de invallen van andere volken was de veiligheid al tijdens het bestaan van het West-Romiense Rijk

(3)

in gevaar gekomen.

o De Noormannen kwamen als handelaars, maar wanneer ze de kans kregen gingen ze plunderen.

o Het is echter niet waar dat deze invallen het Frankische Rijk verzwakten; men kan beter zeggen dat de onderlinge strijd van de Franken en hun slecht organisatie het rijk zo zwak maakten, dat de plunderaars erdoor aangetrokken werden.

4) Hoe zag het leven van de gewone boer eruit?

o Vrije boeren:

- zij konden deelnemen aan de rechtbank van het dorp;

- ze moesten militaire dienst verrichten.

o Onvrije boeren:

- sommige werden onvrij uit armoede;

- ze werkten meestal als knecht voor een grondheer.

o Horigen:

- hadden boerderij die eigendom was van een grondheer, het was meestal een hut van plaggen met een stukje grond;

- de heer mocht hen niet van hun boerderij verdreven.

5) Werd hij erg onderdrukt of viel het wel mee?

Er was geen onderdrukking. Ze hadden wel erg strenge regels ten op zichte van de grondheer.

6) Hoe functioneerde die agrarische samenleving?

In de nieuwe, agrarische samenleving leefde men vooral van landbouw. Andere kenmerken waren autarkie, horigheid en het ontstaan van doemeinen, het zogeheten hofstelsel.

§3. Het verschil tussen edelen en ridders.

Edele (Edelman): mensen uit machtige en rijke families. Rijkdom bestond vooral uit grondbezit. In de praktijk waren edelen dus leenmannen.

Feodaliteit: Systeem waarbij grond en rechten aan een leenman worden gegeven inruil voor de belofte van trouwe dienst; ook leenstelsel en feodalisme genoemd.

Vazallen: Metgezellen die samen met de legeraanvoerder vochten. Ze legden een eed van trouw af, ze werden hierdoor zijn vazallen.

Graaf: Zorgde voor bestuur bescherming en rechtspraak in gouwen of graafschappen. Dat was land dat verdeeld was door Karel de Grote.

Hertog: Vorsten van verslagen volken kregen soms een plaats in het leenstelsel. Ze kregen een heel groot gebied in leen en voerden de titel hertog.

Ridders: Door de edelen in dienst genomen mensen met minder aanzien.

Chansons de geste: Ridderromans. Lange gedichten over gevechten en liefdesavonturen.

1) Bestond de ridder op het paard in de Middeleeuwen?

Ridders waren soldaten te paard, die vaak van eenvoudige afkomst waren. Romantisch was hun leven niet. Toch werd er langzamerhand een ideaalbeeld ontwikkeld. Ons geromantiseerd beeld ervan stampt uit een latere periode, toen men de ridderlijkheid en het leven van de ridder idealiseerde. Het leven van een ridder bestond grotendeels uit wachtlopen op een kasteel.

Wat is het verschil tussen een edelman en ridder?

(4)

Edelmannen kwamen uit rijke, machtige gezinnen. Rijk dus veel grondbezit. Ze hadden een bevoorrechte positie. Een ridder werd door de edelen in dienst genomen omdat er meer zwaarbewapende ruiters nodig waren voor het voeren van de oorlog. Ridders waren onvrij, net zo arm als boeren, hadden weinig aanzien, hadden geen eigendom en geen vrouw, veel beroepsrisico’s.

Edelman was je ook vanaf je geboorte, een ridder werd geridderd.

2) Wat is de oorsprong van het leenstelsel?

De Franken hadden al een verhouding van trouw die we vazaliteit noemen. De legeraanvoerder had metgezellen die voor hem vochten. Deze legden een eed van trouw af en beloofden gewapende

bescherming in ruil voor levensonderhoud. Het was Karel Martel die in ruil voor de vele investeringen die men moest doen in een paard en uitrusting grond in ‘bruikleen’ gaf. Door het samenvoegen van de eed van trouw (vazaliteit) en het leen ontstond de feodaliteit of het leenstelsel. Feodum betekent leen.

Leenstelsel kwam uit de standenmaatschappij.

Een tweede belangrijke stap werd gezet door Karel de Grote. Hij koppelde het leenstelsel aan het bestuur.

Het land werd verdeeld in gouwen of graafschappen en daarover werd een graaf aangesteld. Als er oorlog was moest de graaf ervoor zorgen dat alle vrij mannen dienst zouden nemen.

3) Waren ridders nou kasteelheren of kasteelknechten?

Ridders waren knechten.

4) Wat gebeurde er allemaal voordat iemand ridder werd?

Je vader moest ridder zijn, je moest jongen zijn, liefst de oudste.

Een aantal jaren deed een jonge zoon dienst als page bij een dame om na zijn twaalfde een militaire training te krijgen. Als er geld was om een paard en wapens te kopen, kon je officieel tot ridder geslagen worden. Er was een ridderopleiding: geen school, wel etiquette.

Ze moesten leren jagen, zingen, gedichten voorlezen, geschiedenis, paarden verzorgen en leren omgaan met zwaard en lans. Eerst page, daarna schildknaap daarna ridder.

5) Leefden ze allemaal volgens ridderidealen of niet allemaal?

Nee, wij zagen het als grote kastelen, veel macht, vrouwen, gevechten en harnas.

Maar ze hadden geen eigendom, geen vrouw, ernstige beroepsrisico’s, weinig macht, ze moesten wachtlopen en mensen en de kerk beschermen.

6) Waar kwam de hoofse liefde van de riddercultuur vandaan?

Omdat de kasteelvrouwen een belangrijke rol hadden moesten ridders er voor zorgen op goede voet met hen te staan en daarom schreven ze hen brieven en gedichten. Zo ontstond de hoofse dichtkunst en ontstond het beroep van troubadours.

7) Hoe zat het in de praktijk met het liefdesleven van de ridders?

Jonge ridders hadden wel liefdesrelaties, maar was met dienstmeid. Soms met de kasteelvrouw.

Riddertoernooien waren ook belangrijk. Ze droegen hun overwinning op aan een onbereikbare vrouw.

Uiteindelijk mochten de ridders wel geslachtsgemeenschap hebben met de vrouw.

§4. Het belang van de geestelijkheid.

Bisschop: Bestuurder van een bisdom, een district binnen de kerk.

Monnik: Een man die lid is van een kloosterorde.

Reguliere geestelijken: Leden van een kloosterorde.

(5)

Seculiere geestelijken: Priesters die tussen andere mensen in de wereld leven.

3.4.1 Waardoor waren seculiere geestelijken belangrijk?

Er waren twee soorten geestelijken:

- de seculiere geestelijken; deze leefden tussen andere in de wereld, vooral priesters.

- de reguliere geestelijken; dit waren de monniken, ze leefden onder een regel.

Al tijdens het Romeinse Rijk kwam de leiding van de kerkdienst te liggen bij een oud en wijs gemeentelid;

daaruit ontwikkelde de functie van de priester. Op den duur ontvingen ze een speciale wijding: de tonsuur, waarbij een deel van het hoofdhaar werd weggeschoren. Bisschop: een priester die toezicht hield op gewone priesters. Later werden de bisschoppen de leenmannen.

Onder de seculiere geestelijken bestond een rangorde.

- Paus - Kardinaal (- Aartsbisschop) - Bisschoppen

- Monniken en nonnen - Dorpspriesters

De paus zetelde in Rome. Maar andere bisschoppen in het oosten waren er niet van overtuigd dat de paus uit Rome moest komen. Dat leidde tot het uiteengaan van de Griekse en de Latijnse kerk in 1054. De paus in Rome trad sinds de 9e eeuw steeds minder op als een geestelijk leider maar meer als een wereldlijk vorst.

Dat leidde ertoe dat adellijke families het ambt van paus in handen probeerden te krijgen. Daardoor ontstonden er allerlei mistoestanden. Bisschoppen en abten waren machtig en rijk als edelen en vorsten.

Maar niet alle pastoors waren rijk want er waren ook gewone mensen die slecht waren opgeleid en arm waren. Zij moesten hard werken om in hun levensonderhoud te voorzien, daarbij geholpen door vrouw en kinderen.

3.4.2 En de reguliere geestelijken?

Deze reguliere geestelijken leefden volgens bepaalde regels in een klooster. Ze mochten niet trouwen, moesten gehoorzaam zijn aan de abt, een armoedig leven leiden en geen seks hebben. De kloosters vervulden in de samenleving verschillende functies. Ze waren het centrum van een domein, boden onderdak aan reizigers en zorgden voor zieken.

Monniken hadden vooral een geestelijke taak. Die bestond niet alleen uit zingen en bidden, maar ook uit schrijven. Ze schreven bijvoorbeeld teksten over uit de Oudheid. Ook zorgde de monniken voor ontginning, het gereed maken van een gebied voor landbouwgebruik.

Doordat ze hard werkten en weinig consumeerden, nam het bezit van een klooster toe. Door giften van edelen en welgestelde mensen kregen ze steeds meer bezit en konden de kloosters, ondanks de door de monniken afgelegde gelofte van armoede, zeer rijk worden.

De heidenen bekeren.

Hierin speelden de monniken ook een grote rol. In de Nederlanden waren vooral de zendelingen Willibrord en Bonifatius bekend geworden. Willibrord kwam in 690 met een dozijn volgelingen uit Engeland om het geloof te prediken. Hij werd benoemd tot aartsbisschop van de Friezen en koos als zetel de stad Utrecht.

Hij bouwde op plekken van vroegere Germaanse heiligdommen kerken. Willibrord trok zich terug naar

(6)

Echternach. Bonifatius kwam ook uit Engeland (hij was dus ook een Angelsaks). Hij werd aartsbisschop van de Duitsers met als zetel Mainz. Tijdens zijn tocht ter bekering in het land van de Friezen werd hij in 754 door de Friezen in Dokkum vermoord, die hem overvielen omdat ze dachten dat hij kostbaarheden bij zich had.

De geestelijken waren belangrijk doordat zij de enigen waren die konden schrijven waardoor ze een functie hadden in het doorgeven van de cultuur van de klassieke Oudheid. Ze speelden ook een belangrijke rol bij het vormen van de middeleeuwse cultuur door het schrijven van boeken, verslagen en wetten. Hoge geestelijken en kloosters beschikten ook over veel bezit en macht, zij waren belangrijk voor de economie.

Monniken speelden een belangrijke rol in de verspreiding van het christendom en de vorming van een christelijk Europa.

Benedictus van Nursia De heilige Benedictus (480-547) wordt algemeen beschouwd als vader van het kloosterleven in de Latijnse Kerk. Geborden in Nursia, hij was de bedenker van de kloosterregels van de monniken.

Bonifatius Bonifatius (+/- 675-754), belangrijke missionaris die andere probeerde te bekeren, vooral de Friezen of Germanen ?. Bij Dokkum vermoord.

Clovis Clovis ( 465-511), hij was koning van de Franken en legde de basis voor het rijk voor de volgende eeuwen te domineren. 493 trouwt hij, maakte parijs hoofdstad en verloef Syagarius.

Karel Martel Karel Martel (698-741), zoon Pepijn II, bijnaam van het woord martel wat hamer betekent, zijn rijk werd verdeeld over zijn zonen, begraven in een kathedraal. Hij was Hofmeier van het Frankische Rijk.

Karel De Grote Karel de Grote (742, in Aken, tot 814, in Aken), vader was Pepijn de Korte, had 8 kinderen, viel op 13 jarig meisje waarmee hij op haar 18e trouwde, kreeg het rijk door de dood van vader en broer(s), lange tijd een heerser, een goed mens bouwde scholen en aandacht voor kunst, Romeinse keizer en Lodewijk De Vrome volgde hem op.

Lodewijk De Vrome Lodewijk De Vrome (april 778-840), tweelingbroer, volgde Karel de grote op, rijk verdeeld in drie stukken, hierdoor ontstond later Duitsland en Frankrijk, hij was de eerste Frankische heerser.

Pippijn III De Korte Pippijn III De Korte (714-768), zoon van Karel Martel, gedoopt in 719, had 2 huwelijken, 7 kinderen waaronder Karel De Grote, Rijk verdeeld van zijn vader, Broer was in klooster, hij werd koning, hij versloeg Saksen (753) en sluit een Vredes overeenkomst (755-756).

Willibrord Willibrord, (omstreeks 658 - 739) was een rooms-katholieke aartsbisschop en missionaris van Angelsaksische afkomst. Willibrord is een christelijke heilige en staat ook bekend als de 'apostel der Friezen', soms ook als 'apostel van de Lage Landen'.

Mohammed Mohammed (Mekka, 569/570/571 -, 632) wordt door moslims beschouwd als profeet en voltooier van het monotheïstische geloof van Abraham. In de islam wordt hij als de laatste profeet en boodschapper gezien die de uiteindelijke openbaring van God, de Koran, heeft ontvangen.

Monnik Monnik, Iemand die lid is van een kloosterorde, volgt bepaalde regels, kon als eerste schrijven en sloot zich af van buitenwereld om zich tot zijn geloof te kunnen bekeren.

Ridder Ridder, Oorspronkelijke strijder te paard, later een titel die ook door edelen werd gedragen. Ze konden mee doen aan riddertoernooien, hoofse liefde speelde belangrijke rol, ze droegen ijzeren pakken en vochten, ze hadden een gevaarlijke zware taak, om ridder te worden moest je vader ook ridder zijn en je moest een jongen zijn en je moest veel dingen leren.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(= verhaal dat Dtsld de WOI had verloren door verraad door de democratie van Weimar) omdat de rechtse mensen zich verraden voelden, ze dachten dat als de ‘schande-vrede’ niet

In Rusland waren revolutie ́s gaande, de bevolking wilde de oorlog stoppen, maar dat. gebeurde niet, de tsaar werd verstoten (Februarirevolutie 1917), de

Ÿ In de 7 e eeuw moest het Rijk grote gebiedsdelen aan het islamitische rijk van kalief Omar I afstaan, maar toch bleek het rijk in het Oosten van het Middellandse Zeegebied

De stadsbewoners en hun gasten konden voor één keer de rol spelen die ze tijdens het jaar nooit konden vervullen: mannen mochten zich als vrouwen kleden en omgekeerd.. · Agressie

Hitler haalde Hindenburg over om de noodtoestand af te kondigen waardoor de wet niet meer geldig was, het parlement machteloos en dat alle macht naar de zittende regering ging..

Men koos er vaak voor om beschermd te worden door heer, dan was je niet oproepbaar voor oorlog.. Ze moesten dan wel deel van de oogst geven en werk op akkers

Nationale vergadering > eigen wetgevende vergadering => verklaring van de rechten van de mens en burger: gelijke rechten, vrijheid en meningsuiting en de verklaring rekende af

Dit kon de koning zich weer niet veroorloven, omdat hij zijn leenmannen nodig had om het rijk te besturen en te verdedigen.. De verhoudingen tussen leenmannen en leenheren werden