• No results found

Vraag nr. 79 van 26 februari 1998 van de heer JOHAN DE ROO

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 79 van 26 februari 1998 van de heer JOHAN DE ROO"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 79

van 26 februari 1998

van de heer JOHAN DE ROO

Toekomstcontract Limburg – Evaluatie

In 1987 werd het Toekomstcontract Limburg door de verschillende betrokken overheden onderte-k e n d . De grote doelstelling was om binnen tien jaar de werkloosheid in Limburg op het niveau van de gemiddelde werkloosheid in Vlaanderen te b r e n g e n . De achtergrond van het plan was de reconversie van Limburg, als antwoord op de slui-ting van de mijnen in Limburg.

Nu meer dan tien jaar later keurt de Vlaamse rege-ring het Actieplan voor Limburg goed, dit plan is het verlengstuk van het oude toekomstcontract. Teneinde een evaluatie te kunnen maken van het afgelopen toekomstcontract, had ik de minister graag de volgende vragen gesteld.

1. Welke resultaten werden verkregen met het Toekomstcontract voor Limburg ?

2. Hoeveel middelen werden hieraan besteed ? 3. Hoeveel middelen zijn nog beschikbaar ?

Antwoord

Met het Toekomstcontract Limburg van 29 april 1987 hebben de partijen die de gemeenschappelij-ke verklaring hebben onderschreven (federale r e g e r i n g, Vlaamse regering, provinciebestuur Lim-burg en de Europese Commissie), zich ertoe ver-bonden alles in het werk te stellen om de werkgele-genheid in Limburg zodanig te stimuleren dat zo snel mogelijk en uiterlijk binnen tien jaar vanaf de datum van de ondertekening van het akkoord de volledige werkloosheid in Limburg zeer gevoelig zou verminderen.

Om dit doel te bereiken, was het volgens de onder-tekenende partijen noodzakelijk om de toename van de werkgelegenheid in de privé, industriële en tertitaire sector en in de openbare sector te stimu-l e r e n . Tevens werd hiervoor een verhoogde scostimu-lari- scolari-satiegraad van de Limburgse bevolking noodzake-lijk geacht.

De federale overheid en de Vlaamse regering heb-ben er zich in dit kader toe verbonden om nieuwe investeringen in Limburg aan te moedigen en te

ondersteunen via aangepaste en algemene macro-en selectieve micro-economische maatregelmacro-en. Tal van Europese programma's hebben dit beleid mee gestalte gegeven. Limburg geniet sinds 1987 steun uit de Europese structuurfondsen, n a m e l i j k het Europees Sociaal Fonds (ESF), het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO ) , d e Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal ( E G K S ) , Interreg en het Europees Landbouw-fonds.

Resultaten van het Toekomstcontract

Zoals hiervoor beschreven, had het To e k o m s t c o n-tract als doelstelling de volledige werkloosheid in Limburg substantieel te verminderen over een periode van tien jaar.

De werkloosheidscijfers geven aan dat de werk-loosheid in Limburg de voorbije jaren sneller is gedaald dan het Vlaamse gemiddelde. Het aantal uitkeringsgerechtigde volledig werklozen is tijdens de uitvoeringstermijn van het toekomstcontract gedaald van 42.849 in april 1987 tot 34.358 in april 1997 (- 20 %). Nadien heeft de verbetering van de Limburgse arbeidsmarkt zich nog verder doorge-z e t . Het aantal uitkeringsgerechtigde volledig werklozen nam af tot 30.984 personen per 28 februari 1998 (10.121 mannen en 20.863 vrouwen). Het werkloosheidsurplus bedroeg eind februari 1998 wel nog altijd 7.824 eenheden, maar dit was volledig toe te schrijven aan de vrouwelijke werk-l o o s h e i d . Bij de mannen is het overschot sinds oktober 1997 weggewerkt.

Het werkloosheidsoverschot is in 1987 als barome-ter ingevoerd voor de evaluatie van het To e k o m s t-c o n t r a t-c t . In april 1987 bedroeg het surplus 15.429 eenheden en ook toen was dat te wijten aan de hoge vrouwelijke werkloosheid in Limburg (240 mannen en 15.189 vrouwen). Op het hoogtepunt van de afvloeiingen bij de Kempense Steenkool-mijnen (KS) – februari 1988 – bedroeg het werk-loosheidsoverschot 19.140 eenheden. Ten opzichte van dit tussenmoment – en precies over een periode van tien jaar – bedraagt de gerealiseerde vermindering bijna 60 %.

(2)

eigen dynamiek van de provincie. Hier situeert zich het resultaat van de regionale reconversie.

De sterke economische ontwikkeling van Limburg de voorbije jaren met behulp van Vlaamse en Europese Steun heeft zeker bijgedragen tot de beschreven verbetering van de tewerkstellings- en werkloosheidscijfers.

Onderzoek heeft uitgewezen dat in de periode 1993-1995 de provincies Antwerpen en Limburg de sterkste groeiregio's waren in V l a a n d e r e n . Z o w e l inzake omzet als toegevoegde waarde kende Lim-burg de sterkste procentuele groei over dezelfde periode.

Volgens een studie van het Limburgs Universitair Centrum (LUC) uit 1996 is de industrialisatiegraad van Limburg wel de laagste gebleven van alle Vlaamse provincies. Limburg telt amper 6 % van alle Belgische vennootschappen. Met maar 15 v e n-nootschappen per duizend inwoners blijft Limburg de zwakste Vlaamse provincie. Het V l a a m s e gemiddeld bedraagt 21 ondernemingen per dui-zend inwoners. Limburg telt in vergelijking met de andere Vlaamse provincies dus nog steeds minder b e d r i j v e n , maar die aanwezige bedrijven groeien wel sneller.

In de laatste tien jaar (1988-1997) werden in Lim-burg in het kader van de expansiewetgeving in totaal voor 270 miljard frank investeringen gereali-s e e r d , dit igereali-s meer dan een vijfde van het V l a a m gereali-s e t o t a a l . Het hoge aandeel van de buitenlandse investeringen is hierbij opvallend. In de periode 1988-1996 werden door buitenlandse ondernemin-gen voor in totaal 114,5 miljard frank investerinondernemin-gen in de Limburgse industrie op gang gebracht, d i e werden aanvaard voor subsidiëring in het kader van de expansiewetgeving. Dit komt overeen met een aandeel van niet minder dan 41,7 % van het totaal voor Vlaanderen (274,8 miljard frank). Uit de studie van professor Allaert van de Univer-siteit Gent (UG) in verband met de bedrijfsecono-mische dynamiek in België, is gebleken dat het stadsgewest Hasselt-Genk de jongste jaren econo-misch in de lift zit. Inzake toegevoegde waarde heeft het over de periode 1993-1995 de grootste groei gekend van alle Vlaamse stadsgewesten. Uit de on-going-evaluatie van het HIVA aangaan-de aangaan-de uitvoering van aangaan-de Europese programma's blijkt dat in Limburg de relatieve tewerkstelling in de secundaire sector boven het Vlaamse gemiddel-de ligt. Het aangemiddel-deel van gemiddel-de meer toekomstgerichte en expansieve tertiaire sector in de globale

tewerk-stelling blijft relatief laag (27,89 % ten opzichte van 34,58 % in Vlaanderen – cijfers voor 1995). Het aandeel van de quartaire sector ligt dan weer iets hoger dan in Vlaanderen.

De evaluatie van het HIVA toont ook aan dat de diversificatie in Limburg nog geen feit is. De Lim-burgse economie wordt duidelijk gedomineerd door enkele grote ondernemingen. Zeker omdat de beslissingsautonomie in deze grote bedrijven veelal beperkt is, maakt dergelijke concentratie van eco-nomische activiteiten de regio kwetsbaar voor onder meer grote herstructureringen en sectorale conjunctuurbewegingen.

Uit het voorgaande blijkt dus duidelijk dat het To e-komstcontract vruchten heeft afgeworpen. De pro-vincie Limburg krijgt met het Limburgplan de mogelijkheid om de dynamiek van de voorbije jaren verder uit te bouwen en de zwakke schakels in de economische structuur weg te werken. H e t Limburgplan zal zodoende de fundamenten kun-nen leggen voor een nog snellere economische groei dan in de voorbije periode.

Bestede middelen

Nadat de Vlaamse regering op 26 mei 1989 had beslist de steenkoolexploitatie in de NV KS ver-vroegd te beëindigen, heeft zij beslist het To e-komstcontract voor Limburg te actualiseren en te activeren.

Op 6 september 1989 heeft de Vlaamse regering haar goedkeuring gehecht aan "het aanvullend reconversieplan voor Limburg – eerste fase". D e financiering van de voorgestelde acties en projec-ten in het kader van de eerste fase werd geput uit de enveloppe van drie miljard frank die de NV KS uit het saldo van de zogenaamde Gheyselinck-enveloppe had overgemaakt aan de VZW SIM (Sociale Investeringsmaatschappij).

Op 31 juli 1990 heeft de Vlaamse regering de finan-ciering van "het aanvullend reconversieplan – tweede fase van de actualisering van het To e k o m s t-contract voor Limburg" goedgekeurd. Deze finan-cieringswijze hield de aanrekening van de budget-taire weerslag in op het saldo van de Gheyselinck-enveloppe dat aan de Vlaamse regering toekomt. Op 20 februari 1991 werd "het aanvullend recon-versieplan – tweede fase van de actualisering van het Toekomstcontract voor Limburg" door de Vlaamse regering goedgekeurd.

(3)

rege-ring van 31 december 1986 met betrekking tot de toekomst van de NV KS. Deze beslissing omvatte de beëindiging van de activiteiten in het oostelijk bekken en een herstructurering van de activiteiten in het westelijk bekken. Teneinde de NV KS in dit proces te ondersteunen, werden verschillende enveloppen ter beschikking gesteld, in het alge-meen de Gheyselinck-enveloppe genoemd. H e t ganse financieringsmechanisme werd geformali-seerd in het protocol van 5 oktober 1987, a f g e s l o-ten tussen het Ministerieel Comité voor de Natio-nale Sectoren en het Fonds voor de Herstructure-ring van de Nationale Sectoren (FNSV, nu Gimvin-dus) enerzijds en de NV KS anderzijds. Het proto-col werd later aangevuld met vijf addenda. Door de regionalisering in 1989 van de nationale sectoren werden onder meer de rechten en verplichtingen resulterend uit voornoemd protocol overgenomen door het Vlaams Gewest.

De geïndexeerde Gheyselinck-enveloppe bedroeg 107,7 miljard frank. Indien het werkelijke exploita-tieverlies in één jaar minder was dan de bepaalde maximale verliezen, werd de helft van het verschil ter beschikking gesteld van de NV KS voor diversi-f i c a t i e - i n v e s t e r i n g e n . De andere heldiversi-ft bleediversi-f bij de Vlaamse regering, die deze middelen aanwendde voor de betaling van pensioenwachtvergoedingen aan voormalige KS-werknemers (sinds 1993), m i j n-werkersleningen en het Toekomstcontract Limburg (cf. infra).

Op 21 december 1994 werd tussen het V l a a m s G e w e s t , het Limburgfonds, de NV Limburgse Reconversiemaatschappij (LRM) en de NV Mij-nen een nieuw protocol afgesloten inzake de finan-ciering van de economische reconversie in Lim-b u r g. Dit nieuwe protocol verving het protocol van oktober 1987. In het nieuwe protocol werd de nog uitstaande verplichting aan LRM/Mijnen en de SIM vastgelegd op (nominaal) 24,6 miljard frank (zijnde 13,141 miljard frank verliesfinanciering ; 10,030 miljard frank in de vorm van een achterge-stelde lening voor investeringen en 1,429 miljard frank voor de SIM). Dit bedrag stemde overeen met de financieringsstroom waarop de NV Mijnen recht zou hebben over de periode 1993-1996 indien het protocol van oktober 1987 onverkort zou wor-den toegepast. Dit bedrag werd bepaald op basis van de cijfers voor het boekjaar 1993 en de budget-ten van mijnen voor de periode 1994 tot 1996. Van de enveloppe ad 107,7 miljard frank was per eind 1993 73,6 miljard frank bestemd voor verlies-financiering en 13,3 miljard voor reconversie-inves-teringen door NV KS.

Met het Witte Donderdagakkoord van 26 a p r i l 1995 werd uit de investeringsenveloppe van 10,030 miljard frank van LRM 2,483 miljard frank gere-serveerd voor een extra stimulans voor de uitrus-ting van industrieterreinen, de sociale huisvesuitrus-ting en het acquisitiebeleid ten aanzien van buitenland-se investeringen (cf. infra).

De laatste storting in het kader van het protocol van 21 december 1994 en het Witte Donderdagak-koord werd uitgevoerd medio 1997. A a n s l u i t e n d op de volledige uitvoering van de overeenkomst van 21 december 1994 werd de NV LRM verzocht een definitief overzicht op te maken omtrent de besteding van de Gheyselinck-enveloppe.

De enveloppe van het Vlaams Gewest ten behoeve van de uitvoering van het toekomstcontract werd als volgt besteed.

1. Eerste fase

Met het decreet van 13 juli 1994 werd het Lim-burgfonds opgericht.

De algemene doelstelling van deze pararegiona-le A is mee uitvoering te geven aan de initiatie-ven die worden ontwikkeld in het kader van de Limburgse reconversie.

In het Limburgfonds werden alle middelen ingebracht die verband houden met Limburgse reconversie-initiatieven.

Via het Limburgfonds worden onder meer de p e n s i o e n w a c h t v e r g o e d i n g e n , de mijnwerkersle-n i mijnwerkersle-n g e mijnwerkersle-n , de Europese cofimijnwerkersle-namijnwerkersle-ncierimijnwerkersle-ngemijnwerkersle-n emijnwerkersle-n de sociale reconversie gefinancierd.

In het kader van de eerste fase werd de zoge-naamde sociale reconversie-enveloppe opge-bouwd (3 miljard frank), waarvan de middelen door de NV KS werden ter beschikking gesteld van de VZW SIM. De VZW SIM werd na het KS-debat in vereffening gesteld. Het saldo van de middelen dat de SIM nog toekwam voor sociale reconversie-initiatieven, werd eveneens in het Limburgfonds ingebracht met de finan-cieringsovereenkomst van 21 december 1994 (cf. supra).

In de sociale reconversie-enveloppe die werd ingebracht in het Limburgfonds zijn momenteel geen vrije middelen beschikbaar.

(4)

middelen een aantal leningen en prefinancierin-gen werden toegestaan. De terugbetalinprefinancierin-gen worden opnieuw toegevoegd aan de sociale enveloppe, evenals de annulaties van vastleggin-gen voor projecten die geen of slechts gedeelte-lijk hebben plaatsgevonden. De sociale recon-versie-enveloppe heeft dus in feite het statuut van een variabel krediet dat wordt gespijsd met toegewezen ontvangsten. De terugbetalingen van de financieringen en annulaties van vastleg-gingen worden toegevoegd aan de sociale r e c o n v e r s i e - e n v e l o p p e. Op 13 december 1996 heeft het IMO de prioritaire projecten vastge-legd die lastens het saldo van de sociale recon-versie-enveloppe dienen te worden aangere-kend (Sporen naar werk, O n d e r w i j s v o o r r a n g s-gebiedenbeleid, ISUA).

2. Tweede fase

In het kader van de tweede fase werden midde-len opgenomen voor de cofinanciering van pro-jecten die passen in Europese programma's. In de periode 1991-1994 werden volgende bedragen vastgelegd lastens het saldo van de Gheyselinck-enveloppe : 1991 SIM : 112.000.000 frank GOM: 755.600.000 frank 1992 SIM : 357.700.000 frank GOM : 298.000.000 frank 1993 SIM : 210.000.000 frank GOM : 463.500.000 frank 1994 SIM : 249.886.792 frank GOM : 254.100.000 frank

Vanaf het begrotingsjaar 1995 worden de cofi-nancieringsmiddelen niet meer aangerekend op het saldo van de enveloppe, aangezien het Witte Donderdagakkoord van 26 april 1995 tussen de politieke partijen vertegenwoordigd in de Vlaamse regering en de bestendige deputatie van de provincie Limburg bepaalde dat jaarlijks in de begroting van de Vlaamse Gemeenschap bijkomende middelen zullen worden opgeno-men voor de cofinanciering van de Europese programma's.

In de begroting van het Limburgfonds voor 1995 werd een krediet van 621,5 miljoen frank ingeschreven (62,2 miljoen frank sociale recon-versie ; 559,3 miljoen frank GOM).

In de begroting van het Limburgfonds voor 1996 was voor deze dossiers een vastleggings-machtiging ad 500 miljoen frank opgenomen

(69 miljoen frank sociale reconversie : 431 mil-joen frank GOM).

De begroting voor 1997 bevatte een vastleg-gingsmachtiging voor het Limburgfonds ad 375 miljoen frank (290 miljoen frank GOM ; 60 mil-joen frank sociale reconversie ; 25 milmil-joen frank Witte Donderdagakkoord).

De begroting 1998 voorziet in een vastleggings-machtiging voor het Limburgfonds ad 315 mil-joen frank (265 milmil-joen frank GOM ;50 milmil-joen frank sociale reconversie).

Voormelde middelen werden dus door de Vlaamse regering lastens de begroting Econo-mie specifiek vrijgemaakt voor de versnelling van het reconversiebeleid in het kader van het Toekomstcontract met aanvullende middelen. Limburg heeft verder zijn normaal deel gehad uit de verschillende functionele begrotingen en heeft daarenboven kunnen rekenen op aanvul-lende middelen resulterend uit zijn statuut als erkende ontwikkelingszone (bijvoorbeeld ver-hoogde expansiesteun).

Beschikbare middelen

– Sociale reconversie-enveloppe

Momenteel zijn geen vrije middelen beschik-b a a r. Er kunnen nieuwe middelen beschik-beschikbeschik-baar komen indien een aantal dossiers positief kunnen worden afgerond (verkoop van Te x a s -woningen en het Apollogebouw – geraamde totale opbrengst van 350 miljoen frank).

– Strategisch Ontwikkelingsfonds

In het kader van de uitvoering van het Wi t t e Donderdagakkoord werd met middelen uit de sociale reconversie-enveloppe in het Limburg-fonds een strategisch ontwikkelingsLimburg-fonds voor de financiering van economische infrastructuur-werken en toeristische investeringen gecreëerd met een budget van 550 miljoen frank.

De door de gemeenten en provincie ingediende projecten worden geadviseerd door het directie-comité van de GOM-Limburg en goedgekeurd door de Vlaamse minister bevoegd voor het Economisch Beleid.

(5)

– Cofinancieringsmiddelen voor Europese pro-gramma's (Doelstelling 2 en Rechar II)

De Vlaamse regering stelt aan het Limburg-fonds via een vastleggingsmachtiging jaarlijks nog nieuwe middelen ter beschikking voor de cofinanciering van projecten die passen in het Doelstelling 2-programma van de Europese Commissie.

Het bedrag wordt jaarlijks vastgesteld in het kader van de begrotingsopmaak.

– Fonds Industrieterreinen

In het kader van het Witte Donderdagakkoord werd met de overeenkomsten van 5 december 1996 en 8 juli 1997 aan de GOM-Limburg in de vorm van een renteloze lening een bedrag ad 993,2 miljoen frank ter beschikking gesteld voor financieringen van de aankoop en uitrusting van bedrijventerreinen in Limburg.

Voor alle goedgekeurde projecten wordt een leningsovereenkomst afgesloten tussen de GOM en het betrokken gemeentebestuur. Eind 1997 was door het directiecomité reeds een positief advies verstrekt voor een globaal leningsbedrag van 651.599.921 frank.

– Fonds Dynamisch Acquisitiebeleid

In het kader van het Witte Donderdagakkoord werd met de overeenkomst van 8 juli 1997 aan de GOM-Limburg uit de resterende reconver-siemiddelen in de vorm van een renteloze lening een bedrag ad 496,6 miljoen frank ter beschikking gesteld voor de ondersteuning van het acquisitiebeleid inzake het aantrekken van buitenlandse investeringen in de provincie Lim-burg.

Tot op datum van 31 december 1997 werden nog geen projecten voor financieringen in het kader van het fonds goedgekeurd. De selectie van projecten gebeurt gemeenschappelijk door de GOM-Limburg, de Vlaamse minister bevoegd voor het Economisch Beleid en de Dienst Investeren in Vlaanderen (DIV).

– Economische reconversie via de LRM

De geconsolideerde jaarrekening van de LRM-groep per 31 december 1996 vertoont een eigen vermogen van 10,523 miljard frank dat prak-tisch onmiddellijk inzetbaar is voor de cofinan-ciering van economische projecten.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Daarnaast moet worden meegedeeld dat enkel een onderscheid wordt gemaakt tussen adviezen die aangevraagd worden door de minister-president en adviezen die gevraagd worden door

Het vroeger voor de noorderzijde (Keuze) gedi- mensioneerd scherm daarentegen levert een verlaging op met minstens 10 dB(A) voor de woningen die het dichtst bij de E40

De grondwaterheffing voor het grondwater dat niet wordt gebruikt voor de openbare drinkwa- tervoorziening werd ingevoerd door het decreet van 19 december 1997 houdende bepalingen

a) Zo ja, is de Vlaamse milieuadministratie op de hoogte van inbreuken op de wettelijke bepalingen uit het decreet van 22 februari 1995 betreffende de

Kan de minister een overzicht geven van het aantal Oost-Vlaamse gezinnen dat een heffings- biljet heeft ontvangen voor de eigen waterwin- ning?. Kan de minister deze

Eén criterium in deze richtlijn om een gebied als "kwetsbare zone" aan te duiden is het overschrijden van de 50 mg nitraat/l-norm uit een andere

Het Drongengoedbos gelegen op het grondgebied van de gemeente Knesselare/Ursel en deels op het grondgebied van de gemeente Maldegem, is het grootste aaneengesloten bosgebied

In de bijkomende inlichtingen die door de provin- ciale afdelingen van de diensten van de minister worden verstrekt, wordt evenwel het volgende gesteld : "Indien de premie