• No results found

BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet."

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BESLUIT

Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Nummer 5460 / 26

Betreft zaak: 5460/Dumeco - Slachthuis Groenlo

I. MELDING

1. Op 8 december 2005 heeft de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) een melding ontvangen van een voorgenomen

concentratie in de zin van artikel 34 van de Mededingingswet. Hierin is medegedeeld dat Dumeco B.V. voornemens is zeggenschap te verkrijgen, in de zin van artikel 27, onder b, van de

Mededingingswet, over Slachthuis Groenlo Beheer B.V. Van de melding is mededeling gedaan in Staatscourant 243 van 14 december 2005. Naar aanleiding van de mededeling in de Staatscourant zijn zienswijzen van derden naar voren gebracht. Deze zienswijzen worden in het navolgende nader uiteengezet. Ambtshalve zijn vragen gesteld aan verschillende marktpartijen.

II. PARTIJEN

2. Dumeco B.V. (hierna: Dumeco) is een besloten vennootschap naar Nederlands recht. Dumeco is een groepsvennootschap van Sovion N.V. (hierna: Sovion). Alle aandelen in Sovion zijn in eigendom van de Noordbrabantse Christelijke Boerenbond, Rooms-Katholieke Vereniging van Boeren en Tuinders-Ontwikkeling (hierna: NCB). Leden van de NCB zijn de regionale afdelingen van de vereniging Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie (ZLTO), die zelf ook de juridische vorm van een vereniging hebben. Leden van deze regionale afdelingen zijn boeren en tuinders in Noord-Brabant, Zeeland en zuid Gelderland.

3. Sovion staat aan het hoofd van een groep van vennootschappen die actief zijn in het slachten van varkens, zeugen en runderen, het verwerken en verkopen van vlees en het verwerken van slachterijbijproducten. Dumeco is actief op het gebied van het slachten van varkens en zeugen en het verwerken en verkopen van vlees.

(2)

5. Dutch Bacon Company B.V. is een besloten vennootschap naar Nederlands recht die sinds februari 2005 actief is op het gebied van het verwerken en verkopen van vers vlees. Dutch Bacon Company B.V. maakt geen deel uit van de groep van Slachthuis Groenlo Beheer B.V., maar is wel verbonden met de eigenaar van Slachthuis Groenlo Beheer B.V.

III. DE GEMELDE OPERATIE

6. De gemelde operatie betreft de verwerving door Dumeco van alle aandelen in Slachthuis Groenlo Beheer B.V. en de activa van de Dutch Bacon Company B.V. De voorgenomen transacties zijn gemeld als één concentratie en vastgelegd in een door partijen bij de melding overgelegde “Concept koopovereenkomst” d.d. 3 november 2005.

IV. TOEPASSELIJKHEID VAN HET CONCENTRATIETOEZICHT

7. Gelet op het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de hierboven, onder punt 6, beschreven operatie een concentratie vormt in de zin van artikel 27, onder b, van de

Mededingingswet, die ertoe leidt dat Dumeco uitsluitende zeggenschap verkrijgt over Slachthuis Groenlo Beheer B.V. en de activiteiten van de Dutch Bacon Company B.V. (hierna gezamenlijk: Slachthuis Groenlo of SHG).

8. Betrokken ondernemingen zijn Dumeco en Slachthuis Groenlo.

9. Uit de bij de melding ter beschikking gestelde omzetgegevens blijkt dat de gemelde concentratie binnen de werkingssfeer van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht valt.

V. BEOORDELING A. RELEVANTE MARKTEN Relevante productmarkten

10. De activiteiten van Sovion en Slachthuis Groenlo, hierna tezamen ook wel aangeduid als partijen, overlappen op het gebied van (i) de inkoop van slachtvarkens en zeugen voor de slacht, (ii) de verkoop van karkassen en technische delen van varkens en zeugen en (iii) productie en verkoop van vers (uitgebeend) varkensvlees.

11. Daarnaast bestaat er een verticale relatie tussen de activiteiten van Slachthuis Groenlo en de activiteiten van Sovion op het gebied van (i) de productie en verkoop van verwerkt vlees en (ii) de inkoop en verwerking van slachterijbijproducten.

(3)

12. In eerdere besluiten1 en beschikkingen2 is geconcludeerd dat het slachten van

runderen, varkens en pluimvee tot verschillende productmarkten behoort, aangezien slachterijen ofwel zijn gespecialiseerd in het slachten van runderen, ofwel varkens, ofwel pluimvee. Het overschakelen op het slachten van de ene diersoort op de andere diersoort is op korte termijn niet mogelijk en gaat gepaard met omvangrijke investeringen. Daarnaast worden runderen, varkens en pluimvee via afzonderlijke kanalen geleverd. Ook in het kader van de onderhavige zaak zal worden uitgegaan van een aparte markt voor de inkoop van varkens voor de slacht.

13. In haar beschikking in de zaak Sovion/HMG.3 overweegt de Commissie dat varkens

en zeugen belangrijk verschillen in gewicht, als gevolg waarvan voor de slacht van varkens en zeugen een verschillend technisch ontwerp van de slachtlijn is vereist. Op basis hiervan

concludeert zij dat sprake is van afzonderlijke productmarkten voor de inkoop van slachtvarkens en de inkoop van zeugen voor de slacht.4

14. Marktpartijen hebben bevestigd dat sprake is van afzonderlijke productmarkten voor de inkoop van slachtvarkens en de inkoop van zeugen voor de slacht. Voor de beoordeling van de onderhavige zaak zal derhalve worden uitgegaan van afzonderlijke productmarkten voor de inkoop van slachtvarkens en de inkoop van zeugen voor de slacht.

(ii) Markt voor karkassen en technische delen

15. Het geslachte varken, karkas genoemd, bestaat voor een deel uit vlees en voor een deel uit been. Partijen verkopen een (beperkt) deel van de door hen geproduceerde karkassen als volledig karkas of technisch deel (deel van een varkenskarkas) aan de volgende schakel in de productiekolom. In een eerder besluit5 is in het midden gelaten of er één markt voor

varkenskarkassen en technische delen is of dat er een aparte markt bestaat voor hele

varkenskarkassen en een aparte markt voor delen van varkenskarkassen. Ook in het onderhavige geval kan dit mogelijke onderscheid in het midden blijven, aangezien de materiële beoordeling hierdoor niet wordt beïnvloed (zie punt 80).

(iii) Markt voor verkoop van vers varkensvlees

1

Zie onder meer het besluit van 23 oktober 1998 in zaak 967/Dumeco – Peerbooms, punten 15 en 16 en het besluit van 11 mei 2001 in zaak 2328/ Dumeco – Sturkomeat, punt 11.

2 Zie onder meer de beschikking van 11 januari 1999 in zaak IV/M.1313 – Danish Crown / Vestjyske Slagterier, punten 20 en

21. 3

Zie de beschikking van 21 december 2004 in zaak COMP/M.3605 – Sovion / HMG, punt 16. 4Vergelijk ook het besluit in zaak 2328/Dumeco – Sturkomeat, reeds aangehaald, voetnoot 1. 5

(4)

16. In het besluit Dumeco - SturkoMeat6 is een aparte markt voor uitgebeend

varkensvlees geïdentificeerd. In latere beschikkingen van de Commissie7 is een aparte markt

afgebakend voor de verkoop van vers varkensvlees. De door de NMa afgebakende markt voor uitgebeend varkensvlees is een andere benaming voor deze door de Commissie afgebakende markt.

17. In beschikkingen van de Commissie8 is een (mogelijke) nadere onderverdeling van

deze markt gemaakt in (i) verkoop aan retailers, (ii) verkoop aan cateraars en (iii) verkoop aan industriële verwerkers. De mogelijke markt voor verkoop van vers varkensvlees aan retailers kan mogelijk verder worden onderverdeeld naar de verkoop aan (i) supermarkten, (ii) slagers en (iii) boerderijverkoop. Partijen zijn niet actief op het gebied van boerderijverkoop en verkopen geen vers varkensvlees aan cateraars. Of de markt voor de verkoop van vers varkensvlees nader moet worden onderverdeeld kan in het onderhavige geval in het midden blijven, aangezien de materiële beoordeling hierdoor niet wordt beïnvloed (zie punt 81).

(iv) Stroomafwaartse markten op het gebied van verwerkt vlees

18. Slachthuis Groenlo is niet actief op de stroomafwaartse markten op het gebied van de verkoop van verwerkt vlees. Sovion is echter wel actief op deze markten, waardoor er sprake is van een verticale relatie tussen de stroomopwaartse slachterij-activiteiten van Sovion en

Slachthuis Groenlo en de stroomafwaartse verkoop van verwerkt varkensvlees door Sovion. 19. Zowel in eerdere besluiten9 als beschikkingen10, is een aantal (mogelijke) nadere

stroomafwaartse markten voor verwerkt vlees geïdentificeerd. Of en hoe deze nader moeten worden onderverdeeld kan in het onderhavige geval evenwel in het midden blijven, aangezien de materiële beoordeling hierdoor niet wordt beïnvloed (zie de punten 86 tot en met 88).

(v) Markten voor de inkoop en verwerking van slachterijbijproducten

20. Tussen de activiteiten van partijen bestaat voorts een verticale relatie, aangezien bij de slachtactiviteiten van Slachthuis Groenlo slachterijbijproducten ontstaan die door Sovion worden ingekocht en verwerkt.

6Zie het besluit in zaak 2328/Dumeco – SturkoMeat, reeds aangehaald, punt 20. 7

Zie bijvoorbeeld de beschikking in zaak COMP/M.3605 – Sovion / HMG, reeds aangehaald, punt 57. 8Zie bijvoorbeeld de beschikking in zaak COMP/M.3605 – Sovion / HMG, reeds aangehaald, punt 55. 9

Zie het besluit in zaak 2328/Dumeco – SturkoMeat, reeds aangehaald, punt 21 en het besluit van 30 december 1999 in zaak 1687/Meatpoint – CSG, punt 13.

10

(5)

21. In eerdere besluiten11 en beschikkingen12 is een aparte markt afgebakend voor

slachterijbijproducten. De markt voor slachterijbijproducten kan mogelijk nader worden onderverdeeld naar hoog risico materiaal (zogenaamde categorie 1 en 2 materialen), met een ernstig risico voor de verspreiding van ziekteverwekkers, en naar laag risico materiaal (categorie 3) dat verwerkt kan worden tot diervoeder, vismeel of technische farmaceutische producten. 22. In Nederland mogen hoog risico materialen uitsluitend verwerkt worden door Rendac, een groepsvennootschap van Sovion. Rendac heeft op grond van artikel 1 van de Regeling vaststelling werkgebieden verwerkingsbedrijven en gespecificeerd hoog-risicomateriaal13 jo. artikel 10, eerste lid, van de Destructiewet, de plicht categorie 1 en 2

materialen in te zamelen, te vervoeren, te verwerken en te vernietigen. De kosten die Rendac hiervoor in rekening mag brengen zijn volledig gereguleerd. De voorgenomen concentratie brengt geen wijziging aan in de positie van Rendac en derhalve zal in het navolgende niet verder worden ingegaan op de mogelijke markt voor hoog-risicomaterialen.

23. In een eerder besluit14 is aangegeven dat binnen de categorie 3 materialen mogelijk

een onderscheid kan worden gemaakt naar type slachterijbijproduct, zoals varkensbloed, botten, huiden en overig organisch materiaal. De Commissie heeft in haar eerdere beschikkingen voor deze typen slachterijbijproducten aparte relevante markten afgebakend. De Commissie maakt verder binnen de markt voor de inkoop en verwerking van varkensbloed een mogelijk onderscheid tussen varkensbloed dat geschikt is voor de verwerking in voedsel en overige categorie 3

varkensbloed.15

24. In de onderhavige zaak kan, evenals in een eerder besluit16, in het midden worden

gelaten of er binnen de markt voor categorie 3 slachterijbijproducten een nader onderscheid moet worden gemaakt naar type slachterijbijproduct, aangezien de materiële beoordeling hierdoor niet wordt beïnvloed (zie punt 89).

Relevante geografische markten

(i) Inkoop van slachtvarkens en zeugen voor de slacht

11

Zie bijvoorbeeld het besluit van 22 januari 2003 in zaak 3261/Bestmeat – Moksel, punt 11.

12Zie bijvoorbeeld de beschikking in zaak COMP/M.3605 – Sovion / HMG, reeds aangehaald, punt 103. 13

Zie Staatscourant 75 van 20 april 2004.

14Zie het besluit in zaak 3261/Bestmeat – Moksel, reeds aangehaald, punt 15. 15

(6)

25. In een eerder besluit17 is er vanuit gegaan dat de markt voor slachtvarkens nationaal

is, waarbij de sterke concurrentiedruk die uitgaat van buitenlandse varkensslachterijen, met name die in de grensstreken met Duitsland en België, bij de beoordeling van de gevolgen van de concentratie werd meegewogen. In haar recente beschikking in de zaak Sovion/HMG18 heeft de

Commissie geoordeeld dat de geografische dimensie van deze markt en de markt voor de inkoop van zeugen voor de slacht een straal van 150 kilometer omvat rondom de drie belangrijkste varkenshoudersgebieden in Nederland (Twente, met Enschede als middelpunt van de 150 km radius, de Achterhoek, met Doetinchem als middelpunt van de 150 km radius en Noord-Brabant en het noordelijk deel van Limburg met Eindhoven als middelpunt van de 150 km radius). Partijen sluiten zich bij deze definitie aan.19 Daarbij merken zij wel op dat zij van mening zijn dat, zeker

waar het zeugen betreft, de transportafstanden groter zijn en het relevante gebied derhalve groter is dan door de Commissie in aanmerking is genomen.

26. Er is sprake van aanzienlijke exportstromen van zowel slachtvarkens als zeugen voor de slacht, zowel in absolute als in relatieve zin. Uit het onderzoek in de onderhavige zaak blijkt voorts dat bij Belgische en Duitse slachterijen voldoende slachtcapaciteit aanwezig is om een additionele hoeveelheid uit Nederland afkomstige varkens te kunnen slachten (zie ook punt 73). Onderstaande tabel laat zien dat in Nederland in 2004 2,3 miljoen, ofwel 14% van alle

slachtvarkens en 179.000, ofwel 48% van alle zeugen voor de slacht werd geëxporteerd naar het buitenland.

Afzetstructuur varkens 2004

(x 1.000 stuks) Varkens Zeugen

Brutoproductie voor de slacht 16.478 370

Import 313 1

Export 2.300 179

naar Duitsland 1.691 68

naar België 256 106

naar overige landen 353 5

Aantal slachtingen 14.500 195

bronnen: Productschappen Vee, Vlees en Eieren, Centraal Bureau Slachtveediensten

17Zie hetbesluit in zaak 2328/Dumeco – Sturkomeat, reeds aangehaald, punt 33. 18

Zie de beschikking in zaak COMP/M.3605 – Sovion / HMG, reeds aangehaald, punt 44.

19Partijen geven hierbij onder verwijzing naar de CBS Landbouwtelling 2004 en het rapport Vee, Vlees en Eieren in Nederland 2005, van de Productschappen Vee, Vlees en Eieren aan dat van de 11,2 miljoen vleesvarkens in Nederland:

- 13,4% wordt gehouden in Twente (Overijssel, 1,5 miljoen stuks);

- 18,8% wordt gehouden in de Achterhoek (Gelderland, 2,1 miljoen stuks); en

(7)

27. De Nederlandse Vakbond Varkenshouders (hierna: NVV) en de Nederlandse Bond van Handelaren in Vee (hierna: NBHV) stellen evenwel dat zowel de geografische markt voor de inkoop van slachtvarkens als de geografische markt voor de inkoop van zeugen voor de slacht nationaal is. NVV en NBHV hebben ter onderbouwing hiervan gezamenlijk een aantal

argumenten ingebracht. Deze argumenten hebben NVV en NBHV ook naar voren gebracht bij de Commissie inzake de concentratiezaak Sovion/HMG.

28. In het navolgende zullen de belangrijkste argumenten van NVV en NBHV, ter onderbouwing van hun stelling dat de markten voor de inkoop van slachtvarkens en zeugen voor de slacht nationaal zijn, puntsgewijs uiteen worden gezet. Deze argumenten worden vervolgens afgewogen aan de hand van de conclusies van de Commissie in de zaak Sovion/HMG, en hetgeen naar voren is gekomen uit gesprekken met marktpartijen, zoals varkenshouders en -handelaren en slachterijen, en gesprekken met en gegevens van derden, zoals onderzoeksinstituten en beleidsorganen.

29. De geografische dimensie voor de markten voor de inkoop van slachtvarkens en de inkoop van zeugen voor de slacht worden in dit kader gezamenlijk besproken, omdat ten aanzien hiervan voor beide soorten dezelfde overwegingen van toepassing zijn.

1. Uitwisselbaarheid Nederlandse en Duitse slachtvarkens

a. Standpunt NVV en NBHV

30. NVV en NBHV hebben naar voren gebracht dat vleesvarkens voor de Duitse markt en voor de Nederlandse markt niet onderling uitwisselbaar zijn. Er zijn niet alleen verschillen in gewicht, aldus NVV en NBHV, maar ook verschillen in type varken: de varkenshouder richt zijn bedrijfsvoering in op het gewenste type varken en kan niet zomaar wisselen van een slachthuis in Nederland naar een slachthuis in Duitsland. Daarbij is van belang dat het financieel alleen interessant is om varkens te exporteren die geschikt zijn voor de desbetreffende slachterij/markt in Duitsland. Er is een prijsverschil tussen Nederland en Duitsland, maar om dit optimale prijsverschil te kunnen ontvangen, dienen de Nederlandse varkens 100% overeen te komen met de door Duitse slachterijen gevraagde varkens. Indien varkens minder aan deze eisen voldoen, wordt het prijsverschil met Nederland kleiner. Alleen wanneer het prijsverschil tussen Nederland en Duitsland groter dan gemiddeld is, wordt een Duitse slachterij ook voor varkens die niet voor 100% aan de Duitse eisen voldoen mogelijk interessant, aldus NVV en NBHV.

(8)

b. Beoordeling

32. Uit het onderzoek van de Commissie komt naar voren dat het enige verschil tussen Duits-georiënteerde en Nederlands-georiënteerde varkens het gewicht is, waarbij Duitse varkens ongeveer twee kilo zwaarder zijn dan de Nederlandse varkens. Gezien de groei van de varkens, zou na ongeveer twee dagen extra wachten het ideale gewicht zijn bereikt voor export naar de Duitse markt. Er zijn geen significante genetische verschillen tussen varkens die worden geslacht in Nederland en varkens die in het westen en noorden van Duitsland worden geslacht, aldus de beschikking van de Commissie.20 Gesprekken met marktpartijen en derden bevestigen

grotendeels de bevindingen van de Commissie.

33. Partijen geven aan dat slachterijen bij de inkoop van slachtvarkens geen onderscheid maken naar varkensras. Andere slachterijen en derden bevestigen dat de bevlezing en bespiering van het varken en/of de zeug belangrijker is dan het ras. Slachterijen kunnen om die reden ook niet aangeven hoeveel varkens zij van elk ras slachten.

34. Uit het onderzoek in de onderhavige zaak blijkt dat bij de uitbetaling aan de varkenshouder of varkenshandelaar onderscheid wordt gemaakt naar de verhouding vet en vlees van het varken. Uitbetaling vindt plaats per kilo geslacht gewicht zonder vet. Partijen en derden hebben in dit verband gewezen op het feit dat binnen de Europese Unie een homogeen classificatiesysteem wordt gebruikt bij de inkoop van slachtvarkens door een slachterij. De varkens worden ingedeeld op basis van Verordening 3220/84.21 Deze Verordening stelt regels die

een uniforme indeling van de geslachte varkens garandeert, teneinde te bereiken dat aan de producenten een billijke prijs wordt betaald op basis van het gewicht en de samenstelling van de door hen aan het slachthuis geleverde varkens. Varkens worden op grond van de genoemde Verordening ingedeeld in de categorieën S, E, U, R, O of P, welke corresponderen met een bepaald percentage mager vlees van het varken.22 Deze indeling is in de gehele Europese Unie

hetzelfde.

35. Naast de indeling op basis van de bovenstaande categorieën keren Nederlandse slachterijen een korting of een bonus uit op basis van de bespiering/bevlezing van het varken waarbij op het oog wordt gekeken naar de hammen, de karbonades, de schouders en de bevlezing van de buik. De varkens worden dan ingedeeld in de types AA, A, B en C voor de

20Zie de beschikking in zaak COMP/M.3605 – Sovion / HMG, reeds aangehaald, punten 31 en 32. 21

Verordening 3220/84 van de Raad van 13 november 1984 tot vaststelling van het communautaire indelingsschema voor geslachte varkens, Pb 1984, L 301/1.

22

(9)

kwaliteit.23 In Duitsland bestaat een vergelijkbaar systeem voor de kwaliteitsindeling. Partijen

geven aan dat bij de grootste Duitse slachterijen met behulp van het zogeheten AutoFOM-systeem, evenals in Nederland, punten worden toegekend voor ham, schouders, buik en ribben/karbonades.

36. Tevens kan nog worden opgemerkt dat partijen, concurrenten van partijen en derden hebben aangegeven dat er ruime en diverse afzetmogelijkheden zijn op de verkoopmarkten, waardoor slachterijen de mogelijkheid hebben om varkens uit iedere mogelijke categorie zonder problemen te vermarkten.

37. Op grond van het voorgaande, alsmede de reeds in punt 26 gememoreerde exportstromen – er werden vanuit Nederland in 2004 bijna 1,7 miljoen slachtvarkens naar Duitsland en 48% van de zeugen voor de slacht naar Duitsland en België geëxporteerd – is het niet aannemelijk dat sprake is van een geringe mate van onderlinge uitwisselbaarheid van Nederlandse en Duitse slachtvarkens.

2. Prijsverschillen en export naar Duitsland

a. Standpunt NVV en NBHV

38. In de tweede plaats blijkt uit de praktijk, aldus NVV en NBHV, dat prijsverschillen voor de inkoop door slachthuizen in Nederland en Duitsland er niet toe kunnen leiden, dat de export naar Duitsland toeneemt bij een groter prijsverschil. Als achterliggende reden noemen zij in dit verband dat op internationaal niveau verschillende prijzen worden gehanteerd die

gecorrigeerd moeten worden om deze vergelijkbaar te maken. NVV en NBHV hebben een overzicht van de Productschappen Vee, Vlees en Eieren (hierna: PVE) overgelegd van de export van varkens en biggen per week van Nederland naar Duitsland en een overzicht van de in die weken in Nederland en Duitsland gehanteerde basisprijzen. Daaruit blijkt, aldus NVV en NBHV, dat er nauwelijks een relatie is tussen de hoogte van de export en de grootte van het prijsverschil tussen beide landen.

39. NVV en NBHV stellen dat er ook (andere) financiële drempels zijn die ervoor zorgen dat de Nederlandse markt voor slachtvarkens zich onderscheidt van de Duitse markt voor slachtvarkens. Het gaat daarbij onder meer om kostprijsverhogende drempels, zoals extra transportkosten, exportkeuring, kosten van een extra veterinaire keuring en extra kosten van bloedonderzoek. Zo brengt, aldus NVV en NBHV, de hogere status van Duitsland voor de Ziekte van Aujeszky ten opzichte van Nederland met zich mee, dat er voorafgaand aan de export van een gedeelte van de te exporteren varkens, bloed dient te worden onderzocht. Van varkens die in

(10)

Nederland worden geslacht kan op de slachterij bloed worden getapt; exportvarkens dienen op het varkensbedrijf te worden getapt, wat volgens NVV en NBHV met hogere kosten gepaard gaat. Daarnaast hebben zij opgemerkt dat slachterijen ertoe neigen om contracten voor langere periode met varkensboeren af te sluiten, hetgeen de mogelijkheden om te switchen naar een andere slachterij voor varkensboeren verder beperkt.

b. Beoordeling

40. Uit de beschikking van de Commissie in de zaak Sovion/HMG blijkt dat de Duitse prijzen voor de inkoop van levende varkens van oudsher hoger zijn dan de Nederlandse prijzen. Niettemin zijn deze twee prijzen sterk gecorreleerd en tenderen ze op middellange termijn parallel te bewegen. Wanneer de prijzen in Nederland lager worden ten opzichte van de Duitse prijzen, of de prijzen in Duitsland hoger worden ten opzichte van de Nederlandse prijzen, neemt de export van levende varkens naar Duitsland toe. Met andere woorden: varkensboeren kunnen switchen van Nederlandse naar Duitse slachthuizen om de beste prijsvoorwaarden te verkrijgen.24

41. Ten aanzien van de speciale veterinaire eisen die gelden wanneer wordt

geëxporteerd, blijkt uit de genoemde beschikking van de Commissie dat alle levende varkens moeten worden onderzocht, ongeacht de plaats waar zij worden geslacht. De aanwezigheid van een dierenarts op de boerderij of op het punt waarop varkens worden verzameld ten behoeve van de export (exportverzamelpunt) is evenwel vereist wanneer varkens worden geëxporteerd. De extra kosten hiervan bedragen circa EUR 1-1,25 per varken, overeenkomend met circa 1% van de inkoopprijs van een varken. De bevindingen van de Commissie zijn dat de extra kosten voor deze exportgerelateerde vereisten worden gecompenseerd door de van oudsher hogere inkoopprijs op de Duitse markt, hoofdzakelijk als gevolg van het tekort aan slachtvarkens. Daarnaast is het weliswaar zo dat er bij varkens bestemd voor de export slechts vrachtwagens mogen worden geladen op één boerderij of exportverzamelpunt, maar daar staat tegenover dat de

exportverzamelpunten talrijk, geografisch verspreid en derhalve gemakkelijk bereikbaar zijn en dat het eenvoudig is om varkens naar deze verzamelpunten te vervoeren.25

42. Zoals blijkt uit de punten 38 en 39, is de kern van de argumentatie van NVV en NBHV dat er aanzienlijke (financiële) drempels zijn voor de export naar Duitsland, waardoor de in Duitsland aangeboden hoeveelheid slachtvarkens nauwelijks reageert op een vergroting van het prijsverschil voor slachtvarkens. Door middel van een regressieanalyse is onderzocht of de waargenomen export van slachtvarkens naar Duitsland kan worden verklaard door het verschil tussen de prijs voor de slachtvarkens in Duitsland en Nederland.

24Zie de beschikking in zaak COMP/M.3605 – Sovion / HMG, reeds aangehaald, punten 37 en 38. 25

(11)

43. De noodzakelijke gegevens voor deze analyse zijn verkregen van de PVE. Via de registratie ten behoeve van het opleggen van heffingen heeft zij de beschikking over het wekelijkse aantal geslachte varkens en de export/importcijfers van varkens naar land van

bestemming/herkomst. Daarnaast hebben de PVE de beschikking over een dataset met daarin de wekelijkse prijzen voor slachtvarkens in Nederland en de gecorrigeerde wekelijkse prijzen voor slachtvarkens in Duitsland voor de periode 2003 - 2005. In deze dataset is een correctie gemaakt vanwege de verschillen tussen de Nederlandse en Duitse prijzen voor het landbouwforfait, gewichtskorting en aanhoudingpercentage, het verschil in basisvleespercentage, het verschil in gemeten vleespercentage, de inhoudingen, de afkeuringen, keuringskosten, PVV-heffingen en betalingstermijnen en extra bancaire kosten. Door deze correcties zijn de Nederlandse en Duitse prijzen onderling vergelijkbaar gemaakt.26

44. De gemiddelde gecorrigeerde prijs per 100 kilogram slachtvarkens (zwaarder dan 50 kilogram) lag in de periode van 2003 tot en met 2005 in Nederland op EUR 104,21 en in

Duitsland op 107,13. Gemiddeld was de gecorrigeerde prijs in Duitsland dus EUR 2,92 hoger dan in Nederland. Gedurende deze periode werden er wekelijks gemiddeld 34.051 slachtvarkens naar Duitsland geëxporteerd. Uit de regressieanalyse blijkt dat voor de onderzochte periode een significant verband bestaat tussen het prijsverschil en de export van slachtvarkens naar Duitsland.27 Met andere woorden, voor de onderzochte periode geldt dat hoe groter het

wekelijkse prijsverschil tussen de Duitse en Nederlandse gecorrigeerde prijzen, hoe meer slachtvarkens naar Duitsland worden geëxporteerd. In de onderzochte periode is de export van slachtvarkens naar Duitsland toegenomen van circa 1,5 miljoen slachtvarkens in 2003 naar circa 2,2 miljoen slachtvarkens in 2005.

45. Bovenstaande bevindingen zijn bevestigd in gesprekken met slachterijen, varkenshouders en -handelaren en derden. Nederlandse slachterijen geven aan dat zij naar de prijzen kijken die Duitse slachterijen bieden, om te voorkomen dat varkenshouders en -handelaren massaal uitwijken naar Duitsland op het moment dat daar de prijzen aanzienlijk hoger komen te liggen dan in Nederland. Een aantal varkenshouders en -handelaren stelt te letten op de prijzen die in Duitsland worden geboden voor de varkens in verband met het verkrijgen van de beste prijs.

26Voor een uitgebreide beschrijving van het correctiemechanisme, zie het rapport 0207 van de PVE van mei 2002, Vergelijking vleesvarkensprijzen in Nederland, Duitsland en België.

(12)

46. Wat betreft de claim dat slachterijen langere contracten met boeren

uitonderhandelen en daarmee de flexibiliteit van de boeren om te switchen in antwoord op wijzigingen in de inkoopprijzen reduceren, komt uit de beschikking van de Commissie naar voren dat de meerderheid van de leveranciers van Sovion verkoopt op basis van de wekelijks

aangepaste huisprijzen. De overige leveranciers leveren varkens op basis van een zogeheten trendprijs (prijs over een aantal weken), die hen een meer stabiele prijs biedt ten opzichte van de wekelijks aangepaste huisprijs. Deze leveranciers hebben veelal een jaarcontract met Sovion. Het niet respecteren van dit contract is op geen enkele wijze gesanctioneerd en het contract kan zonder opgaaf van redenen door de leverancier worden beëindigd na afloop van een bepaalde leveringsperiode. Tegen deze achtergrond wordt beargumenteerd dat de switching kosten voor leveranciers verwaarloosbaar zijn. Derden bevestigen dat dit het geval is.28

47. Uit gesprekken met varkenshouders en -handelaren, slachterijen en derden is gebleken dat, hoewel er een beperkte tendens lijkt te zijn naar het aangaan van wat meer vaste relaties29 tussen varkenshouders en -handelaren enerzijds, en slachterijen anderzijds, de

eerstgenoemden over het algemeen nog steeds tamelijk flexibel zijn in hun keuzen waar zij de slachtvarkens aanbieden. Ook Nederlandse varkenshouders en -handelaren die tegen de voorgenomen overname van Slachthuis Groenlo door Dumeco zijn, omdat er dan te weinig verkoopmogelijkheden over zouden blijven op de Nederlandse markt, geven aan dat zij op flexibele basis hun varkens aan slachterijen (kunnen) leveren. Daarnaast kunnen de hoeveelheden die worden geëxporteerd zelfs op weekbasis sterk fluctueren (in de periode 2003-2005 werden er naar Duitsland minimaal 11.769 en maximaal 52.956 slachtvarkens per week geëxporteerd). Er zijn derhalve geen aanwijzingen dat sprake is van een dermate starre marktstructuur dat als gevolg daarvan onvoldoende zou kunnen worden ingespeeld op prijsstijgingen in Duitsland of prijsdalingen in Nederland.

48. Op grond van het voorgaande blijkt dat er in de periode van 2003 tot en met 2005 een significant verband bestaat tussen het verschil in gecorrigeerde prijzen voor slachtvarkens in Nederland en Duitsland en de omvang van de export van slachtvarkens naar Duitsland. Verder laten de op weekbasis sterk fluctuerende hoeveelheden geëxporteerde slachtvarkens zien dat er weinig belemmeringen voor export naar Duitsland bestaan.

3. Veterinaire maatregelen

a. Standpunt NVV en NBHV

28Zie de beschikking in zaak COMP/M.3605 – Sovion / HMG, reeds aangehaald, punten 40 en 41. 29

(13)

49. In de derde plaats wijzen NVV en NBHV op veterinaire maatregelen en de gevolgen van en/of reacties op dierziekten, die leiden tot regionalisering en nationalisering van de markt. Zij stellen dat bij het uitbreken van varkensziekten in het verleden verschillende malen is gebleken dat de in- en uitvoer van varkens niet alleen werd beperkt tot een bepaald gebied, maar veelal ook gevolgen had voor de gehele nationale markt. De getroffen maatregelen (in de meeste gevallen de afsluiting van het getroffen gebied) vinden immers ook hun weerslag in de import van en export naar het buitenland, waardoor de vrije marktwerking op de gehele nationale markt negatief wordt beïnvloed. Dit is temeer het geval omdat de varkenshandel in Nederland is geconcentreerd in drie gebieden.

50. Bedacht moet hierbij voorts worden, aldus NVV en NBHV, dat dierziekten ook gevolgen hebben op de lange(re) termijn. Juist omdat dierziekten bijna altijd in elk geval leiden tot grensafsluiting (Nederland/Duitsland) – naast de eventuele afsluiting van bepaalde binnenlandse gebieden – zullen varkenshouders en -handelaren mede om die reden

terughoudend zijn om een groot gedeelte van hun productie in te richten op de export. Als na enige tijd de dierziekte onder controle is, zullen de varkens in eerste instantie slechts binnen het afgegrendelde gebied kunnen worden geslacht.

b. Beoordeling

51. Met betrekking tot het uitbreken van dierziekten komt de Commissie op basis van exportdata tot de conclusie dat het uitbreken van dierziekten en tijdelijk sluiten van de grenzen niet hebben belemmerd dat grote hoeveelheden varkens uit Nederland werden geëxporteerd. Voorts hoeven de tijdelijk gesloten gebieden ingeval van dierziekten niet samen te vallen met de nationale grenzen, maar kunnen het ook gemeenten of provincies betreffen en kunnen deze derhalve ook de handel binnen Nederland raken. Om deze redenen vormen de uitbraken van ziekten niet de bepalende factor bij het definiëren van de geografische markt, aldus de beschikking van de Commissie.30

52. De in het vorige punt genoemde bevindingen van de Commissie zijn ook van toepassing in het onderhavige geval. Uit onderzoek in de onderhavige zaak blijkt dat bij een uitbraak van een besmettelijke dierziekte de Commissie zo snel mogelijk een beschikking

afkondigt waarin maatregelen, waaronder exportverboden, staan ter voorkoming van verspreiding van de ziekte. Daarnaast is recent een nieuw systeem ontwikkeld voor de vorming van een aantal compartimenten31 bij de uitbraak van een besmettelijke dierziekte. Dit systeem zal worden

toegepast in alle gevallen van een uitbraak van een besmettelijke dierziekte die op basis van de Europese regels bestrijdingsplichtig is, zoals bijvoorbeeld mond- en klauwzeer en klassieke varkenspest. Het doel van de compartimenten is om de kans dat het virus zich over Nederland

30 Zie de beschikking in zaak COMP/M.3605 – Sovion / HMG, reeds aangehaald, punt 43. 31

(14)

verspreidt te minimaliseren. De mate van compartimentering, de maatregelen en de grootte van de gebieden zal worden aangepast aan de betreffende dierziekte. Alle lidstaten van de Europese Unie hebben dit systeem in december 2003 geaccepteerd.32

53. In de loop van een dierziekte-uitbraak zullen uit delen van Nederland weer dieren mogen worden geëxporteerd. Dit gebeurt op basis van een besluit van de Commissie onder de noemer regionalisatie. Compartimenten, of beter gezegd de grenzen van de compartimenten, vormen de basis van de regionalisatie. Het systeem van compartimentering leidt er derhalve toe dat ingeval van een dierziekte-uitbraak de getroffen maatregelen niet enkel samenvallen met de nationale grenzen. Het gegeven dat de afsluiting van een deel van het land ook weerslag heeft op de import van en export naar het buitenland, zoals NVV en NBHV stellen, biedt in dit verband geen steun voor het bestaan van een nationale markt voor de inkoop van slachtvarkens en zeugen voor de slacht. Vanuit het getroffen gebied mogen dan immers tijdelijk ook geen varkens naar andere gebieden binnen Nederland worden vervoerd. Anderzijds mogen vanuit gebieden in Nederland die niet zijn afgesloten wel gewoon varkens worden geëxporteerd naar het buitenland. 54. Uit gesprekken met derden is naar voren gekomen dat de laatste jaren veel

maatregelen zijn getroffen ter voorkoming van de uitbraak van varkensziekten. Het Ministerie van LNV heeft omvangrijke maatregelen getroffen voor de preventie van dierziekten, waaronder de Regeling varkensleveringen (deze regeling regelt de wijze waarop varkensbedrijven onderling dieren mogen uitwisselen) en de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s.33. Daarnaast zijn er door de schaalvergroting van

varkenshouderijen minder contacten tussen varkens die afkomstig zijn van verschillende bedrijven, waardoor het besmettingsgevaar is gereduceerd.

55. Hoewel algemeen wordt onderkend dat dierziekten nooit (geheel) zijn te voorkomen of uit te sluiten, kan op zijn minst worden geconcludeerd dat zij incidenteel en onvoorspelbaar zijn, dat er meer dan voorheen sprake is van preventie en dat de sector zich in het licht van de risico’s voor het uitbreken van varkensziekten in gunstige zin heeft ontwikkeld, waardoor de kans en de gevolgen van een uitbraak beter beheersbaar zijn. Een indicatie voor de verminderde risico’s kan worden gevonden in het feit dat de afgelopen jaren geen grote uitbraken van varkensziekten meer hebben plaatsgevonden.

56. Gelet op de punten 51 tot en met 55 spelen de mogelijke uitbraken van dierziekten in het onderhavige geval geen beslissende rol bij het bepalen van de omvang van de relevante geografische markt.

32

Zie de website van het Ministerie van LNV, http://www.minlnv.nl.

(15)

4. Feitelijke transportafstand

a. Standpunt NVV en NBVH

57. Op de vierde plaats stellen NVV en NBHV dat in de praktijk blijkt dat het overgrote gedeelte van vleesvarkens over korte afstanden wordt vervoerd naar het slachthuis. Meer dan 95% van de transporten vindt plaats over een afstand van minder dan 95 kilometer; meer dan 85% over een afstand van minder dan 70 kilometer en meer dan 70% over een afstand van minder dan 50 kilometer. De NVV en NBVH verwijzen ter onderbouwing naar het rapport van de leerstoelgroep Agrarische Bedrijfseconomie van de Wageningen Universiteit: Contactstructuur

varkenshouderij: I&R data-analyse.

b. Beoordeling

58. Allereerst kan worden opgemerkt dat voor de vaststelling van de geografische omvang van de markt niet alleen gekeken dient te worden naar de huidige transportafstanden. Navraag bij de leerstoelgroep Agrarische Bedrijfseconomie van de Wageningen Universiteit heeft verder uitgewezen dat de in het hiervoor genoemde rapport verwerkte data enkel betrekking hebben op transporten van slachtvarkens en zeugen voor de slacht binnen Nederland. Hierin is derhalve geen rekening gehouden met transporten van slachtvarkens en zeugen voor de slacht naar het buitenland (zie punt 26). In dit verband kan nog worden opgemerkt dat marktpartijen hebben aangegeven, wat bevestigd wordt door exportcijfers, dat er ook export plaatsvindt over aanzienlijk grotere afstanden dan 150 kilometer, bijvoorbeeld naar Italië, Hongarije en Polen. Ten overvloede geldt met name voor varkenshouders in de Achterhoek en Twente, dat zij ook

slachterijen in Duitsland kunnen bereiken over transportafstanden van beduidend minder dan 150 kilometer en voor varkenshouders in zuid Nederland dat zij slachterijen in België kunnen

bereiken over transportafstanden van beduidend minder dan 150 kilometer.

59. De transportkosten voor een slachtvarken bedragen, zoals blijkt uit de beschikking van de Commissie in de zaak Sovion/HMG34, over de eerste 50 kilometer 1% van de prijs van een

varken met een gemiddeld slachtgewicht van 90 kg. Iedere verdere 50 km kost EUR 0,19 per varken, hetgeen overeenkomt met 0,16% van de prijs van een varken.

60. Op grond van het voorgaande is er onvoldoende steun voor de stelling dat op basis van feitelijke transportafstanden van slachtvarkens en zeugen voor de slacht sprake is van een nationale markt voor de inkoop van slachtvarkens en zeugen voor de slacht.

Conclusie ten aanzien van de geografische markten voor de inkoop van slachtvarkens en zeugen voor de slacht

34

(16)

61. Op grond van de exportstromen van slachtvarkens en zeugen voor de slacht naar (met name) Duitsland, het significante verband tussen het gecorrigeerde prijsverschil in Nederland en Duitsland voor slachtvarkens en de omvang van de export van slachtvarkens naar Duitsland, de beschikbare capaciteit bij buitenlandse slachterijen om additionele hoeveelheid varkens te kunnen slachten en al hetgeen verder is overwogen in de punten 25 tot en met 60, kan worden geconcludeerd dat de geografische markten voor de inkoop van slachtvarkens en zeugen voor de slacht ruimer dan nationaal zijn. In aansluiting op de beschikking van de Commissie in de zaak Sovion/HMG35 wordt ter beoordeling van de onderhavige concentratie uitgegaan van een

geografische markt die bestaat uit een gebied met een straal van 150 kilometer rondom de drie belangrijkste varkenshoudersgebieden in Nederland. Het betreft Twente: een cirkel met een straal van 150 kilometer rondom Enschede; de Achterhoek: een cirkel met een straal van 150 kilometer rondom Doetinchem en Noord-Brabant en het noordelijk deel van Limburg: een cirkel met een straal van 150 kilometer rondom Eindhoven.

(ii) Markt voor karkassen en technische delen

62. Aangezien karkassen en technische delen in gekoelde of bevroren toestand over grote afstanden getransporteerd (kunnen) worden, zal er in de onderhavige zaak, evenals in een eerder besluit36, voor de beoordeling van de gevolgen van de concentratie op de markt(en) voor

karkassen en technische delen van varkens van worden uitgegaan dat de markt(en) ten minste de Europese Unie omvat(ten).

(iii) Markt voor verkoop van vers varkensvlees

63. In eerdere besluiten37 is aangegeven dat voor de markt voor vers varkensvlees

dezelfde overwegingen gelden als voor de markt(en) voor karkassen en technische delen van varkens en dat derhalve de markt voor vers varkensvlees tenminste de Europese Unie omvat.38

64. In de eerdere beschikkingen39 van de Commissie is aangegeven dat de geografische

omvang van de mogelijke (deel)markt van de verkoop van vers varkensvlees aan supermarkten mogelijk nationaal is, met een tendens naar internationalisering. De omvang van de mogelijke (deel)markt voor de verkoop van vers varkensvlees aan slagers is mogelijk nationaal.40

35

Zie de beschikking in zaak COMP/M.3605 – Sovion / HMG, reeds aangehaald, punt 44. 36Zie het besluit in 2328/Dumeco – SturkoMeat, reeds aangehaald, punt 36.

37

Zie het besluit in 2328/Dumeco – SturkoMeat, reeds aangehaald, punt 37 en het besluit van 13 maart 2001 in zaak 2355/Dumeco – Gebr. Kroot, punt 15.

38

In eerdere besluiten is deze markt aangeduid als de markt voor uitgebeend varkensvlees, zie punt 16. 39Zie bijvoorbeeld beschikking in zaak COMP/M.3605 – Sovion / HMG, reeds aangehaald, punt 60. 40

(17)

65. In de beschikking in de zaak Sovion/HMG41 is geconcludeerd dat de geografische

omvang van de markt voor de verkoop van vers varkensvlees aan industriële verwerkers ruimer is dan nationaal. De Commissie heeft de exacte geografische omvang van deze markt in het midden kunnen laten, omdat onder geen enkele denkbare markt ruimer dan nationaal

mededingingsrechtelijke bezwaren zouden rijzen.

66. In de onderhavige zaak kan in het midden worden gelaten of de markt voor de verkoop van vers varkensvlees en mogelijke nadere onderverdelingen nationaal of ruimer dan nationaal zijn, aangezien de materiële beoordeling hierdoor niet wordt beïnvloed (zie de punten 81 tot 85).

(iv) Stroomafwaartse markten op het gebied van verwerkt vlees

67. Evenals in eerdere besluiten42 en beschikkingen43 kan in de onderhavige zaak in het

midden worden gelaten of de stroomafwaartse markt(en) op het gebied van vleesverwerking nationaal of ruimer dan nationaal is (zijn), aangezien de materiële beoordeling hierdoor niet wordt beïnvloed (zie de punten 86 tot 88).

(v) Markt(en) voor de inkoop en verwerking van slachterijbijproducten

68. Evenals in een eerder besluit44 en eerdere beschikkingen45 kan in de onderhavige

zaak in het midden worden gelaten of de mogelijke (deel)markt(en) voor de inkoop en verwerking van slachterijbijproducten nationaal of ruimer dan nationaal is (zijn), aangezien de materiële beoordeling hierdoor niet wordt beïnvloed (zie de punten 89 tot 92).

B. GEVOLGEN VAN DE CONCENTRATIE (i) Inkoop van slachtvarkens

69. Zoals aangegeven in punt 14 is de relevante productmarkt afgebakend als de markt voor de inkoop van slachtvarkens. De geografische dimensie van deze markt is het gebied met

41

Zie de beschikking in zaak COMP/M.3605 – Sovion / HMG, reeds aangehaald, punt 74.

42Zie het besluit in 2328/Dumeco – SturkoMeat, reeds aangehaald, punt 39 en het besluit van 22 september 2003 in zaak 3624/Zwanenberg Food Group – Cebeco Meat Products, reeds aangehaald, punt 17.

43Zie bijvoorbeeld de beschikking in zaak COMP/M.3605 – Sovion / HMG, reeds aangehaald, punt 91 en de beschikking in zaak COMP/M.2662 – Danish Crown / Steff-Houlberg, reeds aangehaald, punt 84.

44Zie het besluit in zaak 3261/Bestmeat – Moksel, reeds aangehaald, punt 24. 45

(18)

een straal van 150 kilometer rondom de centra van de drie belangrijkste varkenshoudersgebieden in Nederland:

1. Twente: een cirkel met een straal van 150 kilometer rondom Enschede;

2. de Achterhoek: een cirkel met een straal van 150 kilometer rondom Doetinchem; en

3. Noord-Brabant en het noordelijk deel van Limburg: een cirkel met een straal van 150 kilometer rondom Eindhoven.

70. Hieronder zijn voor de in het vorige punt genoemde gebieden de afzonderlijke en gezamenlijke marktaandelen van Sovion en Slachthuis Groenlo weergegeven op de markt voor inkoop van slachtvarkens. De slachtvarkens worden ingekocht bij varkenshouderijen en handelaren. Partijen slachtten in het gebied 150 kilometer rondom Eindhoven, Doetinchem en Enschede in 2004 respectievelijk circa […]* miljoen, […] miljoen en […] miljoen slachtvarkens. Bij

een totale marktomvang in 2004 van 28,8 miljoen, 27,1 miljoen en 31,9 miljoen slachtvarkens in het gebied van 150 kilometer rondom respectievelijk Eindhoven, Doetinchem en Enschede levert dit de in de onderstaande tabel weergegeven marktaandelen op.46

Sovion SHG Sovion/SHG

150 kilometer rondom Eindhoven [20-30]% [0-10]% [20-30]%

150 kilometer rondom Doetinchem [30-40]% [0-10]% [30-40]%

150 kilometer rondom Enschede [10-20]% [0-10]% [10-20]%

71. De in de tabel weergegeven marktaandelen vormen geen indicatie dat partijen na de transactie over een economische machtspositie beschikken. In totaal zijn in het gebied 150 kilometer rondom Eindhoven meer dan 35 varkensslachterijen actief met een capaciteit van meer dan 100.000 slachtingen per jaar. Acht van deze slachterijen zijn in handen van partijen. In het gebied 150 kilometer rondom Doetinchem zijn meer dan 25 varkensslachterijen actief met een capaciteit van meer dan 100.000 slachtingen per jaar. Hiervan zijn negen slachterijen in handen van partijen. In het gebied 150 kilometer rondom Enschede zijn meer dan 35 varkensslachterijen actief met een capaciteit van meer dan 100.000 slachtingen per jaar. Van deze slachterijen zijn er zeven in handen van partijen.

*

In deze openbare versie van het besluit zijn delen van de tekst vervangen of weggelaten om redenen van vertrouwelijkheid. Vervangen of weggelaten delen zijn met vierkante haken aangegeven. In het geval van getallen of percentages kan de vervanging hebben plaatsgevonden in de vorm van vermelding van bandbreedtes.

(19)

72. In elk van de genoemde gebieden zijn concurrerende varkensslachterijen actief die individueel een aanzienlijke slachtcapaciteit vertegenwoordigen (meer dan […] slachtingen per jaar). Van deze slachterijen zijn onder meer Westfleisch, D&S Fleisch, Compaxo en Hilckmann evenals partijen actief in alle gebieden die binnen de cirkels vallen met een straal van 150 kilometer rondom Eindhoven, Doetinchem en Enschede.

73. Partijen hebben voorts informatie verstrekt die laat zien dat er in de

varkensslachterijen in de verschillende gebieden geen sprake is van een volledige bezetting van de slachtcapaciteit. Volgens deze gegevens bedroeg de gemiddelde overcapaciteit voor het slachten van varkens in 2004 in de elkaar overlappende gebieden 12%, wekelijks fluctuerend tussen de 2% en 35%. Dit beeld is bevestigd in gesprekken met marktpartijen. Slachterijen die een volledige bezetting hebben, kunnen bovendien, wanneer dat nodig is tegen relatief lage kosten capaciteit vrijmaken door het verlengen van de slachttijden en/of het instellen van ploegendiensten.47 Er bestaan derhalve buiten Sovion en Slachthuis Groenlo voldoende

realistische en snel beschikbare afzetmogelijkheden voor de afzet van slachtvarkens bij met partijen concurrerende slachterijen.

74. Op grond van het voorgaande is er geen reden om aan te nemen dat als gevolg van de concentratie een economische machtspositie kan ontstaan op de markt voor de inkoop van slachtvarkens.

(ii) Inkoop van zeugen voor de slacht

75. Hieronder zijn voor de in punt 69 genoemde gebieden de afzonderlijke en gezamenlijke marktaandelen van Sovion en Slachthuis Groenlo weergegeven op de markt voor inkoop van zeugen voor de slacht. De zeugen voor de slacht worden ingekocht bij

varkenshouderijen en handelaren. Partijen slachten in 2004 in het gebied 150 kilometer rondom Eindhoven, Doetinchem en Enschede […] zeugen voor de slacht per jaar. Bij een totale

marktomvang in 2004 van circa 570.000, 580.000 en 290.000 zeugen voor de slacht in het gebied van 150 kilometer rondom respectievelijk Eindhoven, Doetinchem en Enschede levert dit de in de onderstaande tabel weergegeven marktaandelen op.48

Sovion SHG Sovion/SHG

150 kilometer rondom Eindhoven [20-30]% [10-20]% [30-40]%

150 kilometer rondom Doetinchem [20-30]% [10-20]% [30-40]%

47

Zie de beschikking in zaak COMP/M.3605 – Sovion / HMG, reeds aangehaald, punt 50.

(20)

150 kilometer rondom Enschede [10-20]% [0-10]% [20-30]%

76. De in de tabel weergegeven marktaandelen vormen geen indicatie dat partijen na de transactie over een economische machtspositie beschikken. In totaal zijn in het gebied 150 kilometer rondom Eindhoven 11 zeugenslachterijen actief met een capaciteit van meer dan 1.00049 slachtingen per jaar. Hiervan zijn er vier in handen van partijen. In het gebied 150

kilometer rondom Doetinchem zijn acht zeugenslachterijen actief met een capaciteit van meer dan 1000 slachtingen per jaar. Hiervan zijn er drie in handen van partijen. In het gebied 150 kilometer rondom Enschede zijn 15 zeugenslachterijen actief, waarvan er drie in handen zijn van partijen.

77. In het gebied 150 kilometer rondom Eindhoven zijn naast een aantal kleinere50

zeugenslachterijen twee grote Belgische slachterijen actief, te weten Smeekens en Distriporc, die elk meer dan […] zeugen per jaar slachten. In het gebied 150 kilometer rondom Doetinchem en 150 kilometer rondom Enschede is zeugenslachterij Tummel actief. Zij slacht jaarlijks meer dan […] zeugen, hetgeen meer is dan de hoeveelheid zeugen die in 2004 in Nederland zijn geslacht. Geconcludeerd kan dan ook worden dat de concurrentie van partijen op het gebied van het slachten van zeugen weinig versnipperd is.

78. Partijen hebben voorts informatie verstrekt die laat zien dat er in de

zeugenslachterijen in de verschillende gebieden geen sprake is van een volledige bezetting van de capaciteit . De gemiddelde overcapaciteit voor het slachten van zeugen bedroeg volgens deze gegevens in 2004 in de elkaar overlappende gebieden 16%, wekelijks fluctuerend tussen de 6% en 42%. Gesprekken met marktpartijen bevestigen dit beeld. Er bestaan derhalve buiten Sovion en Slachthuis Groenlo voldoende realistische en snel beschikbare afzetmogelijkheden voor de afzet van zeugen bij concurrerende slachterijen.

79. Op grond van het voorgaande is er geen reden om aan te nemen dat als gevolg van de concentratie een economische machtspositie kan ontstaan op de markt voor de inkoop van zeugen voor de slacht.

(iii) Markt voor karkassen en technische delen

49

Dit aantal wijkt af van het aantal genoemd in punt 71, gelet op het feit dat in Nederland in 2004 slechts 195.000 zeugen zijn geslacht tegen 14,5 miljoen varkens (zie punt 26).

50

(21)

80. Partijen schatten51 de marktomvang in 2004 van de verkoop van karkassen in de

Europese Unie op 4,245 miljoen ton karkasgewicht en de marktomvang in 2004 van technische delen in Europa op 6,411 miljoen ton. Het gezamenlijke marktaandeel van partijen op de

mogelijke markt voor karkassen is [0-10]% en op de mogelijke markt voor technische delen is het gezamenlijke marktaandeel [0-10]%. Op grond van deze marktaandelen is er geen reden om aan te nemen dat als gevolg van de concentratie een economische machtspositie kan ontstaan op de mogelijke markt(en) voor karkassen en technische delen.

(iv) Markt voor verkoop van vers varkensvlees

81. Partijen schatten de totale marktomvang van vers varkensvlees in de Europese Unie op circa 7 miljoen ton.52 Op basis van deze marktomvang behalen partijen een gezamenlijk

marktaandeel van [10-20]%, waarbij de toevoeging aan dit marktaandeel door Slachthuis Groenlo [minder dan 1]% is.

82. Op de mogelijke Nederlandse markt voor de verkoop van vers varkensvlees aan supermarkten behalen partijen in 2004, bij een marktomvang van 143 miljoen ton53, een

gezamenlijk marktaandeel van [20-30]%, waarbij de toevoeging aan dit marktaandeel door Slachthuis Groenlo [kleiner dan 1]% is. Op een mogelijke Europese markt voor de verkoop van vers varkensvlees aan supermarkten daalt het gezamenlijk marktaandeel naar [0-10]%. 83. Op de mogelijke Nederlandse markt voor de verkoop van vers varkensvlees aan slagers behalen partijen in 2004, bij een marktomvang van 77 miljoen ton54, een gezamenlijke

marktaandeel van [0-10]%.

84. In 2004 werd er in de Europese Unie 11,7 miljard ton55 vers varkensvlees verkocht

aan industriële verwerkers, waarvan ongeveer 370 miljoen in Nederland, 320 miljoen in België en Luxemburg en 2,7 miljard in Duitsland. Uitgaande van een ruimer dan nationale markt (inclusief België, Luxemburg en Duitsland) is het gezamenlijke marktaandeel van partijen minder dan 25%. Wanneer wordt uitgegaan van een markt die de gehele Europese Unie omvat, daalt dit

marktaandeel naar minder dan 15%.

51

De NMa heeft geen redenen om aan de schattingen van partijen te twijfelen. 52De NMa heeft geen redenen om aan de schattingen van partijen te twijfelen. 53

Bron: GfK panelgegevens 2004.

54De marktomvang is geschat door partijen. De NMa heeft geen redenen om aan de schattingen van partijen te twijfelen. 55

(22)

85. Op grond van het bovenstaande is er geen reden om aan te nemen dat als gevolg van de concentratie een economische machtspositie kan ontstaan op de mogelijke

(deel)markt(en) voor de verkoop van vers vlees.

(v) Stroomafwaartse markten op het gebied van vleesverwerking

86. In punt 18 is aangegeven dat Slachthuis Groenlo niet actief is op de mogelijke (deel)markten voor de verkoop van verwerkt varkensvlees. Deze mogelijke (deel)markten kunnen dus alleen verticaal worden beïnvloed. Partijen hebben op de stroomopwaartse (mogelijke) markt voor de verkoop van vers varkensvlees een gezamenlijk marktaandeel van [10-20]%, met op iedere mogelijke (deel)markt een gezamenlijk marktaandeel van minder dan 25%.

87. Op de mogelijke nationale (deel)markt voor de verkoop van vlugklaarproducten gebaseerd op vers vlees aan supermarkten is het marktaandeel van Sovion [30-40]%. Op elk van de overige mogelijke (deel)markten is het marktaandeel van Sovion minder dan 20%.

88. Op grond van het bovenstaande is er geen reden om aan te nemen dat de onderhavige concentratie een marktafsluitend effect tot gevolg heeft op de stroomafwaartse markten op het gebied van vleesverwerking.

(vi) Markt(en) voor de inkoop en verwerking van slachterijbijproducten

89. Slachthuis Groenlo levert momenteel reeds bijna al haar slachterijbijproducten aan Sovion. Het marktaandeel van Sovion op het gebied van de inkoop en verwerking van bloed en overige categorie 3 materiaal is in Nederland [90-100]%. Indien wordt uitgegaan van een ruimere markt, die tenminste Nederland, België en Duitsland omvat, liggen de marktaandelen van Sovion in 2004 tussen de [30-60]%. Het marktaandeel van Sovion op de andere mogelijke (deel)markten van slachterijbijproducten is minder dan 25%.

90. Ongeveer [10-20]% van het varkensbloed op de Nederlandse markt is afkomstig van Slachthuis Groenlo. Slachthuis Groenlo levert momenteel reeds al haar varkensbloed aan Sovion. Daarnaast blijkt uit de beschikking in de zaak Sovion/HMG dat Sovion de enige partij in

Nederland is die slachterijbijproducten inkoopt en verwerkt. Verder hebben concurrerende slachterijen de mogelijkheid om zelf hun eigen slachterijbijproducten te verwerken, aangezien de daarvoor benodigde technologie beschikbaar is.56

91. De levering van overige categorie 3 slachterijbijproducten van Slachthuis Groenlo aan Sovion vertegenwoordigen een marktaandeel in Nederland van [0-10]%. De overige categorie

56

(23)

3 slachterijbijproducten zijn producten met een lage verkoopwaarde die vaak door

gespecialiseerde bedrijven verder verwerkt kunnen worden tot meer hoogwaardige producten. Sovion verkoopt zelf ook weer een deel van haar overige categorie 3 slachterijbijproducten aan deze ondernemingen. Indien Sovion al haar overige categorie 3 slachterijbijproducten zelf zou gaan verwerken genereert dit minder opbrengsten.57

92. Op grond van het bovenstaande is er geen reden om aan te nemen dat de onderhavige concentratie een marktafsluitend effect tot gevolg heeft op de mogelijk te onderscheiden markten voor slachterijbijproducten.

VII. CONCLUSIE

93. Na onderzoek van deze melding is de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot de conclusie gekomen dat de gemelde operatie binnen de werkingssfeer valt van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde

concentratietoezicht. Hij heeft geen reden om aan te nemen dat als gevolg van die concentratie een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd.

94. Gelet op het bovenstaande deelt de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit mede dat voor het tot stand brengen van de concentratie waarop de melding betrekking heeft geen vergunning is vereist.

De Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, namens deze,

Datum: 7-2-2006

W.g. Mr. J. Schönau

Directeur Concentratiecontrole

Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na de dag van bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd beroepschrift indienen bij de

arrondissementsrechtbank te Rotterdam, sector bestuursrecht, Postbus 50951, 3007 BM Rotterdam

(24)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op bovenvermelde datum heeft de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) een melding ontvangen van een voorgenomen concentratie in de zin

gemeenten Haarlem, Haarlemmermeer, Aalsmeer en Amstelveen Heemstede, Bennebroek, Hillegom en Lisse omvat, behalen partijen een marktaandeel van maximaal [30-40] procent op het

Op grond van de ter beschikking staande gegevens kon met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat er geen sprake is van een door de concentratie te beïnvloeden markt in de zin

marktaandelen kleiner zijn dan 25% in de horizontale relatie en kleiner zijn dan 30% in de verticale relatie, en er anderszins ook geen aanwijzingen zijn dat de

Op bovenvermelde datum heeft de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) een melding ontvangen van een voorgenomen concentratie in de zin

Op bovenvermelde datum heeft de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) een melding ontvangen van een voorgenomen concentratie in de zin

Op bovenvermelde datum heeft de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) een melding ontvangen van een voorgenomen concentratie in de zin

Hierin is medegedeeld dat Gilde Equity Management (GEM) Benelux Capital Partners B.V., onderdeel van Gilde Equity Management (GEM) Benelux Holding B.V., voornemens is zeggenschap