• No results found

BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet."

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BESLUIT

Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Nummer 5470/20

Betreft zaak: 5470/Asito Participaties - Van der Noordt Personeelsdiensten

I. MELDING

1. Op 23 december 2005 heeft de Raad van Bestuur van de Nederlandse

Mededingingsautoriteit een melding ontvangen van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 34 van de Mededingingswet. Hierin is medegedeeld dat Asito Participaties B.V.

voornemens is zeggenschap te verkrijgen, in de zin van artikel 27, onder b, van de

Mededingingswet, over Van der Noordt Personeelsdiensten B.V. Van de melding is mededeling gedaan in Staatscourant 253 van 29 december 2005. Naar aanleiding van de mededeling in de Staatscourant zijn geen zienswijzen van derden naar voren gebracht.

II. PARTIJEN

2. Asito Participaties B.V. (hierna: Asito) is een besloten vennootschap naar Nederlands recht. Asito maakt deel uit van de Asito groep. Alle aandelen in Asito worden (indirect) gehouden door Asito Dienstengroep B.V. Asito is werkzaam in de schoonmaaksector onder de naam Asito en in de uitzend- en detacheringsector onder de naam Timing.

3. Van der Noordt Personeelsdiensten B.V. (hierna: Van der Noordt) is een besloten vennootschap naar Nederlands recht. Van der Noordt houdt 100% van de aandelen in Van der Noordt Payrolling Basic B.V. en Van der Noordt Payrolling Plus B.V. Van der Noordt is actief in het op commerciële basis uitlenen van personeelskrachten door middel van payrolling. Daarnaast verricht Van der Noordt diensten op het gebied van outplacement, reïntegratie en human resource

management.

III. DE GEMELDE OPERATIE

(2)

Mededingingswet. Op de eventueel door de NMa daaraan te verbinden gevolgen wordt in dit besluit niet ingegaan. Na overleg met de NMa op 6 en 7 december 2005 hebben partijen een

stand still-overeenkomst ondertekend, waarin zij zich hebben verbonden om op geen enkele wijze,

direct of indirect, zeggenschap uit te oefenen over Van der Noordt, totdat op grond van de Mededingingswet goedkeuring is verleend voor de concentratie.

IV. TOEPASSELIJKHEID VAN HET CONCENTRATIETOEZICHT

5. De gemelde operatie is een concentratie in de zin van artikel 27, onder b, van de Mededingingswet. De hierboven, onder punt 4, omschreven transactie leidt er toe dat Asito uitsluitende zeggenschap zal verkrijgen over Van der Noordt.

6. Betrokken ondernemingen zijn Asito en Van der Noordt.

7. Uit de bij de melding ter beschikking gestelde omzetgegevens blijkt dat de gemelde concentratie binnen de werkingssfeer van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht valt.

V. BEOORDELING

A. RELEVANTE MARKTEN

Relevante productmarkten

8. Partijen zijn beide actief op het gebied van payrolling. Payrolling wordt door partijen omschreven als een vorm van het ter beschikking stellen van arbeid onder leiding en toezicht van de opdrachtgever. Asito houdt zich in beperkte mate bezig met payrolling, waarbij sprake is van geïntegreerde dienstverlening ten behoeve van reeds bestaande klanten. Voor Van der Noordt is

payrolling de kernactiviteit.

9. Uit onderzoek onder marktpartijen blijkt dat de term payrolling in twee situaties wordt gebruikt. Er is enerzijds sprake van payrolling bij verlenging van het uitzendcontract door een uitzendbureau van dezelfde werknemer bij dezelfde opdrachtgever, maar dan tegen een gunstiger tarief zonder de opslag voor de werving en selectie. In deze betekenis, waarbij de

salarisadministratie wordt gevoerd door het uitzendbureau, is de term binnen de uitzendbranche al langer bekend en wordt ook wel ‘onzuivere’ payrolling genoemd. Deze vorm van payrolling is niet te onderscheiden van het traditionele uitzenden van personeel.

10. Anderzijds is sprake van payrolling wanneer de payroll-onderneming personeel van de opdrachtgever in dienst neemt en vervolgens direct weer ter beschikking stelt aan de

opdrachtgever. De payroll-onderneming wordt hiermee juridisch werkgever en neemt de

(3)

werving en selectie voor opdrachtgevers verricht. Dit wordt ‘zuivere’ payrolling genoemd. ‘Zuivere’

payrolling wordt als extra dienst verricht door de meeste uitzendondernemingen en tegenwoordig

steeds meer door zelfstandige payroll-ondernemingen.

11. ‘Zuivere’ payrolling komt in diverse vormen voor. Zo is het mogelijk dat al het personeel of slechts een deel van het personeel van een opdrachtgever in dienst treedt bij de onderneming. Het personeel kan direct voorafgaand aan het dienstverband bij de payroll-onderneming reeds in dienst zijn bij de opdrachtgever of nieuw geworven zijn. Hierbij geschiedt de werving en selectie altijd door de opdrachtgever. Daarnaast zijn er payroll-ondernemingen die zich bijvoorbeeld met name richten op parttimers, tijdelijke krachten of een bepaalde sector. Voorts kunnen verschillen bestaan in de mate van overname van de arbeidsrechtelijke risico’s. 12. Partijen zijn van mening dat een afzonderlijke markt voor payrolling kan bestaan, waarbij de ‘onzuivere’ payrolling buiten beschouwing wordt gelaten. Aldus opgevat, verschilt payrolling van de traditionele uitzenddiensten doordat de payroll-onderneming geen werving en selectie verricht. Voor een uitzend- of detacheringsbureau is werving en selectie daarentegen een kerntaak, aldus partijen. Marktpartijen bevestigen dat payrolling een andere activiteit is dan de activiteiten op het gebied van uitzenden, waartoe werving, selectie en plaatsing van personeel behoren. Payroll-ondernemingen richten zich niet alleen op de behoefte aan flexibiliteit bij opdrachtgevers, maar met name ook op het wegnemen van administratieve lasten. Tevens zijn er verschillen in tarieven en marges. Het bestaan van ondernemingen die zich uitsluitend op

payrolling richten geeft aan dat payrolling los van activiteiten op het gebied van uitzenden kan

worden verricht. Op dit moment is een aantal payroll-ondernemingen met de branchevereniging voor uitzendondernemingen, de ABU, in gesprek over een aparte CAO voor

payroll-ondernemingen.

13. Uit het onderzoek onder marktpartijen in onderhavige zaak zijn aanwijzingen naar voren gekomen dat de diensten op het gebied van payrolling tot dezelfde markt zouden kunnen behoren als de diensten op het gebied van werving, selectie en (her)plaatsing van personeel1 vanwege

mogelijkheden voor aanbodsubstitutie tussen uitzend- en detacheringsbureaus en payroll-ondernemingen. Gelet op de benodigde kennis en infrastructuur is het voor aanbieders van traditionele uitzenddiensten eenvoudig om binnen redelijke termijn actief te worden op het gebied van payrolling en vice versa. In onderhavige zaak kan echter in het midden worden gelaten of er sprake is van een aparte markt voor payrolling of dat payrolling deel uitmaakt van een ruimere markt waarvan ook diensten op het gebied van werving, selectie en (her)plaatsing van

1 Zie onder meer het besluit van 23 mei 2002 in zaak 2956/United Services Group N.V. – Start Holding B.V., punt 8 tot en

(4)

personeel onderdeel uitmaken, aangezien de materiële beoordeling hierdoor niet wordt beïnvloed (zie punt 17).

Relevante geografische markten

14. Partijen hebben aangegeven dat de geografische omvang van de mogelijke markt voor

payrolling nationaal is. De naleving van, en het uit handen nemen van de zorg omtrent de

arbeidswetgeving, sociale zekerheidswetgeving en gerelateerde fiscale wetgeving, dragen een nationaal karakter, aldus partijen. Vanwege de aard van de werkzaamheden (administratieve handelingen) is de vestigingsplaats niet relevant.

15. Partijen zijn beide landelijk opererende payroll-ondernemingen. Hetzelfde geldt voor andere grotere aanbieders op de markt. Gelet op het bovenstaande kan met partijen worden aangenomen dat de geografische omvang van de mogelijke markt voor payrolling nationaal is. 16. Evenals in eerdere besluiten2 kan in onderhavige zaak worden uitgegaan van een

nationale markt voor de werving, selectie en (her)plaatsing van personeel. Deze nationale dimensie komt met name voort uit taalverschillen, persoonlijke voorkeuren en verschillen in wetgeving tussen de verschillenden landen.

B. GEVOLGEN VAN DE CONCENTRATIE

17. De omvang van de markt voor payrolling wordt geschat op circa EUR 300 miljoen3 in

Nederland in 2004. Partijen behalen op de mogelijke markt voor payrolling een gezamenlijk marktaandeel van circa [10-20]∗% in 2004. Indien wordt uitgegaan van een markt voor werving, selectie en (her)plaatsing van personeel, waartoe payrolling mogelijk behoort, is het gezamenlijke marktaandeel van partijen aanzienlijk lager4.

2 Zie onder meer het besluit in zaak 2956/United Services Group N.V. – Start Holding B.V., reeds aangehaald, punt 18 en het

besluit in zaak 1541/Unique – Brunel, reeds aangehaald, punt 13.

3 Dit betreft een conservatieve schatting van de ABU en zal niet lager zijn dan aangegeven. De schatting is gebaseerd op

geschatte omzetcijfers van bij de CAO-onderhandelingen aanwezige gesprekspartners, waaronder ABU-leden en enkele zelfstandige marktpartijen. Schattingen van de marktomvang door marktpartijen lopen uiteen van EUR 300 miljoen tot EUR 600 miljoen.

In deze openbare versie van het besluit zijn delen van de tekst vervangen om redenen van

vertrouwelijkheid. Vervangen delen zijn met vierkante haken aangegeven.

4 Volgens opgave van partijen is in dat geval het gezamenlijke marktaandeel circa 1,5%. De totale Nederlandse markt voor

(5)

18. Gezien de positie van partijen is het niet aannemelijk dat als gevolg van de onderhavige concentratie op de mogelijke markt voor payrolling, of een ruimere markt, een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat de daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd.

VI. CONCLUSIE

19. Na onderzoek van deze melding is de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot de conclusie gekomen dat de gemelde operatie binnen de werkingssfeer valt van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde

concentratietoezicht. Hij heeft geen reden om aan te nemen dat als gevolg van die concentratie een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd.

20. Gelet op het bovenstaande deelt de Raad van Bestuur van de Nederlandse

Mededingingsautoriteit mede dat voor het tot stand brengen van de concentratie waarop de melding betrekking heeft geen vergunning is vereist.

Datum: 20 januari 2006

De Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, namens deze:

w.g. Mr. J. Schönau

Directeur Concentratiecontrole

Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na de dag van bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd beroepschrift indienen bij de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

gemeenten Haarlem, Haarlemmermeer, Aalsmeer en Amstelveen Heemstede, Bennebroek, Hillegom en Lisse omvat, behalen partijen een marktaandeel van maximaal [30-40] procent op het

Op grond van de ter beschikking staande gegevens kon met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat er geen sprake is van een door de concentratie te beïnvloeden markt in de zin

marktaandelen kleiner zijn dan 25% in de horizontale relatie en kleiner zijn dan 30% in de verticale relatie, en er anderszins ook geen aanwijzingen zijn dat de

Op bovenvermelde datum heeft de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) een melding ontvangen van een voorgenomen concentratie in de zin

Op bovenvermelde datum heeft de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) een melding ontvangen van een voorgenomen concentratie in de zin

Op bovenvermelde datum heeft de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) een melding ontvangen van een voorgenomen concentratie in de zin

Hierin is medegedeeld dat Gilde Equity Management (GEM) Benelux Capital Partners B.V., onderdeel van Gilde Equity Management (GEM) Benelux Holding B.V., voornemens is zeggenschap

De Raad heeft geen reden om aan te nemen dat als gevolg van de concentratie de daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze