Vraag nr. 279 van 28 maart 2003
van de heer CARL DECALUWE
Fietstunnels – Criteria, onderhoud, veiligheid Voor de veiligheid van dwarsende fietsers van een drukke gewestweg wordt wel eens geopteerd voor de aanleg van een fietstunnel.
1. Wanneer wordt geopteerd voor de aanleg van een fietstunnel als oplossing voor de veiligheid van dwarsende fietsers ?
Wat zijn de criteria ?
2. Wie betaalt deze fietstunnels ?
Wat zijn de criteria voor subsidiëring ingeval ge-meentebesturen zelf voor deze aanleg moeten instaan ?
In welke mate wordt er gesubsidieerd ? 3. Hoe worden deze fietstunnels onderhouden ?
Wie is verantwoordelijk voor het onderhoud ? Wat is de frequentie van dit onderhoud ?
4. Kan de minister een overzicht geven van de nieuw aangelegde fietstunnels onder gewestwe-gen sedert de start van deze legislatuur ?
Om welke investeringsbedragen en subsidies gaat het telkens ?
5. Welke maatregelen worden genomen voor de veiligheid van de fietsers die gebruikmaken van de fietstunnels ?
Antwoord
1. De constructie van een fietstunnel (of -brug) is steeds een relatief dure investering en de beslis-sing om al dan niet een ongelijkvloerse kruibeslis-sing aan te leggen, hangt af van verschillende facto-ren, waaronder :
– de wegcategorisering ;
– het potentieel belang van de fietsrelatie ; – de grootte van de omrijfactor en het belang
van de maaswijdtevergroting door barrière-vorming.
2. Fietstunnels ter hoogte van gewestwegen wor-den in principe betaald door het Vlaams Ge-west.
Een fietstunnel wordt beschouwd als een moge-lijk onderdeel van de aan te leggen fietsinfra-s t r u c t u u r. Hiervoor kan dufietsinfra-s een beroep worden gedaan op de bestaande subsidiemodules / ver-deelsleutels voor de aanleg van fietsvoorzienin-g e n . Dit betekent dat het Vlaams Gewest in voorkomend geval 80 of 100% van de kostprijs betaalt.
Fietstunnels worden ook aangelegd in het kader van andere, ruimere projecten zoals bijvoor-beeld de aanleg van nieuwe ringwegen, w a a r b i j het Vlaams Gewest in voorkomend geval de volledige kostprijs betaalt.
3. Het onderhoud van fietstunnels gebeurt door de beheerder van de tunnel. Voor tunnels onder gewestwegen is dit meestal het Vlaams Gewest. In een aantal gevallen gebeurt het onderhoud door de stad of gemeente (bijvoorbeeld de fiets-tunnels onder E17 en A17 in de regio We s t-V l a a n d e r e n ) . De frequentie van het on-derhoud wordt dan door de gemeente zelf be-paald.
In het algemeen gebeurt het onderhoud van fietstunnels onder gewestwegen via een onder-houdsbestek "reinigen van tunnels", o p g e n o-men in het onderhoudsprogramma van de afde-l i n g, en wordt in gemiddeafde-ld drie à vier onder-houdsbeurten jaarlijks voorzien. De kleinere en minder gebruikte fietstunnels hebben geen af-zonderlijk onderhoudscontract. Het onderhoud hiervan gebeurt via de gewone onderhoudsbe-stekken (groenonderhoud, n e t h e i d , s i g n a l i s a t i e, onderhoud wegdek, enz...) van elk district wan-neer nodig.
4. Het is niet mogelijk om de uitgegeven bedragen voor fietstunnels afzonderlijk te vermelden, aangezien fietstunnels meestal een integraal on-derdeel zijn van een ruimer project dat in zijn geheel aanbesteed wordt.
n-deren en ter hoogte van de R71 in de provincie Limburg.
5. Om de veiligheid te garanderen van de fietsers die gebruikmaken van fietstunnels worden onder andere volgende maatregelen genomen. – Uit het oogpunt van sociale veiligheid wordt
een geïsoleerde ligging van een fietstunnel ten opzichte van de bewoonde wereld ver-meden.
– Goede openbare verlichting.
– Het vermijden van steile taluds bij tunnelin-gangen (max. 1 : 1).
– Het vermijden van hoeken (en struiken) waarachter iemand zich kan verschuilen. – Aandacht besteden aan de overzichtelijkheid
van de tunnelingang : bij het inrijden een zo open mogelijk zicht bieden op de overzijde ; een recht tracé heeft dan ook duidelijk de voorkeur op een bochtig.
– De tunnel dient voldoende breed te zijn. – Voldoende vrije doorrijhoogte : deze
be-draagt voor fietsers minimaal 2,50 m.
– Wordt de tunnel intensief gebruikt door fiet-sers en voetgangers dan is een materiële scheiding tussen beide (bv. een licht hoogte-verschil) wenselijk.
– Onvoldoende onderhoud nodigt uit tot van-dalisme en versterkt het gevoel van subjec-tieve onveiligheid. Geregeld o n d e r h o u d , h e t opruimen van (zwerf)vuil, afval en dergelij-ke, is dan ook noodzakelijk.