• No results found

556 Cultuur in de marge; over de verhouding van economie en samenleving, politiek, cultuur en godsdienst in de post-industriële maatschappij door prof. dr. A.G. Weiier

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "556 Cultuur in de marge; over de verhouding van economie en samenleving, politiek, cultuur en godsdienst in de post-industriële maatschappij door prof. dr. A.G. Weiier "

Copied!
72
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

I'< DIT NliM\IER

Wegens de benoeming van drs. H. Horstlap tot raadad\iseur bij het ministerie \an Algemene Zaken is met ingang van I november 19X3 als redactiesecretaris aan- gesteld mevrouw mr. Y. F. M. A. Timmerman-Buek.

554 Column: De samenhang van overheidsmaatregelen door prof. mr. H. Franken

556 Cultuur in de marge; over de verhouding van economie en samenleving, politiek, cultuur en godsdienst in de post-industriële maatschappij door prof. dr. A.G. Weiier

In onze maatschappij vindt een

economiserin~

van het leven plaah. Cultuur en

rc·li~ic·

;i jn externe referentiepunten geworden. die hun sociaal-qructurcremk kracht \L"rlorcn hc·hhc·n.

Welke rol is hierbij weggelegd \Oor kerk en politici·.''

565 Is er een christen-democratisch kunstbeleid'?

Weergave van een gesprek met oud-politici' an ARP. ('I fll c·n K \'P. c>nckr

kidin~ ':111

drs C.l. Klop.

576 De ARP en het kunst- en cultuurbeleid door Ad S'trijcrs en Wil/cm Woudenhcrg 584 De CHU en het kunst- en cultuurbeleid

door Wil/cm Woudenberg

590 De KVP en het kunst- en cultuurbeleid door Vincent t•an A/cm

598 Het authentieke dat nodig is voor cultuunorming. Een interview met prof.

dr. C. Verhoeven over christendom en cultuur.

door drs. C.l. Klop.

Aan het onderwerp 'christen-democratie en kunstlwlcid' "itdcn het \\'ctcnschdppc·lijk llhtl- tuut \'l)()r het CDA en de Boekmanstichting. onafhankelijk instituut

\Oor

omkr;oc·k c·n

\'llorlichtin~

merkunst en cultuur te Amsterd:rn1. op lil ckccmbcr a.s. een studicconkrc·ntic·

Drie doctoraalstudenten Sociale\\' etenschappen hebben d:rartoc ondeuocht ol en in I

wc'\

c'ITL' de ideologieën of waanJenoriëntaties 'an A RI'. CIILI en K \'I' hun stcllingn:rmc in ck I" c·c·ck Kamer bci\1\locddcn. Behah·e literatuurondcr;ock \\crdcn gesprekken ge,ocrd met \Oorrn:r- ligc Kamerleden c.q. be\\indslicdcn. te weten de heren mr. Y. Scholten en prof

Lil

J.\\'. \dil Hulst (CHL ). proL mr. !.A. Diepenhorst en dr. S. \dil Tuinen I A RI') en drs. L. 'an de I :r.r1 en menouw G.S.II i'vl. Kok (KV!'). !n de artikcknzijnlragmentcn uit dc;e gc·sprckkc·n aangehaald. De \Crantwoordelijkheid

\'Oor

deze· artikelen berust geheel bi1 de ;rutcurs. c·nniet hij de geïntcr\ icwden. I let ondcr?Ock naar de ( î llJ hc,·indt zich nog in een beginstadium.

604 Geloof-kerk-politiek; is er nog organisch verband'?

door ir. J. \'Wl der Graaf

'Hoe en<rart u op de plaats waar u thans functioneert. de relatie tussen _l'Cloor. kerk en politiek''' In het oktobernummer \all dit hlad heeft dr. D.C. \luider aandacht hc·slc'cd aan de relatie tussen geloof. kerk en politiek. In dit nummer 1\'ordt aan het themcr een hcschmm in,l' gewijd door ir. .I.\ ander Graaf.

613 Sociale zekerheid in kerend tij door drs. L. Leuners

De auteur geeft een kritische analyse van het rapport van het Wetenschappelijk Instituut:

'Vernieuwing om behoud: een christen-democratische bijdrage aan de discussic mn ck

ontwikkeling van de sociale zekerheid.

(2)

COLl'M!\

1\J.

De samenhang van overheidsmaatregelen

Een bestuurder weet wat hij doeL althans de burger mag dat \·eronderstellen. Toch ligt hier een probleem van niet geringe omvang. Immers\ oor een rationele be- slissing is het noodzakelijk te beschikken mcr een nauwkeurig omschreven doel en een aantal adequate middelen om dat doel te bereiken. Het is echter bekend.

dat de toereikendheid van een voorgc- stelde maatregel op het moment dat deze

\\ordt genomen. moeilijk is te schatten.

Het gewenste effect kan worden \ oorko- men of belemmerd door het optreden

\all openlijke tegenkrachten. door niet openlijk opererende tegenstanders. die de genomen maatregel ontwijken of ont- gaan. of door een ongunstige ontwikke- ling van bc langrijke randvoorwaarden.

l\laar ook kunnen er onvoorziene of on- bedoelde ne\·eneffccten optreden. \\aar- door de owrheid zichzelf door andere maatregelen blijkt tegen te werken. Dit laatste verschijnsel kan zich met name voordoen in het pakket van verande- ringsopcraties in de rijksdienst. die men sinds enige tijd probeert in gang te zet- ten. Dit pakket bestaat uit de activiteiten

\ anderegeringscommissaris voor de re- organisatie van de rijksdienst. de zgn.

min Y( operatie. de hcrowrwcging. de- centralisatie. deregulering en privatise- ring.

De regeringscommissaris is voornamelijk bezig\ Oorstellen uit te werken tot her- ziening van het coördinatiestelsel rond- om de ministerraad en het op termijn stellen \ an adviesorganen.

De min 2r ( operatie krijgt van de diverse

\Cranderingsoperatics in de media de

CHRIS I I '; lll \IC lCRAI ISC!lL \'FR KI·';-.; [';(i[]\ I I ,s'

meeste aandacht. Vacatures en geldbe- dragen voor personeelsuitgaven zijn ge- blokkeerd op het peil van ultimo 1982.

Nieuwe vacatures worden zodanig opge- vuld. dat de feitelijke sterkte eind 1983 met 2 0( zal zijn gereduceerd. Een opera·

tie. die zal duren tot eind 1986.

De heroverweging betreft een (forse) ambtelijke studie, waarin wordt bezien in hoeverre diverse overheidstaken op een andere- meer efficiënte- manier kunnen worden verricht.

De decentralisatie-actie houdt in het ver- minderen van de bemoeienis van hogere ten opzichte van lagere publiekrechtelij- , ke lichamen, welke in staat worden ge- steld een eigen beleid te voeren.

Deregulering is de meest vage term in het hele gebeuren. Officieel heet het: "af- schaffing of beperking van regulering".

Ten aanzien van allerlei omslachtige pro·

eedurevoorschriften is het duidelijk. dat een bureaucratische papierwinkel moet worden beperkt. maar het afschaffen van een wet zal toch niet zonder meer kunnen geschieden. In dit verband is de Winkel- sluitingswet al in discussic geweest. Ve- len zullen het ongetwijfeld op prijs stel- len om op ieder gewenst moment hun boodschappen te kunnen doen. maar de arbeidsomstandigheden van de winkelier (en zijn gezin!) zullen fiks verslechteren.

Tenslotte de privatisering. Hierbij heeft de regering het oog op verzelfstandiging van door de overheid verrichte taken.

zodat deze in meer of mindere mate aan de overheidsinvloed worden onttrokken.

Wat gebeurt er nu met al deze plannen en

voorstellen tot vereenvoudiging en be-

(3)

COLUMN

pcrking van het overheidsapparaat. waar- bi_j de wens tot bezuiniging van over- heidsuitgaven in ieder geval een ruimer en ethisch gekleurd jasje krijgt? Hebben de voorstellen kans van slagen? Het suc- ces zal afhangen van voornamelijk twee factoren:

Ie. De mate waarin de voorstellen con- creet, consistent en consequent zijn geformuleerd. Immers een abstracte formulering biedt een prachtige vluchtweg voor heimelijke tegen- standers.

2e. De mate waarin tegenstanders op de diverse fronten (binnen het kabinet, het parlement, de sociale partners.

beroepsgroepen enz.) tegen concrete voorstellen een confrontatie zullen aangaan.

Vlet betrekking tot de eerste factor geldt.

dat alleen enkele voorstellen van de rege- ringscommissaris voor de reorganisatie 1an de rijksdienst en de min 2% operatie loldoende concreet zijn om kans op suc- ces te boeken. Vele van de decentralisa- tie- en dereguleringsmaatregelen blijven

111 vage noties en procedureafspraken hangen. Daarbij komt, dat deze maatre- gelen elkaar soms tegenwerken. Het stel- len van nadere regels door gcmeenten bijv. is in overeenstemming met de de- centralisatiegedachte, maar in strijd met de dereguleringsplannen. Zou de centra- le overheid het maken van nadere regels 1crbieden dan dient men de dcregule- ringsidee, maar handelt in strijd met de decentralisatie-intentie.

De tweede factor~ openlijke strijd tegen concrete voorstellen~ vraagt het knopen doorhakken in de politiek. Daarbij zal er tussen de diverse factoren nogal eens ver- schil bestaan tussen wat men zegt en wat men doet. Ministers. ambtenaren en poli- tici zullen meewarig roepen, dat het stu- rend vermogen van de centrale overheid zo sterk afneemt (uitgangspunt van de Commissie Yonhoff). Echter bij de vraag om wat van de eigen zeggenschap in te

(!I RISTEN DI-MOCRATISCHE VERKENNI'IGEN 11 S3

prof. mr. H. Franken

leveren om de centrale sturing te vergro- ten. zal iedereen de ander willen laten voorgaan.

In dit verband is het curieus, dat de ge- stelde noodzaak van deregulering en pri- vatisering in botsing komt met de door Vonhoff omschreven en algemeen onder- kende behoefte aan meer effectieve cen- trede sturing. Deze tegenspraak zou men toch moeten onderkennen. De strijdig- heid van diverse plannen moet aan ratio- nele plannenmakers duidelijk zijn. Bij de effecten van maatregelen wordt het nog moeilijker. Het is merkwaardig. dat cf- fectrapportage. terugkoppeling en evalu- atie op het gebied van het overheidsbe- stuur zo weinig aandacht krijgt.

Dat de verplichting tot het dragen van een bromfietshelm niet alleen heeft ge- leid tot minder zwaar letsel bij verkeers- ongelukken, maar ook tot een significan- te afname van het aantal brom-

fietsdiefstallen. is mooi meegenomen.

Maar wat we met het totale pakket van

reorganisatiemaatregelen wensen te be-

reiken en de facto tot stand brengeiL mag

toch wel eens door een coördinerende

bril worden bezien.

(4)

l. HRISTE:\- DE:\IOCRATI E

Prof dr.:-\. G. V\'ci!cr is hoogleraar .Hiddc!cczmsc c;eschicdcnis aan de Katholieke Unit·eniteir re .\'zj111egcn.

Cultuur in de marge

0Yer de Yerhouding Yan economie en samenleYing, politiek, cultuur en godsdienst in de post-industriële maatschappij

De huidige maatschappelijke ont\\ikkclingcn in Nederland en in West-Europa geven

\olop aanleiding tot een nadere plaatsbepaling \all een politieke partij als het CDA.

Daarvoor is echter niet alleen een bezinning op het program van uitgangspunten en op • de concrete politieke beslissingen \all belang. Daartoe behoort ook een verdieping

\all het zicht op \\at er in de samenleving. ook onze Nederlandse samenleving gaande

IS.

Tot dat laatste \\il ik pogen bij te drageiL niet door een opsomming\ an allerlei nc- gatie\·c of positic\e \CrschijnselctL die wc dagcli jks via pers enT\' al voor ogen krijgen. maar door te proheren de diepte- lijnen aan te gc\CIL die zich in het hiqo- risch \ crandcringsproces \\ aarin wij staan. afte kenen. Ik zal mi i daarbij he- laas van abstracte taalmoeten bedienen.

De wetenschappelijke anal\se van dit soort diepte-verandering Haagt er im- mers om aan de concrete details\ oorbij te zien. en naar de algemene. structurele en conjuncturele kenmerken van die lan- ge-termijnveranderingen te zoeken. die in een m<tcro-sociologischc schematise- ring vcrwoord kunnen worden. Die ge-

schematiseerde thesen worden in het on- ' derstaande cursief gedrukt. om de kern- punten van het betoog naar voren te halen.

Het gaat hier niet in eerste instantie om een specifieke analyse van de huidige Nederlandse situatie. Mijn bedoeling is.

een model aan te reiken. dat bij de inter·

pretatie van onze eigen situatie hulp en inzicht kan bieden. Het gaat dus om alge·

rncnc hypothesen. die uitgewerkt worden \ aan de hand van een ideaaltypische bc- .,.

schrijving van wat genoemd wordt de kapitalistische post-industriële samenle-

\ing.

1

Om het eigen karakter van dit moderne I) Ik heb mij bij het -,chrij\'cn 1an dit artiJ..el in 'terke mate laten leiden door de be-,chouwingcn ,.,m Jcan- Paul \Villaime. f.e

relc'~alirm

.\11[)('1'.\ll'liCillre//e dn r2f<'rencn Clllillrelle.\. L1.111i .111r Ie champ rcligicll.l: dans lc1

\ocii'lél CilfJilalillesJWII-indll.\lrielln. in Sociul

Co!ll[!iiS\ ~-\(

ILJ77 -l). pp. J23-J3. Zie

\'OGrl'>

De pmlindlll- rriNe maa/\clwppi;. f)e gchoonc

lï/11

een gc{Jro<;mnuneerdc lil!lll'llh'l'illg. Met een na>chrift: Waarom zijn er 10ciologen. door /\lain Tourianc (\t.:rtalinl! Cora de Smit). Baarn Jl)71

CIIRI'i I! '- lll.\t()( RA ll'il 111 \î.R"I '- '-l'l ól..._ 11 ,;

(5)

CHRISTEN-DEMOCRATIE

samenlevingstype goed te doorzien, is het nuttig eerst naar voorgaande typen te kijken. die het Westen in zijn ontwikke- lingsgeschiedenis heeft doorlopen.

In de westerse middeleeuwse agrarische samenleving werden de samenlevingsvor- men bepaald door de vormen van grond- bewerking. Kenmerkend daarvoor is de klassieke domein-economie met afhanke- lijke arbeid, en een relatief geringe hoe- veelheid vrije boeren die rechtstreeks voor het eigen bestaan zorgen. Die vor- men van agrarische produktie zijn zelf bepaald door de heerschappij-structuren.

Kort gezegd: de politieke structuur be- rJaa!t de economie en de sociale organisa- tie van de produktie, de zogenaamde pro- duktie-verhoudingen.

In de westerse industriële·samenleving van de Nieuwe Tijden wordt de economie bc- oaald door de mogelijkheden van de markt. De sector van de materiële produk- tie ontsnapt in belangrijke mate aan alle niet-economische, d.w.z. politieke, more- le of religieuze beperkingen die haar ont- wikkeling zouden tegenhouden.

In deze korte karakteriseringen zijn de wezenlijke verschillen tussen beide maat- schappij-typen duidelijk herkenbaar: in het ene type worden de samenlevingsver- houdingen bepaald door de politieke heerschappij-verhoudingen, in het twee- de type worden zij bepaald door de eco- nomische verhoudingen tot de markt.

Maar we kunnen niet om de gevolgtrek- king heen. dat dus ook in het proces van de overgang van het ene maatschappij- type naar het andere het culturele zelf- verstaan van mensen, hun moraliteit_ hun ideologie, hun normen en waarden-sys- teem, en ook hun politiek handelen dat gericht wordt op lokale, nationale en in- ternationale bevestiging van de eigen produktie-situatie, in zijn diepste histori- sche wezen is aangeraakt en veranderd.

De ruil-dynamiek van de markt die in- speelde op en vorm gaf aan een beginnen- de wereld-economie, bewerkte politieke

CIIRISTEt-; DEMOCRATISCHE VERKENr\IMiEN 11 S.l

vrijheid voor grond-gehonden mensen, en werd als zodanig de eerste waarde \'an de nieuwe burger-ondernemer: geen enkele religieuze, morele, of politieke inperking van die vrijheid brengende marktdrna- miek bleef uiteindelijk overeind.

De twintigste-eeuwse democratische.

fundamenteel door de vrijheids-dyna- miek bepaalde samenlevingen. hebben een lang historisch ontwikkelingsproces achter zich. dat in belangrijke mate ge- kenmerkt wordt door het terzijde schui- ven van kerkelijke, vorstelijke. adellijke en grondheerlijke dominantie-structuren die de zich vrij ontwikkelende mensen in de weg stonden. Categorisch gezegd: de economie maakte zich vrij van de overheersende politieke cultuur. en wees die een andere richting. De industriële maatschappij_ geconcipieerd op basis\ an een steeds verder om zich heen grijpende nationale en internationaic marktecono- mie richtte zich naar de produktie-sector en stond toe dat de eerste referentie- waarde van die samenleving het lmren- karakter van goederen en diensten was.

de principiële verhandelbaarheid van produkten van landbouw en industrie_

maar ook van arbeid en kapitaal.

De post-industriële maatschappij die \\'ij sinds kort zijn binnengegaan wordt als type erdoor gekenmerkt dat het proces \'an economisering van het leven, van de cul- tuur en de politiek zijn voltooiing heeft gevonden.

Geen enkele sector van de samenleving is buiten de greep van de economische Jogi- ca van het markt-systeem gebleven: alles is in koopwaar omgezet, en heeft een ruilwaarde- karakter opgedrongen ge kre- gen. Dat is zo voor de arbeid, voor het wonen, het onderwijs, de hulpverlening.

de kunst, enz. tot aan de vrijetijdsbeste- ding toe. Geraakt door de economie, zijn al deze gebieden ontsnapt aan de buiten- economische controle door kerken.

stands- en vakorganisaties. sociale groe-

(6)

CHRISTEC\i-DE!\IOCRATIJ-:

peringen. zelfs politieke partijen of rege- ringen. Deze volgen sb:hts wat de eco- nomie doet. en bepalen dat niet zelf.

Let weL het gaat om ideaaltypische for- muleringeil. en dat betekent. zoals be- kend. dat het type een werkelijkheid be- schrijft. die als zodanig in deze concrete.

totale vorm niet bestaat. Een ideaal-type is slechts een ·ogen-opener·. een oriënta- tiemodeL een meetlat. een hulpmiddel om te zien of de eigen werkelijkheid van een bepaalde samenleving kan worden zichtbaar gemaakt in de uiterste com- plexiteit en historiciteit die haar eigen is.

Laten we het type nog eens vcrder invul- len. Gezegd werd. dat mensen en dingen in de kapitalistische post-industriële maatschappij onderworpen zijn aan de dominantie van de ruil-waarde. Dat im- pliceert. dat de vcrhouding tussen men- sen en de te bewerken natuur alsmede de

\erhouding: tussen mensen onderling:

steeds benaderd worden vanuit die domi- nante waarde. anders gezegd vanuit een formeel-economische rationaliteit: doel- qcl!ingcn \an culturele en sociale poli- tiek worden dan gericht op het verkrijgen

\ an een cultureel of sociaal produkt: een

·maakbare samenleving· heet dat dan. En de middelen om dat doel. die betere sa- menleving te bereiken. zijn dan veelal technische middelen. die aan de economi- sche sector zijn ontleend: planning. bud- get-sturing. meerjaren-perspectieven in cijfers uitgedrukt. In alle sociaal-culture- le scenario ·s die de toekomst verkennen op basis\ an historische en contemporai- ne analyses domineren de cijfers. de kwantitatieve benaderingen. en de betere samenlc\ ing wordt \eelal uitgedrukt in 'betere· verhoudingen. Dat wil dan zeg- gen economisch meer verantwoorde. dat is beter betaalbare kwantitatieve verhou- dingen. tussen bijv. de percentages man- nen versus vrouwen op de arbeidsmarkt.

\verkeade jonge mensen vcrsus niet-wer- kende ouderen. werklozen versus wer-

2) Al\ in Tolflcr. Thc Tlzird Wa1·c, '-lew York

ILJ~O.

l I IRIS IL\ lll \\()(RA TISlHF \'FRKF\\1\CiFI' 11 ,SJ

kenden. uitkeringstrekkers versus pro- duktieve arbeidskrachten.

558 '

De rol van de overheid wordt eveneens bepaald door de economische rationaliteit en gaat praktisch geheel op in het bereiken ran nieuwe aanvaardbare evenwichten.

Die aanvaardbaarheid wordt uiteindelijk ~ niet van binnen uit bepaald door ideeën van moraliteit, menselifkheid of mens- waardigheid, van welke religieuze of cul- turele herkomst dan ook: die ideeën zifn slechts uitwendige toetsen of de economi- sche rationaliteit geen moreel of religieus onaanvaardbare schade aanbrengt.

Kort gezegd: de moderne westerse sa- menlevingen lijken in geen enkel opzicht meer op die kleine christelijke ideaal- gemeenschappen als de middeleeuwse kloosters of als Quakers, Amys of Hern- hutters, waar de idee de samenleving vorm gaf, en de religieuze mensopvatting zowel de structuur van de onderlinge menselijke verhoudingen als de daarbij behorende economie bepaalde. ~

In de moderne post-industriële samenle- vingen ziin de ideeën, de moraliteit, de religie, de cultuur in enge zin, de kunst, de literatuur, het theater, in de rol van kritise- rende buitenstaanders gedrongen, buiten het hart van het economisch systeem ge- plaatst, en zodoende met de status van bovenbouw begiftigd.

Opgemerkt moet worden. dat het hier

gebruikte woord 'bovenbouw· niet ont-

leend is aan een a-historisch marxistisch

analysemodel, waarmee in elke samenle-

ving. ongeacht tijd en plaats. een onder-

bouw en een bovenbouw zou kunnen

worden 'ontdekt'. Hier wordt gesteld. dat

de scheiding tussen boven- en onderbouw

een historisch produkt is, uitkomst is van f'

de eigen westerse ontwikkelingsgang, en

eindprodukt van de industriële maat-

schappij. Misschien moeten we inder-

daad met Alvin Toffier zeggen. dat de

'derde golf van een nieuw opkomend

maatschappij-type zich manifesteert. 2

(7)

CHRISTEN-DEMOCRATIE

De vraag is nu voor ons: Wat is de bete- kenis van die marginalisering van de cul- tuur. d.w.z. van al die ideële sectoren als moraliteit, godsdienst, kunst etc.?

Marginaliscring van de cultuur, het naar de rand van de samenleving dringen van de cultuur betekent, dat de culturele sym- holcn die mee ingeschakeld waren in de structurering van menselifke activiteiten en die de meest gewone daden en handelin- gen van mensen in een hetekenis-geheel plaatsten, hun sociaal-structurerende macht hebben verloren, en slechts externe referentie-punten ziin geworden.

Om de betekenis van die omkeer duide- lijk te maken kunnen we verwijzen naar bijv. de middeleeuwse en vroeg-moderne ambachts-en kooplieden-gilden en broe- derschappen, met hun strenge morele en religieuze regelingen over de beroeps- praktijk, ook binnen een zich ontwikke- lende markteconomie. We kunnen ook 11ijzen op de typisch Nederlandse zuil- organisaties in de llJe en 20e eeuw, waar moraliteit, religiositeit, eigen identiteit en cultureel besef de kaders aanreikten voor de sociaal-economische activiteit. Aan- hangers van de corporatieve organisatie- idee wensten de samenleving te structu- reren niet naar een alomvattende tech- nisch-economische rationaliteit, maar volgens de specifieke ideëel-culturele identiteit van onderscheiden werk- schappen.

We weten dat dat alles weggevaagd is.

dat wil zeggen door mensen opgeruimd als verouderd en onbruikbaar, of eenvou- dig uitgehold bij gebrek aan constante ideëel-culturele vulling: de mensen den- ken en voelen niet meer zö. -Het proces van rationalisering. democratisering, sub- jeelivering dat mede tot het opruimen 1an de maatschappelijke organisaties heeft geleid. zal ik hier niet bespreken.- Maar niet alleen het verleden geeft ons een comparatief confrontatie-model.

Ook thans zijn er kleinschalige alterna- tieven, die de post-industriële, door de

CHRISTEN DlcMOCRATISCHE VERKEI\NI'IGEN 11 ~J

economie in zijn hart geraakte samenle- ving, een spiegel voorhouden. dat het- nogmaals gezegd- op klfinf .\eh aal an- ders kan. In zulke experimenten als ·ne Kleine Aarde· en macro-biotische com- munes staat de idee voorop: de mentali- teit van winst-maken is afwezig: de eco- nomisch rationele bedrijfsvoering is on- dergeschikt aan de menselijkheid. de leefbaarheid, de verantwoordelijke na- bijheid aan de aarde. de natuur: de geë- conomiseerde proclukten zijn uitdruk- king van menselijke en niet van machina- le activiteit- en de gevolgen van een hoge prijsstelling en de absolute afwezig- heiel van enige concurrentie-mogelijk- heicl worden aanvaard tenville van de morele waarde van een door de deelne- mers zelf als zodanig gedefinieerd mens- waardig bestaan. De confrontatie met deze alternatieven maakt een en ander duidelijk:

De cultuur is in de post-indu.1triële kapita- listische maatschappii een uiMfndige laag geworden, efn fchte perifcrif. De zinl'ol- heid van de maatschappeliike ordfning gaat niet verder dan dat elk ziin plaats gewezen krijgt in het economische pro- duktie-, consumptie- en verdeelsysteem.

en die plaats is bepaald door de economi- sche rationaliteit. De sociale \'erhanden zijn gereducead tot verzamel-catfgorieën die mensfn defïniëren naar hun plaats in het economisch S\'steem. verdeeld in de bekende vier sectoren van produktie, consumptie, commerciële en niet-com- merciële diensten_ en daar binnen zijn er de werkgevers-organisatie. de arbeiders- organisatie. de consumentenbond en de ongeorganiseerde economische categori- eën van werklozen, uitkeringstrekkers.

AOW-ers, bejaarden, trendvolgers. en

noem alle lelijke namen maar op. Het

lijkt niet meer op de rijke schakering van

zinvolle beroepsorganisaties, de katho-

lieke slagerspatroonsvereniging, fotogra-

fenpatroonsvereniging. diamantslijpers-

bond, spoorwegpersoneelsorganisatie

(8)

CHRISTE:'Ii-DEMOCRA TIE

etc. Er is nog maar weinig over van de organisatie-vormen van de industriële maatschappij: de nieuwe post-indus- triële. geprogrammeerde. techno-econo- mische samenleving laat daaraan geen wezenlijke plaats meer.

Sociologen hebben die vcrschillen in twee termen gevangen: ze spreken van een organische tegenover een seriële so- cialiteit. In een organische socialiteit komt de structurering van het sociale vcr- band tot stand door middel van de cul- tuur. door de zin. de betekenis die aan elke positie in onderlinge betrokkenheid toekomt. De zinvol geachte wrschillcn tussen mensen en hun posities vertalèn zich in objectieve relaties die tussen de deelnemers in het proces van opbouw van samenlevingsverbanden tot stand komt. Ook dat sociale verband is in zich zinvol. Dat is nu nog- maar voor hoelang nog?- te zien in de wrhoudingen in het traditionele burgerlijke gezin. en in de ordening van hun huis en meubilair: de waarden van gezag. autoriteit. erfgoed.

natuurlijke superioriteit. materieel en symbolisch kapitaal zijn overal zichtbaar in zinvolle. zin-doorgevende tekens aan- wezig: oma's juweeltjes. grootvaders klok. vaders stoel. moeders plaatsje bij de haard. de familieportretten en schilde- rijen. Dat is ook te zien in de bouwstruc- tuur van het traditionele dorp en van de oude stadskernen. En kijk dàn even naar de Bijlmermeer. naar onze moderne bui- tenwijken: daar heerst wat men noemt seriële socialiteit, een socialiteit die gepro- duceerd is (niet gegroeid!) op de wijze van de ruilwaarde: een schikking van wo- ningen naar economische ruilwaarde.

niet naar zinvolle samenhang: de sociale relaties in die buurten hebben er geen enkele verwijzing meer naar een beteke- nisgeheel waarin men is samengevoegd (denk aan de vroegere creaties als Heve- adorp of Philipsdorp of -wijk). Nu is er slechts Dukenburg 37-12, Zwaneveld 89- .'i l. Mensen wonen in seriewoningen.

CllRIS'II!\ lli\IOCRA IISCHF. \ I:RKI'\\1\CiF'I 11 ~.1

5611 I

Ik geef nogmaals een voorbeeld om het · gestelde van een andere kant te verduide- lijken. Denk aan de structuur van een dorp. nog in de vijftiger jaren in Neder- land. aan de nauwe band met de gods- dienst, waarvan de praktijken en rituelen het gewone leven van de dorpsgemeen- r

schap een heel speciaal ritme gaven, ge- [ bonden aan seizoenen en kerkelijke fees- ten. Deelname daaraan bevestigde de dorpsgemeenschap als zodanig: juist in die praktijken en riten, processies en car- navals. huwelijken en begrafenissen hoorde men bij elkaar. Zich daar buiten stellen riep een sterke sociale reactie op.

en al roddelend werd de dorpsmoraal bevestigd. Het cultuur-besef in zijn reli- gieuze en morele vorm was een integre- rend deel van de structurering van het samenlevingsverband. Cultureel en soci- aal afwijkend gedrag kon eindigen op de brandstapel. letterlijk of figuurlijk.

Thans echter heerst een zogenaamd ideo- logisch pluralisme: ieder mag denken.

voelen en tot op zekere hoogte doen wat hij wil.

Het ideologisch pluralisme bedreigt de so- ciale orde niet, integendeel: het is precies de uitkomst van een economisch regelsy-

steem, dat geen interventie meer verdraagt van de cultuur, en dat die cultuur derhalve ' 'onbelangrijk' en dus ook pluralistisch heeft gemaakt.

Het individu is gevat in series, ook als het gaat om culturele zaken: ze heten vakan- tiegangers. TV-kijkers, schouwburgbe- zoekers, sportbeoefenaars: massa-cate- gorieën die telbaar zijn, kwantitatief ver- werkbaar en als zodanig te koppelen aan het economisch systeem. En voor elke culturele activiteit is er een departement. r!"

een grote hoeveelheid ambtenaren en een beperkt budget om al die individuen een beetje ruimte en genoegen te geven om niet onder te gaan onder de druk van 'het systeem'. De ergste serie is die bij de sociale dienst: de stempelaars, de werk- zoekers, de overbodige-sollicitatie-

i

(9)

CHRISTEN-DEMOCRATIE

hriefschri jvers ... .

De samenleving is zijn culturele hart kwijt, het is naar de rand geschoven.

Over bleef een 'eenzame menigte' ('lone- lv crowd'-David Riesman). Het sociale 1~eefsel is verbroken; elk vecht voor zijn eigen economisch deel, waarvoor hij èven wat individuele vrijheid koopt: éven alleen zijn, of éven in een andere massa opgaan: het zijn op elkaar betrokken ui- tingen van een zelfde cultureelledig be- staan, waarvan het significante teken elke zondag weer zichtbaar is: de lege kerken in het lege stadshart en in de lege buiten- wijken. Ze hebben de concurrentie verlo- ren met de volle zwembaden en stranden.

de stadions, de popconcerten en de mas- sademonstraties tegen 'het systeem'.

En denk dan maar weer even terug aan de kleine communes. Het ideaaltype van de 'Kleine Aarde-Samenleving' maakt als spiegelbeeld wel duidelijk. dat de post- industriële maatschappij fundamenteel een ander structurerend beginsel heeft dan 'de cultuur'.

Laten we tenslotte nog eens heel bijzon- der de plaats van de godsdienst in zulk een maatschappij onder de loep nemen.

Als alle culturele velden is ook het gods- dienstige veld naar de status van boven- bouw verwezen, boven de economisch- sociale ordening uit. De godsdienst werkt niet meer structurerend in op de vormge- ving van de sociale verhoudingen.

Confessionele sociale organisaties hebben hun godsdienstige structuurbeginsel verlo- ren, omdat zij overgeschakeld zijn op een ander beginsel, dat van de economie en de economisch gedetermineerde plaatsbepa- ling van de sociale groep in het geheel van de samenleving.

De godsdienstige symbolen en betekenis- verwijzingen zijn uit de sociale praxis van de georganiseerde groep verdwenen. Zij informeren niet langer de institutionele vormgeving van het sociale als zodanig;

zij zweven boven de sociale werkelijk-

CHR!STDI DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 11 'Sl

'ihl

heiden hebben geen bepalende invloed meer op die werkelijkheid. De gods- dienst, in casu het Christendom. is prak- tisch irrelevant geworden, beter gezegd.

irrelevant gemáákt door de economisch rationele dynamiek van de post-indus- triële samenleving. Het Christendom structureert niet eens meer de collectieve mentaliteit; er is een godsdienstig plura- lisme gegroeid. dat minder en minder op de samenleving als geheel invloed uitoe- fent. De christelijke kerken hebben hun sociale functie verloren. Er is geen een- heidsvisie op de waarheid meer: er is niet één ongebroken christelijke godsdienst meer; er is spanning tussen de verschil- lende kerken. en binnen de verschillende kerken tussen hoog-kerkelijk en laag- kerkelijk, tussen de 'kerkelijke elite· en het gewone kerkvolk. tussen bisschoppen onderling. Dan is het moeilijk om begin- selen uit te dragen en vanuit 'het geloof in de sociale werkelijkheid te willen in- grijpen. Het hedendaagse antwoord is:

vrijheid van denken en van geloven voor allen. géén waarheidsdwang of totalitair denken en handelen; je mag denken en geloven wat je wil, als je het maar in de privé-sector houdt. De huidige maat- schappij verdraagt het niet één waarheid te hanteren, en van daaruit het economi- sche leven gestalte te geven. Ze produ- ceert derhalve een ideologisch. ook gods- dienstig pluralisme. en waakt angstvallig tegen ingrepen in het systeem. Het meest gevreesd is een ideologische samenbal- ling van kracht, als tijdelijk het pluralis- me schijnt te verdwijnen, zoals we dat nu beleven rond de kernbewapening. Genu- anceerde veelzijdigheid van overwegin- gen, afwegingen en standpunten is prima.

wánt hanteerbaar; massale en massieve ideologische eenheid van de burgers niet hanteerbaar, en dûs ongewenst.

Wat kan een politieke partij. die zich laat

gezeggen door de christelijke boodschap.

(10)

l'HRISTE:\-DE\I(>CRATIE

in zo'n maatschappij noiè \·oor functie hebben') In de context\ an voorgaande analyse zit het probleem \oor zo'n partij in het meerdere boven die economische rationaliteiL in het meerdere dat wordt uitgedrukt doordeC \ an christen-demo- cratisch. In het voorgaande is immers

juist betoogd, dat de confessinnalitciL de godsdienst als zodanig, dus ook de chris- telijke kerken en de christelijke bood- schap in een maatschappelijk irrelevante bm'CnbOLtl\positic terecht zijn gekomen.

Ik denk dat je daaruit deze conclusie moet trekken, dat in een samenleving die min of meer aan dit ideaalt\pc bcant-

\\oordL het niet mogelijk is te reconfessi- onaliscrerL dit is opnieuw de confessie tot uitgangspunt van maatschappelijke orga- nisatie te nemcrL Wat echt 1erledcn tijd is, kan niet actueel gereconstrueerd

\\orden.

Sier ontkend ll·ordt. dat desondanks op kleine sc/waf de christelijke inspiratie op- nieutt· tot de nnming t·an kleine gemecn-

\clwppen leidt. die uit ::ijn op hei! en heiloud t·an gek11·etste 111cnse1L lv/aar IIW-

cro-sociofogi.lch gcsproken kan ge ::cgd

11 orden. dm her chrisrelijk gefoo(in her

\ïcsten ::ijn sociaaf-comrrucricre hereke- n is. ::ijn gcmeenschap-stichtende kracht heef( t·erforen. Daarmede is het echter nog nier ontt·erk::aam getrordcn.

Dat geloof kan nog steeds profétisch op- roepen tot bekering uit het b\aad_ tot omkeer\ an hart, tot spirituele distantie

\ an de voornaamste waarden die in de post-industriële samenlc\ing opgeld doen: gezondheid, vrede. geluk. liefde.

een goed en geriefc lijk gegarandeerd be- staan. voor zover die waarden uitsluitend in economisch-materiële zin worden \Cr- staan. beleefd en nagestreefd. En het kan zijn. dat juist in dat profetisch appèl het zelfbegrip van een christen-democrati- sche partij zijn oorsprong vindt.

Het CDA moet in het vormgeven aan en bedrijven van politiek het christelijke so- ciaal-politieke perspectief omhoog hou-

den. nl. dat bij de voortschrijdende uit- breiding van het post-industriële maat- schappijmodel over de wereldbol steeds meer de onrechtvaardigheid. de onge- rechtigheid uit de eigen en uit de wereld-

1

samenleving moet worden geëlimineerd.

dat de economische rationaliteit geen on- f

gerechtigheid mag produceren in de soci- ale verhoudingen. dat belangenafweging tussen economisch-rationeel gesproken tegenstrijdige verlangens van op elkaar betrokken partijen haar grenzen vindt.

haar randvoorwaarden in de pertinente wil van mensen om onrecht weg te wer- ken. en niet voort te brengen. Dat geldt tussen werkenden en niet-werkenden.

tussen landen in Europa. tussen de eerste en de derde wereld.

Zo gezien is er wc! degelijk een taak voor de godsdienst: de godsdienst en de morali- teit kunnen óók in de rol van periferie, en misschien juist in de rol van periferie, van marge. zich doorzetren als harde bescher- mende rand die geen onrecht toelaat ol doorlaat. die terughoudt. tegenhoudt. te- rugwijst wat onrecht produceert. als rand-correctief werkend daar waar zij niet meer intern structurerend aanwezig zijn. Een godsdienstig neen tegen kern-

\\apens. neen tegen onrecht in de eigen economische en sociale verhoudingen.

neen tegen regimes die de mensenrechten

\crkrachten. Dat kan. juist vanuit die harde marge. een geweldig kerend effect hebben. dat mensen dwingt hun econo- misch-rationele opstelling ten opzichte van nonnen en waarden te herzien. De marge kan zijn eigen duidelijk woord hebben over werkloosheid en arbeidstijd- verkorting. niet door zelf een nieuwe doctrine aan te reiken. maar door men-

~en op te roepen nieuwe verhoudingen uit te werken terwille van de menswaar- digheid van alle. alle mensen. Misschien is het wel zo, dat juist doordat de gods- dienst teruggedrongen is naar de marge.

ze in het profetisch-politieke getuigenis van het komende Rijk Gods mensen veel

T

(11)

CHRISTEN-DEMOCRATIE

heter, veel vrijer, veel minder systeem- verstrengeld tot gerechtigheid kan oproe- pen dan sinds de vermaatschappelijking van de godsdienst in de vierde eeuw het geval is geweest.

Het zou daarbij geheel aan de situatie van de mondige leken in de kerken be- antwoorden, als ze in hun bestuurlijke en maatschappelijk belangrijke posities hun stem zouden durven laten horen, juist in de profetisch-kritische zin. De officiële gezagsdragers en geloofsverkondigers hebben, ten dele, hun geloofwaardigheid verloren, juist doordat het officiële chris- tendom zo zeer met het maatschappelijk- economisch systeem verstrengeld is ge- weest. Predikanten en priesters hebben tot taak te blijven getuigen van de geeste- lijke werkelijkheid, verlossing en genade, dat is: van de om niet gegeven, met God en Jezus Christus verbonden zingeving van het menselijk bestaan, dat zijn uitein- delijke fundering niet in zichzelf vindt.

Geestelijke leidslieden moeten dáár hun accenten leggen, dunkt me. Het enige behoud dat mensen hebben in hun veelal vruchteloze werken voor een betere maatschappij, hun hopeloosheid of het ooit beter zal worden, hun teleurstelling dat ze zelf steeds weer te kort schieten, ook als ze samen met anderen proberen

"het beste' ervan te maken, het enige behoud is dan de zekerheid. diep-inner- lijke zekerheid. dat in de fundamentele onzekerheid van het menselijk bestaan, Gods liefde dat onzekere bestaan draagt.

de grond is die hun onontkoombare am- bivalentie en ambiguïteit draagt. de dra- gende kracht van de nietigheid van hun pogen. Profeten mogen oproepen tot so- ciale actie: priesters en predikanten moe- ten die actief handelende mensen de spi- ritualiteit geven van de christelijke bood- schap, die ten diepste zegt dat mensen- gemeenschap, kerk-gemeenschap tot stand komt in breken van wat men heeft.

ook van de simpele eigen bestaansvoor- waarden, gesymboliseerd in brood en

CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 11 X3

wijn, tot delen met anderen. De tijd van de priester-koningen en de predikanten- bestuurders. quasi-goddelijke inrichters van de samenleving, is voorbij. Over ble- ven vrije mensen, met hun eigen. onvrij- heid voortbrengende, economische acti- viteit; juist aan hen moet gepredikt wor- den de boodschap van uiteindelijke eschatologische vrijheid als het ont ko- men aan het, door de dood en de vergan- kelijkheid getekende. mensen-bestaan.

en de boodschap van anticiperende vrij- heid nû. die door menselijk toedoen de verslaving en knechting, het onrecht en de onrechtvaardigheid tussen mensen probeert te keren en tegen te houden.

Alle menselijke samenleven en econo- misch handelen is ondanks de structuur- dwang en de anonimiteit van de struc- tuurproccssen, toch uiteindelijk uitkomst van menselijk handelen en beslissen:

hemdelen en beslissen doen slechts indivi- duen. Een christen-democratische partii moet bii haar leden het innerliik hese(

levendig houden, dat het onze eigen heshl- singen zijn die de maatsclwppii mort/Jrm- gen en reproduceren, in \'olstrekte \'em·e- venheid met de onvriiheid van een 's\'S- teem', dat wil dus zeggen dat wii zelf verantwoordelijk zijn voor de menselijk- heid, de humaniteit van het SI'steem W(l!lr-

in wii leven.

Wij kunnen en mogen de sociale werke- lijkheid waarin wij leven niet ontkennen:

maar in die werkelijkheid zijn wij geroe-

pen tot mens-zijn, samen met alle ande-

ren. En over mens zijn heeft in alle wn-

creetheid niet een willekeurig gods-

dienstig systeem ons iets te zeggen, maar

de mens Jezus, in wie wij Gods openba-

ring belijdend erkennen. en erkennend

belijden. De nieuwe christelijkheid is die

van Jezus Christus, mens-zijnd met zijn

tijd, zijn tijdgenoten. zijn vrienden en

tegenstanders, maar protesterend tegen

onrecht, zaligsprekend hen die hun heil

niet zoeken in de ethiek van de gewone

mensengemeenschap. en tenondergaand

(12)

CHRISTE;\1-UE\IOCRATIE

met een boodschap van \rijheid. verlos- sing en godsnabijheid. die slechts tot wer- kelijkheid komt voor hem en haar die ten onder willen gaan. liever dan de slaaf te zijn \an een ontmenselijkend svsteem.

De analyse en ideaaltypische beschrijving

\ an de post -industriële maatschappij leidde tot de mogelijkheid te verkennen.

of een zinvolle rol is weggelegd voor de godsdienst in zo ·n maatschappij. Er is

\ oortgaande bezinning nodig over het be- staan als christen en verantwoordelijk mens in onze Nederlandse samenlning.

C 111{1\TI '\ IJI\IOC 1{'\ IISCIII \ f-I{KL'\'II'IC;J:r-; 11 '·'

564

die althans een aantal kenmerken van het geschetste ideaal-type in zich draagt. Er is voortgaande bezinning nodig over de wijze waarop en de vorm waarin wij de maatschappelijke processen willen en kunnen beïnvloeden om tot groter ge- rechtigheid te komen. hier en nu, in onze eigen historische omstandigheden.

r

(13)

SOCIAAL-CULTUREEL

Is er een christen-democratisch kunstbeleid?

Weergave van een gesprek met oud-politici van ARP, CHU en KVP

'Is er een verband tussen het christelijk geloof, de politieke opvattingen \an ARP.

CHU en KVP na de oorlog en het kunstbeleid?' Die vraag stelden onderwekers \ an de Boekmanstichting aan enkele oud-bewindslieden en -Kamerleden \·an de1c voormalige partijen. In het verlengde van die vraag ligt direct de opmerking: î:::::n welke betekenis heeft dit voor de opstelling van de christen-demoeratic in dc1e tijd')' Aan het gesprek namen deel: prof. dr. .LW. van Hulst, oud-Eerste Kamerlid voor de CHU. mr. Y. Scholten. oud-staatssecretaris van Onderwijs. Kunsten en

Wetenschappen. voor de CHU. H.A. de Boer. oud-minister \an CRM. voor de ARP.

prof. mr. I.A. Diepenhorst. oud-Eerste Kamerlid. voor de ARP. nu. A. M .1.11.

Baeten. oud-Tweede Kamerlid voor de KYP. drs. L..J.M. van de Laar. oud- staatssecretaris van 0. K. en W .. voor de KVP en drs. M. Beinema. thans Tweede Kamerlid voor het CDA. Gespreksleider was drs. C.J. Klop. adjunct-directeur van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA.

KLOP: De onderzoekers van de Boek- manstichting zijn op zoek gegaan naar

\'erbanden tussen het protestalltisme, het katholicisme en de kunstbeleving. Vindt u dit verband van belang voor de politieke opstelling van de ARP, de CH U en de KV Pen wellicht ook voor het CDA?

VAN HULST: Het protestantisme is een onuitputtelijke bron van inspiratie ge- weest voor kunst en cultuur bij de Neder- landse bevolking. eeuwenlang. Ik spreek nu even niet over het katholicisme. De hele school van Rembrandt is geïnspi- reerd door het christelijk belijden. Denk ook aan Sweelinck voor de muziek. En in de letterkunde: Vondel. Huygens. Cats.

wat kleinere figuren als Jacob Revius.

Jodocus Lodenstein. iets later Dirck Raphaelsz, Camphuysen. Heiman Dul- laert, Jan Luycken. In de 19e eeuw Bil- derdijk en Da Costa, Bosboom Tous- saint. haar man Bosboom met zijn onge- evenaarde kerkinterieurs. En over de Tachtigers heen heeft deze lijn zich ge-

l"IIRISTEN DEMOCRATISCIIE VFRKENNINGFN IJ ~3

handhaafd in roman- en dichtkunst: Dirk Adema. Ulfers. later met mensen als De Mérode en misschien als hoogtepunt van de laatste decennia iemand als Gerrit Achterberg. Kuyper heeft dit in de Sto- ne-lezingen uitvoerig aangetoond. En Calvijn zei. toen een zekere heer Cop zich tegen kunst keerde. dat hij deze onzinnige mens tot ge-zonder zin en reden zou terugbrengen. Calvijn achtte de aan- tijging dat hij tegen beeldhouwkunst zou zijn de moeite van het weerleggen niet waard.

BEINEMA: Er wordt vaak in enkelvoud

drs. C . .1. Klop

(14)

SOCIAAL-Cl'I.Tt REEL

gesproken al~ het gaat over protestantse kunst en cultuur. De werkelijkheid is toch iets gecompliceerder geweest. Ik mag misschien een anekdote aanhalen:

De illustrator Hert Bouman- van goed gereformeerden huize- werd eens door een ouderling: die hij hem op huisbezoek was genaagd of hij ook nog ècht werk ckcd. Die anekdote toont meen ik aan dat er ook binnen bevolkingsgroepen sprake is\ an verschillende culturen.

Verder een korte opmerking hij het be- toog van Van Hulst. Rijnsdorp heeft in zijn essay ïn drie stappen· de relatie tussen calvinisme en kunst geschetst.

Daaruit blijkt toch ook dat de poging \an Kuvper nm \·oort te bouwen op de 17c en I Kc ecu\\ tot grote problemen hij christe- lijke literatoren aanleiding gegeven heeft. Met name mensen die gevoelig zijn

\Oor eigentijdse opvattingen. ook huiten

eigen kring. onderscheiclèn zich toch wel

\ an diegenen die terugvallen op het \er- leden en daarop willen \Oortbouwcn.

VAN DE LAAR: Als professor Van Hulst ingaat op het calvinisme en de cul- tuur heeft hi.i natuurlijk het grootste ge- lijk \an de \\erckL Ik zou alleen willen zeggen dat het katholicisme en de cultuur in !\ederland niet alleen uit de ISJe eeuw van de emancipatie dateert. maar iets ouder is. Maar dat terzijde. \\ant dat is de kwestie niet. Het punt is niet zozeer wat cal\·inisme of rooms-katholicisme voor uitstraling in de cultuur hebben. maar

\\at politici \an dien huize. in de over- heidsverantwoordclijkheid geplaatst. me- nen wat de overheid er aan moet doen.

SCHOL TEN: Toch geloof ik niet dat je die dingen zo kunt scheiden. Cultuurpoli- tiek vindt plaats ten opzichte\ an een bepaalde samenleving. Als je dan vanuit een christcn-democartische partij cul- tuurpolitiek bedrijft. dan is dat ten op- zichte van een samenleving zoals je die ziet en zoals je die beïnvloed hebt gezien

Cl I KI\ I I.'\ IJl \IOC RXII\CIII \I KKFt\'11'\C ;1 '\ 11 S.1

566 I

gedurende de afgelopen eeuwen.

DE BOER: Ik zou van een indirect ver- band willen spreken. Het is niet zo dat onze partijen bewust christelijke kunst hebhen willen voortrekken boven ande- re. Als voorbeeld geef ik dan maar uit de laatste tien jaar de verdediging die ik voor de drie fracties heb mogen voeren van de subsidievcrlening aan Proloog. In- houdelijk moesten we van de zaak niets hebben. Nochtans meenden we dat afwij- zing op die grond niet goed zou zijn. Er moet een onthouding zijn van een inhou- delijke beoordeling van wat men doet. Er moet getoetst worden aan normen die voor allen gelden.

Maar ik gebruik het woord ïndirccf om- dat ik wel het gevoel heb dat er een idee over christendom en cultuur achter dit beleid steekt. En dat is het uitgangspunt van een pluriform cultuuraan bod. Daar- om staan wij van harte achter een be- paald omroepbeleid. achter het tot stand brengen van christelijke academies voor de journalistiek. voor de expressieve vak- ken. achter de katholieke school voor de journalistiek. Maar vanuit de gedachte van de pluriformiteit. want wat voor an- deren gold zou ook voor ons moeten gelden.

KLOP: Dus een socialistisch cultuurbe- leid ll'aarin met name kunst gesteund wordt met een strijdbaar karakter spreekt u niet aan?

DE BOER: De hemel beware ons er- voor. In een pluriform kunst- en cultuur- aanbod zal er ruimte zijn- en als die er niet is dan moet die bevorderd worden - voor mensen die uit eigen initiatief ideëen uit de socialistische beweging tot uitdrukking brengen in een bepaalde op- vatting van kunst en in bepaalde uitingen daarvan. Maar niet in de sfeer dat dat uitsluitend door de overheid zou worden ondersteund. Alsjeblieft niet.

1

...

(15)

SOCIAAL-CULTUREEL

DIEPEN HORST: In een bepaalde zin wu terecht van een christelijke kunstop- vatting gcsproken kunnen worden. Eens- deels is men doende op het algemeen esthetisch menselijke vlak. met de ter beschikking staande vermogens iets tot stand te brengen. Bij de diepere inspira- tie maakt het anderzijds vcrschil of men als kunstenaar bezig is vanuit een speci- fiek religieuze drijfveer of bijvoorbeeld l<muit een meer humanistische gemoti- lcerdheid. Dat geeft in de nadere toe- lichting onderscheid. Zonder meer te Ierklaren dat er een specifiek christelijke schilderkunst is. of een specifiek christe- lijke beeldhouwkunst. daar heb ik heel grote moeite mee. Overigens moet iemand. wanneer hij over het brede cul- tuuroptreden spreekt. een nader onder- scheid maken. Nu eens zal men meer.

dan weer minder door het uitgangspunt heinvloed worden: dat hangt samen met het gebied. waarop men zich beweegt. de kunstvorm welke men kiest.

KLOP: Toch hebben de onderzoekers t·an de Boekmansrichring de indruk gekre- gm dar er wel bepaalde voorkeuren en af\rijzende oordelen besronden in prores- lilnfse en karholieke kring ten aanzien mn hcpaalde kunstvormen. Zo zou men in hcpaalde tijden meer moei re hebhen gelzeul nwr rheater. roncel en met de dans. Heef(

toen in de hesluitvorming niet toch een hcpaalde protestantse en een bepaalde ka- rlwlieke esthetiek een rol gespeeld~

VAN HULST: Als beweerd wordt dat het christendom eigenlijk met haar be- volking afwijzend stond tegenover kunst en cultuur dan acht ik dat een laat-negen- tiende-eeuwse oud-liberale opmerking.

die al veelvuldig weerlegd is.

SCHOLTEN: Als de vraag is of ik vanuit een christen-democratische partij of als bewindsman meer voor een bepaald soort kunstuiting kies. dan is het ant-

('!IRIS fEl'-: llFMOCRATISC!Ic VERKici\NI'ICdèN 11 1;.1

drs. M. Heinerna

woord: nee.

DE BOER: Uw vraag is eigenlijk: ·zijn calvinisten in de politiek tegen theater geweest?' Ik denk dat je inderdaad kunt zeggen dat er mensen in de politiek. ;c- ker in de vooroorlO!,!.Se situatie, maar ook nog erna. daar ·nee' tegen ge~egd bch- ben. En dat dat vanaf een bepaald mo- ment. vanaf de jaren ·so denk ik, niet meer aan de orde is. Maar je kunt dat niet loszien van wat er in het theater vertoond werd. van het mensbeeld dat men had. van het ;ondebescf daarom- heen. Als dat allemaal niet aan de orde komt. dan doe je mensen geen recht.

Het is ook niet los te maken van een overheidsopvatting. van de vraag ol het de overheid was die dat soort dingen moest mogelijk maken door er geld \Oor op tafel te leggen. Of dat degenen die dat wilden. het maar zelf moesten betalen.

Dat heeft nog niets met inhoudelijke be- oordeling te maken. Voor een heleboel zaken gold in de vooroorlogse situatie, en ook erna, binnen de christen-democratie.

dat men vond dat de staat terughoudend moest zijn_ bijvoorbeeld ook op het soci- ale terrein. bij medezeggenschap en eigendomsverhoudingen.

Ik denk dat het ook niet los te zien is van

het feit dat althans een groot deel van de

mensen min of meer dag en nacht in

beslag werd genomen door de zorg voor

de primaire levensbehoeften. En los

daarvan. alle vrije tijd stak in de kerk. de

eigen school. de eigen situatie. Dat heeft

(16)

SOCIAAL-ClTLTUREEL

weer te maken met het beginsel van sou-

\ereinitcit in eigen kring. met de eigen vcrantwoorde lij kheid.

Ik denk dat dat nog een belangrijk uit- gangspunt is. ook in de na-oorlogse ja- ren: wel subsidie accepteren. maar noch- tans wensen dat de staat zich van inhou- delijke beïnvloeding onthoudt. In dit op- zicht denk ik niet dat er enige verande- ring is opgetreden.

DIEPENHORST Men moet hier op de historische toedracht letten. Heel begrij- pclijk maakten in een bepaalde tijd en in een bepaalde geest bepaalde kunstvor- men meer opgang dan andere. En ook wel werden sommige kunstuitingen nage- noeg verworpen. In het rechtzinnig pro- testantisme heeft men lange tijd geen kaartspel. geen dans. geen toneel gehad.

Maar als men de zaken historisch nauw- keuriger ging bezien kwam men in moei- lijkheden. omdat er in toenemende mate genuanceerd binnen het protestantisme gevarieerder \\erd gedacht dan velen aam·<mkelijk meenden. Zo bleek men zich voor de afkeuring van toneel beslist niet op de Hervormers te kunnen beroe- pen. Kuyper vcrwierp het christelijk to- neel gelet op bepaalde uitspraken niet.

De stelling van Kuypcr dat men geen toncel kan spelen zonder schade aan zijn karakter toe te brengen. is overigens niet juist. Zelfs diegenen die zich het meest van het gekunstelde moeten onthouden.

de theologen. doen. als zij een oudejaars- avondoverdenking lang van tevoren pre- pareren. niet anders dan zich op een be- paalde manier verplaatsen in hun gehoor van 31 december. Van krampachtige eng- heid is meestal geen sprake.

KLOP: Ge/dr dirook \'Oor her karho/i- cisme?

DIEPENHORST Er zijn grote groepen in het katholicisme geweest. die ten op- zichte van de afbeelding van de vrouw

CIIRISTI' IJI·.\HlCR.-\ TISCIII \ 1-RKE:-JNINCdc' 11 S3

56R

een heel andere mening huldigden dan een aantal vertegenwoordigers van de protestantse kunst. Politiek liggen deze zaken gemakkelijker. Ik heb nooit enig verschil van mening over de genoemde materie gehad met bijv. oud-minister Witteman. in de Eerste Kamer.

Stellig zouden wij beiden de exposities in het Vaticaan iets vrijmoediger karakter hebben geschonken, dan op het ogenblik het geval is.

VAN DE LAAR: Ik ben in mijn eigen ervaring nooit geconfronteerd geweest met het specifiek bevorderen van welke kunstuiting dan ook omdat zij protestant of dat zij katholiek zou zijn. Ik ben altijd alleen geconfronteerd met de vraag: is het echt cultuur en is het de moeite waard om het te bevorderen?

Iets anders is de vraag of je als lid van een bepaalde politieke partij een bepaalde opvatting hebt over de functie van kunst en cultuur in de maatschappij. Op dat gebied was er een grote consensus tussen de cultuurspecialisten van de verschillen- de partijen. Het was een klein beetje het kunstfront. minder machtig dan het groe- ne front. maar we waren het erover eens dat de betekenis van kunst en cultuur voor de maatschappij schromelijk onder- schat werd. Dat is een herinnering die bij mij veellevendiger is dan de vraag of er katholieke kunst was of een katholieke cultuurpolitiek.

BAETEN: Die vraag komt bij mij eerst door dit gesprek op. Dat leefde niet. Het is zelfs voorgekomen dat ik een keer met een amendement heb rondgelopen. blan- co getekend door alle leden van de vaste kamercommissie. Zo was dat tussen '57 en '67.

De beoordeling van de kunst

VAN DE LAAR: Er waren eigenlijk

twee criteria voor de beoordeling van

kunst. De ene was de kwaliteitseis. en dat

(17)

SOCIAAL-CULTUREEL

is nog iets anders dan enkel de esthetica, daar had je de Raad voor de Kunst voor.

De andere eis was de ethische norm, dat was de grens die eigenlijk bepaald werd door het strafrecht. In het beroemde Al- gra-debat heb ik gesteld dat het subsi- diebeleid niet mag leiden tot een de facto verlenging van het strafrecht.

VAN HULST: De fenomenen dans, to- neeL muziek, maar vooral toneel kunnen en mogen niet altijd buiten ethische en religieuze normeringen gaan. Vooral om- dat ze kwetsend kunnen zijn voor bepaal- de bevolkingsgroepen. Ik ben het met Van de Laar eens dat het uitermate moei- lijk is om hier criteria te hanteren en dat het uiteindelijk aan de strafrechter moet worden overgelaten. Overigens lijkt het me toe, dat als we het op dit moment aan de strafrechter overlaten, dat dan alles wel getolereerd zal zijn.

VAN DE LAAR: Een heel merkwaardig punt is het beleid dat burgemeesters van bepaalde partijen overtuigd hebben ge- voerd ten aanzien van het beroemde arti- kel in de gemeentewet: de burgemeester heeft de politie over herbergen, schouw- burgen en tapperijen en hij waakt tegen voorstellingen die strijdig zijn met de openbare orde en de goede zeden. De toepassing van dat artikel is in de loop der tijden geëvolueerd van een opvatting.

dat hier bedoeld werd dat een burge- meester zijn persoonlijk geweten moest laten gelden tot de opvatting dat die goe- de zeden in het verlengde liggen van de openbare orde en dat de burgemeester alleen maar de macht heeft als ultimum remedium om de openbare ordeversto- ring te vermijden en de goede zeden aan te grijpen om bepaalde voorstellingen te verbieden.

En dan is op dit punt nog heel merkwaar- dig wat kan gebeuren in schouwburgen, die rechtstreeks afhankelijk zijn van de gemeente. Er zijn natuurlijk schouwbur- gen die gerund worden door particulie-

CIIRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINCiEN I I 'XJ

ren. maar er zijn ook schouwburgen die door een gemeente gerund worden. en waar dus B&W. en in laatste instantie de raad, rechtstreeks verantwoordelijk zijn.

niet alleen voor de beantwoording van de vraag: wat laat ik toe, maar wat breng ik zelf in de schouwburg van de gemeente.

Dat is een heel ander chapiter. Daar is een beroemd voorbeeld van. namelijk die voorstelling van De Sadc in Breda. onder burgemeester Merks. Dat vind ik een heel interessant vraagstuk. namelijk: hoc staan mensen van christen-dcmocrati- schen huize in een praktische bestuurspo- sitie tegenover dit soort vraagstukken.

Denk eens aan het vcrschil indertijd. een voorstelling van Centrum. namelijk de Smoeshaan van Plautus. die in Amster- dam mocht worden opgevoerd. maar door de burgemeester van Heemstede werd verboden. Dit soort vraagstukken raakt natuurlijk ook het vraagstuk van de actieve cultuurpolitiek en ook hier heb- ben zich heel merkwaardige vcranderin- gen voorgedaan. Van de oude dorpsbur- gemeester, die zich het toneelstuk van de amateurvereniging liet voorleggen en daarin woorden als verdomme verander- de in hemeltjelief of zo. tot in de Tweede Kamer en Eerste Kamer toe: het debat Van Hulst-Scholten, het debat Algra- Van de Laar. Het betreft het hele vraag- stuk van de ethica in het cultuurbeleid.

Daarbij gelden wat de burgemeesters he- treft twee vcrschillende uitgangspunten.

nl. of burgemeester en wethouders als directie-voerders van de Stedelijke Schouwburg uiteindelijk het stuk bren-

H. A. M. de Boer

(18)

S<KIAAL-Cl I.Tl REEL

t'-L'n of dat de 11urgemee~tl'r het stuk al of niet \Crbicdt uit hoofde\ <lil de gcmccn- tl'llet. De e1olutie binnen dit vraagstuk is natuurlijk mimtcns ;o illu~tratief nmr de ont11ikkcling \ an de \Ti jheid. zo \'Cr mo- gelijk. voor de beoefening \all de kunst en de cultuur in Nederland. als die heeft pbatsgn on den ten aanzien\ an het up- treden \ an de ri i ksowrheid.

.'\/.()/': L' IJmtk nicru!fccnm·crdcerlzi- sclzc roers. nu:ar oof... m·cr 1-:lt<tfircirseisen.

\ AN DE L\AR: Inderdaad. Ik g:eloof dat je daar bi i moet -,rrevcn naar criteria die \Oor allen g:cldcn. Je kunt namelijk op een gegc\cn ogenblik Proloog: niet subsidiërt'n omdat het \urm i ng:stonec I

\<meen bepaalde richting is. maar omdat het een kunst\ onn is. \\'c hebben g:c-

\OChten \oor het bL·lwud \an Proloog.

hoe11Cl wc het met de inhoud niet eens

\\aren. Maar als de kunstuiting. als kunst

\ akmatig pruh\crk wordt. dan wordt hèt moeilijker. Ik heb wclL·cns een uitnJc- ring \ anProloog gezien en het deed me cknkt'n aan het stuntclig.c patronaatsto- nccluit mijn prille jeug.d. Als ieh mcr de g.rcns gaat\ an het vakmatige. dan kun je het niet mct'r hèkostig.cn als overheid.

Het nordeel daarover liet ik zoals gezegd bi i \ <lurkèur aan de Raad\ oor de Kunst.

Daar zitten de deskundigen en de \ak- brocdcrs die dat moeten kunnen beoor- delen.

D: n hfii \'e mlnwri ef mor k unsr hel c i 1f:J 1\LOP: de AR!'. CHL' cni\\P ::iin gá- l'l!fuccrd

1'1111

een standpunr ntn stlwtwnr- houding- Jrclficlzr geldt dit in mindere murc de CH L -1111111· acrin·c sruutlhemoei- cnis 111ct de kunst. ::i i !zet niet inlwudcfiik.

!171/1/r l'!Lnuit een pfurifórmiteitlllOiïll en het uitgangspunt

\'1111

een gcsc/wkccrd llilllhod \'1111 kunst\'ormcn. Tiidcns de t·er- ::orgingsstaat is het kunsthudger hchoor- lijk gegroeid. Gaan H'C nu de hc::uinigin- gen toeslaan \\'CCr teïllg naar 'A(? 0(/s er

< î 11{1 SI I '\ I l l \1()( R. \I ISCIII \ I RKI '\";I \J( d. '\ I I '1

570

een hliit·end motief t•oor kunsthclcid van de mwheid?

V r\N DE LAAR: Dit is een goede vraag, want als de heer Beinema een of andere ouderling aanhaalt die aan de tekenaar Bouman vraag.t: 'Zeg. werk je nou ook nog gewoon?". dan vind ik dat helemaal geen calvinistische uitlating. Een derge- lijke opmerking kun je vanuit elke hoek horen. Het was ook een onjuiste stelling 'an de jonge Drees destijds. toen hij zei:

'Laat iemand de keme om zelf te bepalen wat hij het liefste heeft. zestig gulden in de hand of een plaats in de opera·. Dat was een valse probleemstelling want zon- der ovcrhcidsfïnanciering zou die opera er helemaal niet zijn. Die keus is dus niet aanwezig. Ik zie de betekenis van de kunst niet zozeer opvoedend. maar meer als een onderdeel van het totale mens- zijn in een maatschappij. Dat moet tot zijn recht kunnen komen als het dat op eigen kracht niet kan. Ook de topkunst.

Daarbij ben ik voor het conditieschep- pcml mecenaat. en niet voor het medebe- palende mecenaat van vroeger. Hoewel ook \orst Esterhazy niet alleen orkesten financierde voor zijn eigen plezier. Hij deed dat omdat hij vond dat het behoor- de tot zijn sociale functie. En als men van bepaalde zijden opmerkt dat kunst zich- zelf moet kunnen bedruipen omdat de huisschilder dat ook doet dan moet ik daartegen inbrengen dat dat bij de kunst nit'l 'ia de markt kan. maar via gecollec- ti\ eerde middelen moet geschieden. Dat hoeft niet per sé via belastingen. maar wel g.ecollectiveerd. In Amerika zijn daar nJOrbecldcn van.

SCHOL TEN: Ik geloof toch dat je hier een kleine nuance op kunt aanbrengen.

Er is natuurliJk wel een tijd geweest dat de kunst zichzelf moest bedruipen. De positie van de kunstenaar. zowel schep- pend als uitvoerend is in onze subsi- diestructuur toch wel drastisch veran-

•.

(19)

SOCIAAL-CULTUREEL

prof mr. l. A. Diepenhorst

dcrd. Ik vind wezenlijke zaken voor het kunstbeleid in de jaren 1m de bescher- ming van de zwakke kunstenaar. het in aanraking brengen van een zo groot mo- gelijk aantal mensen met kunst en de bescherming van de kwaliteit.

DE BOER: Een motief om zich toch met kunst en cultuur bezig te houden? Ik denk dat dat is omdat een mens er volle- diger van wordt. rijker, leert genieten.

begrippen als ontroering inhoud kan le- ren geven. talenten kan ontplooien. wat meer voor een ander kan zijn. Ik denk dat dat met name het motief kan zijn om er ook vanuit de overheid geld in te steken.

KLOP: Maar er zal toch gekozen moeten H'orden. En gaat men dan het kwaliteits- critcrium opschroeven en alleen de elite- kunst subsidiëren. Of' steunt men kunst die Wlllsluit hij hrede lagen van de bevolking?

Ofga je uit van een vrije markt en treedt de staat aanvullend op? Zo fa, waar beginr dat aanvullen?

DIEPEN HORST: Regeren is kiezen.

waarbij men zo veel mogelijk doeleinden vcrenigen moet. Wat de kunst betreft.

het spreekt vanzelf dat men zich als over- heid ook in economisch ongunstige tijden zal moeten onthouden van te drastische beslissingen. Men zal proberen datgene tot zijn recht te laten komen wat er zich redelijkerwijs nog voor leent om te wor- den gesteund. Aan de ene kant. laten we nemen een volksschrijver van het genre

CIIRISTE'I DEMOCRATISCHE YERKE'ININCiloN IIX1

."171

Heijennans. die sterk sociaal aanspreekt:

hij zou als het nodig is voor steun in aanmerking komen. Aan de andere kant.

wanneer een overheid zou zeggen:

iemand als Bloem vind ik te elitair en hem geef ik daarom niets. zulk een over- heid betracht niet langer de evenrcdi[!- heid en doet niet kunstbelangen in rede- lijkheid tot hun recht kome•1 ... Het spreekt vanzelf dat de overheid met geen mogelijkheid aan alle aanspraken kan voldoen. Tevens is duidelijk dat niet een voor alle tijden geldend richtsnoer\ alt te geven. Men heeft alleen iets aan enkele algemene gezichtspunten: niet te veel geestelijk heersen. zoveel mogelijk de ge- lijkheid van richtingen en de pluriformi- teit handhaven. En dan verder. een ruim verantwoord handelen binnen de genera- le situatie die bestaat. Het is tensl()tte verschrikkelijker als er kinderen liggen te verhongeren dan dat een kerktoren in- stort. Overigens. de hemel zij gedankt.

op die manier doet de zaak zich niet voor.

VAN HULST: Ik vind wel dat de stelling juist is dat kunst van een bepaald niveau zonder overheidssteun niet kan bestaan.

Maar daar moet ik toch iets naast zette11.

De Nederlander is in veel dingen opge- voed. maar niet in het betalen van zijn entreebiljet voor kunstuitvoeringcn.

Voor de Se etage van de Scala in Milaan betaalde ik nog f ~0.-. Neem het Open·

luchttheater in Verona. voor J ~0.- it

.f 40.- krijg je gewoon geen plaats. Maar als je in Nederland voor het Concertge- bouworkest .f 40.- i1 I 50.-- zou vragen dan laat het publiek het afweten. Ter vergelijking, de voetbalwedstrijd Ajax- PSV. om de landsbeker, trok 60.000 be- zoekers en leverde bruto I miljoen gul- den op.

Ik ben het er mee eens. dat de overheid

conditiescheppend moet zijn voor de

kunst. Maar het is wel eens moeilijk ge-

weest voor de CHU. om de lijnen van

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

gelijktijdig is trouwens ook de democratische functie van het nationale parlement uitgehold, vooral door PBO-organen en onder internationale druk met name van de

wij alleen maar extra respect hebben te koesteren voor hen die een bijzonder aandeel in deze verworvenheid hebben geleverd. Maar voor het overige is het alleen en helemaal

KAPITALISTEN en imperialisten beschouwen alle onontwikkelde, onderontwikkelde en afhankelijke landen, territoria en stre- ken als belangrijke gebieden voor

DE Janden van het socialistische wereldstelsel zijn hun opbouw begonnen met een verschillend peil van ontwikkeling van hun productieve krachten. In het wezen van

het levenspeil der arbeiders gekenschetst, waaraan wordt toege- voegd, dat het leidende principe van de regeringspolitiek der EEG- landen in de omstandigheden van

Als daarbij dan een regering als loondictator optreedt en het re- sultaat van het overleg tussen de twee partijen in het bedrijfsleven nietig verklaart, dan

Het tegendeel is waar: het groei-tempo der socialistische landen handhaaft zich - niettegenstaande tegenslagen als de natuurrampen in China - op het hoge peil der

1 ) Verhalen, romans, die zich met al of niet bestaande wetenschappelijke in)zichten en ontdekkir.gen bezighouden.. de eerste theorie werden de planeten gevormd