• No results found

POLITIEK en CULTUUR

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "POLITIEK en CULTUUR "

Copied!
100
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

augustus-september 1982

olitiek en G ultoor

(2)

AUGUSTUS-SEPTEMBER 1962

Loonpolitiek 1945-1962 A. Blokzijl 337

A. u. Turnhout De arbeidersklasse als leidende kracht achter de

revolutionaire omvorming van de wereld T. Timofejew 347

Propaganda- een scherp wapen W. Swart 354

Bouwfysica J. Hagen 359 -

Het monopoliekapitaal op de kansel G. Maas 367

Sport en maatschappij B. J. Weenink 375

KORT VERHAAL:

De eerste sneeuw CRITISCHE NOTITIES:

Economie geen hinderpaal voor ontwapening Onvolledig beeld van een werelddeel

BOEKBESPREKINGEN:

Loe Ling 382

398 402

Een interessante sociologische studie Maut Boshart jr 406

"Rome in vertrouwen", maar geen vertrouwen

in Rome J. Duveen 411

DOCUMENTATIE:

Grondbeginselen van de internationale socialistische arbeidsdeling

(Besluit van de vertegenwoordigers van de landen van de Raad voor Wederzijdse Economische Hulp)

PARTIJDOCUMENTATIE:

mededeling van het Dagelijks Bestuur der CPN ONTVANGEN BOEKEN

POLITIEK en CULTUUR

416

431 432

verschijnt maandelijks bij uitgeverij Pegasus

Leidsestraat 25, Amsterdam-C., tel. 35957.

De abonnementsprijs is f 4,50 per jaar, f 2.25 per half jaar, losse nummers 40 cent.

Ons gironummer is 173127, gemeentegiro: P 1527.

Correspondentie over betalingen en verkoop zenden naar de administratie p/a Pegasus.

Alle correspondentie over de inhoud naar de redactie van P. en C.

Prinsengracht 473, Amsterdam-C., tel. 62565.

(3)

22e jaargang no. 8-9 augustus/september 1962

Politiek en Cultuur

maandblad gewijd aan de theorie en praktijk van het

marxisme-leninisme onder leiding van het partijbestuur der c.p.n.

Loonpolitie]{ 1945-1962

OE

loonpolitiek staat weer in het middelpunt van de belangstel- ling. Naast de vakbonden, zijn regering en ondernemers druk bezig nieuwe loonrichtlijnen op te stellen en de uitvoering ervan aan een onderzoek te onderwerpen.

Nu is het sinds de oorlog niet de eerste keer, dat de loonpolitiek werd gewijzigd. Meerdere malen hebben de monopolies geprobeerd deze aan te passen aan hun belangen en evenzovele malen ont- moetten zij daarbij felle strijd van de arbeiders voor hogere lonen.

Aan de loonvorming zijn belangrijke' aspecten verbonden, waar- van het de moeite waard is er enkele in vogelvlucht te bespreken alvorens de nieuwe plannen nader te bekijken.

JN

de eerste plaats dan de geleide loonpolitiek, zoals die na de oorlog werd ingevoerd en gekenmerkt werd door loonronden onder rechtstreekse controle van de regering. In de praktijk bete- kende het loonbeheersing en dictatoriale bevoegdheden van het college van rijksbemiddelaars. Dit apparaat van ondernemers en regering ontleende zijn bevoegdheden aan het Buitengewoon Be- sluit Arbeidsverhoudingen, dat in 1945 werd afgekondigd en dat zijn oorsprong in de bezettingstijd vond.

De bedoeling van de monopolies springt hier duidelijk in het oog. In een tijd van gebrek aan alles en schaarste aan kapitaal maken zij zich op om hun positie zo gauw mogelijk te versterken en het herstel van het· land tot een bron van enorme winsten te maken.

De loonbeheersing beantwoordde hieraan wonder wel. En bo- vendien:

wat was de monopolies en hun vertegenwoordigers in rege- ring meer welkom dan loonafremming in een tijd van een geradicaliseerde arbeidersklasse?

In een zeer korte tijd hadden de grote ondernemers dan ook de beschikking over moderne bedrijven en werd er naar hartelust "uit eigen middelen" gefinancierd.

Het deed Hofstra, de later naar Verolme uitgeweken PvdA-voor- man op het NVV-congres van 1948 zeggen, dat de mentaliteit van de ondernemers is:

(4)

"Laten de arbeiders maar hard werken en sober leven, dan zullen wij ondernemers, wel voor besparingen zorgen, nadat wi] voor onze privébehoeften het nodige hebben gereser- veerd".

In die jaren werd een felle strijd tegen deze politiek gevoerd.

Reeds direct na de oorlog braken er massale acties los om de ar- beiders in staat te stellen de dringend nodige levensbehoeften aan te schaffen.

Alleen al in 1946 waren er 681.000 stakingsdagen. En ook in de latere jaren werd er veel actie gevoerd voor loonsverhoging om aan de voortdurende prijsstijgingen het hoofd te kunnen bieden. Nadat in 1946 de loonstop was afgekondigd. kwamen regering en monopo- lies er niet onderuit algemene loonsverhogingen toe te staan en mogelijkheden in de bedrijven te scheppen tot het verbeteren van tarieven en secondaire voorwaarden.

Hieraan is het te danken, dat ondanks de loonstop, bestedings- beperkingen, prijsverhogingen, afschaffing van subsidies enz., in 1953 de koopkracht van het loon op die van 1947-1948 was gehand- haafd. Intussen waren de winsten flink gestegen.

VANZELFSPREKEND hadden de arbeiders niets tegen de loon-

*

ronden als zodanig. Ze werden toegekend aan alle arbeiders, wat ongetwijfeld een voordeel is.

Maar vrijwel alle na-oorlogse loonronden hadden geen andere taak, dan de voordien gestegen kosten van levensonderhoud (ge- deeltelijk) op te vangen, waardoor de koopkracht van het loon niet steeg. Ook moesten de loonronden dienen om huurverhogingen, af- schaffing van subsidies en verhoogde premielasten voor sociale verzekeringen te compenseren. Pas rondom 1954 werd dat anders.

Na jarenlange loonstrijd, die het levenspeil zo goed mogelijk had beschermd, was het voor de reactie niet langer mogelijk om aan verhoging van de werkelijke lonen te ontkomen. Al lang was het tijd voor een nieuwe loonronde, die wegens de druk van de arbei- ders moeilijk tegen te houden was.

Maar zie, in juli 1953 kwamen de vier ondernemersorga- nisaties plotseling met een gezamenlijke verklaring, waarin zij hun medewerking opzegden aan de politiek van de alge- mene loonronden en waarin verlangd werd, dat de verant- woordelijkheid voor de loonpolitiek in handen van "het be- drijfsleven" gelegd zou worden.

Romme kwam in die tijd met zijn beruchte ijskastmotie, waarin hij "vrijere" loonvorming eiste. En ook de KAB bij monde van Mid- delhuis bezwoer bij hoog en bij laag, dat de tijd voor algemene loonronden toch werkelijk voorbij was.

Vanwaar deze plotselinge ommezwaai? Hadden ze spijt van hun loonbeheersing in de afgelopen jaren? Geen sprake van. Er waren nieuwe factoren, die een rol speelden.

In 1953 was de opbouw van ons land, het herstel en de vernieu-

(5)

wing van de industrie practisch voltooid. 1951 (het jaar van de zogenaamde Korea-crisis) had de reactie gebruikt om de werkers een bestedingsbeperking op te leggen. Voor het eerst na de oorlog begonnen de werkloosheidscijfers weer flink te stijgen. In deze situatie voelden de ondernemers zich weer mans genoeg om zelf de loonremmen te hanteren en dan nog wat strakker dan onder de geleide loonpolitiek.

Bovendien was het voordeliger voor de ondernemers om in plaats van een loonsverhoging voor alle arbeiders, slechts hier en daar loonsverhoging toe te staan en zo op de critieke punten de span- ning wat te verminderen.

Deze opzet is mislukt. In oktober 1954 werd een inkomensver- hoging tot 6 pct toegestaan, in november 1955 werd een 3 pct toe- slag in secondaire sfeer afgedwongen en in 1956 kwam er de 6 pct.

Deze laatste verhoging was door minister Suurhof opgezet als een gedifferentieerde loonsverhoging van 3 tot 6 pct. Maar door de strijd in de bedrijven werd vrijwel overal de 6 pct afgedwongen.

I

NTUSSEN was de behoefte van de ondernemersorganisaties aan

*

"verantwoordelijkheid" van het bedrijfsleven door nieuwe om- standigheden alweer gedaald. In ieder geval moest het College. van Rijksbemiddelaars worden gehandhaafd, zo hadden zij in 1955 laten weten.

Niet alleen de strijd had hen een toontje lager laten zingen, maar hun verwachting in 1953, dat de toename van de werkloosheid wel zou doorzetten, werd niet bewaarheid. In 1955 was er toenemende werkgelegenheid en meer vraag dan aanbod van arbeidskrachten.

In die omstandigheden was er grotere behoefte aan meer "vrijheid- blijheid" en werd er meer dan ooit om regeringshulp bij de loon- dictatuur gevraagd.

Toen in 1959 de regering-De Quay een verdere stap deed naar d.e afschaffing van algemene loonronden, werd de loondictatuur dan ook een stevig onderdeel van de nieuwe loonvorming. Het College van Rijksbemiddelaars werd met verdergaande bevoegdheden be- kleed. Het kreeg de opdracht zich niet te veel te storen aan bij CAO-onderhandelingen overeengekomen loonsverhogingen en deze, na ruggespraak met loondictator Roolvink, in voorkomende geval- len af te keuren.

Meer nog dan voordien was er een voortdurend ingrijpen van de regering in de loonpolitiek. Zij trachtte zo een dam op te werpen tegen de loonstrijd en de toenemende kracht van arbeiders en vak- beweging. Dat dit niet is gelukt, weten we. Want ondanks de scherp- ste loondictatuur slaagden de arbeiders er in, reële loonsverho-

gingen af te dwingen. ·

DE monopolies en hun regering hadden voor het afschaffen van

*

de loonronden nog een belangrijk ander motief. Zij koppelden voor het eerst de loonontwikkeling rechtstreeks aan de producti-

(6)

viteit. En wel per bedrijfstak of onderneming. Een ieder kan be- grijpen, dat juist in de best geoutilleerde bedrijven de arbeidspro- ductiviteit het snelst stijgt en dat deze daardoor in staat zijn ge- makkelijk loonsverhoging en korter werken toe te staan. Dit was afgestemd op een tijd van hoogconjunctuur, bij gebrek aan arbei- ders.

Bij de concurrentie op de arbeidsmarkt kunnen de monopolies zodoende de beste arbeiders aantrekken, die bedrijfseconomisch gezien het "goedkoopst" zijn.

Drs Cappens van de KAB heeft dit in '1959 in een brochure heel duidelijk gezegd:

"In het algemeen zullen dat de bedrijven zijn, welke voor de nationale economie een groter belang inhouden. Door het betalen van hogere lonen zullen deze bedrijven beter in staat zijn om arbeidskrachten aan te stellen, welke zij nodig hebben".

Onbeschaamd werden hier dus de belangen van de monopolies verdedigd.

Bij een laag houden van het Nederlandse loonpeil, in het alge- meen door een scherpe loondictatuur, worden zij in staat gesteld er een paar cent bovenuit te gaan om de kleinere bedrijven dwars te .zitten.

Voorts is de loonmaatstaf "productiviteit" op zichzelf een enorme bron van extra winst. Immers, geen enkele arbeider kan de pro- ductiviteit meten of controleren.

Wat de arbeiders wel konden controleren, was hun eigen loon- zakje. Wat ze wel konden waarnemen, waren de enorme winsten ....

Telkens weer volgde er dan ook groot verzet. In de havens, op de bouwwerken, in de metaalindustrie, in het busvervoer en noem verder maar op. Meer dan eens moest de regering bukken. De grote havens zijn een goed voorbeeld. Door de stakingsacties van de ar- beiders, de druk van de massale ledenvergaderingen van de NVV- vakbond werd een loonsverhoging afgedwongen van f 15.- tot

f 20.- per week. Of, zoals bij de Amsterdamse gemeentebedrijven, waar door optreden van de communisten en andere arbeiders be- langrijke verhogingen werden bereikt.

Alleen al in 1960 waren er niet minder dan 465.000 stakingsdagen.

Bekend is ook, hoe ondanks tegenstand van de regering de vijf- daagse werkweek in snel tempo werd afgedwongen.

Deze ontwikkeling en verscherpte concurrentie op de wereld- markt geven regering en ondernemers aanleiding naar nieuwe mid- delen om te zien. Twee SER-commissies (de Schouten-commissie en de Van der Grinten-commissie) waren hiermee belast.

A. BLOKZIJL.

UIT

de hiervoor geschetste geschiedenis van de na-oorlogse loon- politiek springt één ding duidelijk naar voren: de houding van de ondernemers tegenover de loonpolitiek en de regeringsbevoegd- heid hierbij, loopt parallel met de economische situatie op een be- paald moment en is louter gebaseerd op de vraag, welk systeem in 340

(7)

een gegeven situatie het meest met hun winstbelangen in overeen·

stemming is. ·

Ook in de huidige SER-discussie over de nieuwe loonpolitiek gaat het in hoofdzaak om de vraag, wie in eerste instantie de be- voegdheid voor de loonpolitiek moet dragen: de regering of "het bedrijfsleven"?

Hoewel de nieuwe loonpolitiek een zaak is waarbij iedere arbei- der ten nauwste is betrokken, wordt de discussie achter gesloten SER- (PBO-) deuren gevoerd.

Bij het schrijven van deze beschouwing is nog geen SER-advies aan de regering openbaar gemaakt. Ondernemers en vakcentrales hebben inmiddels echter voldoende over hun standpunten ten aan- zien van de nieuwe loonpolitiek bekend gemaakt, om er een eerste en voorlopige beschouwing aan te wij den.

De ondernemers zijn voor handhaving van de regeringsdictatuur.

Zij spreken wel in velerlei toonaarden over een zich ontwikkelende conjunctuuromslag, maar h€t feit bestaat, dat er nog steeds een groot tekort aan arbeiders is en dat de eisen van de arbeiders op de bestaande "volledige werkgelegenheid" zijn afgestemd.

Aan "vrijheid-blijheid" hebben de ondernemers dus nog geen enkele behoefte. Die behoefte stijgt bij de heren pas als het aanbod van arbeiders groter wordt dan de vraag,of duidelijker gezegd: wan- neer zij de werkloosheid als drukmiddel kunnen gebruiken tegen de eisen van de arbeiders en hun vakbonden. Daarom schrijft het orgaan van het Centraal Sociaal Werkgevers Verbond "De Onderne- ming", dat het verleggen van de verantwoordelijkheid naar de Stichting van de Arbeid "wellicht voor een later tijdstip ernstige overweging verdient".

De verwachte conjunctuuromslag leiden de ondernemers in hoofd- zaak af uit de tendentie tot dalende winst-marges (de winst per eenheid-product).

Maar hierbij is het weer het oude liedje, zouden wij willen zeg- gen. Het zijn de monopolies, die in staat zijn hun winstmarges op peil te houden - de daling daarvan geldt voornamelijk voor de rest van het bedrijfsleven.

Terwijl de ondernemers de dalende winstmarges wijten aan de gestegen arbeidskosten [o.a. loonsverhoging en werktij dverkor- ting), is de voornaamste oorzaak ongetwijfeld te vinden in de steeds scherper wordende concurrentie op de Euromarkt en bij het gevecht om de afzetmarkten in de zogenaamde ontwikkelingslan- den, waar niet alleen nog veel werk wacht, maar waar de onder- nemers ook grote winstmogelijkheden ruiken.

Het ondernemersargument van de gestegen arbeidskosten heeft G. Verrips in zijn artikel in "Politiek en Cultuur" van juni j.l. reeds ontzenuwd .. Daar is aan de hand van (ondernemers-) statistieken aangetoond, dat de Nederlandse ondernemers tot en met 1961 ge- profiteerd hebben van zeker 20 procent lagere arbeidskosten dan in vergelijkbare omringende landen.

Dat aan deze gunstige positie van de ondernemers door de loons- verhogingen van het afgelopen jaar veel veranderd zou zijn is niet

(8)

aan te nemen. Ook in de andere Euromarktlanden hebben de ar bei- ders loonsverhogingen afgedwongen en zeker niet minder dan hier.

In de al jarenlang bestaande achterstand van de Nederlandse lonen is dan ook geen aantoonbare verandering gekomen.

Het ondernemersargument van de uitwerking der werktijdver- korting snijdt helemaal geen hout, daar de arbeiders in ons land nog steeds 1 tot 5 uur langer werken dan de arbeiders in andere W\esteuropese landen en ook in het aantal betaalde vacantiedagen gemiddeld drie tot vijf dagen ten achter blijven.

Terwijl de ondernemers hun treurmarsen blazen, gaat het hen in feite om de handhaving en versterking van hun huidige gunstige concurrentiepositie en de handhaving van hun winsten ten koste van de arbeiders.

DAAROM nemen de ondernemers thans in de SER het standpunt

*

in, dat "voorshands" het overheidsbeleid op het gebied van de lonen niet gemist kan worden en ook het College van Rijksbemid- delaars in stand dient te blijven.

De constructie die de ondernemers voor een nieuwe loonpolitiek in elkaar willen timmeren, noemde de 2de voorzitter van het NVV, A. Kloos, in "De Vakbeweging" een super-loondictatuur.

In "Het Parool" voegde hij er later aan toe, dat het Centraal So- ciaal Werkgevers Verbond vooral daarom voor handhaving van het

"preventieve toezicht" van de rijksbemiddelaars is, omdat het in tijden van een gespannen arbeidsmarkt altijd plezierig is voor de ondernemers als er een "grote broer" is [College van Rijksbemid- delaars) die afremt en de ondernemers zelf buiten schot kunnen blijven.

Erg dapper is het niet, zegt Kloos, maar het loont wel: terwij I men goede vriendjes kan blijven met de "bedrijfspartners", wordt het officiële loon lager gehouden dan mogelijk zou zijn.

Opvallend is hierbij echter, dat het NVV-bestuur tot nu toe tegen- over het ondernemersstandpunt geen eigen stelling heeft ingeno- men. Er wordt gesproken over een standpunt van de drie vakcen- trales, dat op het punt van de. bevoegdheid in de loonpolitiek het volgende zou inhouden:

De toetsing van de CAO's dient niet meer door de rijksbe- middelaars, maar door de Stichting van de Arbeid te ge- schieden. De partijen moeten de door hen afgesloten CAO's bij de Stichting aanmelden en deze zouden na 14 dagen auto- matisch van kracht moeten worden als in die tijd door de Stichting geen bezwaren zijn opgeworpen.

~Mocht er bij gerezen bezwaren geen overeenstemming tussen contracterende partijen en de Stichting bereikt worden, dan zouden de rijksbemiddelaars als "bemiddelaars" [niet als beslissers) kun- nen optreden.

Dit zou ongetwijfeld een stap vooruit zijn op de weg die de vak- bondsleden op willen. Hun eis op de ledenvergaderingen is immers 342

(9)

steeds meer geweest, dat er aan het kortwieken van de CAO's door de rijksbemiddelaars een eind gemaakt dient te worden.

Volledig in overeenstemming met de belangen van de arbeiders zou het pas zijn, indien de CAO's die de vakbonden met de onder- nemers afsluiten zonder meer van kracht zijn, zonder dat er nog een "toetsing", van welke "hogere" instantie dan ook, aan te pas komt.

De inhoud van de CAO's en de hoogte van de loonsverhogingen dient bepaald te worden door de actie, die de vakbond voor de best mogelijke CAO organiseert. De enige taak die er voor de regering op het loongebied ligt is, dat zij zo hoog mogelijke minimum-nor- men vastlegt, waaraan iedere CAO op zijn minst zou moeten vol- doen.

NAAST de stap vooruit op het gebied van de "toetsing" der CAO's

*

worden echter thans in de SER constructies besproken die loons- verhogingen in de CAO's reeds vóór de onderhandelingen beginnen, aan banden zouden leggen.

In discussie in de SER is namelijk, wat_genoemd wordt, de interne coördinatie van het loonbelP.id bij het bearijfsleven aan de orde ge- komen. De opzet daarvan is, dat de SER elk half jaar zijn visie geeft op de economische ontwikkeling en de "ruimte" daarin voor verho- ging van de lonen en andere sociale verbeteringen.

De SER-"ruimte" zou maatgevend moetel} zijn voor de gemiddelde stijging van de totale loonkosten en nog vóór de loononderhande- lingen in ondernemingen of bedrijfstakken beginnen, zouden de betrokken partijen (ondernemers en bedrijfsbonden) met de SER-

"ruimte" moeten instemmen.

Om duidelijk te maken wat de ondernemers met de?:e constructie , voor ogen staat, zei de voorzitter van het Centraal Sociaal Werk- gevers Verbond, ir. W. H. Kruyff, op een ondernemersvergadering, dat deze constructie de "nodige zelfbeperking" van de onderhan- delende partijen verlangt. ·

De SER-"ruimte" zal niet alleen bepalend zijn voor de "gemid- deld aanvaardbare loonkostenstijging", maar ook voor andere kos- tenverhogende maatregelen, zoals verhogingen van sociale verze- keringspremies en dergelijke. Heeft de regering tot dergelijke maat- regelen besloten, of is daarmede op grond van de EEG-ontwikkeling te rekenen, dan wordt de mogelijkheid. van loonsverhoging hier- door beperkt, aldus Krayff.

Schuilt in deze constructie een duidelijk gevaar voor de onder- handelingsvrijheid van de vakbonden, anderzijds houdt de construc- tie rekening met de belangen van de monopolies en concerns.

Bij de "spreiding rond de gemiddeld toelaatbare loonkostenstij- ging" zou niet alleen meer rekening gehouden worden met de pro- ductiviteit in de betrokken onderneming of bedrijfstak, maar o.a.

ook met de . . . wer.kgelegenheid en de rentabiliteit.

Met andere woorden: zolang er nog een tekort aan arbeiders be- staat moeten de grote ondernemers officieel in staat gesteld wor-

(10)

den voldoende arbeiders aan te trekken door daar wat meer loons- ' verhoging toe te staan, of beter gezegd: daar wat minder te mati- ; gen.

Naast de confessionele centrales, schijnen ook de NVV-bestuur- ders in de SER met deze "interne coördinatie" accoord te zijn gegaan. Kloos schreef in ieder geval in een van de PvdA-bladen, dat gestreefd zal worden naar een "harmonieuze inpassing" van de individuele voorstellen in de totale loonontwikkeling.

NAAST tegenstellingen over het "toetsingsbeleid" van de CAO's

*

[Rijksbemiddelaars of Stichting van de Arbeid), blij ken in de SER ook tegenstellingen te bestaan over de bevoegdheid tot in- grijpen van de regering.

De ondernemers stellen zich op het standpunt, dat de regering met een algemene loonstop of "loon-afroming" dient in te grijpen, zo gauw naar haar mening de "nationale economie" door de loon- ontwikkeling geschaad wordt, dat wil zeggen: op ieder door de monopolies gewenst ogenblik.

NVV-bestuurders zoude:A in principe met een loonstopbevoegd- heid van de regering accoord willen gaan, maar deze zou pas gehanteerd mogen worden, nadat daarover met "het bedrijfsleven"

overeenstemming is bereikt.

Hoewel NVV-bestuurder Kloos hierover geschreven heeft, dat met deze beperking nog altijd veel meer vrijheid wordt prijsgegeven dan in andere landen het geval is, zijn de gevaren voor verdere concessies van de vakbondsbestuurders op dit en andere punten zeker niet denkbeeldig. Kloos heeft immers in het kaderblad van het NVV "De Vakbeweging" geschreven, dat de "werknemers- ver- tegenwoordigers (reeds) talloze veranderingen en aanpassingen in hun oorspronkelijke opvattingen hebben gebracht" om met de ondernemers tot overeenstemming te komen.

In een andere publicatie liet Kloos echter zien, waarmee de vakbondsbestuurders bij de opzet van een nieuwe loonpolitiek re- kening hebben te houden.

"De spanning die zich in de kringen van de vakbeweging tussen centrale leiding en aangesloten bonden, en tussen de leiding en de leden voordoen, zou men kunnen uitleggen als een bewijs voor de stelling dat de vakbeweging zich teveel heeft laten inkapselen"

aldus de 2de NVV-voorzitter.

Inderdaad, moet daarop geantwoord worden, maar dan dient het NVV aan die "inkapseling" ook een eind te maken en de macht van de 510.000 leden in te zetten om een loonpolitiek af te dwingen, die in overeenstemming is met de eisen en belangen van de ar- beiders.

Zulk een conclusie is echter door het NVV-bestuur tot nu toe nog niet getrokken.

*

344

(11)

QPVALLEND hierbij is, dat op het jongste NVV -congres [eind juni te Rotterdam) door Roemers en andere NVV-bestuurders met geen woord is gerept over het streven van de ondernemers naar, wat Kloos drie weken voor het congres nog had genoemd, een

"super-loondicta tuur".

Zelfs over de standpunten die door de NVV -vertegenwoordigers in de SER werden ingenomen, werd door de inleiders slechts in algemene en zeer vage termen gesproken.

Roemers erkende op het congres, dat de lonen te laat zijn ver- hoogd en dat in vele gezinnen "schraalhans nog keukenmeester"

is, terwijl terzelfdertijd de winsten bovenmatig zijn gestegen.

De vraag is dan echter: waarom heeft het NVV-bestuur van dit congres dan geen gebruik gemaakt om klaar en duidelijk de eisen voor loonsverhoging en voor een betere loonpolitiek aan de orde te stellen? Dat zou immers de taak van het vakbondsbestuur zijn geweest. Zonder twijfel zouden daarbij de eisen van de vakbonds- leden op dit gebied in discussie zijn gekomen.

Daarvoor zijn Roemers c.s. kennelijk bevreesd geweest en hebben zij hun handen volledig vrij willen houden, in plaats van met con- gresmandaten in de verdere onderhandelingen te moeten optreden.

Daarbij dringt zich nog een andere conclussie op. Roemers is niet alleen voorzitter van het NVV, maar bovendien Tweede Kamerlid voor de Partij van de Arbeid.

De PvdA-politicus Roemers had bij het omzeilen van NVV-con- gresbesluiten kennelijk het oog reeds gericht op de komende parle- mentsverkiezingen en op het gehoopte herstel van de KVP-PvdA- coalitie in de regering.

Een aanwijzing daarvoor is de wijze waarop Roemers zich op het congres verdedigde tegen de critiek in de vakbonden op de samenwerking met de confessionele centrales.

Terwijl hij op het vorige congres in Utrecht ( 1959) de confessio- nele bestuurders nog "de rugdekkers van de regering" noemde, verkondigde hij thans de stelling dat zij "onmisbare partners" wa- ren bij het bereiken van resultaten.

Een oudhallands spreekwoord zegt: "Terwille van de smeer, likt de kat de kan de leer".

Maar dat is niet de weg die de vakbondsleden op willen. Zij drin- gen in hun vakbonden steeds sterker aan op een zelfstandige en strijdbare vakbandspolitiek van het NVV, waarbij de besluiten van de leden leidraad voor het handelen van de vakbondsbestuurders dienen te zijn.

Het is de weg waarvoor de communisten met hun vakbands- collega's op de bedrijven en in de organisatie optreden. Roemers zag zich op het congres genoodzaakt zich tegen dit optreden, voor een actievere vakbondspolitiek, te verdedigen. "Leiders zijn geen kruiers van de leden", aldus Roemers en volgens hem zou dit de communistische opvatting van de vakbandsdemocratie zijn.

Dat is een vervalsing. De communisten staan op het standpunt, dat de vakbeweging een klasse-organisatie is die de belangen van de arbeiders tegenover de ondernemers moet verdedigen en waar

(12)

i''!!

de besluiten van leden bepalend dienen te zijn voor het handelen van de bestuurders.

Dat geldt ook ten opzichte van de nieuwe loonpolitiek die nu ter discussie staat. Noodzakelijk is een open en klaar standpunt van het NVV. Daarbij is de vakbondsactie voor loonsverhoging nu de zekersta weg om ook een betere loonpolitiek van de ondernemers en hun regering af te kunnen dwingen.

12 juli 1962 A. v. TURNHOUT.

NASCHRIFT VAN DE REDACTIE.

HET bovenstaande stuk werd geschreven, vóórdat iets bekend was over de bespreking van de ministers Veldkamp, De Paus, Zijlstra en staatssecre- taris Rooivink met vertegenwoordigers van de ondernemersorganisaties en de drie vakcentrales in hotel "De Witte Brug" te Den Haag.

Zoals men weet, hebben regering en ondernemers op deze bijeenkomst plan- nen tot "vevdere matiging" van de lonen in 1963 voorgelegd. Minister Veldkamp

(KVP) verklaarde na afloop van de bespreking, dat deze "velldere matiging"

basis van het gesprek is geweest. Volgens sommige persberichten zou zelfs een plan tot "tijdelijke loonstop" aan de orde zijn geweest. De be,windsman liet zich ontvallen, dat deze besprekingen door het SER-advies inzake de loonpolitiek

"gecompliceerd" we11d. .

Minister De Paus deelde hooghartig mede, dat de omvang van de "matigings- plannen" pas op de derde dinsdag van september bekend gemaakt zou worden.

Kort voor die datum zou een nieuwe bespreking met ondernemers en vakcen- trales plaatsvinden.

Minister Veldkamp zei verder, dat de matiging nodig is wegens een "neiging tot loon- en prijsinflatie", - een oud verhaal, waarvan het bedrog nog niet zo lang geleden ("Evangelie en Maatschappij", maart 1962] door een commissie van het CNV erkend werd. Deze commissie wees er toen op, dat "het afdwingen van besparingen door een voortgaand kruipend inflatieproces" de sedert 1945 in ons land "gerealiseerde oplossing" is geweest voor het financieren van de ondernemingen. Het gaat dus niet om een "neiging" die uit de hemel is komen vallen, maar om een door de regering bewust gehanteerde politiek van loon- roof door prijsstijging.

In dit licht moet men ook de verklaring van minister Veldkamp bezien, dat de "ruimte" voor loonsverhoging "op" is.

Het "vroegtijdige overleg", waarover hij verder sprak we11d klaarblijkelijk geïnspireerd door de verlangens naar een doeltreffende loonsverhoging, die in de vakbonden leven. Immers, hij sprak over de noodzaak tot het "voor- komen" van "eventuele discriminatie bij het afsluiten van collectieve ar- beidsovereenkomsten". Anders gezegd: de regering wenst nu reeds de duim- schroef aan te zetten, ten einde tè voorkomen dat de NVV-vakbonden bij aan- staande besprekingen over vernieuwingen van CAO's eisen stellen, die de toe- komstige loonpolitiek van ondernemers en regering zouden kunnen doorkruisen.

Over de houding van het NVV-bestuur tijdens de bespreking op "De Witte Brug" is bij het afsluiten van dit nummer nog niets bekend. Het is echter dui- delijk, dat de jongste ontwikkeling de aan het slot van bovenstaand artikel uitgesproken waarschuwing slechts onderstreept.

(13)

De arbeidersklasse als leidende kracht achter de revolutionaire

de

omvorming van wereld

"In het centrum van de huidige tijd staan de internatio- nale arbeidersklasse en het belangrijkste dat zij tot stand heeft gebracht: het socialistische wereldstelsel".

(Uit het program van de CPSU)

DE

gehele strekking van de ideologische strijd in de wereld-arena sinds het 22ste congres toont aan, dat de vraagstukken die door dit congres behandeld werden en de historische documenten die het aanvaardde, daar!n de hoofdrol speelden. De internationale ar- beidersklasse en de gehele progressieve mensheid hebben zich toe- gerust met de grote ideeën van het CPSU-program. Het zijn de ideeën van het wetenschappelijke communisme, die scheppend ont- wikkeld zijn in de omstandigheden van het huidige tijdperk.

Wat voor soort rol speelt de arbeidersklasse in dit stadium van de wereldontwikkeling? Welke invloed oefent zij uit op de oplos- sing van de belangrijke sociale problemen van onze tijd? Dit is een beslissend thema, dat door communistische en burgerlijke ideologen scherp omstreden wordt.

De tegenstanders van het communisme trachten de leer over de wereldhistorische missie van de arbeidersklasse in twijfel te trek- ken. In de poging om te bewijzen, dat er geen "noodzaak" voor de werkende bevolking bestaat om tegen het kapitalistische stelsel te strijden, trachten haar ideologische en politieke verdedigers met alle macht de diepgaande, met wetenschappelijke bewijzen gestaaf- de analyse in het CPSU-program over de euvelen van het kapitalisme en zijn onoplosbare sociaal-politieke tegenstelling te "weerleggen".

Zo tracht de hoogleraar aan de universiteit van Kiel, B. Meissner, die een aantal polemische artikelen over het CPSU-program in de Westduitse pers heeft gepubliceerd, te ontkennen dat er reden be- staat voor de conclusies van de communisten ten aanzien van de toenemende verproletarisering van de kapitalistische maatschappij, de verdieping van de algemene crisis van het kapitalisme, enz.

De harde feiten van het heden tonen echter aan, dat alleen het scheppende marxisme-leninisme de tendenties van ons tijdperk op hun juiste waarde schat en terecht de historische missie van de in- ternationale arbeidersklasse als de doodgraver van het kapitalisme en als de centrale kracht achter de revolutionaire omvorming van de wereld, alsmede van de opbouw van het nieuwe communistische stelsel, aanwijst.

(14)

Groei van het wereldleger der arbeiders

DE internationale arbeidersklasse was nooit zo sterk en machtig als thans. Zij was nooit zo strijdbaar en georganiseerd, klasse- bewust en verenigd.

Omstreeks het midden van de 19de eeuw, toen Marx en Engels de theorie van het wetenschappelijke communisme uitwerkten, wa- ren er slechts 10 miljoen industrie-arbeiders in de wereld. Tegen de eeuwwisseling was het aantal van het industriële proletariaat in de grote kapitalistische landen - als Engeland, Amerika, Duits- land, Frankrijk, Rusland en Japan - ongeveer 30 miljoen.

Maar thans zijn er alleen al ongeveer 150 miljoen fabrieksarbei- ders en mijnwerkers, die de kern van de arbeidersklasse vormen.

In totaal zijn er in de wereld nu 500 miljoen bedrijfsarbeiders en kantoorbedienden.

De tegenwoordige internationale arbeidersklasse bestaat uit drie delen, wier successen in onderling verband staan:

De arbeidersklasse van de socialistische landen is het meest ont- wikkelde deel van de internationale revolutionaire arbeiders- beweging. Het totaal aantal arbeiders en kantoorbedienden in de socialistische landen bedraagt minstens 140 miljoen. Tijdens het Sowjet-bewind heeft de arbeidersklasse in de Sowjet-Unie zich vervijfvoudigd. Gedurende de tien jaar 1951-1961 alleen steeg het aantal werkers in fabrieken en op kantoren van 38,9 tot 66 miljoen.

Nadat de arbeidersklasse der socialistische landen aan de macht was gekomen en de sociale relaties gerevolutioneerd had, verander- de zij niet alleen fundamenteel in aantal maar ook in kwaliteit. Zij hield op proletariaat te zijn, zij hield op een klasse te zijn, die van het eigendom der productiemiddelen beroofd was. Zij werd meester van het land en speelde de leidende rol bij de opbouw van het nieu- we leven.

De volgende groep is de arbeidersklasse van de industrieel goed ontwikkelde kapitalistische landen. Hoewel in West-Europa, Noord- Amerika en Japan slechts een derde van de tot werken bekwame bevolking der niet-socialistische wereld leeft, beschikken deze lan- den over driekwart van het industriële proletariaat en over meer dan de helft van alle fabrieksarbeiders en kantoorbedienden in het ka- pitalistische stelsel. Er zijn in deze landen ongeveer 90 miljoen fa- brieksarbeiders, terwijl er in totaal volgens de laatste schattingen ongeveer 180 miljoen werkers zijn, kantoorbedienden inbegrepen.

De materiële voorwaarden voor het socialisme zijn in de landen van het ontwikkelde kapitalisme reeds lang gerijpt. Maar er is een betrekkelijk sterke en zeer ervaren bourgeoisie. In verscheidene landen heeft het reformisme nog een betrekkelijk grote invloed in de arbeidersbeweging. Dit compliceert de activiteit van de revolu- tionaire voorhoede van het proletariaat in niet geringe mate en vereist een grote soepelheid en veel geduld bij de inspanning om de massa te winnen.

Tenslotte vormt het proletariaat van de niet-socialistische lan- den in Afrika, Azië en Latijns-Amerika een jonge en snel groeiende groep van het internationale leger der arbeiders.

I I

!

(15)

In de afgelopen 15 tot 20 jaar heeft zich de arbeidersklasse in vele dezer landen verdrievoudigd, - zoals bv. in Brazilië, Argen- tinië, Mexico, Kenya, Zuid-Afrika en Oeganda, terwijl zij in andere landen zelfs met het vijf- of zesvoudige groeide, zoals b.v. in Ghana en Zuid-Rhodesië. Een speciaal aspect van de arbeidersklasse in de economisch zwak ontwikkelde landen is het feit, dat een groot deel uit agrarisch-proletariaat bestaat.

De groei van het grote internationale leger van arbeiders bewijst overtuigend het bankroet van de "theorieën" der rechtse socialisten en revisionisten over de beweerde "ont-proletarisering" en de "des- integratie" van de arbeidersklasse.

Het groeiende peil van georganiseerdheid van het wereldprole- tariaat wordt duidelijk geïllustreerd door het groeiende aantal vak- bondsleden. In 1913 waren er slechts 14 miljoen vakbondsleden in de wereld, in 1920 slechts 45 miljoen, in 1939 - 60 miljoen en te- genwoordig zijn er meer dan 200 miljoen georganiseerd.

De successen van de communistische beweging, die de meest in- vloedrijke factor van de tegenwoordige tijd is, getuigen afdoende van het verhoogde revolutionaire klassebewustzijn van het proleta- riaat. Er zijn thans bijna 90 marxistisch-leninistische partijen met een ledental van meer dan 40 miljoen.

Van de 28 nieuwe communistische partijen die in de laatste 25 jaar opgericht werden, ontstonden er 26 in economisch zwak ont- wikkelde landen, waarvan 11 in Azië, 9 in Latijns-Amerika en de overige 6 in Afrika. Terwijl er vóór de laatste oorlog in de econo- misch zwak ontwikkelde landen ongeveer 120.000 communisten wa- ren, zijn er thans in de Afro-Aziatische en de Latijns-Amerikaanse landen marxistisch-leninistische partijen met meer dan 2.600.000 leden.

De activering van de revolutionaire arbeidersbeweging in de La- tijns-Amerikaanse en Afro-Aziatische landen, het verhoogde klasse- bewustzijn van het proletariaat in deze landen en het oprukken van zijn organisaties tot in de eerste rijen van een krachtiger en doeltréffender politieke strijd, vormen een belangrijke factor in de tegenwoordige tijd, - dit alles schept gunstige voorwaarden voor de succesrijke ontwikkeling van het revolutionaire proces in deze delen van de wereld.

Leider der wereldontwikkeling

OE

arbeidersklasse beïnv)oedt alle gebieden van het maatschap- pelijke leven, zij treedt op als leider van alle krachten die te- gen het imperialisme en zijn reactionaire, agressieve politiek, voor een betere toe~omst der volkeren, strijden. De internationale arbei- dersklasse en haar voornaamste verworvenheid, het socialistische wereldstelsel, oefenen actieve invloed uit op de oplossing, in het belang der volkeren, van zulke problemen als de vraagstukken van oorlog en vrede, de volledige afschaffing van het kolonialisme, de beperking en verwijdering van de almacht der monopolies in de kapitalistische landen.

De wereldhistorische taak van het proletariaat is ten eerste om op te treden als de meest georganiseerde, vooraanstaande en con-

(16)

sequente revolutionaire klasse. "De tijd is gekomen", zo zei Chroestsjow op het 5de congres van het Wereldvakverbond, "dat Hare Majesteit, de arbeidersklasse dermate groot en sterk is ge- worden en op zoveel overwinningen kan bogen, dat zij reeds de loop van de historische ontwikkeling ten gunste van vrede, demo- cratie en .socialisme kan beïnvloeden."

De arbeidersklasse is de voornaamste kracht achter de opbouw van het communisme in de Sowjet-Unie. Van buitengewoon grote theoretische en politieke betekenis is de conclusie van het 22ste Congres der CPSU, dat de dictatuur van het proletariaat in de USSR haar taak vervuld heeft en vanuit het standpunt der binnenlandse ontwikkeling opgehouden heeft een noodzaak te zijn. De Sowjet- staat, die als een staat van de dictatuur van het proletariaat ont stond, is een staat van het gehele volk geworden.

Zekere sociaal-reformistische auteurs in het Westen trachten deze opvatting te vervalsen. Zij beweren dat, aangezien de socialistische staat zich tot een organisatie van de werkende bevolking op na- tionale schaal ontwikkelt, dit klaarblijkelijk eindigen moet met het

"afstand doen" van haar rol als leider. Deze beweringen hebben niets met de realiteit uitstaande. De arbeidersklasse was altijd het meest ontwikkelde deel van de Sowjet-maatschappij en zij blijft dat. Zij speelt de leidende rol bij de opbouw van de materiële en technische basis van het communisme, bij het scheppen van de communistische cociale verhoudingen en de groei der nieuwe mens.

Het zou verkeerd zijn de voornaamste stromingen van het beden- daagse revolutionaire proces in de wereld geïsoleerd te beschou- wen. Er bestaat in onze tijd een objectief toenemende wisselwer- king tussen de successen van de arbeidersklasse in de landen waar zij aan de macht is en de ontwikkeling van de revolutionaire bewe- ging in andere landen.

Hoe beïnvloeden de successen van het socialistische kamp de ontwikkeling van de revolutionaire beweging in andere delen van de wereld, onder de voorwaarden van vreedzame coëxistentie en de we dij ver tussen de twee stelsels?

In de eerste plaats zijn de economische, wetenschappelijke en technische prestaties van de Sowjet-Unie van overweldigende in- ternationale betekenis. Hoe groter deze verrichtingen zijn, des te duidelijker wordt voor de miljoenen in de kapitalistische landen de macht van het voorbeeld, de macht van het initiatief van de eerste socialistische staat in de wereld, des te duidelijker is de macht van zijn morele en politieke invloed op de werkende mensen in de wereld.1)

- - - - -

1] De hier ontwikkelde gedachtengang wordt op buitengewoon interessante wijze onderstreept in een lezing, die prof. De Gaay Fortman begin juni gehou den heeft. Volgens De Telegraaf van 6 juni jL waarschuwde hij, dat wanneer

"het ijzeren gordijn opengaat", de arbeiders in het Westen "worden geconfron- teerd met een productiesysteem, waarbij de winsten niet naar enkele bevoor- rechte groepen gaan, maar in een algemene pot terecht komen". Hij sprak vol- gens het blad de vrees uit, "dat de keus van de arbeiders dan niet twijfelachtig zal zijn". Vandaar, dat de reactie het "ijzeren gordijn" in stand tracht te houden en haar inspanningen om de werkers omtrent de ontwi,kkeling in de socialisti- sche landen te misleiden, verhoogt.

350

I

I

! l

(17)

Voorts verschaft het socialistische wereldstelsel als gevolg van de toegenomen macht van de Sowjet-Unie tegenwoordig een be- trouwbaar schild tegen imperialistische pogingen om contra-revo- lutie naar die landen te exporteren, wier bevolking de revolutio- naire weg heeft betreden en bezig is een nieuw leven te bouwen.

De grotere macht van de USSR en de andere socialistische landen vergemakkelijkt tevens de voortzetting van de strijd der werken··

de mensen, die zij onder de voorwaarden van het kapitalisme voor hun directe economisc,he, sociale en andere eisen voeren.

De onbaatzuchtige hulp, die de Sowjet-Unie en de andere socia- listische staten de jonge, onafhankelijke staten in Azië, Afrika en Latijns-Amerika verlenen, is eveneens van zeer grote betekenis.

Het socialistische kamp is thans niet alleen in staat, deze landen zijn morele en politieke steun, maar ook uitgebreide economische en technische bijstand te geven. Dit heeft tot gevolg, dat hun posi- ties in de strijd tegen het imperialisme voor de volledige uitroeiing van het kolonialisme en zijn gevolgen, versterkt worden.

De overwinningen die de Sowjet-Unie en de overige socialistische landen in de beweging voor het behoud van de vrede en vreedzame coëxistentie, in de beweging voor het bereiken van algemene en volledige ontwapening, het uitbannen van oorlogen uit het maat- schappelijke leven, bereikt hebben, hebben tot gevolg dat de ultra- reactionaire krachten verzwakt en de meest agressieve, ultra-rechtse groepen van het monopolie-kapitaal geïsoleerd worden. Elke stap voorwaarts in deze strijd draagt tot een definitieve verbetering van het politieke klimaat bij en stelt de vooruitstrevende organisaties - in de eerste plaats de klasse-organisaties van het proletariaat - in staat met meer kracht en succes tegen de monopolies en voor de democratische vrijheden, alsmede de belangen van de werkers, te strijden.

Door hun politiek van vreedzame coëxistentie versterken de Sow- jet-Unie en de overige socialistische landen de posities van de in- ternationale arbeidersklasse, van de revolutionaire krachten in de werelà.

"Vreedzame coëxistentie verschaft gunstiger voorwaarden voor de strijd der arbeidersklasse in de kapitalistische landen en ver- gemakkelijkt de strijd van de koloniale en afhankelijke volkeren voor hun bevrijding", zegt het CPSU-prograrri.

Nieuw tijdperk in de klassenstrijd

OE nieuwe, derde fase van de algemene crisis van het kapitalisme, die niet in verband met een wereldoorlog ontstond, is tegelijk een nieuwe fase in de ontwikkeling van de revolutionaire arbeiders- beweging in de wereld.

De beweringen van burgerlijke en reformistische ideologen alsof de stakingsbeweging in de "avondschemer" zou verkeren, dat de klassenstrijd in de kapitalistische landen "verzwakt", is onhoud- baar gebleken. De feiten tonen in tegendeel, dat de conflicten tus- sen kapitaal en arbeid steeds scherper worden.

In recente jaren is de stakingsbeweging niet alleen in het alge-

(18)

... !!

meen gegroeid. Ook het aandeel van de politieke stakingen is in- grijpend gestegen.

Jaar

1956 1958 1959 1960 1961

Stakingsbeweging in de kapitalistische wereld Totaal

aantal stakers (milj.]

13,8 22,9 41,2 53,6 71,1

Politieke stakers (milj.]

0,5 9,5 23,2 41,1 56,7

Aandeel politieke stakers in totaal (procenten)

4 43 56 77 80

Deze cijfers tonen aan, dat de klassenstrijd van de arbeiders- klasse in het huidige stadium van de algemene crisis veel intenser is geworden. Zij tonen ook, dat de economische en politieke acties van de arbeiders in de strijd tegen het monopoliekapitaal nauwer dan ooit met elkaar verbonden zijn en dat de betekenis van de po- litieke stakingen meer op de voorgrond treedt. Steeds vaker treedt de arbeidersklasse onder leuzen van de strijd tegen fascisme, oor- log en monopolies op.

Het is van belang om te constateren, dat het aantal grote, lande- lijke stakingen sinds het einde van 1950 van jaar tot jaar is ge- stegen. Terwijl er in 1958 en 1959 resp. vijf en zes van dit soort stakingen hebben plaatsgevonden, verdubbelde het aantal in de twee volgende jaren: 12 in 1960 en 14 in 1961.

De grootste en meest beslissende massa-acties van de arbeiders vonden in Frankrijk, België, Spanje, Denemarken, IJsland, Japan, Argentinië, Ecuador, de Dominicaanse Republiek, Israël, Zuid-Afrika, Liberia, Noord-Rhodesië en Martinique plaats.

Het is thans niet alleen de arbeidersklasse van het ene of andere land, die actief tegen het imperialisme strijdt, maar het gaat om de werkende massa van hele continenten als Latijns-Amerika en Afrika.

In de afgelopen jaren zijn veldslagen tussen arbeid en kapitaal uitgebroken in verscheidene industrieel ontwikkelde kapitalistische landP.n en niet onder omstandigheden van economische crisis of chaos of een uitgesproken verpaupering der massa's, veroorzaakt door oorlog en zijn gevolgen, maar van een verhoudingsgewijs hoog economisch peil.2) De feiten tonen, dat de economische voordelen, die de arbeidersklasse in de kapitalistische landen gedurende bit- tere strijd aan de bourgeoisie ontworsteld heeft, het klassebewust- zijn van het proletariaat niet verzwakt, maar in tegendeel verhoogd heeft en de grondslag heeft gelegd voor nieuwe aanvallen op het kapitalisme.

Wanneer men vandaag de fundamentele verandering in de we- reldbalans van krachten onder ogen ziet, blijkt dat er grijpbare ge- legenheden voor de overwinning van de revolutie zonder enige we- reldoorlog groeien. Een levendige illustratie hiervan is de vooruit- gang van de Cubaanse revolutie, - de eerste zegevierende, in zijn

.-;; ... · - - - - 3 - 5 2 - - - -

L

(19)

diepste wezen volksrevolutie, die zich tot een socialistische revolu- tie ontwikkeld heeft en die in de nieuwe, derde fase van de alge- mene crisis van het kapitalisme begonnen is. Zowel objectieve als subjectieve voorwaarden voor een revolutie zijn snel aan het rijpen in verscheidene andere Latijns-Amerikaanse landen.

Het kapitalistische stelsel is in het algemeen rijp voor de sociale revolutie. De vooruitgang van de wereldontwikkeling houdt aan en verschaft steeds meer bevestigingen voor de juistheid van deze con- clusie, die in het program van de CPSU werd geformuleerd. Overal treden de arbeidersklasse en haar voorhoede, de marxistisch-lenin- istische partijen, als de leidende kracht voor de revolutionaire ver- nieuwing van de maatschappij op. Het is alleen maar natuurlijk en logisch, dat het internationale proletariaat steeds meer overwin- ningen behaalt in de strijd voor zijn directe en uiteindelijke doel- einden, voor de verwerkelijking van de hoge idealen van de revo- lutionaire arbeidersbeweging.

T. TIMOFEJEW

2] Als voorbeeld voor dit soort acties kan men op ons eigen land wijzen, waar de naar verhouding best betaalde arbeiders - zoals in de havenbedrijven en de grote metaalfabrieken - bij de strijd voor de verdediging van het levenspeil en tegen de duurte de leidende rol spelen.

Het verhoogde klassebewustzijn, waarop de schrijver wijst, komt o.m. ook tot uiting in het feit, dat leidende communisten in de vooraanstaande industrieën van ons land bij verkiezingen voor ondernemingsraden of andere vertegenwoor- digende bedrijfslichamen, vooral in de afgelopen maanden grote winsten hebben kunnen boeken. De best betaalde arbeiders spra,ken zich hiermee in toenemende mate uit voor eenheid in de vakbeweging en consequente strijd voor betere le- vensvoorwaarden.

Het verhoogde klassebewustzijn kwam tenslotte tot uiting in de twee over- winningen van de CPN tijdens de verkiezingen in het voorjaar, die behaald werden in een tijd van hoogconjunctuur.

(20)

11

Propaganda - een scherp wapen

HET zal een ieder wel eens opgevallen zijn, dat wanneer de nieuwsdienst van het ANP gedwongen is, bepaalde maatregelen of voorstellen van o.a. de Sowjet-Unie ter verzekering van de vrede en ontspanning in de wereld, bekend te maken [omdat zulks niet meer verzwegen kan worden), dit meestal begeleid wordt met het zinnetje: "In Westelijke kringen worden deze voorstellen (of maat- regelen) gekenmerkt als propaganda".

Dit is één voorbeeld uit de reeks van bekende trucs van het anti- communisme.

Er wordt van uitgegaan, dat de mensen de propaganda waar ze het meest mee te maken hebben gehad, n.l. de burgerlijke propa- ganda, in eigen land hebben leren kennen als bedrog.

Zo wordt er dus op gespeculeerd, dat de mensen de begrippen propaganda en bedrog op één lijn stellen. Natuurlijk zal niemand ontkennen, dat het propaganda voor het communisme is, als de communistische wereldbeweging zich met alle krachten inzet voor de verdediging van de vrede en ontwapening. Natuurlijk is het pro- paganda voor het communisme, als de Sowjet-mensen werken aan :ie gigantische plannen van de opbouw van de communistische maat- schappij.

De rol van de propaganda wordt bepaald door haar gehalte. Het antwoord op de vraag, of propaganda een positieve of negatieve rol speelt, is afhankelijk van de vraag, welk doel de propaganda zich stelt, helpt zij de mensheid vooruit of niet.

Hebben we te maken met burgerlijke propaganda, die de kapi- talistische maatschappij verheerlijkt, of met reformistische propa- ganda, die de mensen tracht te verzoenen met het kapitalisme, dan kunnen we spreken van bedrog.

Een dergelijke propaganda kan niet gevoerd worden zonder de mensen te bedriegen, omdat zij in strijd is met de objectieve, his- torische waarheid en de feiten van de dag.

De burgerlijke propaganda heeft tot taak het wezen der dingen en van de maatschappij te verhullen. De hele terminologie van het kapitalisme heeft zich bij deze taak aangepast. De kapital.istische wereld heet "vrije wereld", uitbuiters, bazen en directeuren zijn nu

"captains of industry" en "managers" (u weet wel de mensen van die ziekte), uitgebuiten bestaan er ook al niet meer, die heten nu

"medewerkers".

En omdat de kapitalistische propaganda gecompromitteerd is, wordt ook het woord vervangen door "voorlichting" en "informatie", hetgeen het verstrekken van feitelijke gegevens suggereert.

De vormen van de burgerlijke propaganda zijn zeer uitgebreid: de burgerlijke pers, radio en t.v., kapitalistische filmproductie, enz.

Bij het onderwijs zijn vooral vakken als geschiedenis en aard- rijkskunde prachtige objecten om de "heerlijkheden" van de ka- pitalistische maatschappij en de "verschrikkingen" van het socia- lisme aan de jeugd op te dissen.

I

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

met de olieraffinaderij van de Moskouse Economische Raad, met het Instituut voor Chemische Fysica en het Instituut voor Petro-che- mische Synthese, hebben onze

het levenspeil der arbeiders gekenschetst, waaraan wordt toege- voegd, dat het leidende principe van de regeringspolitiek der EEG- landen in de omstandigheden van

Als daarbij dan een regering als loondictator optreedt en het re- sultaat van het overleg tussen de twee partijen in het bedrijfsleven nietig verklaart, dan

Het tegendeel is waar: het groei-tempo der socialistische landen handhaaft zich - niettegenstaande tegenslagen als de natuurrampen in China - op het hoge peil der

1 ) Verhalen, romans, die zich met al of niet bestaande wetenschappelijke in)zichten en ontdekkir.gen bezighouden.. de eerste theorie werden de planeten gevormd

kantoren in Elizabethstad en Leopoldstad. Tels en Co's Handel- maatschappij in Leopoldstad, Stanleystad en Elizabethstad. Genoemde ondernemingen hebben hun activiteiten

door het karakter van het kapitalisrne, als een roofzuchtig uitbuiters- stelsel, veranderd is, waarrnede de arbeidersklasse zich in de tegen- woordige tijd kan

jaartellin~t begon toen de :zon op ginQ' van De Quaye loonpolitiek. verstrekte cijfers de doorsneeproductie per werknemer in de industrie weliswaar met een veertig