Vraag nr. 304 van 12 mei 2000
van de heer ELOI GLORIEUX Duurzame energie – Stand van zaken
De Vlaamse regering heeft als doelstelling in het regeerakkoord ingeschreven te streven naar een minimum van 3 % duurzame energiebronnen in Vlaanderen tegen 2004 en minstens 5 % tegen 2010.
Ook op het vlak van de bevordering van energie-besparing en energie-efficiëntie in de residentiële, secundaire en tertiaire sectoren werden een aantal initiatieven aangekondigd.
1. Hoeveel bedraagt het huidige aandeel (mei 2000) van duurzame energiebronnen in de elek-triciteitsopwekking in Vlaanderen ?
Hoe verhouden de verschillende duurzame energiebronnen zich (procentsgewijs en in abso-lute cijfers) in dit geheel (windenergie, f o t o v o l-taïsch, biomassa, waterkracht, ...) ?
2. Wat is de verwachte samenstelling van het duur-zame-energiepotentieel dat in 2004 minstens 3 % van de totale elektriciteitsproductie zal uit-maken ?
3. Wat is de verwachte hoeveelheid energie die, i n verhouding tot het huidige totale elektriciteits-v e r b r u i k , zal worden bespaard door de aange-kondigde beleidsmaatregelen op het vlak van energiebesparing en energie-efficiëntie (in pro-centen en in absolute cijfers en per sector) ? 4. Welke bijdrage wordt verwacht van de
invoe-ring van duurzame energiebronnen voor de op-wekking van elektriciteit en de maatregelen ter bevordering van energiebesparing en -e f f i c i ë ntie in V l a a n d e r e n , met het oog op de Ky o t o -doelstellingen om tegen 2010 de uitstoot van broeikasgassen met 7,5 % te laten afnemen ten opzichte van 1990 (fa. 26.000 kton CO2-r e d u c-tie) ?
Antwoord
1. In 1998 werd voor ongeveer 28 gigawattuur ( G Wh) groene stroom geproduceerd. De ge-plande installaties tot eind 2000 geven een pro-ductie van ongeveer 100 GWh groene stroom. In de opdeling naar het relatief belang van de verschillende energiebronnen die hieronder
wordt opgenomen, wordt uitsluitend de elektri-citeit uit duurzame energiebronnen weergege-ven die in rekening kan worden gebracht voor het behalen van de 3 %-norm (918 GWh) in 2 0 0 4 , zoals bepaald door het elektriciteitsde-creet dat definitief werd goedgekeurd door de Vlaamse regering op 28 april 2000. E l e k t r i c i t e i t uit de klassieke afvalverbranding hoort daar niet bij. 1998 1999-2000 Aandeel in Prognose procent (2000) Elektriciteits-opwekking (GWh) Wind 11,35 18,26 17,3 Fotovoltaïsche zonne-energie 0,18 0,28 0,27 Waterkracht 1,69 3,09 2,93 Biogas (water-zuiveringsslib) 1,43 2,22 2,10 Stortgas 12 75 71 Biogas (GFT-vergisting) 1,35 6,79 6,43 Totaal elektriciteit 28 105,64 100
2. De verwachte samenstelling van een minimum van 3 % groene stroom die door de elektrici-teitsleveranciers aan hun klanten moet worden bezorgd tegen 2004, ziet er als volgt uit (iets meer dan 3 %) : Elektriciteits- Geïnstalleerd Productie (GWh) vermogen (MW) Wind land 375 150 Wind zee 300 100 Biomassa (teelt) 50 10
Biomassa (residu's land- 300 50
bouw, veeteelt, bos- en bermbeheer, …)
Water 40 10
Totaal 1.065 320
De verplichting voor de elektriciteitsleveran-ciers om het minimum van 3 % groene stroom te leveren, wordt geregeld via een systeem van groenestroomcertificaten.
re-sidentiële sector in 2004 ten opzichte van 1998, en ten tweede een toename van de energie-effi-ciëntie in de industrie en de dienstensector in 2004 ten opzichte van 1998.
Over de jaren 1995-1999 bedroeg de jaarlijkse groei van de vraag naar elektriciteit gemiddeld 2,4 %.
In het kader van de hierboven vermelde doel-stellingen stelt de Vlaamse overheid ook een vermindering van de elektriciteits- en gasleve-ringen door de distributiesector voorop.
4. Het Vlaamse overheidsoptreden inzake het sti-muleren van de productie van elektriciteit uit duurzame energiebronnen, w a r m t e k r a c h t k o p-peling en de bestaande maatregelen op het vlak van energiebesparing en energie-efficiëntie, maken deel uit van het CO2/ R E G - b e l e i d s p l a n 1999 dat werd goedgekeurd door de V l a a m s e regering op 19 november 1999 ( C O2: k o o l s t o f -d i oxi-de – re-d.). Dit plan voorziet tevens in heel wat nieuwe acties.
Met de nu reeds geplande en de bijkomende maatregelen die worden voorgesteld in het C O2/ R E G - b e l e i d s p l a n , zou een emissiereductie met 12,2 megaton worden bereikt.
Daarvan zou 4,4 megaton CO2-reductie kunnen worden bereikt door de uitvoering van winstge-vend maatregelen (voor de uitvoerder), v o o r a l op het vlak van verbetering van isolatie verwar-ming en verlichting van gebouwen.
De realisatie van de Vlaamse doelstelling inza-ke hernieuwbare energiebronnen (3 % her-nieuwbare energiebronnen in de energievoor-ziening in deze legislatuur) levert een reductie van 3,9 megaton CO2op.
De realisatie van de Vlaamse doelstelling inza-ke warmtekrachtkoppeling (1.200 megawatt bij-komende warmtekrachtkoppeling in de periode 1995-2005) levert een bijkomende reductie van 3,3 megaton op.
Voor de overige 14 megaton dienen de federale en Europese overheden een uitgebreid maatre-gelenpakket uit te werken. Deze verdeling over de verschillende beleidsniveaus is aanvaard-b a a r, vermits de federale en Europese overhe-den over belangrijke bevoegdheoverhe-den beschikken met betrekking tot de sturing van het energie-v e r b r u i k , zoals het prijzenbeleid, accijnzen en
b e l a s t i n g e n ,n o r m e r i n g, productie en transport van elektriciteit en gas, …