Vraag nr. 68
van 14 december 2000
van de heer ELOI GLORIEUX N276 en N277 Meise – Zebrapaden
Volgens het Jaarverslag Verkeersveiligheid 1999 van het Belgisch Instituut voor Ve r k e e r s v e i l i g h e i d werden er vorig jaar 4.101 voetgangers het slacht-offer van een verkeersongeval. Kinderen en jonge-ren tot 17 jaar en seniojonge-ren maken hiervan de hoofdmoot uit. Het is een belangrijke opdracht voor het beleid om, naast het garanderen van de b a s i s m o b i l i t e i t , ook de veiligheid van de niet-g e-motoriseerde weggebruiker te optimaliseren. Degelijke voetgangersoversteekplaatsen vormen een belangrijk onderdeel van zowel de basismobili-teit als de veiligheid van de voetganger. R e c e n t e concrete praktijkvoorbeelden tonen evenwel aan dat veilige voetgangersoversteekplaatsen nog vaak ondergeschikt worden gemaakt aan de snelle door-stroming van het autoverkeer.
Voor de Vlaamse randgemeente Meise werd in ok-t o b e r, op basis van diensok-torder 98/5 van de admini-stratie Wegen en Ve r k e e r, door de afdeling We g e n en Verkeer V l a a m s-Brabant beslist om een aantal noodzakelijke zebrapaden langs de N276 (oostelij-ke zijweg A12) en de N277 (westelij(oostelij-ke zijweg A 1 2 ) te laten verdwijnen. De vijf onderzochte voetgan-gersoversteekplaatsen bevinden zich langs een ge-westweg.
De betrokken voetgangersoversteekplaatsen zou-den niet volledig voldoen aan de vereiste veilig-h e i d s c r i t e r i a . Het gemeentebestuur van Meise, a l s-ook vele bewoners, op wier uitdrukkelijke vraag de zebrapaden aanvankelijk waren aangebracht, z i j n het met deze beslissing niet eens. De tellingen van de voetgangers die ervan gebruikmaakten, w e r d e n geminimaliseerd doordat ze op het verkeerde tijd-stip gebeurden. De betrokken voetgangersover-steekplaatsen liggen aan woonwijken met grote a c h t e r g e b i e d e n , met onder andere de Nationale P l a n t e n t u i n . Behalve de oversteekplaats aan het p o s t g e b o u w, liggen ze allemaal nabij bushalten. D e oversteekplaats aan de voetgangersbrug wordt daarenboven veelvuldig gebruikt door schoolkin-deren met de fiets.
Het is logisch dat vanuit het beleid onveilige voet-gangersoversteekplaatsen niet worden gedoogd. Het is echter niet logisch dat ze dan maar gewoon-weg worden afgeschaft.
Logisch zou daarentegen wel zijn dat de verkeers-situaties worden aangepast met het oog op de vei-ligheid van de niet-gemotoriseerde weggebruiker.
Dit kan in de eerste plaats door de maximum toe-gelaten snelheid voor wagens op die plaatsen te v e r l a g e n , verkeerslichten te plaatsen en een betere signalisatie aan te brengen.
1. Waarom wordt gekozen voor het verwijderen van de voetgangersoversteekplaatsen in plaats van ze verkeersveiliger te maken ?
2. Hoe strookt voor de minister vice-president het verwijderen van de voetgangersoversteekplaat-s e n , onder andere aan buvoetgangersoversteekplaat-shaltevoetgangersoversteekplaat-s naavoetgangersoversteekplaat-st woonwij-ken, met zijn beleid van basismobiliteit ?
3. Is het niet aangewezen om bij de interpretatie van de omzendbrief AWV 98/5, met criteria voor het aanbrengen van voetgangersoversteek-p l a a t s e n , voetgangersoversteek-prioriteit te geven aan het veiliger maken van onveilig geachte oversteekplaatsen, in plaats van ze gewoon te liquideren ?
4. Welke mogelijkheden hebben het gemeentebe-stuur en de bewoners van Meise om de beslis-sing van 6 oktober 2000 van de Provinciale Commissie voor Verkeersveiligheid van de af-deling Wegen en Verkeer V l a a m s-Brabant om te buigen in een beslissing die de bestaande voetgangersoversteekplaatsen veiliger maakt, i n plaats van ze te laten verdwijnen ?
Antwoord
De afdeling Wegen en Verkeer V l a a m s - B r a b a n t b r a c h t , zoals dit het geval was voor de andere pro-vinciale afdelingen van de administratie Wegen en Ve r k e e r, alle oversteekplaatsen voor voetgangers ter sprake op de vergadering van de Provinciale Commissie voor Verkeersveiligheid (PCV).
Alle gemeentebesturen werden over deze bespre-king ingelicht en uitgenodigd om aanwezig te zijn. Tijdens deze vergadering werden de voorwaarden verduidelijkt waarvan de oversteekplaats diende te voldoen om behouden te blijven (omzendbrief 98/5 van 18 juni 1998, gewijzigd door de omzendbrief 98/11 van 3 november 1998).
Op basis van de voormelde gegevens werd met elke gemeente de afspraak gemaakt dat volgende maatregelen konden worden genomen :
a) de oversteekplaats blijft behouden ;
c) de oversteekplaats wordt aangepast en bevei-ligd ;
d) ter hoogte van de huidige oversteekplaats wordt een hertelling uitgevoerd, zodat een exacter beeld wordt verkregen, en nadien opnieuw on-derzocht door de PCV.
Het verslag van de PCV-vergadering wordt aan elke gemeente gestuurd, die zo nodig de zaak her-o n d e r z her-o e k t . Wanneer alle gemeenten in de prher-ovin- provin-cie besproken zijn, maakt de afdeling Wegen en Verkeer Vlaams-Brabant een ontwerp van besluit houdende verwijdering van de oversteekplaats op, en stuurt dit aan de gemeente. Na advies van de ge-meenteraad – of ingeval hierover binnen de ter-mijn van zestig dagen geen advies wordt verstrekt – wordt dit ontwerp van besluit voor goedkeuring voorgelegd aan de directeur-generaal van de admi-nistratie Wegen en Verkeer.
Wat specifiek de oversteekplaatsen in de gemeente Meise betreft, is het de bedoeling van de afdeling Wegen en Verkeer Vlaams-Brabant dat sommige oversteekplaatsen worden aangepast zodat ze veili-ger zijn.
Op andere plaatsen wordt een nieuwe telling uitge-voerd op basis van bijkomende informatie van het gemeentebestuur.
Ten slotte zullen de oversteekplaatsen die onoor-deelkundig werden aangebracht en niet voldoen aan de onderrichtingen van de omzendbrief 98/5 worden verwijderd, om de zwakke weggebruiker, geen vals gevoel van veiligheid te bezorgen.