• No results found

Vraag nr. 183 van 30 mei 2002 van de heer JACKY MAES

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 183 van 30 mei 2002 van de heer JACKY MAES"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 183 van 30 mei 2002

van de heer JACKY MAES

Dagcentrum Mozaïek (Ieper) – Capaciteitsuitbrei-ding

De erkenning door de Vlaamse Gemeenschap van het Dagcentrum Mozaïek in Ieper is er nog steeds niet.

Ondanks de geplande bijkomende kredieten kreeg de nieuwe aanvraag van Mozaïek om een erken-ning te krijgen voor meer dan het huidige aantal jongeren, een negatieve beslissing.

Tegen deze negatieve beslissing werd bij de be-roepscommissie beroep aangetekend. Dit beroep bleek gunstig, maar niettemin is er nog steeds geen erkenning voor meer dan vijf jongeren.

1. Waarom kreeg het Ieperse Dagcentrum Mo-z a ï e k , verbonden aan de instelling voor bijMo-zon- bijzon-dere jeugdzorg De Wa l h o e v e, tot op heden geen erkenning voor een groter aantal jongeren ? 2. Gebeurt dit alsnog en zo ja, wanneer ?

Antwoord

1. Het Dagcentrum Mozaïek tekende bij de A d v i-serende Beroepscommissie bezwaar aan tegen mijn weigering om de capaciteit van de voorzie-ning met vijf te verhogen.

De Adviserende Beroepscommissie heeft het bezwaar positief geadviseerd.

De argumentatie waarop de commissie haar ad-vies steunde, kon ik niet onderschrijven en wel om volgende redenen.

De commissie constateerde dat de omzendbrief van 20 april 2000 (zie bijlage 1) wel stelt dat bij de beoordeling van erkenningsaanvragen reke-ning gehouden zou worden met de programma-t i e n o r m e n , maar daprogramma-t die omzendbrief programma- tegelijker-tijd expliciet stelt dat de minister principieel be-reid was om het beperkt aantal (semi-)ambulan-te voorzieningen die nog niet erkend waren voor de in de regelgeving bepaalde minimumca-p a c i t e i t , te erkennen tot die minimumcaminimumca-paciteit, evenwel voorzover zij hun aanvraag ook kon-den motiveren vanuit de zes in de omzendbrief vermelde positief discriminerende indicatoren. De commissie meende dat de omzendbrief

ver-wachtingen heeft gecreëerd die niet werden ge-honoreerd : enerzijds stelde men een erkenning tot de minimumcapaciteit in het vooruitzicht, voorzover de aanvraag vanuit de positief discri-minerende indicatoren kon worden gemoti-v e e r d , maar anderzijds werd het criterium gemoti-van de programmatie met 120 % bovengrens inge-roepen om een negatieve beslissing te verant-woorden.

Tussen beide gegevens, met name enerzijds het rekening houden met de programmatienormen en anderzijds de bedoelde principiële bereid-heid, is er evenwel geen tegenspraak.

De omzendbrief van 20 april 2000 stelt letterlijk : "Uiteraard zal bij het verlenen van nieuwe of het uitbreiden van bestaande erkenningen reke-ning gehouden worden met de programmatie-n o r m e programmatie-n . Ik beprogrammatie-n wel priprogrammatie-ncipieel bereid om het beperkt aantal (semi)ambulante voorzieningen die thans niet erkend zijn voor de in de regelge-ving voorziene minimumcapaciteit, te erkennen tot die minimumcapaciteit, evenwel voorzover zij hun aanvraag ook kunnen motiveren vanuit de positief discriminerende indicatoren."

De omzendbrief stelt niet dat er helemaal geen rekening gehouden zou worden met de pro-grammatie om de (semi-)ambulante voorzienin-gen die niet erkend waren voor de in de regel-geving bepaalde minimumcapaciteit, te erken-nen tot de minimumcapaciteit. De omzendbrief stelt alleen een positieve discriminatie van de betrokken voorzieningen in het vooruitzicht, i n die zin dat hun aanvragen tot uitbreiding van hun erkenning voorrang – zij het niet onvoor-waardelijk – konden krijgen op de aanvragen van voorzieningen die op basis van de program-matie eerder in aanmerking kwamen om geho-noreerd te worden.

De aangekondigde voorrang was inderdaad niet o n v o o r w a a r d e l i j k . De voorwaarde was het kun-nen motiveren van de aanvraag vanuit de posi-tief discriminerende indicatoren.

(2)

De aanvraag werd echter, net zoals de andere a a n v r a g e n , wel degelijk aan de zes indicatoren g e t o e t s t . De conclusie van de toetsing was dat de aanvraag manifest niet voldeed aan indicator 3 . Dit betekent echter niet dat hieruit besloten mocht worden dat de aanvraag volledig beant-woordde aan de overige indicatoren. De aanvra-gen van de verschillende (semi-)ambulante diensten die hun minimumcapaciteit niet had-d e n , beantwoorhad-dhad-den overigens had-deels en niet vol-ledig aan de criteria.

Vanuit deze vaststelling werd nagekeken of in combinatie met een verantwoorde toepassing van het ministerieel besluit betreffende de pro-grammatie van de voorzieningen van de bijzon-dere jeugdbijstand, de capaciteit van de betrok-ken (semi-)ambulante voorzieningen kon wor-den uitgebreid tot de reguliere minimumcapaci-teit.

Wat Dagcentrum Mozaïek betreft, kon de con-clusie niet anders zijn dan dat een uitbreiding op geen manier te verantwoorden was. De uit-breiding van de capaciteit van de andere be-trokken (semi-) ambulante voorzieningen kon echter wel verantwoord worden. De voorzienin-gen BZW Centrum Gezins- en Jo n g e r e n b e g e l e i-ding Tu r n h o u t , BZW Amber Leuven, BZW De Kering Hasselt en Dagcentrum Abelia Dender-monde waren wel opgenomen in de lijst van de arrondissementen met relatieve overbezetting, maar ze behoorden tot arrondissementen die op basis van de "vork" tussen residentieel en (semi-)ambulant die in het programmatiebesluit was opgenomen (zie kolom 4 en bijlage 2) , m e t name niet meer dan 70 % versus niet minder dan 30 %, wel nog (semi-)ambulante capaciteit konden opbouwen (BZW : begeleid ze l f s t a n d i g wonen – red.). Dat kon het arrondissement Ieper niet. Alle erkenningsaanvragen – dus niet alleen de aanvragen van de (semi-)ambu-lante voorzieningen die een capaciteit hadden lager dan de reguliere minimumcapaciteit – werden ook getoetst aan de kloof die er op ar-rondissementeel vlak bestond tussen de reëel erkende capaciteit en het aandeel van die capa-citeit in de maximum te erkennen capacapa-citeit. Aan arrondissementen met een reële erkende capaciteit die 120 % en meer bedroeg van de in de programmatie bepaalde capaciteit, w e r d geen bijkomende capaciteit verleend. Voor het arrondissement Ieper bedroeg die verhouding 207 %.

Om deze redenen handhaafde ik mijn beslissing om de gevraagde uitbreiding van de erkende

ca-paciteit van het Dagcentrum Mozaïek niet toe te staan.

2. Momenteel zijn er geen vooruitzichten om de erkende capaciteit van Mozaïek uit te breiden. De initiatiefnemers gingen tegen mijn weigering in beroep bij de Raad van State.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ik heb opdracht gegeven aan de administratie Wa- terwegen en Zeewezen om de baggerwerken in de oude IJzerarm Sint-Jacobskapelle dringend te laten uitvoeren. De werken zijn gepland

Welke maatregelen neemt de minister vice-p r e- sident om ervoor te zorgen dat huurders niet zonder elektriciteit kunnen worden gezet als de eigenaar zijn rekening niet meer

Welke mogelijkheden worden er gecreëerd voor de ambtenaren binnen Aquafin om in die nieu- we structuur een functie op te

Zowel het voormelde vernietigingsarrest van de Raad van State als de beslissingen genomen naar aanleiding van het besluit van de raad voor maatschappelijk welzijn van Wingene

De commissie constateerde dat de omzendbrief van 20 april 2000 wel stelt dat bij de beoordeling van erkenningsaanvragen rekening zou worden gehouden met de programmatienormen, m a a

Roeselare is misschien inderdaad een compromis, omdat Brugge moei- lijk zou kunnen "verdragen" dat Kortrijk de vaste locatie wordt en vice versa, maar is zeker

Door de belangrijke inspanningen die voor de rui- ming van de stranden van De Panne werden gele- verd, is nu een zeer groot deel veilig. Er wordt nu met voorrang gewerkt aan het

aan het stadspark, zou hersteld worden ge- lijktijdig met de aanleg van het park door de s t a d. Enkel natuurvriendelijke materialen mochten aangewend worden. De bestaande