• No results found

Vraag nr. 196 van 6 juni 2002 van mevrouw SONJA BECQ

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 196 van 6 juni 2002 van mevrouw SONJA BECQ"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 196 van 6 juni 2002

van mevrouw SONJA BECQ

Dagcentrum Mozaïek (Ieper) – Capaciteitsuitbrei-ding

In het raam van de omzendbrief van 20 april 2000 inzake erkenning van projecten en experimenten in de bijzondere jeugdbijstand diende de VZW De Walhoeve uit Westvleteren een vraag tot erkenning in voor de uitbreiding van de capaciteit van het Dagcentrum Mozaïek van vijf naar tien plaatsen. Zo kan de instelling haar capaciteit tot minimum-capaciteit uitbreiden zoals in de omzendbrief werd v o o r o p g e s t e l d , om een aantal anomalieën uit de wereld te helpen.

Deze vraag werd niet ingewilligd. Het bezwaar-schrift bij de Adviserende Beroepscommissie werd positief geadviseerd.

Dit advies vermeldt : " Voor wat de dagcentra be-treft waren er zes voorzieningen die in voorko-mend geval verkeerden ... in het kader van de toe-passing van deze omzendbrief kregen vijf van de zes voorzieningen een uitbreiding van hun capaci-teit tot de minimumcapacicapaci-teit .... enkel de aanvraag van de VZW De Walhoeve werd niet gehonoreerd . . . Enerzijds stelt men een erkenning tot de mini-mumcapaciteit in het vooruitzicht, voor zover de aanvraag vanuit de positief discriminerende indica-toren kan worden gemotiveerd (= het criterium waaraan moet worden voldaan), maar anderzijds wordt een ander criterium (programmatienorm met 120 % bovengrens) ingeroepen om een nega-tieve beslissing te verantwoorden ... B o v e n d i e n werd de betrokken instelling veel te lang in het on-gewisse gelaten."

Toch blijft de minister bij een weigering tot erken-ning.

1. Waarom wordt voor de ene voorziening wel een afwijking of overbezetting toegestaan en voor de andere niet ?

2. Is hier geen sprake van discriminatie ?

Antwoord

1. Het Dagcentrum Mozaïek tekende bij de A d v i-serende Beroepscommissie bezwaar aan tegen mijn weigering om de capaciteit van de voorzie-ning met vijf te verhogen.

De Adviserende Beroepscommissie heeft het bezwaar positief geadviseerd.

De argumentatie waarop de commissie haar ad-vies steunde, kon ik niet onderschrijven en wel om volgende redenen.

De commissie constateerde dat de omzendbrief van 20 april 2000 wel stelt dat bij de beoordeling van erkenningsaanvragen rekening zou worden gehouden met de programmatienormen, m a a r dat die omzendbrief tegelijkertijd expliciet stelt dat de minister principieel bereid was om het beperkt aantal (semi-)ambulante voorzieningen die nog niet erkend waren voor de in de regel-geving bepaalde minimumcapaciteit, te erken-nen tot de minimumcapaciteit, evenwel voorzo-ver zij hun aanvraag ook konden motivoorzo-veren vanuit de zes in de omzendbrief vermelde posi-tief discriminerende indicatoren. De commissie meende dat de omzendbrief verwachtingen heeft gecreëerd die niet werden gehonoreerd : enerzijds stelde men een erkenning tot de mini-mumcapaciteit in het vooruitzicht, voorzover de aanvraag vanuit de positief discriminerende in-dicatoren kon worden gemotiveerd, maar an-derzijds werd het criterium van de programma-tie met 120 % bovengrens ingeroepen om een negatieve beslissing te verantwoorden.

Tussen beide gegevens, met name enerzijds het rekening houden met de programmatienormen en anderzijds de bedoelde principiële bereid-heid, is er evenwel geen tegenspraak.

De omzendbrief van 20 april 2000 stelt letterlijk : "Uiteraard zal bij het verlenen van nieuwe of het uitbreiden van bestaande erkenningen reke-ning gehouden worden met de programmatie-n o r m e programmatie-n . Ik beprogrammatie-n wel priprogrammatie-ncipieel bereid om het beperkt aantal (semi-)ambulante voorzieningen die thans niet erkend zijn voor de in de regelge-ving voorziene minimumcapaciteit, te erkennen tot de minimumcapaciteit, evenwel voorzover zij hun aanvraag ook kunnen motiveren vanuit de positief discriminerende indicatoren."

(2)

hun erkenning voorrang, zij het niet onvoor-w a a r d e l i j k , konden krijgen op de aanvragen van voorzieningen die op basis van de programma-tie eerder in aanmerking kwamen om gehono-reerd te worden.

De aangekondigde voorrang was inderdaad niet o n v o o r w a a r d e l i j k . De voorwaarde was het kun-nen motiveren van de aanvraag vanuit de posi-tief discriminerende indicatoren.

De Adviserende Beroepscommissie stelde vast dat de aanvraag slechts aan één van de zes indi-catoren werd getoetst, namelijk indicator 3 : " d e mate waarin dit nieuw/bijkomend initiatief aan-toonbaar het resultaat is/wordt van een secto-raal/intersectoraal samenwerkingsverband", t e r-wijl met de verantwoording van de vijf andere indicatoren geen rekening werd gehouden. De aanvraag werd echter, net zoals de andere a a n v r a g e n , wel degelijk aan de zes indicatoren g e t o e t s t . De conclusie van de toetsing was dat de aanvraag manifest niet voldeed aan indicator 3 . Dit betekent echter niet dat hieruit besloten mocht worden dat de aanvraag volledig beant-woordde aan de overige indicatoren. De aan-vragen van de verschillende (semi-)ambulante diensten die hun minimumcapaciteit niet had-d e n , beantwoorhad-dhad-den overigens had-deels en niet volledig aan de criteria.

Vanuit deze vaststelling werd nagekeken of in combinatie met een verantwoorde toepassing van het ministerieel besluit betreffende de pro-grammatie van de voorzieningen van de bijzon-dere jeugdbijstand, de capaciteit van de betrok-ken (semi-)ambulante voorzieningen uitgebreid kon worden tot de reguliere minimumcapaci-teit.

Wat Dagcentrum Mozaïek betreft, kon de con-clusie niet anders zijn dan dat een uitbreiding op geen manier te verantwoorden was. De uit-breiding van de capaciteit van de vijf andere be-trokken (semi-)ambulante voorzieningen kon echter wel verantwoord worden. Deze voorziningen BZW Centrum Gezins- en Jo n g e r e n b e-geleiding Tu r n h o u t ,B Z W Amber Leuven, B Z W De Kering Hasselt en Dagcentrum Abelia Den-dermonde zijn weliswaar alle opgenomen in de lijst van de arrondissementen met relatieve o v e r b e z e t t i n g, maar ze behoren tot arrondisse-menten die op basis van de "vork" tussen resi-dentieel en (semi-)ambulant die in het program-matiebesluit is opgenomen, met name niet meer dan 70 % versus niet minder dan 30 % , wel nog

(semi-)ambulante capaciteit konden opbouwen (BZW : begeleid zelfstandig wonen – red.). D a t kon het arrondissement Ieper niet.

Alle erkenningsaanvragen – dus niet alleen de aanvragen van de (semi-)ambulante voorzienin-gen die een capaciteit hadden lager dan de re-guliere minimumcapaciteit – werden ook ge-toetst aan de kloof die er op arrondissementeel vlak bestond tussen de reëel erkende capaciteit en het aandeel van die capaciteit in de maxi-mum te erkennen capaciteit. Aan arrondisse-menten met een reële erkende capaciteit die 120 % en meer bedroeg van de in de program-matie bepaalde capaciteit, werd geen bijkomen-de capaciteit verleend. Voor het arrondissement Ieper bedroeg die verhouding 207 %.

Om deze redenen handhaafde ik mijn beslissing om de gevraagde uitbreiding van de erkende ca-paciteit van het Dagcentrum Mozaïek niet toe te staan.

2. N e e, alle aanvragen tot (uitbreiding van) erken-ning werden aan dezelfde, objectieve criteria ge-toetst.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

3. Alle mini-crèches die vorig jaar de financiële ondersteuning kregen, hebben hun aanvraag tot verlenging vóór 1 april 2002 ingediend.. Redenen voor het niet vragen van de

Tijdens het derde werkjaar wenst het Vlaams Patiëntenplatform zijn werking meer te oriënteren naar specifieke kennisop- b o u w.. Specifieke regelgeving of beleidsmaatre-

Vooral Kind en Gezin – door het decreet aangewe- zen als een belangrijke uitvoerder – werd door een aantal mensen zwaar onder vuur genomen, e v e n a l s het geschiktheidsonderzoek,

In 2000 kreeg het Centrum voor Algemeen We l- zijnswerk (CAW) Regio Vilvoorde twee extra full- time equivalenten (FTE) (evenals de twee andere centra voor algemeen welzijnswerk in

Er is dan ook afgesproken dat voor de RW Z I Merchtem een meetprogramma zal worden op- gemaakt waarin normen, meetfrequentie en dergelijke meer zullen worden vastgelegd.. I

Hierbij de coördinaten van de verantwoordelij- ken van de verschillende provinciale steunpun- ten : Provincie Antwerpen Geertrui Declerck Koningin Elisabethlei 22B 2018

De Vlaamse overheid heeft inderdaad een voor- beeldfunctie te vervullen op het vlak van de toe- gankelijkheid van haar eigen infrastructuur.. Er werden informele contacten gelegd

Zodra de programmatie voor 2002 bij besluit wordt goedgekeurd door de Vlaamse regering, zullen wij deze mensen opnieuw informeren1. Daar de toekenningen van PAB-budgetten ge-