• No results found

Vraag nr. 22 van 15 oktober 1996 van de heer GEORGES CARDOEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 22 van 15 oktober 1996 van de heer GEORGES CARDOEN"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 22

van 15 oktober 1996

van de heer GEORGES CARDOEN

Vlaamse Instelling voor Rationeel Energiegebruik – Doel en werking

Zie :

Vlaams minister van Leefmilieu en Tewerkstelling Vraag nr. 70

van 15 oktober 1996

van de heer Georges Cardoen Blz. 292

Antwoord

De invulling en werking van de Vlaamse Instelling voorhet Rationeel Energiegebruik (Vireg) werd beschreven in mijn verkenningsnota voor het Vlaams Parlement (april 1996) en verder geconcre-tiseerd in mijn beleidsnota Energie 1996 - 1999 die ik op 24 oktober toelichtte in de Commissie voor Werkgelegenheid en Economische A a n g e l e g e n h e-den van het Vlaams Parlement.

In volgorde van de gestelde vragen wordt hierna een beknopt overzicht gegeven van de stand van zaken.

1. Vireg is geen echte instelling, maar veeleer een overlegplatform tussen de overheid, de p r o d u c e n t e n , energietransporteurs en energie-distributeurs van alle energiesectoren en de gebruikers (huishoudelijk, tertiair en indus-t r i e e l ) . Vireg zal de verschillende iniindus-tiaindus-tieven stroomlijnen die in Vlaanderen worden georga-niseerd in het kader van de aanmoediging van het rationeel energiegebruik (REG). Van de instelling wordt dus verwacht dat zij een sturen-de rol vervult bij het implementeren van REG-acties.

Vireg zal concreet met volgende taken worden belast :

– het inventariseren per sector, toepassing of iedere andere geschikte indelingsvorm van het energieverbruik in Vlaanderen ;

– de bepaling van het energiebesparingspoten-tieel in V l a a n d e r e n , rekening houdend met de stand van de technologie en de economi-sche en maatschappelijke randvoorwaarden ; – het opzetten van experimenten om de theo-retisch verkregen cijfers te toetsen en deze

evenementen als demonstratie te laten die-nen voor verdere actie ;

– het plannen van concrete acties tot energie-b e s p a r i n g, uitgaande van een strategisch plan en toegepaste actieplannen ;

– de uitbouw van een netwerk voor informatie en sensibilisering ;

– de oprichting van adviescellen of de coördi-natie van de bestaande adviescellen voor de toepassing van energiezuinige technieken ; – het adviseren in verband met de door de

"leden" te besteden middelen inzake ratio-neel energiegebruik ;

– het toezien op de bestedingswijze door deze leden van de voorbehouden REG-middelen ; – de ad hoc-evaluatie van de door de leden voorgestelde actiemiddelen en actieplannen (voorafgaande goedkeuring van de plannen en concrete acties) ;

– het bijsturen van gerealiseerde plannen en acties ;

– het herverdelen van de beschikbare midde-len indien de onderscheiden initiatieven tot onvoldoende realisaties leiden ;

– het zelf voorfinancieren van investeringen in energie-efficiënte apparatuur of dito syste-men.

2. Vireg zal worden ondersteund door een pro-grammasecretariaat van vijf personen,waaron-der vier nog aan te werven contractuelen. D i t programmasecretariaat zal worden toegevoegd aan de Vlaamse administratie Economie. D e huisvesting moet neutraal zijn ten opzichte van de leden. In deze optiek is het waarschijnlijk dat het programmasecretariaat in het Markiesge-bouw van de Vlaamse administratie zal worden gevestigd.

3. Het is niet de bedoeling dat Vireg of haar pro-grammasecretariaat zelf wetenschappelijk onderzoek zouden verrichten. Wetenschappelijk o n d e r z o e k , vooral naar besparingspotentieel, energie-organisatiestructuren, energie-maatwer-king, enzovoort,zijn nochtans belangrijk. Dit zal door Vireg worden uitbesteed aan externe experten.

(2)

Vireg zal de resultaten van extern onderzoek duiden, de kennis ervan verspreiden en omzet-ten in concrete actieplannen.

4. Vireg is ontstaan uit de vaststelling dat in Vlaanderen onvoldoende rekening wordt gehouden met een rationeel energiegebruik ( R E G ) . Dit leidt tot een minder efficiënt gebruik van energie en bijgevolg ook tot een onvoldoende kostenbeheersing van onze bedrij-ven en gezinnen. Elke kostenreductie op zich leidt reeds tot een hogere competitiviteit van de ondernemingen en/of de koopkracht van de b e v o l k i n g. Beide hebben een rechtstreekse invloed op de werkgelegenheid.

De grotere aandacht voor het rationeel energie-gebruik genereert ook nieuwe technologieën, nieuwe innovatieve denkwijzen, b i j z o n d e r e financieringswijzen en referenties voor het bui-tenland (energie-demonstratieprojecten) en niet het minst ook nieuwe investeringen. Ook stu-diebureaus, leveranciers, invoerders en uiteinde-lijk het programmasecretariaat zelf zullen hun werkvolume verhogen (cfr. de aan te werven personeelsleden).

Aangezien tot op heden nog weinig aandacht bestond voor REG, is het evident dat de recht-streekse en onrechtrecht-streekse werkgelegenheids-effecten van REG ook nog onvoldoende kwan-titatief en kwalitatief bekend zijn. Er bestaat ook geen instelling die zich met deze problema-tiek bezighoudt. Hoewel dit geen uitdrukkelijke taak is van Vi r e g, zal zij bij haar strategische planning toch ook met werkgelegenheidsaspec-ten rekening moewerkgelegenheidsaspec-ten houden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit verplicht de aannemer alle voorzorgen en maatregelen te nemen om schade in het algemeen te vermijden en geen hinder te veroorzaken aan diensten van openbaar nut, waartoe de

Indien de aannemer zijn contractuele verplichtingen tot vermijding van schade aan openbare wegen niet nakomt, waartoe hij nochtans gehouden is krachtens artikel 30 van

Zo fungeren zij als contactpersoon tussen het loka- le schoolteam en de directeur en zorgen zij onder meer voor de interne organisatie, voor schoolfeesten, och- tend- en

Aangezien het mijn overtuiging is dat een per- manente infrastructuur op het vlak van wetenschaps- communicatie een uitgebreide bijdrage kan leveren tot het sensibiliseren en

Het is correct dat in het kader van de begrotings- opmaak 1997 de Vlaamse regering op mijn voorstel een budget heeft vrijgemaakt voor een nieuw pro- ject dat gericht is op

Kleinere gemeenten hebben vaak niet voldoende opgeleid personeel ter beschik- king om aan alle verplichtingen die momenteel op de gemeenten afkomen binnen de

Enkel en alleen indien de aanleg van een welbe- paald fietspad prioritair bevonden wordt op basis van objecitieve criteria, zal de administra- tie Wegen en Verkeer het fietspad

De wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging bepaalt het belastbaar feit van de heffing en de heffingsverplichtingen.