Vraag nr. 22 van 2 oktober 1996
van de heer GEORGES CARDOEN
Veilige schoolomgeving – "Extra inspanning" In de Septemberverklaring van de Vlaamse rege-ring kondigde de minister-president aan dat de regering van plan is in 1997 een extra inspanning te leveren om de schoolomgevingen veiliger te ma-ken voor de zwakke weggebruikers. Een versnelde uitbouw van een betere fietsinfrastructuur zou hierop worden afgestemd.
1. Zullen deze extra inspanningen beperkt zijn tot het veiliger maken van uitsluitend de gewestwe-gen ? Komen het gemeentelijk wegewestwe-gen- en fiets-padennet ook in aanmerking voor deze extra inspanning ?
2. Heeft de minister dit voorstel reeds concreet uitgewerkt en zo ja, hoe ? Zal aan de gemeente-lijke overheden worden gevraagd terzake voor-stellen te doen ? Komen alle gemeenten in aan-merking ? Worden de plaatselijke besturen over ingelicht, zodat de gemeentebesturen hier-mee terdege rekening kunnen houden in hun respectieve begrotingen ?
3. Welke grootte-orde wordt bedoeld met "ex-tra" ?
Antwoord
1. Indien de Vlaamse volksvertegenwoordiger deze vraag stelt vanuit het oogpunt van een mogelijk financiering van de gemeentelijke wegen- en fietspadeninfrastructuur door het Vlaams Gewest, moet ik hem meedelen dat het nog steeds de regel is dat elke wegbeheerder in-staat voor de aanleg en het onderhoud van de wegen- en fietspadeninfrastructuur op het open-baar domein onder zijn beheer.
In zeer specifieke en beperkte gevallen (bij-voorbeeld : de aanleg van een fietspad langs een gewestweg is onmogelijk wegens het dwarspro-fiel van weg) is de aanleg van een alternatief fietspad langs een gemeente- of provincieweg mogelijk.
Hiervoor bestaat er een specifieke bijakte aan het mobiliteitsconvenant dat werd goedgekeurd door de Vlaamse regering. De steden en gemeenten zijn op de hoogte gesteld van de
inhoud van het mobiliteitsconvenant en de ver-schillende bijakten.
2. Een betere fietspadeninfrastructuur is inder-daad een van mijn beleidsprioriteiten. De bepa-ling van de prioriteit van de aanleg van een wel-bepaald fietspad langs een gewestweg gebeurt op basis van objectieve parameters. In het afwe-gingskader staat het potentieel gebruik van een fietspad door de schoolgaande jeugd centraal. Op deze wijze levert de Vlaamse regering een belangrijke bijdrage aan de verhoging van de verkeersveiligheid van de schoolgaande jeugd. Ook ter hoogte van de schooluitgangen gelegen langs een gewestweg worden er specifieke vei-ligheidsmaatregelen getroffen, zoals het plaat-sen van biflash-installaties en punctuele verlich-ting.
Enkel en alleen indien de aanleg van een welbe-paald fietspad prioritair bevonden wordt op basis van objecitieve criteria, zal de administra-tie Wegen en Verkeer het fietspad opnemen in haar meerjarenprogramma en te gepasten tijde contact opnemen met de lokale overheid om een mobiliteitsconvenant en de bijhorende bij-akten af te sluiten.
Indien het Vlaams Gewest en de lokale over-heid in onderling akkoord ertoe komen om een mobiliteitsconvenant en de bijhorende bijakte(n) af te sluiten, zal het fietspad ook effectief worden aangelegd. In het kader van het mobiliteitsconvenant dient de lokale over-heid een mobiliteitsplan op te stellen.
In dit plan wordt er onder meer nagegaan of de aanleg van gemeentelijke fietspaden die aan-sluiten op het gewestelijk fietspad, aan dit fiets-pad geen meerwaarde kunnen geven. Via het mobiliteitsplan is er dus wel degelijk sprake van een globale, multimodale benadering door de verschillende partijen-wegbeheerders.
Na de goedkeuring van het mobiliteitsplan kun-nen de specifieke bijakten worden ondertekend en kan de aanbestedingsprocedure worden o p g e s t a r t . Gezien het voorgaande is er een zekere tijdspanne tussen de eerste contactname en de eigenlijke start der werken, zodat de loka-le overheid ruimschoots op voorhand op de hoogte zal zijn van de geplande werken.
3. De bijkomende dimensie wordt in eerste instan-tie geleverd door in het kader van de prioriteits-stelling vooral aandacht te besteden aan de
doelgroep die wordt gevormd door de school-gaande jeugd. De geïntegreerde multimodale aanpak van de mobiliteitsproblematiek, w a a r i n ook en vooral plaats is voor de zwakke wegge-bruiker, levert eveneens een belangrijke toege-voegde waarde.