• No results found

OVER BEELDSPRAAK GESPROKEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "OVER BEELDSPRAAK GESPROKEN"

Copied!
81
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

OVER BEELDSPRAAK GESPROKEN

EEN KWALITATIEF & KWANTITATIEF ONDERZOEK NAAR DE MANIER WAAROP MENSEN MET EEN VERSCHILLENDE ACHTERGROND EN ERVARING EEN EXTERNE VISUALISATIE PRODUCEREN AAN DE HAND VAN HET LUISTEREN NAAR EEN GROEPSCONVERSATIE

MASTERSCRIPTIE

Opleiding Communicatie & Informatiewetenschappen

Masterprogramma Computercommunicatie

Instelling Rijksuniversiteit

Faculteit Letteren

Beleid door dr. L.M. Bosveld-de Smet

(3)

SUMMARY

This thesis investigates how people visualize a group conversation. Users of social media applications are often exposed to what we could call discussions or conversations, which are represented in the social medium application in a specific way. These representations are intended to facilitate users to come to grips with the conversation. This is however not a trivial issue, as conversations are complex. Conversations can be characterized in a variety of ways, depending on the conversational aspect which has focus. Who participate in the conversation? What is the discussion about? Who is replying to whom? Which utterance precedes which other one? From this perspective, it is interesting to examine how real people perceive conversations, and how they would visualize it externally?

An experiment has been designed to get insight in the way users think about conversations, and represent them externally. 60 participants were recruited from generation Y. Selection of participants was further guided by the following criteria: the participants should have an even distribution with respect to gender, and part of them should have some analytical knowledge of conversations. Students of communication studies and designers and developers of social media applications are assumed to have such knowledge. A questionnaire should reveal to what extent participants have experience with reading discussions and conversing themselves in synchronous and asynchronous social media applications.

The participants were, individually, asked to (i) listen to an audio registration of a group conversation, via a tablet and earplugs, and (ii) represent it, rather spontaneously (no clear indications were given), on a whiteboard with the help of accessories. The conversation addressed two topics and consisted of 24 utterances spread over its four participants (two male and two female). Some utterances contained clear clues that they were a reply to (not immediate) previous utterances. The participants were obliged to listen first to the whole conversation, and then they could go to work in their own way, which might consist of breaking in parts and/or relistening (parts of) the conversation (the tablet allowed to pause and to go back and forward), and producing intermittently the representation on the whiteboard. Predesigned accessories were available as 24 rectangular magnets with the conversation utterances, preceded by name of utterer, and four circular magnets with photos of the conversational participants. Participants could use whiteboard markers to add their own marks.

During the experiment, the researcher made notes about the process leading to the final representation of the conversation on the whiteboard. Total listen and production time, and alternations of listen and production activities were recorded.

The final visualization products were analyzed according to the 'coding and counting' approach advocated by Herring (2004). A coding scheme has been designed for the analysis of (i) the (predesigned and added) marks, (ii) their spatial attributes (their positioning on the whiteboard with respect to orientation and position in relation to other marks), and (iii) the predominant view of the participant on the conversation, as reflected by his/her way of grouping utterances, that is, according to (a) time (chronology), (b) reply-to relation (interaction), (c) participant (participation), and /or (d) topic (topic). For part (iii) of the analysis, the whole visualization was inspected by the coder (researcher), and several simple questions were answered in order to be able to categorize the grouping of utterances used. Visualizations could get assigned more than one category.

Categorization and counting of category frequencies have led to quantitative results, some of which were tested on significance. There are some interesting and surprising outcomes of the experiment. As for the process results, participants differ a lot with respect to the time they spent on the production of the visualization. The fastest participant finalized his/her product in three minutes, the slowest in 25 minutes. Despite this large difference in production time, most participant proceeded in the same manner to produce the visualization. They alternated relistening (parts of) the conversation and production.

All 60 products are utterance-based, that is, most participants used all predesigned utterances in their visualization. The predesigned photos were far less used. About half of the participants (33) decided to visualize the participants in their product. Slightly more (35) considered adding marks of their own. The predominant view of participants on the conversation turns out to be the chronological one. Chronology prevails as a single characterization, or in combination with either participation or topic. Triple conversation characterizations are rare, and no visualization reflects a quadruple view.

(4)

VOORWOORD

Uitdaging en verdieping zocht ik. Bloed, zweet en tranen wilde ik. Na mijn hbo-bachelor was ik nog niet tevreden met de kennis die ik had opgedaan. Ik vond dat ik nog te weinig uren had besteed aan het lezen van boeken en artikelen en aan het verdiepen in communicatie-gerelateerde onderwerpen. Een logisch vervolg van deze constatering was het besluit om de Master Computercommunicatie te gaan volgen op de Rijksuniversiteit Groningen. De masterscriptie, het slotstuk van de opleiding, zou hetgeen zijn waar ik de uitdaging en verdieping zeker wel in zou kunnen vinden. Waar mijn bloed, zweet en tranen wel van zouden gaan stromen. Wat ik nu kan concluderen, is dat dit ook daadwerkelijk het geval is. Gelukkig wel op een goede manier.

Het slotstuk is hetgeen wat nu voor u ligt. Het onderzoek waar ik mij de afgelopen zes maanden over heb mogen ontfermen. Ik kan nu terugblikken op een half jaar onderzoek waar ik echt plezier aan heb beleefd. Ik moet eerlijk zeggen dat ik aan het begin van mijn scriptie twijfelde over het onderwerp. Het onderzoek is voortgekomen uit de grote interesse voor dit onderwerp van Leonie Bosveld, mijn begeleidster van deze scriptie. Het onderwerp was voor mij op dat moment nog erg abstract en onbekend. Terwijl ik mij meer en meer in het onderzoek ben gaan verdiepen, begon ik het onderwerp steeds leuker en interessanter te vinden. Wat het voor mij vooral ook maakte dat ik er plezier aan beleefde was de manier van onderzoek doen. Het is zo leuk om mensen in hun creatieve element te zien. Een laatste factor voor mijn plezier in dit onderzoek, zijn de vele personen aan wie ik dit resultaat te danken heb. Deze mensen wil ik graag in het bijzonder bedanken.

Mijn motiverende en behulpzame begeleidster, Leonie Bosveld, bedankt voor de vele inspiratie voor dit onderzoek, de vele geïnvesteerde tijd en moeite, de aangename en nuttige bijeenkomsten en vooral voor alle enthousiasme met alles aangaande dit onderzoek. Mijn studiegenootje, Leonie Annen, bedankt voor alle productieve brainstormsessies, hulp op de juiste momenten en in de juiste vorm en voor alle gezelligheid de afgelopen maanden. Met jou erbij waren de lange dagen waarin we het experiment moesten uitvoeren een stuk makkelijker vol te houden. Daarnaast gaat mijn dank nog uit naar Linda, Stefan, Marloes & Wouter, voor het lenen van hun stem in de audio-opnames die voor het onderzoek zijn gebruikt. Wouter wil ik in het speciaal nog bedanken, voor het altijd voor mij klaar staan, het helpen met mijn problemen en bevindingen en voor de fijne afleiding die ik op sommige momenten nodig had. Mijn ouders en vriendinnen, niet te vergeten, bedankt voor alle motiverende woorden op de momenten dat ik iets minder plezier beleefde aan het schrijven van mijn scriptie. Tot slot wil ik graag alle 60 deelnemers bedanken, die de tijd en moeite hebben genomen om naar de afgesproken locatie te komen en aan het onderzoek deel te nemen. Zonder jullie was het onderzoek niet mogelijk geweest.

(5)

INHOUDSOPGAVE

1. INLEIDING 1

1.1 MOTIVATIE EN PROBLEEMSTELLING 1

1.2 RELEVANTIE VOOR DE THEORIE 1

1.2.1 CONVERSATIE-ANALYSE 1

1.2.2 COMPUTER-GEMEDIEERDE COMMUNICATIE 1

1.2.3 INFORMATIEVISUALISATIE 2

1.3 RELEVANTIE VOOR DE PRAKTIJK 2

1.4 LEESWIJZER 2

2. THEORETISCH KADER 3

2.1 GROEPSCONVERSATIE 3

2.1.1 KARAKTERISTIEKEN VAN EEN GROEPSCONVERSATIE 3

2.1.1.1 DEELNEMERS 3

2.1.1.2 UITINGEN EN BEURTEN 4

2.1.1.3 BEURTWISSELINGSORGANISATIE 4

2.1.1.4 SEQUENTIES 4

2.1.1.5 RELATIE TUSSEN UITINGEN 5

2.1.1.6 TOPICORGANISATIE 5

2.1.2 MEDIUM WAAROP EEN GROEPSCONVERSATIE

PLAATSVINDT 6 2.1.2.1 TRADITIONELE COMMUNICATIE 6 2.1.2.2 COMPUTER-GEMEDIEERDE COMMUNICATIE 6 2.1.2.3 TRADITIONELE- VS. COMPUTER-GEMEDIEERDE GROEPSCONVERSATIES 6 2.2 VISUALISATIE 7 2.2.1 VISUALISATIEPROCES EN –PRODUCT 8 2.2.2 VISUELE COMMUNICATIE 9 2.2.2.1 APPLICATIEDOMEIN 9

2.2.2.2 BEGRIP VAN HET GRAFISCHE DOMEIN 9

2.2.2.3 ONDERDELEN VAN HET GRAFISCHE DOMEIN 9

2.3 KENNIS VAN COMPUTER-GEMEDIEERDE GROEPSCONVERSATIES 10

2.3.1 KENNIS VAN OF ERVARING MET ONLINE GROEPS-

GESPREKKEN 10

2.3.2 VAKKUNDIGE KENNIS VS. ERVARING 10

2.4 AAN DIT ONDERZOEK GERELATEERDE STUDIES 11

(6)

3.4.1 TOESTEMMING DEELNAME EXPERIMENT 18

3.4.2 DE GROEPSCONVERSATIE 18

3.4.2.1 GEWENNING AAN KERNTAAK 18

3.4.2.2 ONTWERP GROEPSCONVERSATIE 18

3.4.2.3 OPNAME GROEPSCONVERSATIES 19

3.4.3 HULPMIDDELEN VOOR BIJ DE PRODUCTIE 20

3.4.3.1 AUDIO-OPNAME OP TABLET MET OORDOPJES 20

3.4.3.2 WHITEBOARD VOOR DE PRODUCTIE 20

3.4.3.3 GRAFISCHE OBJECTEN 20

3.4.4 REGISTRATIEFORMULIEREN 21

3.4.4.1 TIJDENS UITVOERING KERNTAKEN 21

3.4.4.2 NA UITVOERING KERNTAKEN 21

3.4.5 VRAGENLIJST PERSOONLIJKE KENMERKEN 21

3.5 PROCEDURE 21

3.6 PILOT-ONDERZOEK 22

3.7 VERWERKING VAN VERKREGEN GEGEVENS 22

3.7.1 CATEGORISERING PARTICIPANTEN 22

3.7.2 ANALYSE MET BETREKKING TOT VISUALISATIEPROCES 24

3.7.3 ANALYSE MET BETREKKING TOT VISUALISATIEPRODUCT 24

3.7.3.1 KEUZE GRAFISCHE OBJECTEN 24

3.7.3.2 RUIMTELIJKE EIGENSCHAPPEN OPPERVLAK EN

GRAFISCHE OBJECTEN 25

3.7.3.3 INTERPRETATIE VAN DE EXTERNE VISUALISATIE 27

3.7.4 STATISTISCHE ANALYSE 28

4. RESULTATEN 29

4.1 PARTICIPANTEN 29

4.1.1 VAKKUNDIGE KENNIS 29

4.1.2 ERVARING MET COMPUTER-GEMEDIEERDE

GROEPSCONVERSATIES 29

4.2 VISUALISATIEPROCES 30

4.2.1 PRODUCTIETIJD 30

4.2.2 AFWISSELING HANDELINGEN TIJDENS PRODUCTIE 31

4.3 VISUALISATIEPRODUCT 32

4.3.1 KEUZE GRAFISCHE OBJECTEN 32

4.3.1.1 GEPLAATSTE GRAFISCHE OBJECTEN 32

4.3.1.2 ZELF-TOEGEVOEGDE GRAFISCHE OBJECTEN 33

4.3.2 RUIMTELIJKE EIGENSCHAPPEN OPPERVLAK EN GRAFISCHE

OBJECTEN 34

4.3.2.1 ORIËNTATIE WHITEBOARD 34

4.3.2.2 POSITIONERING VOORGEVORMDE UITINGEN 35

4.3.2.3 POSITIONERING VOORGEVORMDE

PROFIELFOTO’S 37

4.3.3 INTERPRETATIE VAN DE EXTERNE VISUALISATIE 38

4.3.3.1 VISUALISATIETYPEN 38

4.3.3.2 VERDELING CONVERSATIEKARAKTERISTIEKEN 40 4.3.3.3 VISUELE EN RUIMTELIJKE EIGENSCHAPPEN VAN

GRAFISCHE OBJECTEN PER VISUALISATIETYPE 41

4.4 INVLOED VAN VAKKENNIS EN ERVARING 44

4.4.1 INVLOED VAN VAKKENNIS OP HET VISUALISATIEPRODUCT 44

4.4.1.1 INVLOED OP GRAFISCHE OBJECTEN 44

4.4.1.2 INVLOED OP INTERPRETATIE 44

4.4.2 INVLOED VAN ERVARING OP HET VISUALISATIEPRODUCT 45

(7)

4.4.2.2 INVLOED OP INTERPRETATIE 45

4.5 SAMENVATTING VAN RESULTATEN 46

4.5.1 VISUALISATIEPROCES 46

4.5.2 VISUALISATIEPRODUCT 46

4.5.2.1 KEUZE GRAFISCHE OBJECTEN 46

4.5.2.2 RUIMTELIJKE EIGENSCHAPPEN OPPERVLAK

EN VOORGEVORMDE OBJECTEN 46

4.5.2.3 INTERPRETATIE 47

4.5.3 INVLOED VAKKENNIS EN ERVARING OP

VISUALISATIEPRODUCT 47 5. CONCLUSIE EN DISCUSSIE 48 5.1 REFLECTIE OP EXPERIMENT 48 5.1.1 STIMULUS 48 5.1.2 KERNTAAK 48 5.1.3 BESCHIKBAARHEID HULPMIDDELEN 48 5.1.4 CODERING 49 5.2 ALGEMENE CONCLUSIE 49

5.3 CONCLUSIES VAN DEELONDERZOEKEN 50

5.3.1 VISUALISATIEPROCES 50

5.3.2 VISUALISATIEPRODUCT 51

5.3.2.1 OVEREENKOMSTEN EN VERSCHILLEN PER

VISUALISATIETYPE 51

5.3.2.2 ALGEMENE OVEREENKOMSTEN EN

VERSCHILLEN 51

5.3.3 EFFECTEN VAN VAKKENNIS EN ERVARING OP HET

VISUALISATIEPRODUCT 52

5.4 TERUGKOPPELING NAAR THEORIE EN GERELATEERDE STUDIES 53

5.5 AANBEVELINGEN VOOR VERVOLGONDERZOEK 53

5.5.1 STIMULI 53

5.5.2 KERNTAKEN 53

5.5.3 PERSOONLIJKE KENMERKEN 53

5.6 AANBEVELINGEN VOOR PRAKTIJK 54

LITERATUURLIJST 55

BIJLAGE I. TOESTEMMINGSFORMULIER 57

BIJLAGE II. SCRIPT CONVERSATIES 58

BIJLAGE III. PROTOCOLLENBLAD 59

BIJLAGE V. TOELICHTINGSFORMULIER INTERVIEW 60

BIJLAGE II. VRAGENLIJST 61

BIJLAGE VI. INSTRUCTIE EXPERIMENT 62

BIJLAGE VII. CODEERSCHEMA 63

BIJLAGE VIII. LINK GOOGLE DRIVE DOCUMENT 69

BIJLAGE IX. BEREKENING ERVARING PARTICIPANTEN 70

BIJLAGE X. PRODUCTIETIJD PER PARTICIPANT 72

(8)

FIGUREN & TABELLENLIJST

Figuur 1. Van interne naar externe visualisatie 8

Figuur 2. Bertins visuele kenmerken van grafische objecten in het grafische domein 10

Figuur 3. Voorbeeld 1 inrichting onderzoeksruimte 17

Figuur 4. Voorbeeld 2 inrichting onderzoeksruimte 17

Figuur 5. Onderdelen en samenhang conversatie-inhoud 19

Figuur 6. Magneten met naam en uitingen van gespreksdeelnemers 20 Figuur 7. Magneten met naam en foto’s van gespreksdeelnemers 20

Figuur 8. Verdeling participanten over productietijd 31

Figuur 9. Vormen toegevoegde markeerders (N=35) 33

Figuur 10. Voorbeeld alleen een lijn 34

Figuur 11. Voorbeeld tekst en lijn 34

Figuur 12. Kleuren toegevoegde markeerders (N=35) 34

Figuur 13. Voorbeeld horizontale oriëntatie whiteboard 35

Figuur 14. Voorbeeld verticale oriëntatie whiteboard 35

Figuur 15. Aantal kolommen met voorgevormde uitingen (N=60) 35

Figuur 16. Voorbeeld met uitingen in horizontale oriëntatie 36

Figuur 17. Voorbeeld met uitingen in diagonale oriëntatie 36

Figuur 18. Voorbeeld profielfoto’s in één rij en vier kolommen 37

Figuur 19. Verdeling conversatiekarakteristieken (N=60) 40

Figuur 20. Frequenties visualisatietypen in externe visualisaties (N=60) 41

Figuur 21. Voorbeeld uitsluitend chronologie 41

Figuur 22. Voorbeeld uitsluitend topic 42

Figuur 23. Voorbeeld uitsluitend participatie 42

Figuur 24. Voorbeeld chronologie – topic 42

Figuur 25. Voorbeeld chronologie – participatie 42

Figuur 26. Voorbeeld interactie – topic 43

Figuur 27. Voorbeeld chronologie – participatie – topic 43

Figuur 28. Voorbeeld chronologie – interactie – topic 43

Tabel 1. Codering toegevoegde grafische objecten 25

Tabel 2. Codering whiteboard 26

Tabel 3. Codering voorgevormde grafische objecten: uitingen 26

Tabel 4. Codering voorgevormde grafische objecten: profielfoto’s 27 Tabel 5. Verdeling participanten op basis van geslacht en vakkundige kennis (N=60) 29 Tabel 6. Verdeling participanten op basis van geslacht, vakkundige kennis en ervaring (N=60) 30 Tabel 7. Verdeling participanten over gemiddelde snelheid, vakkundige kennis en ervaring (N=60) 31 Tabel 8. Verdeling afwisseling terugluisteren en produceren (N=60) 31

Tabel 9. Aantal geplaatste grafische objecten 32

Tabel 10. Verdeling aantal objecten en combinaties van grafische objecten 33 Tabel 11. Verdeling aantal vormen van toegevoegde grafische objecten (N=60) 33

Tabel 12. Aantal kleuren toegepast in conversaties (N=60) 34

Tabel 13. Verdeling oriëntatie whiteboard (N=60) 34

Tabel 14. Aantal kolommen en oriëntatie whiteboard (N=60) 36

Tabel 15. Verdeling oriëntatie voorgevormde uitingen (N=58) 36

Tabel 16. Positionering voorgevormde uitingen (N=60) 37

(9)

1

HOOFDSTUK 1.

INLEIDING

Albert: Wie gaat er mee naar het theater vanavond? Leonardo: Hé, mag ik je aantekeningen even lenen? Charles: Ja vind ik goed.

Leonardo: Ja, ik wel!

Galileo: Je mag die van mij ook wel even, hoor. Charles: Ik heb het druk, blijf liever thuis. Albert: Gezellig!

Volg jij het nog?

Bij het horen of zien van dit bovenstaande fictieve groepsgesprek, is het gesprek wellicht gemakkelijk te begrijpen en te volgen. Zo op papier wordt het al een stuk lastiger. De mensen in het gesprek, Albert Einstein, Galileo Galilei, Leonardo DaVinci en Charles Darwin zijn stuk voor stuk geniën die iets met elkaar gemeen hebben: het zijn visuele denkers. Dit houdt in dat zij hun gedachten omzetten in beeld. Uit de gedachten en beelden die deze mensen hadden, zijn een hoop ideeën en theorieën voortgekomen die grote bijdragen hebben geleverd aan de wetenschap. Zou je aan deze personen vragen het bovenstaande gesprekje op papier te zetten, zal dit waarschijnlijk op verschillende en bijzondere manieren gebeuren.

1.1 MOTIVATIE EN PROBLEEMSTELLING

Met beeldspraak wordt in dit onderzoek het beeld bedoeld van datgene wat gesproken wordt. Wij voeren allemaal weleens een groepsgesprek in een informele, niet-institutionele setting. Een typisch voorbeeld hiervan komt voor op een verjaardag. Een ruimte vol mensen die door elkaar heen praten, de ene persoon praat nog harder dan de ander. Het ene onderwerp is nog niet afgesloten of het andere onderwerp ligt al op tafel. Wanneer mensen alleen horen wat er in zo’n groepsconversatie wordt gezegd, kunnen zij een bepaald beeld krijgen van het verloop van zo’n gesprek. Dit beeld kan de deelnemers betreffen, de participatie van die deelnemers, maar bijvoorbeeld ook wie op wie reageert in een gesprek. Dit beeld kan heel verschillend zijn per conversatie en per individu. Hoe verbeelden mensen gesprekken? Om deze vraag te beantwoorden, is er een experiment uitgevoerd, waarin onderzoeksdeelnemers gevraagd zijn om een groepsconversatie te beluisteren en daarna spontaan te visualiseren op een whiteboard aan de hand van hulpmiddelen, zoals magneten met gespreksuitingen en stiften.

1.2 RELEVANTIE VOOR DE THEORIE

Er zijn meerdere vakgebieden betrokken bij dit onderzoek, namelijk: conversatie-analyse, computer-gemedieerde communicatie en informatievisualisatie.

1.2.1 CONVERSATIE-ANALYSE

Conversatie-analyse is het vakgebied dat zich bezighoudt met de manier waarop conversaties gevoerd worden. Onderwerpen binnen dit vakgebied zijn bijvoorbeeld de manier waarop door gespreksdeelnemers van beurt gewisseld wordt, de manier waarop bepaalde uitingen aan elkaar gerelateerd zijn en de verandering van een topic in een conversatie. Dit onderzoek is voor de conversatie-analyse relevant omdat het interessant kan zijn om in kaart te brengen in hoeverre de onderzoeksdeelnemers de verschillende onderdelen zoals beurtwisseling en topicverandering van een conversatie identificeren. Horen zij bijvoorbeeld dat bepaalde uitingen aan elkaar gerelateerd zijn in alledaagse gesprekken? Horen zij dat de ene gespreksdeelnemer reageert op de ander?

1.2.2 COMPUTER-GEMEDIEERDE COMMUNICATIE

(10)

2 weergave van een conversatie via een scherm inzichtelijk is voor de gebruiker van het medium. Wanneer meerdere personen een gesprek voeren, wordt het voor de lezer van het gesprek al lastiger om het gesprek te volgen en het overzicht te bewaren, dan bij een gesprek tussen twee personen. Vooral bij computer-gemedieerde groepsconversaties waar korte uitingen snel achter elkaar verstuurd worden, zoals een synchrone chat, is dit het geval. Met dit onderzoek wordt gepoogd om aanwijzingen te kunnen geven in wat men belangrijk vindt om weer te geven op een scherm waar een groepsconversatie gevoerd wordt.

1.2.3 INFORMATIEVISUALISATIE

Binnen de informatievisualisatie wordt doorgaans abstracte informatie omgezet in een visualisatie om op die manier kennis te vergroten. Een groepsconversatie bevat abstracte informatie en kan daardoor op veel verschillende manieren gevisualiseerd worden. Een visualisatie kan grafische objecten bevatten, zoals een lijn of een rondje, die op een bepaalde manier gepositioneerd worden. Voor dit vakgebied kan het interessant zijn om in kaart te brengen welke grafische objecten voor welke onderdelen uit een conversatie worden toegepast en hoe deze objecten gegroepeerd worden.

1.3 RELEVANTIE VOOR DE PRAKTIJK

Dit onderzoek is een aanvulling op uitkomsten van voorgaande studies naar het visualiseren van conversaties via computer-gemedieerde communicatie. In de meeste van deze studies werd een design van een weergave van een groepsconversatie getest. Dit onderzoek biedt mogelijk inspiratie voor nieuwe designs, waar andere elementen van een conversatie toegevoegd kunnen worden aan de weergave van een groepsconversatie. Deze inspiratie kan gehaald worden uit het beeld dat iemand heeft van een groepsconversatie. De inhoud van dit beeld kan namelijk iets zeggen over de mate waarin iemand bepaalde onderdelen van de conversatie relevant vindt. De meeste van deze gerelateerde studies hadden als doel om huidige designs waar groepsconversaties weergegeven worden, te verbeteren. Deze studies testen de gebruiksvriendelijkheid van designs waar bepaalde elementen van de structuur van een conversatie, in combinatie met één of meerdere elementen aan het design waren toegevoegd. Bij de meeste van deze studies kwam het er op neer dat de designs nog niet volledig voldeden aan een visualisatie die de huidige visualisaties kan overtreffen. De resultaten uit dit onderzoek kunnen aanleiding geven om te overwegen om een bepaalde weergave te veranderen of bepaalde elementen aan de weergave toe te voegen.

1.4 LEESWIJZER

(11)

3

HOOFDSTUK 2

THEORETISCH KADER

Een groepsconversatie ansich is een abstract gegeven en kan op verschillende manieren gevisualiseerd worden. Om erachter te komen welke onderdelen van een groepsconversatie mensen goed in zich opnemen en relevant vinden om te visualiseren, kan gebruik gemaakt worden van een externe visualisatie. Een externe visualisatie komt tot stand aan de hand van een applicatiedomein en een grafisch domein, die aan elkaar gerelateerd zijn. Het applicatiedomein is datgene wat gevisualiseerd wordt en het grafische domein bestaat uit de objecten die op een bepaald oppervlak geplaatst zijn. In dit onderzoek is het applicatiedomein een synchrone, verbale groepsconversatie. Het grafische domein bestaat uit de visuele en ruimtelijke eigenschappen van de grafische objecten die op een tweedimensionaal oppervlak geplaatst zijn. Aan de hand van beide domeinen kan de externe visualisatie geïnterpreteerd worden.

2.1 GROEPSCONVERSATIE

De term conversatie kan vanuit verschillende oogpunten bekeken worden en heeft geen éénduidige definitie. Een definitie van het begrip is de volgende: “a talk between two or more people in which thoughts,

feelings and ideas are expressed, questions are asked and answered, or news and information is exchanged”

(Cambridge Dictionary 2017). Met andere woorden, een conversatie heeft een aantal deelnemers die iets uiten met een bepaalde inhoud. De volgende definitie gaat niet in op de inhoud, maar vooral op bepaalde kenmerken van een conversatie: “Conversation is interactive, more-or-less spontaneous, communication

between two or more conversants. Interactivity occurs because contributions to a conversation are response reactions to what has previously been said. Spontaineity occurs because a conversation must proceed, to some extent, and in some way unpredictably.” (Tubbs, 2013:214). Een definitie die niet per se naar de inhoud of

de kenmerken van een conversatie kijkt, maar juist naar de onderdelen ervan, is de volgende: “A collection

of related messages” en “the tree of messages that grows with the reply operation” (Venolia & Neustaedter,

2003:2-3). De laatste definities duiden aan dat een conversatie een aantal deelnemers heeft die uitingen doen, waarbij de uitingen een bepaalde relatie met elkaar hebben.

De definitie van een groepsconversatie die in dit onderzoek gehanteerd wordt, is een samenvatting van bepaalde onderdelen uit de drie bovenstaande definities. In dit onderzoek wordt een groepsconversatie gezien als een conversatie waaraan meer dan twee mensen deelnemen, die uitingen produceren met een bepaalde inhoud en daarmee bepaalde informatie met elkaar uitwisselen, waardoor een bepaalde mate van interactiviteit kan ontstaan.

2.1.1 KARAKTERISTIEKEN VAN EEN GROEPSCONVERSATIE

De definitie van een groepsconversatie geeft aan dat een groepsconversatie een bepaalde inhoud heeft. Ongeacht via welk medium gecommuniceerd wordt, kent een groepsconversatie een bepaald aantal deelnemers. Deze deelnemers wisselen uitingen met elkaar uit en deze gaan meestal over één of meerdere onderwerpen. Al deze aspecten kunnen de karakterisering van een conversatie aangeven.

2.1.1.1 DEELNEMERS

Een groepsconversatie bestaat uit meer dan twee deelnemers. Deelnemers kunnen in een conversatie verschillende rollen vervullen. De rol die een deelnemer vervult in een conversatie, is volgens Goffman (1981) gebaseerd op de relatie die de deelnemer heeft met een uiting. Zo zijn er zenders en ontvangers, ook wel sprekers en luisteraars genoemd in het geval van een conversatie (Hymes, 1972). Vaak vervullen de gespreksdeelnemers beide rollen in een conversatie. Wanneer een persoon spreekt, vervult hij/zij de rol van de zender. Wanneer een persoon luistert, vervult hij/zij de rol van de ontvanger. Doordat meerdere deelnemers spreken en luisteren, wisselen zij in een conversatie steeds van rol (Mazeland, 2003).

(12)

4 weten dat diegene meeluistert, in tegenstelling tot de onbevestigde afluisteraar, waarvan de gespreksdeelnemers dat niet weten (Hymes 1972; Goffman 1981; Houtkoop & Koole 2011). In dit onderzoek worden de deelnemers van een groepsconversatie gezien als sprekers en luisteraars die van beurt wisselen, waarbij de luisteraars een publiek vormen wanneer een spreker aan het woord is.

2.1.1.2 UITINGEN EN BEURTEN

De inhoud van een conversatie wordt uitgewisseld in de vorm van uitingen. Een uiting is ook een term waar meerdere verschillende definities over bestaan. In dit onderzoek wordt het gezien als het verbale gedeelte van elke beurt die tussen stiltes of tussen een wisseling van spreker valt (Crystal, 2008:505). Een uiting kan bestaan uit één of meerdere, mogelijk incomplete, zinnen (Mazeland, 2003). Een groep van uitingen kan vaak gebundeld worden, dit heet een sequentie. Dit begrip wordt later in dit hoofdstuk meer toegelicht. Wanneer de spreker klaar is met het produceren van één of meerdere uitingen, kan er van beurt gewisseld worden. De rol van de spreker gaat dan naar een andere gespreksdeelnemer. Deze gespreksdeelnemer krijgt vervolgens de beurt om te spreken. In de beurt kan de volgende spreker weer één of meerdere uitingen produceren. Een beurt kan dus bestaan uit één of meerdere uitingen.

2.1.1.3 BEURTWISSELINGSORGANISATIE

De basiskenmerken van een conversatie zouden volgens Schegloff & Sacks (1973:293) moeten zijn dat er, tenminste en slechts, één deelnemer tegelijk praat en dat er op een gegeven moment van spreker gewisseld wordt. In dit laatste geval is er sprake van beurtwisseling. Beurtwisseling is de meest fundamentele structuur van een conversatie. Zoals in de vorige sectie is genoemd, is de beurtwisseling het proces waar de zender en ontvanger van rol wisselen. In dit proces coördineren de sprekers van een conversatie wanneer van rol gewisseld wordt. Hierbij streven zij naar een minimale overlap en een minimaal gat tussen de sprekers (Sacks et al, 1974:704). In de beurtwisselingsorganisatie organiseren de sprekers de momenten wanneer zij van beurt kunnen wisselen. Sprekers oriënteren zich op welke vorm een beurt aanneemt en kunnen op die manier inschatten wanneer mogelijk van beurt gewisseld kan worden. Dit kan gebeuren op verschillende manieren. Deze manieren zijn de volgende zogeheten beurttoewijzingstechnieken:

• Zelfselectie: hierbij selecteert één van de gespreksdeelnemers zichzelf om de volgende beurt te produceren.

• Huidige-kiest-volgende: hierbij wordt een andere gespreksdeelnemer uitgenodigd een volgende beurt te produceren doordat de huidige spreker zijn of haar beurt op diegene richt. Deze vorm bevat in groepsconversaties vaak een adressering, zoals het noemen van de naam.

• Huidige spreker gaat door: wanneer er geen volgende spreker wordt gekozen, en wanneer er geen gespreksdeelnemer is die zichzelf selecteert, kan de huidige spreker doorgaan met de beurt. (Sacks et al, 1974: 704)

Uitingen en beurten worden gestructureerd en georganiseerd op basis van regels. Bij een groepsconversatie is de manier van beurtwisseling echter complexer dan bij een dialoog. Dit heeft te maken met een verschil in de beurtwisselingstechnieken (Holler et al 2016). In groepsconversaties hebben meerdere gespreksdeelnemers de mogelijkheid om de beurt te nemen. Deze technieken zijn dan niet alleen gericht op wanneer van beurt gewisseld wordt, maar juist op wie de beurt neemt. Wat vaak voorkomt in een groepsconversatie is dat slechts twee gespreksdeelnemers de rol van spreker en luisteraar aannemen, terwijl de overige deelnemers de rol als afluisteraar krijgen en daardoor minder snel de beurt krijgen of nemen. Daarnaast worden in groepsconversaties vaak andere beurttoewijzings-technieken toegepast. Een voorbeeld van een techniek die in groepsconversaties veel voorkomt en in dialogen nauwelijks, is het noemen van de naam van degene die als volgende spreker geselecteerd wordt. Ook is het vaak zo dat degene die als eerste of als luidste start met een volgende beurt, de beurt krijgt (Sacks et al, 1974:712-713).

2.1.1.4 SEQUENTIES

(13)

5 De fundamentele basis voor een dergelijke activiteit is het aangrenzende paar. Het aangrenzende paar bestaat uit twee uitingen die aangrenzend aan elkaar geplaatst zijn en door verschillende sprekers in aparte beurten zijn geproduceerd. De uitingen in een aangrenzend paar hebben een relatieve ordening en een onderscheidende relatie met elkaar. Een aangrenzend paar bestaat uit twee delen. Het eerste paardeel is een sociale handeling die de spreker doet. Met deze uiting wordt de sequentie gecreëerd. Het tweede paardeel is het passende vervolg op het eerste paardeel, deze maakt de sequentie compleet (Schegloff & Sacks, 1973:74). Voorbeelden van aangrenzende paren zijn vraag-antwoord, verzoek-inwilliging, compliment-bedankje, etc. De uitingen van beide gespreksdeelnemers zijn gerelateerd aan elkaar en zijn gebaseerd op de sociale interactiviteit die wordt uitgevoerd aan de hand van de uitingen. Het aangrenzende paar kan uitgebreid worden door middel van een sequentie-expansie. In zo’n geval produceren de gespreksdeelnemers uitingen voorafgaand aan de basissequentie, in dit geval spreekt men van een pre-expansie (Schegloff, 2007:28-57). Wanneer de sequentie tussen beide paardelen van de basissequentie wordt uitgebreid, is er sprake van een insertie-expansie (Schegloff, 2007:97-114). Een laatste mogelijkheid is dat de uitbreiding opvolgend aan de basissequentie plaatsvindt, in dit geval is er sprake van een postexpansie (Schegloff, 2007:115-168).

2.1.1.5 RELATIE TUSSEN UITINGEN

Uitingen tussen gespreksdeelnemers in een conversatie kunnen een bepaalde relatie met elkaar hebben. In dit onderzoek wordt gekeken naar de relatie op basis van chronologie en op basis van interactiviteit. Uitingen worden geproduceerd in een bepaalde volgorde en kunnen daardoor een chronologische relatie hebben. Een uiting is dan gerelateerd met een andere uiting omdat de uiting voor of na een bepaalde uiting geproduceerd wordt. Soms komt het echter voor dat een uiting een reactie is op een uiting die al een paar beurten eerder in de conversatie is geproduceerd. De uitingen binnen de sequentie volgen elkaar dan niet chronologisch op. Deze uitingen zijn dan nog wel gerelateerd aan elkaar, omdat deze samen een sequentie vormen. In dit geval is er sprake van een reactie-relatie. Deze reactie-relatie hangt nauw samen met interactiviteit. Wanneer de uitingen in een sequentie met elkaar verbonden zijn, kan een bepaalde mate van interactiviteit ontstaan. Uitingen zijn aan elkaar gebonden op basis van interactiviteit omdat het reacties zijn op één of meerdere voorgaande uitingen. Volgens Rafaeli (1988) is de interactiviteit van een conversatie onafhankelijk van het type medium waarop de communicatie plaatsvindt. Wanneer een uiting een reactie is op een eerdere uiting, ontstaat er op basis van die relatie een verbondenheid tussen de uitingen. Bij deze verbondenheid wordt rekening gehouden met de mate waarin uitingen in een sequentie met elkaar verbonden zijn, en vooral de mate waarin latere uitingen rekening houden met de verbondenheid van eerdere uitingen. Communicatie is interactief wanneer uitingen in de conversatie niet alleen rekening houden met de uiting die aan de uiting vooraf gaat, maar ook met de uitingen en reacties die daar weer aan vooraf gaan en die met elkaar verbonden zijn. Samengevat kan een conversatie, op welk medium dan ook, in meerdere of mindere mate interactief zijn.

In het volgende fragment is een voorbeeld te zien van een conversatie die interactief is. De conversatie in het fragment is interactief omdat de derde uiting van de conversatie verbonden is met de uiting die daar aan voorafgaat omdat het daar een reactie op is, maar ook verbonden is met de uiting die daar weer aan voorafgaat. De derde uiting is namelijk inhoudsloos wanneer de eerste uiting van het fragment weg valt. A: Hallo, hoe gaat het?

B: Goed, en met jou? A: Ook goed.

2.1.1.6 TOPICORGANISATIE

(14)

6

2.1.2 MEDIUM WAAROP EEN GROEPSCONVERSATIE PLAATSVINDT

Groepsconversaties kunnen via verschillende media plaatsvinden. Onder medium wordt in dit onderzoek de fysieke drager van de boodschap verstaan. Hieronder vallen bijvoorbeeld brieven, e-mail, telefoon of face-to-face bijeenkomsten (Thompson & Cats-Baril, 1997). De meeste studies naar groepsconversaties betreffen face-to-face communicatie of computer-gemedieerde communicatie en de verschillen tussen deze twee vormen.

2.1.2.1 TRADITIONELE COMMUNICATIE

Face-to-face conversaties vallen onder de traditionele communicatie. Hoewel hier de meeste studies naar zijn gedaan, vallen groepsconversaties via de telefoon hier bijvoorbeeld ook onder. Face-to-face communicatie is technisch gezien de meest eenvoudige vorm van communicatie. Door de aanwezigheid van onder andere spraak, gehoor, gedeelde ruimte, gebaren, lichaamstaal en kijkrichting is het vaak ook de meest verfijnde vorm van communiceren (Dix et al, 2003:476-477). Face-to-face communicatie is dan ook altijd een combinatie van verbale en non-verbale communicatie. Bij een groepsconversatie via de telefoon is de communicatie beperkt tot enkel verbaal. Traditionele groepsconversaties zijn altijd synchroon. Dit houdt in dat de gespreksdeelnemers aanwezig zijn in dezelfde tijd en de uitingen tegelijkertijd worden verzonden en ontvangen, op het moment dat ze geproduceerd worden. Bij face-to-face conversaties zijn de deelnemers aanwezig op dezelfde locatie, bij communicatie via de telefoon op verschillende locaties.

2.1.2.2 COMPUTER-GEMEDIEERDE COMMUNICATIE (CMC)

Conversaties worden naast face-to-face en via de telefoon, veelal ook via het computermedium gevoerd. Herring noemt deze vorm van communicatie ‘Computer-Mediated Discourse’ (CMD). CMD is de communicatie die ontstaat wanneer mensen elkaar berichten sturen via genetwerkte computers (Herring, 2001:1). Computers kunnen hier gezien worden in de breedste zin van het woord, namelijk als alle digitale apparaten waarmee gecommuniceerd kan worden. Hoewel audio en video ook steeds populairder worden, is de communicatie in CMD grotendeels op tekst gebaseerd. Tekstuele computer-gemedieerde conversaties kennen meerdere vormen, zoals bijvoorbeeld chat, e-mail, discussiefora of virtual reality games. Voor al deze vormen geldt dat de conversaties hoofdzakelijk plaatsvinden door een tekstuele presentatie van de uitingen in het gesprek (Herring, 2001:1). De tekstuele weergave van communicatie is ook voor dit onderzoek het meest relevant.

Computer-gemedieerde groepsconversaties kunnen synchroon of asynchroon zijn. Synchrone conversaties worden binnen het vakgebied van CMC gezien als conversaties waarbij de uitingen tegelijk verzonden en ontvangen worden, zoals bijvoorbeeld in een instant messaging chat. Deelnemers zitten bij synchrone computer-gemedieerde conversaties op hetzelfde moment achter de computer en wisselen op dat moment berichten uit. Conversaties zijn asynchroon wanneer het verzenden en ontvangen van berichten niet op hetzelfde moment gebeurt, zoals bijvoorbeeld bij een e-mailgesprek. Bij asynchrone CMC wordt het niet door het systeem vereist dat de deelnemers van de conversatie op hetzelfde moment achter de computer zitten. Een e-mailbericht kan een paar dagen nadat het verzonden is nog gelezen en beantwoord worden. Dit heeft als gevolg dat het bij asynchrone, tekstuele computer-gemedieerde conversaties vaak mogelijk is om het bericht aan te passen, voordat deze verstuurd wordt.

2.1.2.3 TRADITIONELE- VS. COMPUTER-GEMEDIEERDE GROEPSCONVERSATIES

Veel studies zijn gericht op de verschillen tussen traditionele en computer-gemedieerde conversaties. Deze verschillen kunnen op meerdere gebieden voorkomen. Groepsconversaties via traditionele media kunnen bepaalde voordelen of juist beperkingen hebben wanneer ze vergeleken worden met computer-gemedieerde conversaties.

Gebrek aan backchannels en non-verbale communicatie

(15)

7 communicatie blijven deze signalen vaak uit. Daarnaast mist deze vorm van communicatie ook non-verbale communicatie, zoals de toon en lichaamstaal van de spreker en luisteraar. Gebruikers van computer-gemedieerde communicatie creëren echter steeds meer manieren om het gebrek aan deze non-verbale communicatie goed te maken, zoals bijvoorbeeld door middel van het gebruik van emoticons een emtionele status uit te drukken of door middel van hoofdletters een uiting een schreeuwend karakter te geven.

Het gebrek aan feedback heeft gevolgen voor de beurtwisselingsregels van een conversatie. De conversaties zijn veel vatbaarder voor miscommunicatie of schending van beurtwisselingsregels, zoals het nemen van een beurt op het verkeerde moment, het nemen van een beurt door de verkeerde persoon of een overlap van uitingen. Door het gebrek aan backchannels en non-verbale communicatie is het lastig om bepaalde signalen voor beurtwisseling te signaleren. In face-to-face communicatie kan de kijkrichting van een gespreksdeelnemer bijvoorbeeld al aangeven wie verwacht wordt de volgende uiting te doen. Ook kan bijvoorbeeld de intonatie aangeven wanneer de spreker bijna klaar is met de beurt. Bij tekst-gebaseerde CMD is het niet mogelijk om dergelijke signalen te herkennen.

Incoherentie

Tekstuele computer-gemedieerde groepsconversaties zijn meer onderhevig aan incoherentie van uitingen dan face-to-face conversaties. Een veelvoorkomend fenomeen in tekstuele computer-gemedieerde communicatie is een verstoring van het aangrenzende paar, door Herring (1999) ook wel ‘disrupted adjacency’ genoemd. Bij groepsconversaties komt het bijvoorbeeld voor dat gespreksdeelnemers uitingen doen die voor een bepaalde sequentie irrelevant zijn en tussen de uitingen van een bepaalde sequentie liggen (Herring 1999). Het systeem houdt namelijk vaak geen rekening met welke berichten reacties zijn op welke berichten, maar enkel met de volgorde in tijd waarop de berichten verstuurd zijn. Ondanks dit fenomeen blijven deelnemers communiceren op systemen waar dit zich vaak voordoet. Uit onderzoek is gebleken dat gespreksdeelnemers in staat zijn om het overzicht over de threads van uitingen te bewaren en de juiste aangrenzende paren zelf te construeren (Ornberg Berglund, 2009; Schonfeldt and Golato, 2003; Simpson, 2005).

Topicontwikkeling

Een conversatie kan ook incoherent zijn wanneer de sequenties van uitingen over een bepaald topic onsamenhangend, onduidelijk of onlogisch zijn. Bij computer-gemedieerde conversaties wordt, om deze incoherentie te voorkomen, vaak gedaan aan topicsegmentatie. Dit is het opdelen van teksten of conversaties in samenhangende segmenten, gebaseerd op een topic. Een veelvoorkomende manier hiervoor is het gebruik van threads. Een thread is een keten van gerelateerde uitingen (Rafaeli & Sudweeks, 1997). Face-to-face conversaties betreffen vaak één topic. Bij computer-gemedieerde conversaties kan het echter ook voorkomen dat meerdere topics door elkaar heen lopen. Uitingen worden tegelijkertijd geproduceerd en er kunnen meerdere threads over verschillende topics gecreëerd worden. Dit maakt het ook lastiger om te zien wie waarop reageert. Een topic is ook moeilijker te volgen doordat een uiting meerdere reacties tegelijk kan krijgen. Dit is voornamelijk het geval in syncrhone CMD. Het verschil met face-to-face conversaties is dat daar vaak één iemand het woord krijgt en daar weer één iemand op reageert. Een consequentie hiervan is dan ook dat bepaalde topics sneller komen te vervallen in computer-gemedieerde conversaties, ook wel ‘topic decay’ genoemd (Herring, 1999:137).

2.2 VISUALISATIE

In het dagelijkse leven worden mensen regelmatig geconfronteerd met verschijnselen, data of gebeurtenissen die lastig tekstueel te beschrijven zijn en/of moeilijk aan de hand van een tekst te begrijpen zijn. Om het begrip te stimuleren is het in sommige gevallen handig om in plaats van tekst, visualisaties te gebruiken. De uitleg: “bij de tweede rotonde moet u links afslaan en daarna gelijk naar rechts” kan wellicht beter begrepen worden wanneer de route wordt weergegeven op een routekaart. Een routekaart is in dit geval een vorm van visualisatie. Een visualisatie is wederom een term met meerdere verschillende definities. Volgens Hegarty (2004:1) is een visualisatie “any display that represents information in a

visual-spatial medium”. Mazza (2004:5) gaat met zijn definitie in op de manier waarop een visualisatie tot stand

komt. Hij noemt een visualisatie “a cognitive activity, facilitated by graphical external representations from

(16)

8 In dit onderzoek wordt een visualisatie gezien als een bepaald proces met een bepaald product. Het proces is het extern visualiseren van een interne visualisatie op basis van cognitieve informatie. Het product is de externe visualisatie, dat bestaat uit een weergave van informatie in een visueel-ruimtelijk medium. De basisonderdelen van een visualisatie zijn grafische objecten met bepaalde ruimtelijke kenmerken (Bertin 1981). Visualisaties kunnen dynamisch, interactief of statisch zijn. De objecten in een visualisatie kunnen op een één, twee of drie dimensionaal vlak geplaatst worden. In dit onderzoek wordt het visueel-ruimtelijk medium gezien als een statisch, tweedimensionaal oppervlak.

Een visualisatie kan een bepaald doel hebben. Volgens Mazza zijn deze doelen onder te verdelen in drie categorieën, namelijk: presentatie, exploratie en confirmatie. Bij een presentatie kan een visualisatie gebruikt worden om een bepaald idee op een heldere, precieze en efficiënte manier te communiceren. Bij exploratie wordt een visualisatie toegepast om een bepaald idee te creëren of te ontdekken. Een visualisatie kan bijvoorbeeld helpen om relaties, trends of patronen te ontdekken in data (Bertin, 1981:16; Card et al, 1999:1; Mazza, 2004:1). Tot slot kan een visualisatie helpen bij het controleren of een idee over bepaalde data klopt. In dit geval worden hypotheses getoetst. Zo kunnen bepaalde relaties tussen data zichtbaar worden gemaakt. Visuele representaties kunnen onverdeeld worden in zes typen, namelijk grafieken, tabellen, kaarten, diagrammen, netwerken en iconen (Lohse et al, 1994). Elk type kent een andere mate van effectiviteit wanneer het gaat om informatievoorziening. Volgens Tufte (2014) is een visualisatie te beoordelen aan de hand van de duidelijkheid, precisie en efficiëntie waarop een complex idee gecommuniceerd wordt. Hij beweert dat een visualisatie ‘graphical excellence’ kan hebben. Graphical excellence is volgens hem “that which gives to the viewer the greatest number of ideas in the shortest time

with the least ink in the smallest space” (Tufte, 2014:219).

2.2.1 VISUALISATIEPROCES EN –PRODUCT

In de bovenstaande definitie van Mazza (2004) wordt duidelijk hoe een extern visualisatieproduct tot stand komt, namelijk door middel van een externe visualisatie aan de hand van een interne mentale visualisatie. Hegarty (2004) noemt een interne visualisatie een beeld dat iemand in zijn of haar hoofd heeft. Een visualisatie wordt extern wanneer de visualisatie in de fysieke omgeving beschikbaar wordt gemaakt. Het is dan een object, geprint op papier of weergegeven op een computerscherm. Volgens Scaife en Rogers (1996) is het produceren van een externe visualisatie aan de hand van een interne visualisatie een cognitief proces, ook wel externe cognitie genoemd (zie Figuur 1). ‘X’ is in Figuur 1 wat gevisualiseerd wordt, ook wel het applicatiedomein genoemd. Hierover wordt meer uitleg gegeven in sectie 2.2.2.

Figuur 1. Van interne naar externe visualisatie

(17)

9 op de relatie tussen de interne en externe relatie, maar vooral op de manier waarop mensen bepaalde informatie weergeven in een externe representatie op een visueel-ruimtelijk oppervlak.

De waarde van externe representaties, bijvoorbeeld in hoeverre de representatie te begrijpen is door kijkers, is lastig te beoordelen. De ervaring met representaties, de kennis van een bepaald domein of het soort taak hebben bijvoorbeeld invloed op de effectiviteit van een representatie (Scaife & Rogers 1996:186). Wanneer iemand een routekaart probeert te begrijpen die nog nooit eerder een routekaart heeft gezien, is het begrip van de representatie minder effectief dan bij een persoon die dagelijks routes bewandelt aan de hand van een routekaart.

2.2.2 VISUELE COMMUNICATIE

Wanneer visualisaties worden ingezet om een bepaald idee te communiceren, spreekt Wang (1995:1) van visuele communicatie. Deze communicatie bestaat volgens haar uit drie onderdelen, namelijk een grafisch domein, een applicatiedomein en de link tussen het grafische en het applicatiedomein. Deze link betreft een interpretatie- of specificatierelatie tussen het applicatiedomein en het grafische domein. Het applicatiedomein omvat abstractie informatie-eenheden. De interpretatie heeft te maken met hoe de informatie-eenheden weergegeven worden in het grafische domein. Hierbij kan gekeken worden naar de betekenis van een grafische eenheid in de visualisatie en op welke manier deze eenheid gerelateerd is aan het applicatiedomein. Dit wordt ook wel de expliciete link genoemd. De link kan ook meer impliciet voorkomen, dan is er sprake van specificatie. Bij specificatie van de visualisatie wordt gekeken naar de visualisatie in een groter geheel, waarbij categorieën op basis van de informatie uit het applicatiedomein en de grafische eenheden in het applicatiedomein gecreëerd kunnen worden.

2.2.2.1 APPLICATIEDOMEIN

Het applicatiedomein is datgene wat gevisualiseerd wordt. Het kan concrete informatie bevatten, maar ook min of meer abstracte informatie. Er is sprake van concrete informatie wanneer de eenheden tastbaar zijn. Wanneer dit niet het geval is, is er sprake van abstracte informatie. Een ruimte met een aantal tafels en stoelen kan concreet zijn, de tafels en stoelen zijn aan te raken. Wanneer de tafels en stoelen gevisualiseerd moeten worden, kan bijvoorbeeld een tekening gemaakt worden van de kleuren, de indeling, de locatie in de ruimte en de vorm van de tafels en stoelen. De verdeling van het aantal tafels en stoelen is echter abstracte informatie. Het gegeven “5 aanwezige stoelen” is niet tastbaar. Wanneer deze informatie weergegeven moet worden, kan dit op veel verschillende manieren gebeuren. Zo kunnen bijvoorbeeld symbolen of getallen voor bepaalde informatie-eenheden gegeven worden of kan de informatie weergegeven worden in een diagram of in een tabel.

2.2.2.2 BEGRIP VAN HET GRAFISCHE DOMEIN

Om een visualisatie te begrijpen, zijn drie onderdelen nodig: (i) beschrijving van de meetkundige kenmerken van de visualisatie, (ii) interpretatie en (iii) specificatie van de visualisatie.

De fundamentele basis voor het begrip van een visualisatie is om een beschrijving te geven van de kenmerken van een visualisatie (Wang, 1995:9). Bij dit onderdeel zijn verschillende mogelijkheden om de kenmerken in kaart te brengen. Het kan een beschrijving zijn van de grafische objecten, maar het kan ook een beschrijving zijn van de ruimtelijke eigenschappen van - en de relaties tussen de grafische objecten. Om een visualisatie te kunnen interpreteren zullen onderdelen uit de visualisatie gegeneraliseerd moeten worden. De grafische onderdelen van een visualisatie zullen onderverdeeld moeten worden op basis van mogelijke eigenschappen van representaties in het domein. Op deze manier kan gecontroleerd worden of de interpretatie ook daadwerkelijk klopt. (Wang, 1995:9).

Bij de specificatie worden visualisaties in verschillende typen ingedeeld. Het is de bedoeling dat de visualisatie op basis van grafische kenmerken op een duidelijke manier gespecificeerd wordt. Hierdoor kan een indeling ontstaan waarbij soortgelijke visualisaties bij hetzelfde type horen. (Wang, 1995:10) De drie onderdelen zijn met elkaar verbonden. Zo kan een visualisatie gespecificeerd (iii) en geïnterpreteerd (ii) worden op basis van de kenmerken van de visualisatie (i). (Wang, 1995:10-11)

2.2.2.3 ONDERDELEN VAN HET GRAFISCHE DOMEIN

(18)

10 abstracte data heet informatievisualisatie. Één van de grondleggers van dit vakgebied is Jacques Bertin. Volgens Bertin (1981) kunnen grafische objecten een aantal visuele kenmerken hebben (zie Figuur 2). Zijn indeling kan gebruikt worden om grafische objecten en ruimtelijke kenmerken ervan in kaart te brengen. Bertin (1981) stelt de volgende karakterisering voor van grafische objecten in het grafische domein:

• Positie van het grafische object in het weergave-vlak; • Grootte van het grafische object;

• Vorm (de uiterlijke gedaante van het grafische object, dit zijn oneindig veel mogelijkheden); • Waarde (varieert van licht naar donker);

• Kleur (verandert in tint bij een bepaalde waarde);

• Oriëntatie (de richting waarin het grafische object is opgesteld); • Structuur (de korreligheid van het grafische object).

Figuur 2. Bertins visuele kenmerken van grafische objecten in het grafische domein

2.3 KENNIS VAN COMPUTER-GEMEDIEERDE GROEPSCONVERSATIES

2.3.1 KENNIS VAN OF ERVARING MET ONLINE GROEPSGESPREKKEN

Dit onderzoek is gericht op mensen die enige kennis hebben van en/of ervaring hebben met groepsconversaties in een computer-gemedieerde context en met name enigszins bekend zijn met de verschillende onderdelen van een groepsconversatie en haar karakteristieken. In principe valt iedereen die weleens een online groepsgesprek gevoerd heeft hieronder. Omdat het niet haalbaar is om het onderzoek te richten op de gehele pratende samenleving, richt dit onderzoek zich op mensen waarvan verwacht wordt dat zij in het dagelijkse leven veel in aanraking komen met groepsconversaties. In dit geval is dit de groep mensen uit generatie Y. Deze verwachting is voornamelijk gebaseerd op de hoge cijfers van het gebruik van computer-gemedieerde communicatie van deze groep mensen. Generatie Y, ook wel Millennials genoemd, kan gedefinieerd worden als de groep mensen die zijn geboren na 1983. Deze mensen zijn opgegroeid met technologie en worden verwacht toegang te hebben tot computers, mobiele telefoons en andere soortgelijke digitale apparaten. De mensen in deze groep willen graag verbonden zijn met elkaar, vinden interactiviteit belangrijk en verkiezen internet boven televisie (Oblinger 2003). Er wordt verwacht dat deze groep mensen meer digitaal geletterd zijn dan mensen uit een eerdere generatie. (Deursen & van Dijk) De mensen in deze generatie Y-groep hebben verschillende eigenschappen. Één daarvan is kennis van en/of ervaring met groepsconversaties in een computer-gemedieerde context.

2.3.2 VAKKUNDIGE KENNIS VS. ERVARING

(19)

11 analytische kennis van al dan niet online groepsconversaties en anderzijds ervaring met online groepsconversaties. Iemand kan meer analytische kennis hebben van groepsconversaties wanneer diegene over vakkundige kennis op het gebied van conversaties beschikt. Iemand kan ook kennis hebben van groepsconversaties wanneer diegene ervaring heeft met al dan niet computer-gemedieerde groepsconversaties en, als het computer gemedieerde groepsconversaties betreft, met de interfaces van sociale-netwerkapplicaties zoals Facebook, Whatsapp of Reddit.

In dit onderzoek wordt iemand als vakkundig gezien wanneer zijn of haar huidige of behaalde opleiding en/of huidige of voormalige werkfunctie het van diegene vergt om na te denken over- of kennis te hebben van conversaties. Dit kan voorkomen op twee manieren. Zo kan een persoon ten eerste vakkundig zijn op het gebied van communicatiewetenschappen. In dit geval heeft diegene conversatie-analytische kennis van de karakteristieken van conversaties. Ten tweede kan iemand vakkundig zijn op het gebied van communicatietechnologie. In dit geval heeft diegene kennis van conversaties omdat nagedacht wordt over de wijze waarop de technologie van een applicatie een conversatie kan weergeven. Wanneer iemand niet binnen één van de bovenstaande groepen valt, wordt diegene gezien als onvakkundig op het gebied van conversaties.

De ervaring met computer-gemedieerde groepsconversaties bestaat in dit onderzoek uit de mate waarin een persoon groepsconversaties leest en de mate waarin een persoon aan groepsconversaties deelneemt. Wanneer een persoon vaak aan groepsconversaties deelneemt of vaak groepsconversaties leest, is diegene meer ervaren op basis van dit gebied dan iemand die dit nauwelijks doet.

Op grond van deze eigenschappen zijn er vier groepen te onderscheiden, namelijk:

• Mensen met vakkundige kennis en met relatief veel ervaring met online groepsconversaties; • Mensen met vakkundige kennis en met relatief weinig ervaring met online groepsconversaties; • Mensen zonder vakkundige kennis en met relatief veel ervaring met online groepsconversaties; • Mensen zonder vakkundige kennis en met relatief weinig ervaring met online

groepsconversaties.

2.4 AAN DIT ONDERZOEK GERELATEERDE STUDIES

Dit is niet het eerste onderzoek waarin inzichten worden gegeven over de weergave van groepsconversaties. Studies die aan dit onderzoek gerelateerd zijn, liggen veelal op het gebied van computer-gemedieerde communicatie. Dit is ook het gebied waar conversaties plaatsvinden aan de hand van een visuele presentatie van de uitingen die in de conversatie worden gedaan (Herring, 2001:1). Dit onderzoek biedt mogelijk inzichten in de fase die voorafgaat aan het creëren van een design voor online groepsconversaties. De designs in gerelateerde studies bevatten verschillende conversatie-karakteristieken, of combinaties van conversatie-karakteristieken, van een groepsconversatie. Deze karakteristieken zijn een bewuste keuze geweest voor het design van de visualisatie. Het in kaart brengen van conversatiekarakteristieken van een groepsconversatie die mensen relevant vinden, kan mogelijk tot inzichten leiden voor een keuze voor andere karakteristieken, of een combinatie van andere karakteristieken in het design.

2.4.1 DESIGNS

Het doel van de meeste studies die aan dit onderzoek gerelateerd zijn, is geweest om een ‘design’ te testen dat mogelijk een verbetering is op huidige designs waarin groepsconversaties gevisualiseerd worden. De huidige designs waar synchrone groepsconversaties worden gevoerd, zoals online chat en Instant Messaging, bestaan meestal alleen uit een weergave waar de uitingen in chronologische volgorde worden geplaatst (Venolia & Neustadter, 2003; Smith et al, 2000). In gerelateerde studies worden designs getest waar in de weergave niet alleen de chronologische volgorde van de uitingen getoond wordt, maar ook andere aspecten van een groepsconversatie zijn toegevoegd. In sommige gevallen wordt de

chronologische volgorde van uitingen ook geheel in het design weggelaten.

(20)

12 2.4.1.1 CONVERSATION MAP

Sack (2000) beschrijft de visualisatie van een conversatie aan de hand van een Conversation Map. De onderdelen van deze map zijn de conversationele threads, reactie-relaties, discussie-topics en een semantisch netwerk. Een deel van de Conversation Map laat een weergave zien van de conversationele threads. In deze thread worden de initiële berichten, de reacties op het initiële bericht en de reacties op deze reacties als een conversatie-boom weergegeven. De threads worden op basis van chronologie geordend. Een ander onderdeel laat de reactie-relatie zien. Dit wordt weergegeven door punten en lijnen die samen het zogenoemde “social network” laat zien. De punten zijn de gespreksdeelnemers en de lijnen zijn de relaties tussen wie op wie reageert. Het tweede onderdeel koppelt uitingen tussen gespreksdeelnemers aan elkaar op basis van een topic. Het systeem zoekt naar lexicale onderdelen van een uiting die overeenkomen met onderdelen uit andere uitingen en koppelt ze op die manier aan elkaar. Het semantische netwerk laat zien waar allemaal over gepraat wordt. Hierbij wordt een netwerk weergegeven met de centrale termen uit de discussies en hoe deze in relatie tot elkaar staan.

2.4.1.2 CONVERSATION SPACE

Een andere manier waarop een computer-gemedieerde conversatie gevisualiseerd kan worden is onderzocht door Popolov (2000). Popolov stelt dat conversaties uit meerdere threads kunnen bestaan en dat deze threads vaak tegelijk worden gecreëerd. ‘Conversation Space’ (ConverSpace) is het prototype dat hij onderzoekt, waarin de threads van een conversatie in een tweedimensionale oppervlakte worden weergegeven. Hij stelt dat traditionele tekstuele lay-out de threads lineair plaatsen, maar wil dit in zijn prototype juist niet doen. In het prototype worden de uitingen gepositioneerd op een tweedimensionale oppervlakte op basis van twee assen. De ene as staat voor de tijd en de andere as staat voor de topicale structuur. Hierdoor ontstaat er een tabel van uitingen.

2.4.1.3 THREADED CHAT

Smith & Cadiz (2000) probeerden een oplossing te zoeken voor het probleem dat chat niet geschikt is om complexe discussies te voeren. Het voorstel bestaat uit een design van een interface dat ‘Threaded Chat’ genoemd wordt. In deze interface zijn chats gestructureerd volgens de boomstructuur waarin de uiting en de reactie op deze uiting weergegeven wordt. Het idee is dat reacties geplaatst worden bij de uiting waarop het een reactie is. Gebruikers kunnen dit doen door op een uiting te klikken waarop zij willen reageren. De interface houdt ook enige rekening met de tijd waarop een uiting is gestuurd. De uitingen worden niet geordend op basis van chronologie, maar uitingen die later geplaatst zijn worden op een gegeven moment grijs, zodat de uitingen die eerder geplaatst zijn meer opvallen. Ook is het mogelijk om een nieuwe thread te starten op basis van een nieuw topic. De threads worden geordend op basis van de populariteit van het topic. Tot slot bevat de threaded chat informatie over de participanten, zoals het tijdsbestek dat de participant in de conversatie aanwezig is en het aantal uitingen dat de participant heeft gedaan.

2.4.1.4 VISUALIZATION DASHBOARD

Smith & Fiore (2001) proberen met hun ‘visualization dashboard’ ook een aantal elementen van de conversatie in de visualisatie te stoppen. Ook hier worden conversaties opgedeeld in threads. Zij zien een thread als een verzameling van berichten die aan elkaar gerelateerd zijn door een patroon van reacties. Ten tweede laten zij in het dashboard de activiteit van de gespreksdeelnemers zien. De weergave van de activiteit bestaat uit het aantal berichten dat de deelnemers versturen en het moment dat de deelnemer een bericht in de thread heeft geplaatst. Het laatste onderdeel dat in het dashboard naar voren komt, is de reactie-relatie tussen de gespreksdeelnemers. Bij dit onderdeel laten zij door middel van lijnen zien welke gespreksdeelnemers op welke andere deelnemers reageren.

2.4.1.5 COTERIE

(21)

13 wie de voornaamste participanten zijn. Naast de activiteit speelt de tijd ook een rol in deze visualisatie. Naarmate de tijd vordert, vervaagt het display en scrollt het display naar boven. Het streven van deze visualisatie is om de conversationele samenhang weer te geven. Donath ziet conversationele samenhang als de manier waarop gespreksdeelnemers bij een bepaalde topic blijven. Zij legt hierbij een link met de activiteit van de gespreksdeelnemers. Ze stelt dat wanneer een deelnemer met een hoge activiteit een topic start, er een grotere kans is dat het topic stand houdt in de conversatie.

2.4.1.6 MIXED MODEL

Venolia & Neustadter (2003) proberen een visualisatie te creëren waar twee veel toegepaste conversatie-visualisatiemodellen, namelijk het sequentiële model en het boom-model, worden samengevoegd. Deze visualisatie noemen zij het mixed-model. In dit model worden de uitingen van een conversatie als een chronologische reeks weergegeven (sequentiële model) waarbij ook de reactie-relatie tussen uitingen wordt weergegeven (boom-model). Zij stellen in hun onderzoek een methode voor om vast te stellen of een bepaald design onderdelen van het sequentiële model of van het boom-model bevat. Bij deze methode is het de bedoeling dat de onderzoeker een aantal vragen beantwoord, zoals: “wordt op het eerste gezicht duidelijk welke uiting als eerste/laatste wordt gezegd?”. Op deze manier kan in beeld worden gebracht of een weergave onderdelen uit het sequentiele en/of uit het boom-model bevat. 2.4.1.7 THREAD ARCS

Kerr (2003) beschrijft een andere techniek van het visualiseren van een conversatie, namelijk met

zogenoemde ‘thread arcs’. Ook hier worden de chronologie van de uitingen en de boomstructuur van een conversationele thread gecombineerd. De thread arcs zijn gecreëerd op basis van zeven belangrijke kwaliteiten, namelijk:

• Chronologie is zichtbaar; • Reactie-relatie is zichtbaar;

• De thread is stabiel, waarmee bedoeld wordt dat de uitingen op dezelfde locatie in de thread blijven staan;

• De thread is compact;

• Er is een mogelijkheid om bepaalde onderdelen van de thread te highlighten; • De schaal van de visualisatie is passend voor zowel kleine als grote threads; • Er is een mogelijkheid om een idee te krijgen van het type conversatie.

2.5 DEELVRAGEN EN VERWACHTINGEN

Groepsconversaties worden gevoerd via traditionele en digitale media. Groepen discussiëren face-to-face, via telefoon en bijvoorbeeld via e-mail of chat. Ongeacht het medium en de invloed hiervan op een gesprek, bestaat een groepsconversatie altijd uit een aantal deelnemers die uitingen uitwisselen waaruit sequenties vallen af te leiden. Deze uitingen gaan vaak over één of meerdere onderwerpen. Deelnemers, uitingen, sequenties en onderwerpen (topics) zijn abstracte aspecten van een groepsgesprek. Dergelijke abstracte onderdelen vormen een samenhangend geheel dat op verschillende manieren gevisualiseerd kan worden.

De groep mensen waarop dit onderzoek op gericht is, zijn de mensen met een verschillende mate van kennis en ervaring met betrekking tot al dan niet online groepsconversaties. Een bepaalde mate van kennis van het fenomeen dat gevisualiseerd wordt, kan invloed hebben op het resultaat van de externe visualisatie. Door een externe visualisatie tot stand te laten komen bij mensen met een verschillende hoeveelheid aan kennis en ervaring met betrekking tot groepsconversaties, kan onderzocht worden of dit ook invloed heeft op het visualisatieproces en het visualisatieproduct van een synchrone groepsconversatie. De hoeveelheid kennis bestaat in dit onderzoek uit de vakkennis op het gebied van conversaties en de ervaring met het lezen van en participeren in online groepsconversaties.

(22)

14 Het doel van dit onderzoek is om inzicht te verkrijgen in de manier waarop mensen met een bepaalde achtergrond en ervaring een synchrone, verbale groepsconversatie beluisteren en daarna extern visualiseren op een tweedimensionaal oppervlak aan de hand van grafische middelen, zoals magneten en stiften. Het inzicht kan verkregen worden door externe visualisaties tot stand te laten komen bij een groep mensen, het proces en het product hiervan te bestuderen en daar verschillen en overeenkomsten uit af te leiden. Deze verschillen en overeenkomsten kunnen gericht zijn op het visualisatieproces, de keuze voor grafische objecten, de visueel-ruimtelijke eigenschappen van de geplaatste grafische objecten en op de interpretatie van de visualisatie.

Om deze inzichten te verkrijgen zijn een aantal deelvragen opgesteld met bijbehorende verwachtingen. Deze zijn als volgt:

1. Op welke manier komt het visualisatieproduct tot stand?

Deze deelvraag gaat over het visualisatieproces. Bij deze deelvraag wordt gekeken naar (i) de productietijd in minuten en (ii) de wijze waarop de participanten de handelingen in de kerntaak van het experiment, bestaande uit terugluisteren en produceren van de visualisatie, afwisselen.

Bij het visualisatieproces wordt verwacht dat de verschillen en overeenkomsten gevonden worden in de manier waarop naar de audio-opname geluisterd wordt en de manier waarop de externe visualisatie geproduceerd wordt. Er wordt verwacht dat de ene persoon dit nauwkeuriger doet dan de ander. De nauwkeurigheid kan bijvoorbeeld te maken hebben met de productiesnelheid.

2. Hoe ziet het visualisatieproduct eruit?

Deze deelvraag gaat over het visualisatieproduct. Hierbij wordt gekeken naar (i) de keuze voor grafische objecten in het visualisatieproduct, (ii) de ruimtelijke eigenschappen van het oppervlak en de geplaatste grafische objecten en (iii) de interpretatie van de visualisatie aan de hand van de positionering en vorm van de grafische objecten ten opzichte van andere objecten.

Bij het visualisatieproduct wordt verwacht dat dat de verschillen en overeenkomsten gevonden worden in de wijze waarop de grafische objecten op het whiteboard geplaatst worden. Omdat de stimulus voor het visualisatieproduct een synchroon groepsgesprek is, wordt verwacht dat de chronologische ordening van uitingen in de visualisaties domineert. Omdat de beluisterde conversatie in het onderzoek naast een chronologische volgorde, ook andere onderdelen van een conversatie bevatten, zoals meerdere topics en reactie-relaties tussen uitingen, wordt ook verwacht dat onderzoeksdeelnemers een combinatie van meerdere karakteristieken van een conversatie in de externe visualisatie toepassen.

3. Welke invloed heeft meer analytische kennis van al dan niet computer-gemedieerde

groepsconversaties, of de hoeveelheid ervaring met computer-gemedieerde groepsconversaties op het visualisatieproduct?

Bij deze deelvraag wordt gezocht naar verbanden tussen de vakkundige kennis en/of ervaring met al dan niet online groepsgesprekken. Omdat dit een explorerend onderzoek betreft, worden mogelijke verbanden in kaart gebracht.

(23)

15 is dat zij op een meer analytische manier naar de audio-opname van een groepsconversatie luisteren om de verschillende elementen van een conversatie, intern dan wel extern, duidelijk in beeld te krijgen. Hieruit vloeit voort dat de vakkundige mensen door de analytische blik op groepsconversaties kiezen voor meer en andere grafische objecten dan mensen die deze analytische visie minder hebben. De assumptie is dat vakkundige mensen door de aanwezigheid van deze kennis weten dat een conversatie bepaalde onderdelen heeft en dat zij deze onderdelen zo compleet en duidelijk mogelijk willen laten zien. Er wordt verwacht dat zij de verschillende onderdelen die bewust aan de inhoud van de te beluisteren groepsconversatie zijn toegevoegd, zoals topicverandering en de reactie-relatie tussen uitingen, sneller zullen herkennen dan mensen zonder vakkundige kennis.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Echter, het gaat om schone lucht die mensen inademen die gefiltreerd of gereinigd is door (i) lokaal gepositioneerd in de ruimte, (ii) ingebouwd in een plafond of (iii) een

Het doel van de Onderzoeksagenda Autisme is om in kaart te brengen waar onderzoek naar zou moeten gebeuren volgens mensen met autisme zelf en hun naasten, onderverdeeld in

De blaam moet eerder gegeven worden aan de onderwijsmismeesteraars en de onderwijsprofeten die - onder meer, nota bene - het vak geschiedenis, dat nog niet zo heel lang

denk er dan aan dat je niet alleen bent maar dat overal rondom jou mijn liefde is om je naar huis te leiden.. Als je maar in me gelooft komt alles goed ik zal eindeloos van

Een vraag die rechtstreeks op te lossen valt met kennis en vaardigheden uit de cursus (categorie II) kan best een pittigere opgave zijn dan een vraag die niet is voorgekomen tijdens

Een vraag die rechtstreeks op te lossen valt met kennis en vaardigheden uit de cursus (categorie II) kan best een pittigere opgave zijn dan een vraag die niet is voorgekomen tijdens

Een vraag die rechtstreeks op te lossen valt met kennis en vaardigheden uit de cursus (categorie II) kan best een pittigere opgave zijn dan een vraag die niet is voorgekomen tijdens

Of er is een alternatief voor een bewoner die geen zetmeel eet omdat hij dat nooit in zijn leven gedaan heeft.. Dus er is wel degelijk variatie, zonder dat je voor iedereen