• No results found

CONCLUSIES VAN DEELONDERZOEKEN

In document OVER BEELDSPRAAK GESPROKEN (pagina 58-61)

CONCLUSIE EN DISCUSSIE

5.3 CONCLUSIES VAN DEELONDERZOEKEN

De meeste visualisaties bevatten de voorgevormde uitingen, uitsluitend of gecombineerd met de voorgevormde profielfoto’s en grafische objecten die door de participant zelf zijn toegevoegd. Mensen vinden het blijkbaar het meest relevant om te laten zien wat er wordt gezegd in een conversatie. Wat opvallend is, is dat er duidelijk een verdeling is van mensen die het van toegevoegde waarde vinden om de voorgevormde profielfoto’s en/of zelf grafische objecten in de visualisatie toe te voegen. Dit kan een gevolg zijn van de opzet van het experiment, waarbij de participanten toch wel degelijk gestuurd zijn in het gebruik van de hulpmiddelen omdat deze uitingen al voorgevormd waren en de essentie van het experiment door de audio-opname op het gesprek en de uitingen ligt. Een andere manier om naar de verdeling van de grafische objecten die in de visualisaties zijn toegepast te kijken, is dat ondanks de profielfoto’s al voorgevormd waren, toch een redelijk deel van de participanten deze objecten overbodig vonden. Daarnaast vond een groot deel van de participanten de toegevoegde grafische objecten, ondanks dat zij zelf nog moeite moesten doen om deze te creëren, juist wel een toegevoegde waarde hebben. De verwachtingen van het onderzoek, dat de vakkundige kennis op het gebied van conversaties en de ervaring met online groepsgesprekken invloed zouden hebben op het visualisatieproduct, zijn aan de hand van de resultaten niet geheel bevestigd. Op slechts een paar gebieden is een verband gevonden, waarbij de verbanden niet erg sterk zijn bevonden. Toch zijn er wel duidelijke overeenkomsten en verschillen geconstateerd in de verschillende externe visualisaties. Deze resultaten wijzen er op dat mogelijk andere persoonlijke kenmerken een rol spelen in het extern visualiseren van een groepsconversatie. Hierbij valt te denken aan het visuele en ruimtelijke vermogen of misschien wel de intelligentie van mensen.

5.3 CONCLUSIES VAN DEELONDERZOEKEN

In de deelonderzoeken wordt antwoord gegeven op de deelvragen. De deelvragen die in dit onderzoek centraal staan gaan over het visualisatieproces, het visualisatieproduct en de invloed van vakkennis of ervaring op het visualisatieproduct. De vragen worden beantwoord aan de hand van de meest interessante en opvallende resultaten.

5.3.1 VISUALISATIEPROCES

De eerste deelvraag van dit onderzoek is als volgt:

1. Op welke manier komt het visualisatieproduct tot stand?

Om deze deelvraag te beantwoorden, wordt gekeken naar de verschillen en overeenkomsten in de productietijd en de wijze waarop de participanten de verschillende handelingen, bestaande uit het terugluisteren van de audio-opname en het produceren van de visualisatie, afwisselen.

In de productietijd is een groot verschil in aantal minuten geconstateerd waarin de participant de visualisatie tot stand liet komen. De meeste deelnemers deden er langer over dan de gemiddelde snelheid. Er waren participanten die de visualisatie heel snel tot stand lieten komen, de snelste was slechts in drie minuten klaar. Een mogelijke verklaring voor deze bevinding kan zijn dat, alhoewel duidelijk werd verkondigd dat het experiment geen test was en de participanten het niet goed of fout konden doen, sommige participanten het experiment toch zagen als een test waarin ze snel tot een idee of oplossing moesten komen. Er waren ook deelnemers die heel lang deden over het visualisatieproces. Zo was er bijvoorbeeld iemand die 25 minuten de tijd heeft genomen. Een verklaring hiervoor kan zijn dat sommige participanten de taak moeilijk vonden om uit te voeren, overrompeld waren door de prikkels tijdens het experiment en daardoor langer gingen nadenken en/of vaker de conversatie gingen terug luisteren. Een andere verklaring kan zijn dat de participanten die heel snel de visualisatie tot stand brachten de kerntaak van het experiment op een andere, meer oppervlakkige, manier begrepen hebben dan de participanten die er een stuk langer over deden.

Het terugluisteren en produceren van de visualisatie wordt op veel verschillende manieren uitgevoerd. Toch is er een wijze dat het meest voorkomt, namelijk: produceren van de visualisatie tijdens het terugluisteren naar de audio-opname. Een denkbare verklaring voor de frequentie van deze afwisseling, of beter gezegd combinatie, van handelingen, is dat mensen wellicht handelingen tegelijk willen doen wanneer zij hiertoe mogelijkheid zien. Het is goed mogelijk dat de participanten in het experiment inschatten dat zij beide handelingen tegelijk kunnen doen omdat zij het gesprek via de audio-opname al een keer eerder hebben gehoord en omdat het gesprek goed te volgen en te begrijpen is.

51 Eerder in dit hoofdstuk werd genoemd dat persoonlijke kenmerken van een persoon anders dan vakkennis en ervaring, invloed kunnen hebben op het visualisatieproduct. Dit kan ook gelden voor het visualisatieproces. De verschillen in productietijd en de verschillende manieren waarop de handelingen in het visualisatieproces afgewisseld worden, kunnen zijn ontstaan doordat mensen met verschillende persoonlijke kenmerken aan het onderzoek hebben meegedaan. Het visuele vermogen of in hoeverre iemand creatief is, kan ook invloed hebben op de manier waarop iemand een conversatie visualiseert. Dit kan er bijvoorbeeld voor gezorgd hebben dat iemand de audio-opname vaker terugluistert of langer nadenkt over de te visualiseren groepsconversatie.

5.3.2 VISUALISATIEPRODUCT

De tweede deelvraag van dit onderzoek is:

2. Hoe ziet het visualisatieproduct eruit?

Om in kaart te brengen hoe het visualisatieproduct er uit ziet, zijn drie onderdelen van het visualisatieproduct geanalyseerd: de keuze voor grafische objecten, de ruimtelijke eigenschappen van zowel het oppervlak als de voorgevormde grafische objecten en de interpretatie van de visualisatie aan de hand van de positionering of vorm van de grafische objecten ten opzichte van andere objecten. Deze analyse heeft tot interessante overeenkomsten en verschillen geleid in het visualisatieproduct per visualisatietype, maar ook tot opvallende overeenkomsten en verschillen in het visualisatieproduct die voor alle visualisaties gelden.

5.3.2.1 OVEREENKOMSTEN EN VERSCHILLEN PER VISUALISATIETYPE

Aan de hand van de interpretatie van de visualisaties is een indeling gemaakt in een aantal visualisatietypen. Deze typen zijn gebaseerd op vier verschillende conversatiekarakteristieken die in de visualisaties zijn geconstateerd, namelijk: chronologie, topic, participatie en interactie. Een visualisatietype bevat uitsluitend één of een combinatie van meerdere conversatiekarakteristieken. Sommige visualisatietypen kennen bepaalde verschillen en overeenkomsten in visuele en ruimtelijke eigenschappen van het oppervlak en de geplaatste grafische objecten. Zo valt het op dat bij het visualisatietype met uitsluitend chronologie, het whiteboard voornamelijk verticaal gepositioneerd is. Dit kan verklaard worden doordat in deze visualisaties de uitingen vaak op volgorde van tijd onder elkaar geplaatst worden. Een verticaal oppervlak leent zich daar, door de ruimte in de lengte, beter voor dan een horizontaal georiënteerd oppervlak. Bij het visualisatietype met uitsluitend topic valt het op dat er geen profielfoto’s worden toegevoegd, terwijl dit bij het type met uitsluitend participatie juist wel het geval is. In alle visualisaties waar participatie als karakteristiek is toegevoegd, zijn de voorgevormde profielfoto’s overigens vaak op het whiteboard geplaatst en in alle visualisaties waar topic is toegevoegd, worden de profielfoto’s vaak weggelaten. Het is denkbaar dat wanneer mensen participatie willen toevoegen in de visualisatie, zij eerder voorkeur geven aan een toevoeging van profielfoto’s dan wanneer mensen topic visualiseren, omdat bij participatie meer de focus wordt gelegd op de gespreksdeelnemers. Er kan geconcludeerd worden dat wanneer iemand in een visualisatie wil laten zien in hoeverre iemand aan het gesprek deelneemt, diegene mogelijk ook een link wil leggen tussen het beeld van een persoon en de uitingen die de persoon doet. Bij het visualisatietype van ‘chronologie – topic’, valt het op dat de uitingen vaak in twee kolommen worden geplaatst. Dit kan verklaard worden doordat de conversatie uit twee topics bestaat. Bij het visualisatietype van ‘chronologie – participatie’, worden de uitingen juist vaak in vier kolommen geplaatst. De verklaring hiervoor kan juist zijn dat de conversatie uit vier gespreksdeelnemers bestaat. Opvallend is dat de visualisatietypen: ‘uitsluitend chronologie’ en ‘chronologie – participatie’, de enige twee typen zijn waarbij de positionering van de voorgevormde uitingen op precies dezelfde wijze meerdere malen is gevisualiseerd. Bij de visualisaties van ‘uitsluitend chronologie’ zijn alle uitingen onder elkaar gepositioneerd en bij ‘chronologie – participatie’ zijn de uitingen in een soort tabel geplaatst waarbij de rijen de uitingen op volgorde van tijd zijn, en de kolommen de uitingen per gespreksdeelnemer. 5.3.2.2 ALGEMENE OVEREENKOMSTEN EN VERSCHILLEN

De eigenschappen van het oppervlak en de grafische objecten kennen ook een aantal opvallende overeenkomsten en verschillen die niet specifiek gericht zijn op de verschillende visualisatietypen, maar die voor alle visualisaties gelden.

52 Het visualisatieproduct werd gecreëerd op het whiteboard. Mensen hebben geen duidelijke voorkeur voor een horizontale of een verticale oriëntatie van het whiteboard. Wat wel opvalt, is dat wanneer het whiteboard horizontaal georiënteerd is, de uitingen vaak in twee kolommen gepositioneerd worden en wanneer het whiteboard verticaal georiënteerd is, de uitingen van in één kolom gepositioneerd worden. Een verklaring voor deze constatering kan zijn dat mensen bij een horizontale oriëntatie eerder geneigd zijn de breedte te gebruiken en dat mensen bij een verticale oriëntatie geneigd zijn de lengte van het oppervlak te gebruiken. Hier blijft de vraag of zij bewust voor deze oriëntatie hebben gekozen omdat zij een visualisatie voor ogen hadden waarin de uitingen in één of juist twee kolom(men) geplaatst werden, of omdat zij de uitingen in één of juist twee kolom(men) hebben geplaatst omdat deze keuze het meest geschikt leek vanwege de wijze waarop het whiteboard voor hun lag.

Een laatste opvallende constatering is het gebruik van toegevoegde objecten. Wat opvalt is dat wanneer iemand een grafisch object toevoegt, dit vaak maar in één vorm en in één kleur is. Hieruit valt te concluderen dat mensen voorkeur geven aan een visualisatie zonder al te veel toevoegingen. Dit kan ook een verklaring zijn voor waarom sommige mensen geen profielfoto’s of helemaal geen toegevoegde grafische objecten toevoegen en waarom mensen in de meeste gevallen niet meer dan twee conversatie-karakteristieken aan de visualisatie toevoegen. Het lijkt er op dat de mensen het niet nodig vinden om zoveel mogelijk verschillende onderdelen van een conversatie in een visualisatie te stoppen, maar dat alleen het visualiseren van de noodzakelijke aspecten van een conversatie genoeg kunnen zijn.

5.3.3 EFFECTEN VAN VAKKENNIS EN ERVARING OP HET VISUALISATIEPRODUCT

De laatste deelvraag van dit onderzoek is:

3. Welke invloed heeft meer analytische kennis van al dan niet online groepsgesprekken, of veel ervaring met computer-gemedieerde groepsconversaties op het visualisatieproduct?

De analytische kennis is bepaald door de participanten voor het experiment te selecteren op basis van vakkennis op het gebied van conversaties. De ervaring is in kaart gebracht door te vragen naar de hoeveelheid dat iemand een groepsconversatie leest en in groepsconversaties participeert op een aantal sociale-netwerkapplicaties en de participanten vervolgens te verdelen in een groep met relatief veel ervaring en een groep met relatief weinig ervaring. Door middel van statistische toetsen is gekeken of er verbanden zijn tussen deze persoonlijke kenmerken en het visualisatieproduct. Er zijn een aantal verbanden gevonden, hoewel de meeste van deze verbanden niet erg sterk zijn.

Er zijn verbanden gevonden tussen de vakkundige kennis en keuzes voor het toevoegen van bepaalde conversatiekarakteristieken. Mensen zonder vakkundige kennis op het gebied van conversaties produceren vaker een visualisatie waar participatie als conversatiekarakteristiek is toegevoegd en mensen met vakkundige kennis produceren vaker een visualisatie waar topic is toegevoegd. Een verklaring kan zijn dat mensen met een meer analytische visie op een groepsconversatie, sneller de verschillende topics van het gesprek herkennen en dit belangrijker vinden om te visualiseren dan de participatie.

In de voorgaande sectie is duidelijk geworden dat visualisaties met participatie er aan toegevoegd vaak profielfoto’s bevatten. Een logisch gevolg is dat mensen zonder vakkundige kennis vaker een profielfoto toevoegen dan mensen met vakkundige kennis. Mensen met vakkundige kennis lijken vaker zelf grafische objecten toe te voegen dan mensen zonder vakkundige kennis. Een verklaarbare reden hiervoor kan zijn dat mensen met vakkundige kennis, door de aanwezigheid van deze kennis, sneller verbanden leggen tussen de verschillende aspecten van een conversatie en dat zij deze verbanden in de visualisatie willen laten zien door middel van een toegevoegd object, zoals bijvoorbeeld een lijn of een pijl. Mensen zonder deze vakkundige kennis vinden wellicht alleen de voorgevormde objecten, namelijk de uitingen en profielfoto’s, genoeg om te visualiseren omdat zij door een gebrek aan vakkundige kennis op het gebied van conversaties mogelijk niet weten wat ze verder aan de visualisatie kunnen toevoegen.

Bij de toetsing van verbanden tussen de ervaring met online groepsgesprekken en het visualisatieproduct, is één opvallend verband geconstateerd. Mensen met relatief weinig ervaring voegen minder vaak de conversatiekarakteristiek participatie toe aan de externe visualisatie dan mensen met relatief veel ervaring. Dit is opmerkelijk aangezien verwacht wordt dat de kennis op het gebied van conversaties bij deze groep mensen minder is dan de bij de groep mensen met relatief veel ervaring. Dit is ook het geval bij de groep mensen zonder vakkundige kennis in vergelijking met de groep mensen met vakkundige

In document OVER BEELDSPRAAK GESPROKEN (pagina 58-61)