• No results found

Uit de schaduw van het Scholtenhuis

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Uit de schaduw van het Scholtenhuis"

Copied!
67
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

2

Bart Pleiter 2007444

Masterscriptie Geschiedenis

(3)

3

‘De volgende dag keerde ik terug naar de plek en spoelde met water het bloed en stukjes hersenen dat op de brug lag weg.’

Verklaring van August Neuhäuser tijdens het proces tegen Adam Koppa.1

1

(4)
(5)
(6)

6

Inhoudsopgave

‘Het Beest van Appingedam’ anno 2014 8

Germaanse les in gruwelijk sadisme 9

Hoofdstuk 1: De SD in Nederland 13

Rauter als personificatie van het politieterreur

Himmler en Heydrich, leidende figuren bij de Sicherheitsdienst De organisatie in Nederland

Keerpunten in de oorlog

Hoofdstuk 2: Delfzijl in oorlogstijd 25

Van vrijheid naar bezetting en andersom De Jodendeportatie

Verzet in en rond Delfzijl

Hoofdstuk 3: Radicaal Groningen 34

Aussenstelle Groningen

1943-1945, de meest heftige periode

Organisatie en personen Dienststelle Delfzijl

Hoofdstuk 4: De SD in Delfzijl 43

Daden en slachtoffers Berechting

Uit de schaduw van het Scholtenhuis 51

Lijst met betrokken SD Delfzijl en overzicht slachtoffers 54

Overzicht rangen SD en SiPo 57

Gebruikte archieven en archivalia 58

Gebruikte literatuur en gedrukte bronnen 60

Samenvatting 63

(7)
(8)

8

‘Het Beest van Appingedam’ anno 2014

Een 92-jarige bejaarde man duwde zijn rollator naar binnen in een Duitse rechtszaal. De man, de Nederlander Siert Bruins, stond begin 2014 terecht voor de moord op verzetsman Aldert Klaas Dijkema die in de nacht van 21 op 22 oktober 1944 werd doodgeschoten op het terrein van de Bronsfabriek te Appingedam.2 De 92-jarige oorlogsmisdadiger Bruins, die alsnog vervolgd werd voor zijn acties zo’n zeventig jaar geleden, was mogelijk de laatste oorlogsmisdadiger in deze rol.

De bijnaam van Bruins werd na de oorlog ‘het Beest van Appingedam’. Het brute geweld dat hij gebruikte had niets meer met menselijkheid van doen. Bruins zou meer een beest zijn geweest. Daarmee was hij wel een van de velen uit de oorlog. Hoewel dit al lange tijd bekend was kon de Duitse rechtbank geen oordeel uitspreken over Bruins inzake de moord op Dijkema.3 De rechtbank achtte wel bewezen dat de 92-jarige Bruins de verzetsman Dijkema met twee kogels in de rug had doodgeschoten. Er kwam alleen geen oordeel, omdat het zeventig jaar later niet precies te bewijzen viel of Dijkema zijn lot argeloos onderging.

Die argeloosheid lijkt een kleinigheid, maar is voor de Duitse wet van doorslaggevend belang. Moord verjaart niet in Duitsland, doodslag wel. Het doden van een mens is pas moord als er sprake is van Heimtücke, boosaardigheid. Een onderdeel daarvan is de argeloosheid van het slachtoffer in de momenten voordat hij wordt gedood. De rechter concludeerde dat een verzetsman die 's nachts door Bruins en zijn chef August Neuhäuser wordt gevraagd uit een auto te stappen op een verlaten industrieterrein, ermee rekening had kunnen houden dat hij gefusilleerd zou worden. Dijkema was met andere woorden niet argeloos en van moord was dus geen sprake volgens de Duitse rechter. Voor doodslag kon Bruins vanwege verjaring niet veroordeeld worden.

Op deze wijze viel er geen harde uitspraak en verdween een hoogbejaarde oorlogsmisdadiger niet alsnog achter de tralies voor een fusillade van zeventig jaar eerder. De negatieve reacties op het vonnis, vooral in Nederland, bewijzen des te meer dat de Tweede Wereldoorlog nog lang geen gedane zaak is. Hoewel over de periode

2 Voor een korte weergave van Dijkema’s verzetsactiviteiten en contacten: Oorlogs- en Verzetcentrum

Groningen (OVCG), Toegangsnr. 2183, Systeemkaarten van verzetsbetrokkenen, Dijkema Aldert Klaas.

(9)

9

1940-1945 boekenkasten vol zijn geschreven, is de oorlog anno 2014 nog altijd geen geschiedenis geworden.

Germaanse les in gruwelijk sadisme

De uit Oost-Groningen afkomstige Bruins sloot zich net als zijn jongere broer Derk aan bij de Waffen-SS.4 Derk Bruins werd een van de twee Nederlanders die een ridderkruis ontving door te strijden aan Duitse zijde aan het Oostfront.5 Siert werd na een periode aan het Oostfront afgekeurd voor de Waffen-SS en sloot zich daarop aan bij de

Grenzpolizei te Delfzijl. Later zou deze afdeling onder verantwoordelijkheid komen van

de Sicherheitsdienst (SD).6 Samen met de Sicherheitspolizei (SiPo) was deze van huis uit Duitse organisatie actief bij de bestrijding van het Nederlandse verzet en het deporteren van de joodse bevolking. Het optreden van de SD en SiPo in Nederland was meedogenloos en wreed.

De provincie Groningen was in dit opzicht geen uitzondering. Wel radicaliseerden de acties van de SD en SiPo hier in een mate die in de rest van Nederland ongewoon was. Vooral het roemruchte Scholtenhuis, een statig herenhuis in het centrum van Groningen waar de SD zich vestigde, werd synoniem voor marteling en de dood.7 Robert Lehnhoff werd aldaar de personificatie van het terreur in Groningen. Lehnhoff bezielde zijn medewerkers tot grote activiteit en was erg gevreesd onder het verzet.8 Tijdens de bevrijding van Groningen brandde het Scholtenhuis volledig uit. Enkel een gedenkplaat herinnert de voorbijganger nog aan het terreur. ‘Hier stond ’t huis van het nazisme, van hakenkruis en SS. Hier gaven zij Germaanse les in gruwelijk sadisme. Hier hebben zij, die voor de vrijheid streden onmenselijk geleden’ staat erop geschreven.9

Onder de directe bevelen van de SD’ers uit het Scholtenhuis viel de

Grenzpolizei/Sicherheitsdienststelle Delfzijl. Deze noordelijke havenplaats vormde tot

4 Derk Elsko Bruins (Vlagtwedde, 20 maart 1923) meldde zich op 17-jarige leeftijd aan bij de W.A. en in april

1941 bij de Waffen-SS. Hij overleed in 1986.

5 Derk Bruins werd uitgebreid geëerd in onder andere de Noorderstorm, de NSB krant voor het district

Groningen. Noorderstorm, jaargang 3, nummer 29.

6 T. van Dijk, Sterke Verhalen: Journalist Ton van Dijk over de kneepjes van zijn vak. (Amsterdam: Nijgh

& Van Ditmar, 2012).

7

Zie onder andere N. de Both, Het Scholtenhuis: 1940-1945: De Sicherheitsdienst in het Scholtenhuis, wie

maakten er deel van uit en wat bezielde hen. (Assen: In Boekvorm Uitgevers, 2008) en M. Brinks, Het Scholtenhuis: Deel 1: Daden. (Groningen: OVCG Oorlogs- en Verzetscentrum Groningen, 2009).

8

N. de Both, Het Scholtenhuis, 16.

(10)

10

de zomer van 1943 ondermeer het beginpunt van de ‘Zweedse route’. Via kustvaarders die voeren op Stockholm, werden berichten over en weer getransporteerd naar/uit Londen. De Grenzpolizei, onder leiding van de Duitser Heinrich Bordeaux, had de handen vol aan het verzet en het bewaken van de zeegrens. Het Groningse platteland was uitermate geschikt voor het onderbrengen van onderduikers en een brandhaard van verzetsactiviteiten. Ook in de verdere omgeving van Delfzijl en Appingedam werd naarmate de oorlog vorderde het verzet tegen de bezettende macht heviger. Vooral de april/mei stakingen van 1943 betekenden een ommekeer voor de illegaliteit.10

De vraag is, hoe deze ontwikkeling zich verhield tot de rest van Nederland. De belangrijkste vraag van deze masterscriptie luidt dan ook als volgt: Wat was er specifiek aan het optreden van de Sicherheitsdienststelle/Grenzpolizei Delfzijl en welke omstandigheden maakten het optreden in Delfzijl afwijkend van het optreden elders in Nederland? Als de provincie Groningen zich eventueel statistisch onderscheidt, komt dat dan mede door het gebeurde in Delfzijl?

Belangrijk voor de beantwoording van deze vragen waren de structuur en organisatie van de SD in Nederland, het eventuele bijzondere karakter van de betrokkenen bij de SD in Delfzijl en hoe de illegaliteit rond Delfzijl was samengesteld en georganiseerd. Voorts is het interessant om te zien hoe het verzet tegen de Duitse overheersing steeds heviger werd en hoe daardoor de jacht op de illegaliteit vanuit de SD in Delfzijl radicaliseerde. Om tot een complete geschiedenis van de Dienststelle in de noordelijke havenplaats te komen is rechtspleging rond de betrokkenen na de oorlog ook in het onderzoek betrokken. Deze masterscriptie zal bovenstaand patroon volgen om zo tot een genuanceerde en afgewogen conclusie te komen.

Over de Aussenstelle Groningen is al veel gepubliceerd. Eerder verschenen al twee delen van de hand van Monique Brinks over de daden en daders van het Scholtenhuis; in 2015 zal het derde deel over de berechting verschijnen. De Scholtenhuis-trilogie is het meest omvangrijke onderzoek over de SD in het noorden van het land. Brinks schreef ook mee aan het Groningse deel van de reeks Represailles. In dit werk is een bijna complete lijst opgenomen van 450 Groningse verzetsstrijders die zijn omgekomen door toedoen van de Duitse bezetter.11 De Groninger Nico de Both schreef ook een publicatie over het Scholtenhuis, maar deze komt neer op een

10 J.A. Niemeijer & A.A.J. Mulder (red.), Verzet in Groningen. (Groningen: Wolters-Noordhoff, 1986). 11 M. Brinks en J. Kooistra, Represailles in Groningen: Gewapend verzet en bloedige wraak 1940-1945.

(11)

11

beknoptere weergave van daden en daders. Over de afdeling in Delfzijl is, afgezien van enkele verwijzingen in literatuur over de regio in de Tweede Wereldoorlog, nog niet gepubliceerd.

De hoeveelheid publicaties over Groningen steekt ongunstig af bij die over Nederland in het algemeen. Maar ook op dat vlak zijn er nog altijd lacunes. Over de SD in Nederland is tot op heden geen afzonderlijk standaardwerk verschenen. Wel geeft De

jacht op het verzet onder redactie van Ad van Liempt een algemeen beeld van het

meedogenloze optreden van zowel de Sicherheitsdienst als de Nederlandse politie.12 In dit werk wordt aan de hand van het archief van de Bijzondere Rechtspleging een poging gedaan om de escalatie van geweld na 1943 te verklaren. Veelal gaat het hier ook om de regionale ‘potentaten’, zoals Willy Lages, Richard Nitsch en de Groninger Robert Lehnhoff. In het standaardwerk van Lou de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de

Tweede Wereldoorlog, is de Duitse Sicherheitsdienst in het algemeen wel uitvoerig

beschreven voor geheel Nederland.13 Ook in de publicatie van Croes en Tammes, Gif

laten wij niet voortbestaan, komt de SD uitvoering naar voren, veelal in verband met de

deportatie van de joodse gemeenschappen in Nederland.14

Over de SD in Duitsland en het ontstaan van de organisatie is aanzienlijk meer gepubliceerd. De belangrijkste werken hiervan zijn Hitlers Enforcers en The

Foundations of the Nazi Police State van de Amerikaanse historicus George Browder en Reinhard Heydrich und die Frühgeschichte von Gestapo und SD van de Duitse

historicus Aronson.15 Hoewel de literatuur van grote betekenis is bij een onderwerp als de Sicherheitsdienst, is archiefonderzoek van groter belang in het geval van Delfzijl. Dossiers van de betrokken personen uit het Centraal Archief Bijzondere Rechtpsleging en archiefbestanden uit het Bundesarchiv staan in mijn onderzoek centraal, aangevuld met documenten van het Oorlogs- en Verzetcentrum Groningen, het NIOD en het gemeentearchief van Delfzijl.

12

A. van Liempt (redactie), De jacht op het verzet: Het meedogenloze optreden van de Sicherheitsdienst en

Nederlandse politie tijdens de Tweede Wereldoorlog. (Amsterdam: Balans, 2013).

13 L. de Jong, Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. 14 delen. (Den Haag:

Staatsuitgeverij, 1969-1991).

14 M. Croes en P. Tammes, Gif laten wij niet voortbestaan: een onderzoek naar de overlevingskansen van joden

in Nederlandse gemeenten, 1940-1945. (Amsterdam, Aksant, 2006).

15 G. Browder, Hitlers enforcers: The Gestapo and the SS Security Service in the Nazi Revolution. (New York,

Oxford University Press, 1996). G. Browder, Foundations of the Nazi Police State: The formation of SIPO and

(12)

12

De Tweede Wereldoorlog is – zoals reeds opgemerkt - anno 2014 nog altijd geen geschiedenis geworden. Daarom is het belangrijk om goed onderzoek te verrichten naar de gebeurtenissen zo’n zeventig jaar geleden. Nabestaanden hebben immers recht op de waarheid en erkenning. Een duidelijk overzicht van ‘de Germaanse les in gruwelijk sadisme’, die ook in Delfzijl werd gegeven, is na zeventig jaar nog altijd niet volledig bekend. Achterin deze scriptie staat een volledige lijst van medewerkers van de

Dienststelle Delfzijl en een lijst van slachtoffers na september 1944. Deze masterscriptie

(13)

13

Hoofdstuk 1: De SD in Nederland

Tijdens de bezetting van Nederland bestond het personeel van de Dienststelle te Delfzijl hoofdzakelijk uit mensen die oorspronkelijk in hun burgerberoep niet politioneel waren. Later hebben deze mensen een speciale opleiding in Duitsland gekregen voor dienst bij de Grenzpolizei. De hoofdtaak was de beveiliging van de grens. Het was de enige grenspolitie in Nederland en stond daarom onder bevel van Trummler, de leider van de Grenzpolizei en die stond weer onder Rauter.

(Georg Haase tijdens zijn verhoor. NA, toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 330, Verhoor Haase)

Rauter als personificatie van het politieterreur

De Nederlandse verzetskrant Vrij Nederland waarschuwt in haar uitgave van 15 februari 1944 over de praktijken van de Gestapo en hun helpers. Het illegale pamflet opent met de zinnen: Het is een beangstigend en vernederend verschijnsel dat wij, na vier jaren

oorlog, nog niet weten met welk een geraffineerd en hypergevaarlijk politieapparaat wij te maken hebben. Een vijand wien geen middel te vies is en geen methode te menschonteerend.16 Na de waarschuwende woorden staan tien regels opgesomd. Elke

illegale werker zou zich hier aan moeten houden. Vooral de laatste regel, wees bescheiden en bewaar uw sterke verhalen tot na de oorlog, spreekt tot de verbeelding. De arrestatie kon immers de gevangenneming van vele anderen ten gevolge hebben.17

Die arrestatie werd in het Nederlandse bezette gebied veelal gedaan door de

Sicherheitsdienst en Sicherheitspolizei. Aan het hoofd van Duitse Sicherheitsdienst in

Nederland stond de Oostenrijker Hans Albinn Rauter. Tijdens de jaren 1940-1945 vervulde Rauter de politieke functie van Generalkommissar für das Sicherheitswesen, in de rang van Höherer SS-und Polizeiführer. Rauter was een nationaal-socialist van het eerste uur. Hij vocht voor de Centrale mogendheden tijdens de Eerste Wereldoorlog op de Balkan, belandde daarna in extreemrechtse vrijkorpsen en ontmoette in 1921 Adolf

16 Vrij Nederland, 15 februari 1944. Gevaar! – Gestapo!. Online te raadplegen via

http://www.geheugenvannederland.nl/?/nl/items/NIOD02:188886346 .

(14)

14

Hitler, dan nog een onbeduidende rechtse agitator.18 Rauter was toen niet erg onder de indruk van de latere Führer.19

Rauter zou zich nadien aansluiten bij de partij van Hitler en in 1935 toetreden tot de Schutzstaffel (SS). Daar maakte hij promotie na promotie mee en kon op veel steun van zijn superieur Heinrich Himmler en van het SS-Hauptambt in Berlijn rekenen. Rauter was volgens Himmlers ideologie de geschikte persoon om het politieapparaat in Nederland te leiden.20 Rauters devies bleef letterlijk: trouw tot in de dood. Hij zou altijd zijn voormalige superieur verdedigen en nam als hoogste man van het politieapparaat in Nederland naar eigen zeggen in zijn vijf jaar in Nederland nooit één dag vrij. Het is dan ook te verklaren dat Rauter, vooral na de executie van Anton Mussert, in Nederland de meest gehate man was. De naam van Himmlers hoogste vertegenwoordiger in bezet Nederland prijkte immers in de oorlogsjaren onder de schrikaanjagende

Bekanntmachungen en Erlasse die vrijheidsbeperkende maatregelen, standrecht of

represailles aankondigden.21

Hanns Albin Rauter was één van de vier mannen die rechtstreeks onder de Rijkscommissaris Arthur Seyss-Inquart stonden. De vier afdelingen waren globaal economie, bestuur en justitie, veiligheid en bijzondere taken. Rauter was dus zowel commissaris op het gebied van de veiligheid als Höherer SS-und Polizeiführer. In die laatste functie viel hij dan weer onder de Reichsführer-SS, Heinrich Himmler. Het was de wens van Reichsführer Himmler om de onderdelen van de SS en politie centralistisch te binden. Dat was een reactie op de organisatie van de politie ten tijde van Bismarck en de Weimarrepubliek, die federaal van opzet was. Een gevolg was dat alle regionale bevelhebbers van de SD en SiPo, Waffen-SS en de Ordnungspolizei ondergeschikt waren aan Rauter.22

Op deze manier werd Rauter de personificatie van het politieoptreden in Nederland. Hij zou uitgroeien tot de inspirator van het Duitse politiewerk en een stimulerende kracht bij de Jodenvervolging in Nederland.

18 T. Gerritse, De ploert Hanns Albin Rauter en de correcte ambtenaar Wilhelm Harster: de opmerkelijke

rechtspleging tegen twee SS-kopstukken. (Soesterberg: Aspekt, 2006), 14.

19

Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en genocidestudies (NIOD), Collectie H.A. Rauter, Document I 1380, h 2/7. Verslagen van 12 gesprekken met Rauter door prof. Posthumus en dr. De Jong.

20 T. Gerritse, De ploert Hanns Albin Rauter en de correcte ambtenaar Wilhelm Harster, 15. 21

T. Gerritse, De ploert Hanns Albin Rauter en de correcte ambtenaar Wilhelm Harster, 9.

(15)

15

Himmler en Heydrich, leidende figuren bij de Sicherheitsdienst

De eerder genoemde Heinrich Himmler werd op 7 oktober 1900 in München geboren. Hoewel Rauter vijf jaar ouder was, had hij groot ontzag voor zijn superieur. Waar Rauter bij de eerste ontmoeting met Hitler niet erg onder de indruk was, was hij dit wel van Himmler. De Reichsführer SS (RFSS) maakte een ‘starke Eindruck’.23 Himmler groeide op in een streng katholiek gezin in de deelstaat Beieren. Hij was te jong om ten tijde van de Eerste Wereldoorlog aan de zijde van de Centralen te vechten, maar deed wel in 1923 mee aan de Bierkellerputsch van Hitler. Tijdens deze mislukte staatsgreep was Himmler de drager van de partijvlag.24 Twee jaar later werd de SS opgericht, op dat moment nog formeel onderdeel van de Sturmabteilung (SA). Himmler werd lid van zowel de SA en de kort tevoren opgerichte SS in 1925.25 De latere RFSS zou met zijn administratieve vaardigheden en organisatietalent twee jaar later al souschef zijn van de SS. Weer twee jaar later, in 1929 werd Himmler RFSS. In dat jaar bedroeg het ledenaantal van de SS nog maar 300 personen.

Als hoofd van de SS bracht Himmler in haar organisatie een aantal veranderingen aan. De belangrijkste was dat hij naast de gewapende eenheden van de SS, de Verfügungstruppe en de Totenkopfverbände, de Allgemeine SS in het leven riep. Deze Allgemeine SS diende als een maatschappelijke verankering van de hele SS-organisatie. De leden konden het lidmaatschap eenvoudig combineren met hun normale dagelijkse werkzaamheden omdat zij, in tegenstelling tot de SS-ers van de gewapende eenheden, niet voltijds beschikbaar hoefden te zijn. De activiteiten van de Allgemeine

SS vonden meestal plaats in het weekend en vereisten daarnaast één avond in de week.

De toelating volgde desalniettemin dezelfde lijn als die bij de gewapende eenheden.26 Mede door deze wijzigingen groeide de SS in negen jaar uit tot een massaorganisatie. Eind 1938 bedroeg het ledenaantal bijna 240.000 personen.27

23 NIOD, Collectie H.A. Rauter, document 1 1380, Levensloop Rauter.

24 L. de Jong, Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel 1, Voorspel. (Den Haag:

Staatsuitgeverij, 1969-1991), 431.

25

Zie voor het leven van Heinrich Himmler tot aan de SS: B.F. Smith, Heinrich Himmler: a Nazi in the making

1900-1926. (Stanford: Hoover Institution Press, 1971).

26 M. Croes en P. Tammes, Gif laten wij niet voortbestaan: een onderzoek naar de overlevingskansen van joden

in Nederlandse gemeenten 1940-1945. (Amsterdam: Aksant, 2006), 79.

(16)

16

Eén van deze personen was Reinhard Tristan Eugen Heydrich. Heydrich ging vanaf zijn achttiende levensjaar aan de slag bij de Duitse marine. Daar hield hij het tot 1931 vol. In dat jaar werd hij wegens ‘karakterloos gedrag’ uit de Reichsmarine gezet. De jonge officier had namelijk een maandenlange relatie met een dochter van een hoge marineofficier totdat hij op een dansfeest in Kiel de 19-jarige Lina van Osten leerde kennen. Heydrich verruilde plotseling het meisje, waarmee hij tot dan toe verkering had voor een ander en stuurde de eerste hiervan een korte kennisgeving.28 Heydrich moest zich melden bij de ereraad van de marine en werd eind april 1931 ontslagen.

De ontslagen marine-officier werd via zijn moeder en SA-Oberführer Karl von Eberstein bij Himmler geïntroduceerd. Himmler gaf tijdens de eerste ontmoeting op 15 juni 1931 Heydrich twintig minuten de tijd om de structuur van een SS-inlichtingendienst te schetsen. Het plan dat Heydrich vervolgens schetste moet bevallen zijn, want hij kreeg de baan van Himmler.29 De ambitieuze Heydrich begon in de weken daarop meteen met het opbouwen van de SS-inlichtingendienst die later

Sicherheitsdienst des Reichsführers (SD) zou gaan heten.30

De SS-inlichtingendienst was opgericht om vijanden binnen de SS op te sporen en om informatie te vergaren over de vijanden van het nazisme. Ook de NSDAP en de SA hadden hun eigen inlichtingen- en veiligheidsdiensten rond 1930 opgericht, mede voor hun interne veiligheid.31 Al snel (juni 1931) werden alle SS-districten uitgerust met een inlichtingenafdeling. Heydrich verzamelde op het hoofdkantoor alle inlichtingen die in de regio’s werden verworven. Vervolgens zorgde hij ervoor dat de inlichtingendiensten in de districten afzonderlijke regionale bureaus werden (Aussenstellen), die ondergeschikt werden aan de centrale van Heydrich. De SD en haar structuur was op deze wijze een feit geworden.

Heydrich promoveerde op 1 december 1931 tot SS-Hauptsturmführer en met de kerstdagen van datzelfde jaar tot Sturmbannführer. Tot aan de machtsovername van Hitler (begin 1933) was de taak van de SD gericht op het inwinnen van informatie over communisten en lieden uit eigen kringen. Toch was deze taak Heydrich al snel te beperkt. In 1932 zorgde hij voor werving van SD-personeel voor de regio’s en betrok

28 S. Aronson, Reinhard Heydrich und die Frühgeschichte von Gestapo und SD. (Stuttgart: Deutsche

Verlags-Anstalt, 1971), 35.

29 G. Browder, Hitlers enforcers: The Gestapo and the SS Security Service in the Nazi Revolution. (New York:

Oxford, 1996), 107.

30

M. Croes en P. Tammes, Gif laten wij niet voortbestaan, 79.

(17)

17

zelf in München een nieuw hoofdkwartier.32 De SD was net als de SS opgebouwd uit vijf Gruppen, onderverdeeld in 18 regio’s en 59 regimenten.33 Aan het einde van datzelfde jaar ontwikkelde hij samen met Himmler het idee om de SS met de politie in het (toentertijd nog toekomstige) nationaal-socialistische Duitsland tot een

Staatsschutzkorps te versmelten. SD’ers zouden dan op de sleutelposities komen binnen

dit politieapparaat.34

Hoewel de SS een groeiende organisatie was in de jaren 1931-1933, waren het nog altijd de ‘Bruinhemden’ van de SA die de overgrote meerderheid hadden en daarmee ook meer macht. Na de machtsovername van Hitler in 1933 had echter de SA, onder aanvoering van Ernst Röhm, zijn hoogtepunt beleefd en zou de SS alleen nog maar groeien. Dit kwam doordat er vanuit de SA onvrede bestond over het beperkte resultaat van de nationaal-socialistische revolutie (januari – juli 1933). Vanuit de top van de SA werd steeds meer aangedrongen op een ‘tweede revolutie’.35

Dit veroorzaakte de nodige onrust. Himmler en de toenmalige chef van de Geheime

Staatspolizei (Gestapo) Hermann Göring besloten samen op te treden tegen de SA.

Deze samenwerking resulteerde op 30 juni 1934 in de ‘nacht van de lange messen’, de liquidatie van de SA-top waaronder Ernst Röhm.36

Vanaf 1934 stond de gehele politieke politie onder leiding van Himmler en Heydrich. Twee jaar later, op 17 juni 1936, verkreeg Himmler de volledige greep op het gehele politieapparaat in Duitsland. Himmler was niet alleen RFSS maar vanaf toen ook

Chef der Deutschen Polizei (ChdDtPol). Van deze aanstelling waren enkele

maatregelen het gevolg. Ten eerste zorgde Himmler ervoor dat het gehele politieapparaat als instituut binnen de SS werd opgenomen. Daarna voegde hij de

Gestapo en de Kriminalpolizei (Kripo) samen tot Sicherheitspolizei (SiPo). De leiding

van deze dienst kwam in handen van de eerder besproken Heydrich. Alle andere vormen van politie zoals de Verkehrspolizei, Gendarmerie en Schutzpolizei werden samengevoegd in de Ordnungspolizei (Orpo). Uiteindelijk zou Himmler in 1939 de

SiPo en SD samenvoegen tot het Reichssicherheitshauptamt (RSHA). Van een echte

32

G. Browder, Hitlers enforcers, 109.

33 G. Browder, Hitlers enforcers, 109.

34 M. Croes en P. Tammes, Gif laten wij niet voortbestaan, 79. 35

S. Aronson, Reinhard Heydrich und die Frühgeschichte von Gestapo und SD, 193.

(18)

18

samenvoeging was echter geen sprake; de afzonderlijke diensten (Gestapo, SD en Kripo) bleven binnen dit orgaan bestaan.37

De organisatie in Nederland

Om tot een goed antwoord te komen op de vraag hoe het optreden van de SD in Delfzijl afweek van andere plaatsen in Nederland, is het van belang om de algehele structuur in Nederland te behandelen.38 De organisatie was immers van groot belang, zowel tijdens als na de oorlog bij de berechting van de verschillende oorlogsmisdadigers. De hoogste Duitse functionaris in bezet Nederland was de Reichskommissar Arthur Seyss-Inquart. De manke Oostenrijker werd door diverse Beauftragten - gouverneur-achtige personen - vertegenwoordigd in de verschillende provincies. In Groningen kwam Hermann Conring aan het bewind. Conring was een uitgesproken Nazi en een intelligent man. Hij had ervaring opgedaan als Landrat in Leer. Hij was geparenteerd aan Groningse families en verstond en sprak Nederlands.39

Tijdens de oorlog was Conring in Groningen actief bij het helpen van NSB'ers, oefende hij druk op de pers uit, bevorderde hij de arbeidsinzet en verleende hij hulp bij de uitvoering van anti-Joodse maatregelen. Conring was dus een rader in het organisatorisch netwerk dat zijn best deed Duitsland de oorlog te laten winnen, zodat Nederland genazificeerd zou worden.40 Echter, deelname aan de Jodenvervolging werd in de rechtszaak tegen Conring niet bewezen verklaard waardoor hij in 1947 alweer werd vrijgelaten.

Hoe anders was dit voor de eerder genoemde Hanns Albin Rauter, de Höhere SS

und Polizei Führer werd op 25 maart 1949 geëxecuteerd in Scheveningen. Rauter was

één van de vier Generalkommissars onder Seyss-Inquart. Deze personen waren te vergelijken met ministers. Rauter, de Generalkommissar voor het ‘Sicherheitswesen’ in Nederland was de personificatie van de politieterreur geworden. Dit was mede zo gegroeid doordat Rauter twee belangrijke mensen, de Befehlshaber der

37 M. Croes en P. Tammes, Gif laten wij niet voortbestaan, 85.

38 Formeel kan de term ‘SD’ niet zomaar gebruikt worden wanneer het gaat over de personen van de afdeling

Delfzijl. Er is onderscheid tussen Gestapo, SiPo, Sicherheitsdienst en ook de Nederlandse vrijwilligers. Ook was de SD in Delfzijl een grenspost met de daarbij behorende taken. Gemakshalve wordt verder in deze scriptie de verzamelterm SD gebruikt voor de afdeling in Delfzijl.

39 L. de Jong, Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel 4, mei ’40 – maart ’41, 1e band.

106.

(19)

19

Sicherheitspolizei und der Sicherheitsdienst (BdS) en de Befehlshaber der Ordnungspolizei, onder zich had.

Elke ‘Aussenstelle’ had een vertegenwoordiger die het beleid van hun meerdere uit Den Haag moest doorvoeren. Vanaf de Duitse bezetting in mei 1940 begon men te werken aan een systeem met Aussenstellen in de plaatsen Amsterdam, Den Haag (daar was de staf van de BdS tot begin '44, tegelijk staf van de Aussenstelle geweest), Rotterdam, Den Bosch, Arnhem, Maastricht, en Groningen.41 In de laatstgenoemde plaats - in het Scholtenhuis - was het de Sturmbannführer Georg Bernard Haase (Altleis,14 oktober 1910) die de langste tijd de eerste man was voor de noordelijke provincies.42 De post in Delfzijl was de gehele bezettingsperiode ondergeschikt aan het Scholtenhuis en had speciale taken van de Grenzpolizei.

De eerste Befehlshaber der Sicherheitsdienst und Sicherheitspolizei (BdS) werd in de tweede helft van juni 1940 geïnstalleerd. Het was Hans Nockemann, een koopmanszoon uit Aken die vanaf 1935 bij de centrale van de Sicherheitsdienst in Berlijn gewerkt had. Zijn bureau in Den Haag werd, enkele afwijkingen daargelaten, een zuivere afspiegeling van het Reichssicherheitshauptamt (RSHA), waarmee het bureau een directe telexverbinding kreeg.43 De sterke gelijkenis tussen het hoofdbureau in Berlijn en het bureau van Nockemann in Den Haag was het gevolg van dezelfde indeling. De afdelingen in Den Haag kwamen overeen met de ‘Referate’ van het RSHA. Zelfs toen er in Berlijn een Referat IV-B4 kwam, dat zich met de Endlösung der

Judenfrage bezig hield, kwam er ook een afdeling IV-B4 in Den Haag.44

In totaal waren er zeven afdelingen bij het RSHA, en dus ook in Den Haag en bij de Aussenstellen elders in Nederland. Dit waren personeelszaken, administratie en financiën, Sicherheitsdienst, Geheime Staatspolizei (Gestapo), Kriminalpolizei, buitenlandse inlichtingendienst en ideologische taken.45 Tegen de tijd dat de regionale centra geheel ingericht waren was de Duitser Nockemann alweer aan de kant geschoven.46

41 A. van Liempt (redactie), De jacht op het verzet, 37. 42

M. Brinks, Het Scholtenhuis 1940-1945: Deel 1: Daden. (Groningen: OVCG Oorlogs- en Verzetscentrum Groningen, 2009), 16.

43 L. de Jong, Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel 4, mei ’40 – maart ’41, 1e band,

86.

44 Idem. 45

Oorlogs en Verzetscentrum Groningen (OVCG), toeg. nr. 2220, inv. nr. 126, Organogram organisatie Sicherheitsdienst.

46 Hans Nockemann werd op 24 mei 1940 als Bds aangesteld. Nadat hij vervangen was door Wilhelm Harster

(20)

20

Keerpunten in de oorlog

Dat de Duitse BdS Nockemann al zeer snel aan de kant werd geschoven in Nederland was niet zonder reden. Het was het gevolg van de zogenaamde ‘Anjerdag’, de viering van de verjaardag van prins Bernhard. De uit Duitsland afkomstige prins distantieerde zich duidelijk van de Duitse bezettingsmacht toen hij ‘meevocht’ in Den Haag en Zeeuws-Vlaanderen.47 Doordat hij ook deel uitmaakte van de Koninklijke familie – voor zeer velen symbool geworden van de wil tot verzet – werd aan de verjaardag van prins Bernhard op 29 juni 1940 extra veel aandacht gevestigd. Op veel plaatsen ging die zaterdag de vlag uit, andere personen tooiden zich met oranjestrikjes en als derde vorm van klein verzet droeg men een witte anjer. Deze droeg prins Bernhard als regel wanneer hij in het openbaar verscheen.

In heel bezet Nederland waren er acties en protesten. Veelal op kleine schaal door het dragen van een oranje of een witte anjer. In de stad Groningen hingen slechts drie vlaggen uit. Twee werden op verzoek van de politie onmiddellijk ingehaald en de derde vlag werd na weigering door de politie zelf naar beneden gehaald.48 In Delfzijl werd die avond de bioscoop ontruimd nadat een deel van de bezoekers was gaan fluiten en joelen toen Inquart in het journaal op het doek verscheen. Diezelfde Seyss-Inquart verbleef die zaterdag de 29ste,samen met Rauter, in het noorden van het land. Doordat er in het noorden weinig gevlagd werd, hadden beide heren de indruk gekregen dat de verjaardag van prins Bernhard vrijwel ongemerkt zou passeren.49

In de grote steden liep het echter wel uit de hand. In Amsterdam werden zo’n dertig vechtpartijen gemeld. In Den Haag ging het bericht, dat men een felicitatieregister op paleis Noordeinde voor de prins kon tekenen, van mond op mond. Zelfs generaal Winkelman gaf gehoor aan het register, hij werd uitbundig toegejuicht. De toegestroomde menigte hief het Wilhelmus aan en er klonken kreten tegen Duitsland en Hitler. Nockemann trad tegen de oproer op, maar volgens Rauter en Seyss-Inquart was dit onvoldoende geweest. Laatstgenoemden kwamen op zondagavond pas weer terug in Den Haag. De BdS had waarschijnlijk zaterdags al per telex een uitgebreid rapport gestuurd naar het RSHA, wat een grote invloed had. Seyss-Inquart moest op het spreekwoordelijke matje komen bij Hitler in Berlijn. De Reichskommissar kwam

47 L. de Jong, Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel 4, mei ’40 – maart ’41, 1e band,

282.

48

Idem.

(21)

21

vervolgens met het verhaal dat in bezet Nederland alles vlot verliep en dat de plaatselijke demonstraties door Nockemann totaal verkeerd geïnterpreteerd waren.50 De ‘Anjerdag’, of diesem Blumenkorso zoals Rauter het noemde, betekende het einde van Nockemann als BdS. Zijn opvolger was de bekwame politiefunctionaris Wilhelm Harster.

SS-Standartenführer Harster had in Berlijn ervaring opgedaan als

plaatsvervangend leider van de Staatspolizeistelle en voor zijn overplaatsing naar Nederland was hij BdS in Krakau.51 De belangrijkste taak van Harster in Nederland was een algehele centralisatie doorvoeren. Zoals eerder vermeld leek daardoor het hoofdbureau in Den Haag op een kleine versie van het RSHA in Berlijn. In feite was het afdeling vier, de Gestapo, die de taak had om alles wat tegen de bezetter inging te bestrijden. Bij deze afdeling werden ook de maatregelen tegen de joodse bevolking georganiseerd. Toch was men vaak aangewezen op afdeling drie, de Sicherheitsdienst, die het inlichtingenmateriaal verzamelde.52

Ongetwijfeld werden de SiPo en SD dan ook het meest gehaat en gevreesd tijdens de bezetting. Dat kwam ondermeer omdat, anders dan in Duitsland, de Nederlandse bevolking de termen arrestatie, verhoor en marteling koppelde aan de letters ‘SD’. In Duitsland werden de negatieve associaties verbonden met de Gestapo. Dat het vanuit Nederlands oogpunt anders lag was begrijpelijk, want het personeel van de SD en Gestapo in de bezette gebieden droegen beide op de linkermouw van het uniform een zwarte ruit met de letters SD.

De angst en haat voor de Duitse bezettingsmacht en dan vooral tegenover de SD’ers was niet vreemd. Na de ‘Anjerdag’ werden geleidelijk nieuwe maatregelen ingevoerd, wat ook geleidelijk tot meer verzet leidde. De eerste twee jaren van oorlog betekenden vooral schaarste en nog niet zozeer een escalatie van geweld. Wel bepalend waren de maatregelen tegen de joodse bevolking van Nederland. In eerste instantie werden de maatregelen beschreven als ‘lastig’, later werd dit ‘ondraaglijk’.53

Betrokken bij het instellen van deze maatregelen was de BdS Wilhelm Harster. Hij kreeg zijn orders inzake de vervolging rechtstreeks vanuit het RSHA te Berlijn. Rauter stond hierbij dus als het ware aan de zijlijn. Vanaf februari 1942 was afdeling IV-B4

50

L. de Jong, Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel 4, mei ’40 – maart ’41, 1e band, 291.

51 T. Gerritse, De ploert Hanns Albin Rauter en de correcte ambtenaar Wilhelm Harster, 17. 52

N. in ‘t Veld, De SS en Nederland. (Den Haag: Martinus Nijhoff, 1976), 114.

53

(22)

22

verantwoordelijk voor de Jodenvervolging in Nederland. De leider van dit referaat werd Wilhelm Zöpf, aangedragen door de leider van de afdeling in Berlijn zelf, Adolf Eichmann.54 Het is een treurige constatering dat, mede door de organisatie en BdS Harster, bijna de complete joodse bevolking uit Nederland om het leven kwam ten tijde van de bezetting. Vooral in internationaal perspectief overleefde maar een gering deel van de Nederlandse joodse gemeenschap de oorlog.

De ‘Arbeidseinsatz’ kent een vergelijkbare ontwikkeling. Mannen werden in het begin van de oorlog vooral geworven om te werken in Duitsland door middel van campagnes en posters. Enkele jaren later werden dit razzia’s waardoor de meeste mannen gedwongen werden dienst te nemen in de Duitse oorlogsindustrie.55 Aan de geleidelijkheid waarmee maatregelen werden doorgevoerd, kwam in april/mei 1943 een einde. De zogeheten ‘april-mei stakingen’ was daarbij van groot belang. Een serie spontane stakingen werden georganiseerd tegen een oproep van krijgsgevangenschap van Nederlandse militairen. De militairen zouden dan moeten werken in de arbeidsinzet. De stakingen bleken een keerpunt in de oorlog, want ze werden met grof geweld onderdrukt. De Duitse bezettingsmacht executeerden ondermeer enkele tientallen stakers. De periode na mei 1943 kenmerkt zich dan ook als een tijd van openlijk terreur en een escalatie van geweld.56

De geweldspiraal van zowel de bezetter als het verzet intensiveerde zich na de zomer van 1943 alleen nog maar. Van september 1943 tot aan september 1944 werden represailleacties gehouden waarbij anti-Duitse Nederlanders werden geliquideerd nadat hoge Nederlandse NSB’ers vermoord waren. De Duitse codenaam voor deze acties was

Silbertanne.57 Voor het verzet en hun activiteiten waren NSB’ers een groot gevaar. Collaborateurs gaven makkelijk zaken aan bij de SD. Op het Scholtenhuis in Groningen kwam bijvoorbeeld dagelijks post binnen waarin onderduikers of verzetsactiviteiten werden verraden.58 Naarmate de oorlog vorderde viel vaker het besluit binnen het verzet om dergelijke verraders te liquideren.59 Acties van het verzet riepen echter reacties op. Rauter pleitte ervoor dat na iedere aanslag op een NSB’er of Duitser een aantal

54 M. Croes en P. Tammes, Gif laten wij niet voortbestaan, 126. 55

M. Brinks, Het Scholtenhuis 1940-1945: Deel 1: Daden, 8.

56

L. de Jong, Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel 6, juli ‘42 – mei ’43, 2e band,

799-818.

57 L. de Jong, Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel 7, mei ‘43 – Juni ’44, 2e band,

1257-1265.

58 Ook bij de SD van Delfzijl kwam post binnen waarin verzetsactiviteiten werden verraden. Zie NA, CABR

toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 402, deeldossier 736, Proces verbaal Bordeaux.

(23)

23

Duitse burgers gedood moesten worden. De leider van de Germaanse SS in Nederland, Henk Feldmeijer, was voor dit plan. De BdS in Den Haag, Harster op dat moment, was echter tegen. Uiteindelijk kreeg Rauter toestemming voor zijn plannen van Himmler zelf. Op 5 september 1943 werd besloten dat voor iedere vermoorde nationaalsocialist minimaal drie anti-Duitse Nederlanders vermoord moesten worden. In de provincie Groningen vond de eerste van een reeks ‘Silbertanne-moorden’ plaats.60

In totaal werden 50 personen vermoord, waarvan 22 in het noorden.61

De Silbertanne-acties hielden in het najaar van 1944 op. De BdS op dat moment, Eberhard Schöngarth, verafschuwde de acties omdat hij meende dat ze schadelijk waren voor het imago van de SD.62 Belangrijker nog was het in september 1944 ingevoerde

Niedermachungsbefehl. Dit bevel gaf de SD een vrijbrief om verdachten zonder enige

vorm van proces dood te schieten. De invoering van dit bevel was het startpunt van de meest gewelddadige periode tijdens de bezetting.63 Het Niedermachungsbefehl verklaarde de verzetsstrijders in feite vogelvrij en gaf de personen van de SD een soort vrijbrief om ongestraft en zonder al te veel verantwoording ‘lastige personen’ te doden.64

De toenemende mate van geweld was vooral in het noorden van Nederland te zien. Dat had deels te maken met de Silbertanne-acties en het Niedermachungsbefehl. Ook het oorlogsverloop had een grote invloed op de escalatie. Op 6 juni 1944 had immers D-Day plaatsgevonden en het gerucht dat de oprukkende geallieerde troepen Nederland snel zouden bevrijden ging als een lopend vuur door bezet Nederland. Op ‘Dolle Dinsdag’, 5 september 1944, raakten veel Duitse officieren en hun staf, maar ook veel NSB’ers, in paniek. In allerijl werden grote hoeveelheden dossiers vernietigd. Dat betekende trouwens ook dat de eigen gegevens over de illegaliteit werden vernietigd.65 Deze paniek en de geruchten dat de geallieerden Nederland snel zouden bevrijden,

60 L. de Jong, Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel 7, mei ‘43 – Juni ’44, 2e band,

1266. Zie ook: M. Brinks en J. Kooistra, Represailles in Groningen: Gewapend verzet en bloedige wraak

1940-1945. (Leeuwarden: Uitgeverij Louise, 2013), 77-11.

61 M. Brinks, Het Scholtenhuis 1940-1945: Deel 1: Daden,, 52.

62 BdS Wilhelm Harster werd opgevolgd door de onbekwame Erich Naumann (September 1943 –juni 1944).

Harster werd overgeplaatst naar Italië waar hij dezelfde rol kreeg als in Nederland. Erich Naumann miste het niveau van zijn voorganger waardoor hij een speelbal werd van Rauter. Schöngarth was voor zijn komst naar Nederland BdS in Polen geweest. Zijn periode in Nederland staat te boek als erg gewelddadig en agressief. Daar bovenop komt het feit dat de Aussenstellen meer zelfstandig gingen opereren onder Naumann en Schöngarth dan onder Harster.

63

M. Brinks, Het Scholtenhuis 1940-1945: Deel 1: Daden,, 54.

64

Ibidem, 130.

65

(24)

24

zorgden voor een chaotische vlucht van fanatieke Duitsers en Nederlandse collaborateurs naar het noorden.

Voor de Aussenstelle Groningen was het gevolg dat er bekwame politierechercheurs uit Amsterdam werden ondergebracht in het Scholtenhuis. Deze mannen bleken een zeer welkome versterking voor de SD in Groningen. Hun gezichten waren nog niet bekend bij de plaatselijke illegaliteit en bovendien waren deze personen de meest fanatieke in hun soort.66 De periode oktober 1944- april 1945 was dan ook de meest radicale periode van geweld in het noorden van Nederland. In deze genoemde periode stierven drie keer zoveel verzetsmensen als in de gehele bezettingsperiode daarvoor.67 In de provincie Groningen kwam het totaal aantal personen dat overleed door de Aussenstelle op een aantal van 473 uit.68 De Grenzpolizeipost Delfzijl, ondergeschikt aan Groningen, droeg hieraan bij. Zelfs tot een week voor de bevrijding van mei 1945 was er nog altijd de dreiging van terreur in en rond Delfzijl waarbij twee joodse broers werden vermoord.

66 M. Brinks, Het Scholtenhuis 1940-1945: Deel 1: Daden,, 9. 67

Ibidem, 10.

(25)

25

Hoofdstuk 2: Delfzijl in oorlogstijd

Alles repeteert in Delfzijl. Was Delfzijl de laatste vesting, die door de Fransen verlaten werd in 1814, ook de Duitsers zouden hier in 1945 hun laatste gevechten leveren. In de Eerste Wereldoorlog was Delfzijl de enige Nederlandse haven, die nog door de Duitsers behoorlijk bevaren kon worden. En in deze oorlog herhaalde het verschijnsel zich.

(uit: J. Klatter, De verzetsgroep Zwaantje: oorlogsbelevenissen van dr. Allard

Oosterhuis. Amsterdam: NV het Parool, 1968. 22).

Van vrijheid naar bezetting en andersom

De Groningse havenplaats Delfzijl werd al in de zestiende eeuw vermeld in maritieme geschriften. In de loop van de daaropvolgende eeuwen werd Delfzijl een steeds grotere concurrent van de haven in Groningen. De ontwikkeling van de haven kwam in een stroomversnelling na de aanleg van het Eemskanaal tussen Delfzijl en Groningen in 1876. Acht jaar later werd er ook een spoorlijn tussen beide plaatsen aangelegd. In 1940 had de gemeente Delfzijl ruim 10.000 inwoners. De meeste inwoners hadden de stad Delfzijl en het aangrenzende Farmsum. Ze verdienden hun brood vooral in het havenbedrijf, op de scheepswerven, in de machinefabrieken en bij houtzagerijen. Inwoners uit de omliggende dorpen werkten bijna allemaal in de landbouw of veeteelt.69

De aanwezigheid van de haven zorgde ervoor dat Delfzijl een strategisch punt was, zowel voor als tijdens de oorlog. Zo riep de Nederlandse regering eind augustus 1939 op tot de algehele mobilisatie van het leger. Het straatbeeld werd vanaf september 1939 door Nederlandse militaire uniformen bepaald. Delfzijl was daar geen uitzondering op.70 Het leven van de gemobiliseerde soldaten in Delfzijl in de winter van 1939-1940 was eentonig door de aaneenschakeling van wachtdiensten. Een inspectiebezoek van prins Bernhard op 20 maart 1940 was dan ook een welkome afleiding. De voorbereiding voor de oorlog met Nederland van Duitse kant was ondertussen begonnen. De haven van Delfzijl was een aantrekkelijk doelwit voor Duitsland. Het liefst wilde de Duitse bezetter de haven zo onbeschadigd mogelijk in handen krijgen.

69

F. Lenselink, Delfzijl 1940-1945: een terugblik op vijf jaren oorlog en bezetting. (Bedum: Profiel, 1995), 34.

(26)

26

Doordat de Duitse troepen niet vanuit Emden over het water een aanval op Delfzijl deden - maar via het land – troffen ze een beschadigde plaats en haven aan. Explosies in de haven van Delfzijl moesten ervoor zorgen dat de haven, eenmaal in Duitse handen, zo goed als onbruikbaar was voor een lange periode. Dat lukte deels. Nadat de haven onbruikbaar gemaakt was door explosieven, trokken de Nederlandse militairen zich terug richting in de richting van de Afsluitdijk.71 De volgende dag, zaterdag 11 mei 1940, trokken enkele Duitse soldaten ’s avonds Delfzijl binnen. Nadat er ze onderkomens gevonden hadden werden de eerste patrouilles door de straten van Delfzijl gestuurd. Daarmee was de bezetting van Delfzijl begonnen.72

Om de rust en orde te bewaren in Delfzijl werd er een Ortskommandant benoemd. De Duitser Ullrich bleef tijdens de gehele bezetting in deze functie.73 Deze Duitse officier was in samenwerking met de toenmalige burgemeester, Van Julsingha, verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken.74 De Ortskommandant vestigde zich in het gemeentehuis van Delfzijl. Van daaruit bestuurde hij Delfzijl en omgeving. De Grenzpolizei in Delfzijl stond niet direct onder zijn verantwoording. Deze viel direct onder de verantwoording van de Aussenstelle Groningen en daarmee weer onder

de Befehlshaber der Sicherheitspolizei und der Sicherheitsdienst (BdS).

Ortskommandant Ullrich werkte wel nauw samen met de Hafenkommandant. Door de

aanwezigheid van de Delfzijlse haven was er ook een commandant, de Duitser Brembt, speciaal aangesteld voor alle zaken omtrent de haven en marine.75

De Ortskommandant en de Hafenkommandant hadden tijdens de bezetting weinig te maken met de Grenzpolizei van Delfzijl, des te meer met de burgemeester van Delfzijl en omliggende gemeenten. In Delfzijl resideerde sinds 1937 Lubbertus Hendricus van Julsingha als burgemeester. Voor zijn aanstelling als burgemeester was hij gemeentesecretaris. Als burgemeester probeerde hij ten tijde van de bezetting de bevolking zoveel en zo goed mogelijk te helpen. Dit gedrag stond echter de Duitse bezetter niet geheel aan. In 1942 werd Van Julsingha als gijzelaar naar St. Michielsgestel afgevoerd. Na de oorlog kwam hij terug in Delfzijl en werd opnieuw burgemeester tot 1952. De nieuwe burgemeester van Delfzijl tijdens de bezetting werd Joop Welleman. Welleman was tot die tijd gemeentearchitect in Delfzijl en werd op 21

71

F. Lenselink, Delfzijl 1940-1945, 10.

72 Idem.

73 NIOD, toeg. nr. 001 Wehrmachtbefehlshaber in den Niederlanden, inv. nr. 396, Ortskommandantur Delfzijl. 74

F. Lenselink, Delfzijl 1940-1945, 34.

75

(27)

27

juli 1942 aangesteld als burgemeester. Welleman werkte samen met de Duitse bezetter, maar niet dusdanig dat hij na de oorlog werd veroordeeld. Toen Van Julsingha weer in Delfzijl terugkwam als burgemeester vertrok Welleman naar het aangrenzende Appingedam om daar burgervader te worden.

Echte medewerking met de bezetter was in Delfzijl vanuit de positie van de burgermeesters dus niet aan de orde. Hoe anders was dit in de aangrenzende gemeente Bierum. Klaas Hendrik Brontsema werd in 1897 geboren te Leiden. Zijn familie verhuisde later naar Holwierde waar Brontsema van broodbezorger tot kantoorhouder der P.T.T. promoveerde.76 In september 1940 kwam hij openlijk uit voor zijn nationaal-socialistische gevoelens. Drie jaar later zou Brontsema burgemeester worden van Stedum en vanaf 6 september 1944 ook van Bierum. Brontsema zou een grote rol spelen bij het verraad van het verzet aan de Delfzijlster SD. Zo was hij ondermeer betrokken bij de dood van de landbouwers Omta en Dijkema.

Brontsema werd burgermeester in de lastigste periode van de oorlog. Niet alleen was het de meest radicale periode van de bezetting, ook de Hongerwinter trad in. De plaats Delfzijl speelde hierbij een uitzonderlijke rol. In oktober 1944 werd er contact opgenomen met het neutrale Zweden om buitenlandse voedselhulp te bespreken. Als aanvoerhaven waren Rotterdam en Amsterdam niet geschikt. Via Seyss-Inquart werd een akkoord bereikt waarin Delfzijl als aanvoerhaven werd aangewezen.77 Op 28 januari liep het eerste stoomschip, de ‘Dagmar Bratt’ Delfzijl binnen. Daarna kwam de ‘Nöreg’ en op 1 maart de ‘Hallaren’. De schepen voeren onder de kleuren van het Rode Kruis en genoten daarmee internationale onschendbaarheid. De ladingen van de schepen, vooral bloem en conserveermiddelen, werden vervolgens via binnenschepen naar het westen van Nederland gebracht. Plaatselijke bakkers maakten van het meel het zogenaamde ‘Zweeds Wittebrood’.

Na 1 maart kwamen er nog drie schepen met voedsel in Delfzijl totdat Delfzijl in april direct frontgebied werd. De geallieerde troepen hadden sinds D-Day richting het noorden opgetrokken. Halverwege april 1945 was het grootste deel van Nederland al bevrijd. De Wehrmachtsbefehlhaber in die Niederlanden, Friedrich Christiansen, had zich te samen met de Duitse troepen teruggetrokken tot het noorden van het land. Vanaf

76 C. Punter, Klaas Brontsema, de man met het steenen hart. In: Bierum in de Branding (Groningen: de

Vuurbaak, 1976), 173.

(28)

28

eind maart zetelde Christiansen in Delfzijl, een halve maand later verkaste hij naar het Duitse Emden.

Hoewel de strijd voor de Duitse troepen een verloren zaak leek, sprak

Ortskommandant Ullrich tot de soldaten over ‘soldateneer’. Delfzijl moest tot op de

laatste man en de laatste patroon worden verdedigd. Het Duitse garnizoen bestond uit ongeveer vijftienhonderd man. Dit garnizoen werd ondersteund door een batterij geschut ten oosten van Termunten aan de Dollard, almede door geschut uit Emden en van het Duitse eiland Borkum.78 Op 21 april bereikten de geallieerde troepen de verdedigingslinies rond Delfzijl. De dagen daarna stonden in het teken van een felle strijd. Ondanks de naderende nederlaag gaven de Duitse troepen in Delfzijl zich niet over. Ook de Sicherheitsdienst ging onverminderd door in de laatste dagen van de oorlog. Op de ochtend van 2 mei capituleerde de Duitse commandant. Hij kon niet anders, de Canadezen stonden inmiddels voor de deur van zijn bunker. Bij de gevechten van 21 april tot 2 mei kwamen in de gemeenten Appingedam, Bierum, Delfzijl en Termunten 88 burgers, 102 Canadese en 185 Duitse militairen om het leven.79

De Jodendeportatie

Van de ruim 10.000 inwoners van Delfzijl waren er zo’n 140 personen van joodse komaf. Enkele van deze personen hadden contacten in Duitsland. Zo waren er twee winkeliers die terugkeerden naar Delfzijl vanuit het Duitse Emden. Aan de overkant van de Eems hadden ze voor de oorlog meegemaakt wat een joods burger kon verwachten van het nazi-regime.80 Dat regime zou na 10 mei 1940 ook de Nederlandse joden treffen. Aanvankelijk leek mee te vallen maar een klein jaar na de bezetting moesten de joodse burgers zich melden. Bij de verordening van de Rijkscommissaris Seyss-Inquart van 10 januari 1941 moesten alle personen, die geheel of gedeeltelijk van joodse afkomst waren, zich meldden. Het bleek de eerste verordening in een serie maatregelen die het leven van de joodse gemeenschap voorgoed zou veranderen.

Twee andere discriminerende maatregelen waren de zwarte ‘J’ in het persoonsbewijs en de gele Jodenster die gedragen moest worden in het openbaar. Op 28 april 1941 moesten de joden hun radio inleveren op het politiebureau. Chef-veldwachter

78 NIOD, toeg. nr. KB I Knipselcollectie, inv. nr. 642, Delfzijl. 79

Zie voor een volledige beschrijving van de gevechten rond Delfzijl: F. Lenselink, Delfzijl 1940-1945, 41-51.

(29)

29

van der Werf meldde in augustus van datzelfde jaar dat er vijftien toestellen waren ingeleverd. Toch waren er meer dan dertig joodse gezinnen in Delfzijl.81 Eind mei ontvingen de burgemeesters in Nederland, waaronder ook die van Delfzijl, het bericht dat het voor joden verboden was om te zwemmen in zeebaden, zwembaden en overdekte badinrichtingen. De joodse bevolking mocht niet langer op openbare plekken komen (zoals in het park) of een kamer huren in een hotel of pension.82

Het is mogelijk dat burgemeester Van Julsingha in de herfst van 1941 al kennis had van de op handen zijde arrestatie en afvoer van de joden uit Delfzijl. In een brief van 8 november schreef hij: ‘Het schijnt dat nevens de marechaussee ook de medewerking wordt ingeroepen van de gemeentelijke politie. Het wil mij wenselijk voorkomen, dat de gemeentepolitie van de medewerking wordt ontheven.’83

Dit standpunt werd Van Julsingha niet in dank afgenomen. Op negen maart 1942 kregen de

Delfzijlster joden te horen dat ze zich woensdag elf maart om twee uur moesten melden

voor vertrek naar Amsterdam. Men mocht alleen draagbare bagage meenemen en verder 100 gulden per persoon.84 Om precies 27 minuten na twee uur op elf maart 1942 vertrok de trein met een groot gedeelte van de joodse gemeenschap van Delfzijl. Vele ‘Delfzielsters’ waren getuige van de aftocht naar de onzekere toekomst. Van de 139 joodse inwoners van Delfzijl zou 25 procent de oorlog overleven.85 Het gemiddelde percentage van overlevende joodse inwoners lag in de provincie Groningen op 22.1 procent. Het landelijke cijfer lag op 29.6 procent.

Verzet in en rond Delfzijl

Het spanningsveld tussen de bezetter aan de ene zijde en de onderdrukte Nederlandse bevolking aan de andere zijde, kwam tot uiting in verzet en gewelddadige tegenacties. De provincie Groningen vormde geen uitzondering daar waar het ging om verschillende illegale groepen die actief de bezetter bestreden. Reeds in de tweede helft van 1940 verschenen enkele illegale bladen en werd de Ordedienst (O.D.) opgericht, bedoeld om na het vertrek van de Duitse troepen de orde te handhaven. Goed georganiseerd verzet

81 Gemeente Archief Delfzijl (GAD), toeg. nr. 1755, brief van chef-veldwachter Herman van der Werf aan de

‘Wehrmachtbezirksverwaltung’ van 26 augustus 1941.

82

J. Bottema, Ze waren onder ons, 119.

83 GAD, toeg. Nr. 1755, brief van de burgemeester aan de procureur-generaal te Leeuwarden van 8 november

1941.

84

J. Bottema, Ze waren onder ons, 120.

85

(30)

30

kwam echter pas rond de winter van 1942-1943 op gang.86 Hierbij was de wisselwerking tussen steeds strengere maatregelen van de Duitsers en het groeiende verzet daartegen, van belang. Het verzet in en rond Delfzijl bestond achteraf bezien uit in totaal 78 personen, veelal aangesloten bij de OD en de LO/LKP.87

Naast het kleine, vaak particuliere verzet ontstonden in 1940 al enkele georganiseerde groepen die verzet pleegden tegen de bezetter. In de provincie Groningen werd op verzoek van de landelijke OD-leiding een afdeling opgericht. Aanvankelijk werd vooral de aandacht gericht op de stad Groningen maar ook de Ommelanden zouden snel verbonden worden met de organisatie.88 Het oprichten van een goed netwerk van verzet was in handen van Marten Jakob van Til, die vanwege zijn functie in een verzekeringsmaatschappij en financieringsbank veel kennissen en relaties had in de provincie.89 De gemeente Delfzijl viel onder de regio Hunsingo, waarvan de schooldirecteur Jakob Velema commandant werd.

Van Til en Velema hadden goed contact met Allard Oosterhuis, een dokter uit Delfzijl. Oosterhuis was naast dokter ook reder. De coaster-kapiteins voeren, ondanks de bezetting en oorlog, nog altijd naar het neutrale Zweden. Oosterhuis wist van de mogelijkheid van de verbinding maar deed er echter in het begin van de oorlog niets mee. Het was de half-jood Jaques de Vries uit Amsterdam die op een herfstdag in 1941 aanklopte bij de dokter. De Vries en Oosterhuis hadden elkaar leren kennen tijdens de mobilisatie in 1939. Dit gebeurde in het hotel ‘De Witte Zwaan’ te Leiden. Oosterhuis zou in de loop van de oorlog dan ook de schuilnaam ‘Zwaantje’ gebruiken. Met een vervalst monsterboekje kwam De Vries, verstopt in de voorpiek van een coaster, aan in Zweden.90

Jaques de Vries kreeg in Zweden een baantje op de Engelse ambassade. De brieven die Oosterhuis schreef aan zijn ‘biljart-kameraad in ’t Zwaantje’, werden op deze manier doorgezonden naar Engeland.91 De Nederlandse consul-generaal in Zweden, A.M. de Jong, begon zich ook te mengen in de zorg voor de uitgeweken Nederlanders. De Jong onderhield contacten met de Britse geheime dienst en was de initiator van de zogenaamde ‘Zweedse Weg’. Op zijn verzoek ging de verzetsgroep

86 J. Niemeijer en A. Mulder (red.), Verzet in Groningen. (Groningen: Wolters-Noordhoff, 1986), 25. 87 OVCG, Toegangsnr. 2183, Systeemkaarten van verzetsbetrokkenen, Marten Jakob van Til. 88

Ibidem, 41.

89OVCG, Toegangsnr. Dossier Delfzijl, inventaris: Delfzijl.

90 J. Klatter, De verzetsgroep Zwaantje: oorlogsbelevenissen van dr. Allard Oosterhuis. (Amsterdam: NV het

Parool, 1968), 25.

(31)

31

‘Zwaantje’ uit Delfzijl zich dan ook bezighouden met het overbrengen van berichten uit bezet gebied naar Zweden.92 Omgekeerd ging er spionagemateriaal - zoals zenders - naar Nederland. Een verbinding voor inlichtingen en personen vanuit Delfzijl naar Engeland was op deze manier tot stand gekomen.

Het gevolg was dat vanaf begin 1943 de groep ‘Zwaantje’ stelselmatig vijf personen per keer naar Zweden kon overbrengen.93 Oosterhuis beleefde met de groep ‘Zwaantje’ het hoogtepunt in het eerste half jaar van 1943. De verzetsgroep werd echter verraden in juli 1943. De Nederlands consul-generaal de Jong had namelijk te veel hooi op zijn vork genomen. Zeven maanden eerder, in december 1942 had kapitein F.M.J. Aben zich in Zweden gemeld met de mededeling dat hij ook iets voor de vaderlandse zaak wilde betekenen. In eerste instantie weigerde de Jong. De consul-generaal deed in maart ’43 meer onderzoek naar Aben. De Britse geheime dienst vond het geen bezwaar om met Aben in zee te gaan, maar adviseerde wel om Aben onkundig te laten van het bestaan van de ‘Zweedse Weg’. De Jong had het ook aan dokter Oosterhuis voorgelegd. Hoewel Oosterhuis had geantwoord dat de man een tijdlang NSB’er was geweest, ging de Jong toch met hem in zee. Tegen de raad van de Britse geheime dienst in bracht de Jong de kapitein in contact met Oosterhuis.94

Op 23 juli 1943 werd dokter Oosterhuis opgepakt door de SD in Delfzijl. Ook de andere leden van groep Zwaantje werden opgepakt. Ze kwamen allemaal in de gevangenis te Scheveningen. In de lente van 1944 werden alle betrokken personen de doodstraf opgelegd. Met betrekking tot de verzetsgroep ‘Zwaantje’ werd echter geen enkel vonnis daadwerkelijk ten uitvoer gebracht. De ‘Zweedse Weg’ was wel tot het einde van de bezetting afgesloten.95 In totaal bedroeg het aantal postzendingen vanuit Delfzijl naar het Engeland 38.96

Naast het spionage- en inlichtingenwerk van de verzetsgroep ‘Zwaantje’ was de regio rond Delfzijl erg actief betrokken bij de illegale pers. Een in het oog springend persoon daarbij was Thijs Drupsteen. Nadat Drupsteen als ambtenaar in Diever met medeneming van het bevolkingsregister onderdook, kwam hij terecht bij de illegale krant Trouw.97 Drupsteen werd rayonleider en had Veendam, Wildervank en

92 A.M.F. Dessing, Tulpen voor Wilhelmina: de geschiedenis van de Engelandvaarders. (Amsterdam: Bert

Bakker, 2004), 158.

93

Ibidem, 161.

94 L. de Jong, Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel 6, 1e band, 157-159. 95

Zie ook: OVCG, Toegangsnr. Dossier Delfzijl, inventaris: Delfzijl.

96

J. Klatter, De verzetsgroep Zwaantje, 55

(32)

32

Hoogezand-Sappemeer als verspreidingsgebied. Hij dook onder in de provincie Groningen bij Willem Cornelis Wardenaar jr te Sappemeer. Op vijftien juli 1944 werd hij gearresteerd door de SD van Delfzijl. Bij een huiszoeking, in het huis van Wardenaar, werden 5000 illegale kranten ontdekt. Drupsteen en Wardenaar werden overgebracht naar Delfzijl. Ze probeerden nog te ontsnappen maar dit lukte niet. Enkele dagen later werden beide heren naar Groningen overgebracht. Drupsteen overleed in Vught op achttien augustus 1944. Wardenaar junior werd gefusilleerd te Norg op 8 april 1945.98

Ander verzet tegen de bezetter bestond uit het helpen van onderduikers. De landelijke organisatie betrof de LO, een afkorting van Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers. In de provincie Groningen werd deze eind 1942 opgericht. Vooral in het noorden en westen van de provincie lagen de percentages onderduikers hoog, als men de aantallen vergelijkt met de inwonerstallen van de gemeenten.99 Het was vooral de overgebleven joodse bevolking en de mannelijke bevolking die voor de arbeidsinzet (maar ook vanwege stakingen) onderdook. Dat het soms verkeerd afliep met onderduikers laat het voorbeeld van Reinhard Zeef zien. De arbeider en rijwielhersteller Zeef werd tijdens een huiszoeking op vier december 1943 op de boerderij van W.P. Wiertsema te Spijk ontdekt. Zeef was ondergedoken en op de vlucht in een gracht bij zijn onderduikadres door Erwin Risch van de Sicherheitsdienst Delfzijl doodgeschoten.100

Een echte verzetsdaad die de omgeving van Delfzijl deed opschrikken was de liquidatie van postbode Nanco Medema uit Spijk. Tijdens zijn dagelijkse route werd deze postbode op 26 juni 1943 vermoord. Het lijk van Medema werd op een zandweg te ’t Zandt gevonden. De moord had alles te maken met het feit dat Medema bekend stond als WA-man was.101 Zijn begrafenis liep dan ook uit op een grote manifestatie, waarbij veel partijgenoten uit Groningen, Friesland en Drenthe aanwezig waren.102 Het is één voorbeeld van de escalatie van geweld in de tweede helft van de bezettingsjaren. Vooral

98 Zie: NA, toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 404, deeldossier A/1438, proces verbaal H. Bordeaux. OVCG, Toegangsnr.

2183, Systeemkaarten van verzetsbetrokkenen, Thijs Gerardus Drupsteen. OVCG, Toegangsnr. 2183,

Systeemkaarten van verzetsbetrokkenen, Willem Cornelis Wardenaar jr.M. Brinks en J. Kooistra, Represailles in

Groningen 1940-1945: in de schaduw van het Scholtenhuis. (Grou: Uitgeverij Louise, 2013), 172.

99

J. Niemeijer en A. Mulder (red.), Verzet in Groningen, 62.

100

Zie: NA, toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 330, deeldossier 222/49, dossier Edwin Eduard Gustav Risch. OVCG, Toegangsnr. 2183, Systeemkaarten van verzetsbetrokkenen, Reinhard Zeef. M. Brinks en J. Kooistra,

Represailles in Groningen 1940-1945, 302.

101 W.A. is de afkorting van Weer Afdeling, de knokploeg van de NSB. 102

(33)

33

(34)

34

Hoofdstuk 3: Radicaal Groningen

Alleen al in de provincie Groningen waren de Aussenstelle in Groningen van de Sipo en de SD en de hieraan ondergeschikte Grenzpolizeipost in Delfzijl gedurende de bezetting betrokken bij de dood van 473 mensen. Van deze 473 werden er 35 gefusilleerd in het concentratiekamp Vught, 265 werden daadwerkelijk door de SiPo zelf gedood terwijl 173 Groningers in Duitse concentratiekampen het leven lieten. Deze cijfers geven op zich al een indruk van de agressiviteit waarmee de Groningse afdeling van de Sipo functioneerde.

(uit: M. Croes en P. Tammes, Gif laten wij niet voortbestaan, 242.)

Aussenstelle Groningen

Vanaf het begin van de bezetting was er een SD-Aussenstelle in Groningen te vinden. De SD betrok het Scholtenhuis aan de Grote Markt in Groningen en zou het pand de gehele bezetting gebruiken als hoofdkwartier. Het statige pand is genoemd naar zijn stichter, de industrieel Willem Albert Scholten.103 Tijdens en na de bezetting zou de term ‘Scholtenhuis’ echter vooral bekend en berucht worden door de gruwelijkheden die zich er tijdens de oorlog afspeelden. De taak van het personeel uit het Scholtenhuis bestond uit het bestendigen van de Duitse orde, het toezien op de implementatie ervan, het controleren van de publieke opinie en het tegengaan van het verzet.104 Tot het ontstaan van nieuwe Aussenposten in het noorden en oosten van het land in 1944 was het Scholtenhuis verantwoordelijk voor de drie noordelijke provincies alsmede Overijssel.105 Weliswaar waren er in bijvoorbeeld Leeuwarden en Assen ook kleinere

Nebenstellen, maar bij grote gevallen kwam altijd het bevel uit Groningen. De personen

van het Scholtenhuis namen bij de grote gevallen zelf het heft in handen. Hierbij zou het dan gaan om de verhoren en de executies.106

Dat gewelddadige karakter van de SD in Groningen kwam, in tegenstelling tot de rest van Nederland, al vroeg in de oorlog op. Het geweld waarvan de leden van de

Aussenstelle Groningen zich al in het begin van de oorlog bedienden, is opvallend in

103

M. Brinks, Het Scholtenhuis: Deel 1: Daden, 7.

104

Ibidem, 8.

105 L. de Jong, Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel 10b, het laatste jaar, 346. 106

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In deze master thesis wordt onder servicekosten verstaan: kosten die voor levering en diensten, inclusief administratieve vergoeding daarvoor, zijn overeengekomen tussen verhuurder

[r]

Het decreet betreff ende de bodemsanering en de bodem- bescherming (DBB).. Twee rechtsgronden

Omdat lokale politieke partijen per definitie alleen actief zijn in één gemeente, zouden zij ten opzichte van landelijke partijen minder effectief kunnen zijn omdat zij

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het

Hoewel het aandeel moeilijk ver vulbare vacatures in het openbaar bestuur en bij de Politie lager is dan in het taakveld zorg en welzijn en in het taakveld onderwijs en

Tijdens uw Raadsbespreking van de Kadernota 'Samen Gezond in Stad' op 22 februari 2012 kwam naar voren dat de psychosociale gezondheid van met name laag opgeleide jongeren uit