• No results found

Radicaal Groningen

In document Uit de schaduw van het Scholtenhuis (pagina 34-67)

Alleen al in de provincie Groningen waren de Aussenstelle in Groningen van de Sipo en de SD en de hieraan ondergeschikte Grenzpolizeipost in Delfzijl gedurende de bezetting betrokken bij de dood van 473 mensen. Van deze 473 werden er 35 gefusilleerd in het concentratiekamp Vught, 265 werden daadwerkelijk door de SiPo zelf gedood terwijl 173 Groningers in Duitse concentratiekampen het leven lieten. Deze cijfers geven op zich al een indruk van de agressiviteit waarmee de Groningse afdeling van de Sipo functioneerde.

(uit: M. Croes en P. Tammes, Gif laten wij niet voortbestaan, 242.)

Aussenstelle Groningen

Vanaf het begin van de bezetting was er een SD-Aussenstelle in Groningen te vinden. De SD betrok het Scholtenhuis aan de Grote Markt in Groningen en zou het pand de gehele bezetting gebruiken als hoofdkwartier. Het statige pand is genoemd naar zijn stichter, de industrieel Willem Albert Scholten.103 Tijdens en na de bezetting zou de term ‘Scholtenhuis’ echter vooral bekend en berucht worden door de gruwelijkheden die zich er tijdens de oorlog afspeelden. De taak van het personeel uit het Scholtenhuis bestond uit het bestendigen van de Duitse orde, het toezien op de implementatie ervan, het controleren van de publieke opinie en het tegengaan van het verzet.104 Tot het ontstaan van nieuwe Aussenposten in het noorden en oosten van het land in 1944 was het Scholtenhuis verantwoordelijk voor de drie noordelijke provincies alsmede Overijssel.105 Weliswaar waren er in bijvoorbeeld Leeuwarden en Assen ook kleinere

Nebenstellen, maar bij grote gevallen kwam altijd het bevel uit Groningen. De personen

van het Scholtenhuis namen bij de grote gevallen zelf het heft in handen. Hierbij zou het dan gaan om de verhoren en de executies.106

Dat gewelddadige karakter van de SD in Groningen kwam, in tegenstelling tot de rest van Nederland, al vroeg in de oorlog op. Het geweld waarvan de leden van de

Aussenstelle Groningen zich al in het begin van de oorlog bedienden, is opvallend in

103

M. Brinks, Het Scholtenhuis: Deel 1: Daden, 7.

104

Ibidem, 8.

105 L. de Jong, Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel 10b, het laatste jaar, 346.

106

35

zowel extremiteit als frequentie. Al in 1941 werden arrestanten tijdens het verhoor met gummiknuppels en stokken geslagen.107 Mishandeling was aan de orde van de dag. Over mishandeling werd op het Scholtenhuis echter nooit gesproken. Men had het dan over ‘verscherpte verhoren’. In het begin van de oorlog was dit nog niet de normaalste zaak voor de SD. Dat kwam doordat men voor een ‘verscherpt verhoor’ toestemming nodig had vanuit Den Haag en soms kwam er voor dit soort gevallen zelfs een speciaal commando van de BdS uit Den Haag om het verhoor af te nemen.108 In enkele gevallen was het Harders, de hoogste man op het Scholtenhuis voor de komst van Haase, die gevangenen mishandelde.109

De SD-er Bernard Georg Haase kwam eind 1942 op het Scholtenhuis als leider van de Aussenstelle. Haase was een academicus, hij had rechten en economie gestudeerd in ondermeer Leipzig en München. Nog voor hij kon promoveren brak de oorlog uit. Naast academicus was hij ook vanaf een vroeg stadium betrokken bij de partij. In 1931 werd hij lid van de NSDAP en drie jaar later van de SS. Haase kwam na 1940 terecht in Den Bosch en twee jaar later verkreeg hij dus het statige kantoor op de eerste verdieping van het Scholtenhuis. Zijn periode als leider van het Scholtenhuis staat te boek als de meest radicale.110

Dat kwam enerzijds door de personen die onder Haase stonden. De twee Duitse figuren die hierbij het meest in het oog springen waren Robert Friedrich Lehnhoff en Ernst Knorr. Beiden behoorden tot de meest eigenzinnige, extreme en gewelddadigste personen van de SD en SiPo in Nederland. Lehnhoff werd in 1941 overgeplaatst naar Groningen vanuit Amsterdam. De Hauptscharführer en Kriminaloberassistent was onder meer verantwoordelijk voor de deportatie van de joden uit de provincie Groningen en de arrestatie van joden die zich hieraan trachten te onttrekken.111 Lehnhoff werkte in Groningen veel samen met Josef Kindel.112 Kindel werkte in het begin van de oorlog als Polizeiangestehlte voor de Grenzpolizei van Delfzijl. Samen met de Duitser Helmüt Schaeper werd hij in 1943 overgeplaatst naar het Scholtenhuis, wat als promotie gold.113 Deze Kindel had het pistool nogal los in het holster zitten. Zo

107 M. Croes en P. Tammes, Gif laten wij niet voortbestaan, 242.

108 M. Brinks, Het Scholtenhuis: Deel 1: Daden, 108.

109 NIOD, Doc I, 893A, verklaring Josef Kindel.

110 Voor een complete biografie van Georg Haase: M. Brinks, Het Scholtenhuis: Deel 2: Daders, 16-44.

111

M. Croes en P. Tammes, Gif laten wij niet voortbestaan, 162.

112 Voor een complete biografie van Robert Wilhelm Lehnhoff: M. Brinks, Het Scholtenhuis: Deel 2: Daders, 103-124.

113

OVCG, toegang. Nr. 2220, inv. Nr. 126, Medewerkers van de SD in Delfzijl 1941, 1943 en 1945 met aanvullende informatie.

36

schoot hij bij een arrestatie van ondergedoken joden in augustus 1943 een man die al hevig bloedde door mishandelingen, plotseling dood.114 Dezelfde Josef Kindel mishandelde met Ernst Knorr, een andere SD-er op het Scholtenhuis, een maand eerder de gereformeerde predikant J.D. van Ginhoven. Ze sloegen met twee gummiknuppels op de man in. De gevangenisarts constateerde gekneusde en gebroken ribben, een beschadigde nekwervel, een kaakfractuur, kapot en los geslagen tanden en kiezen, een zwaar beschadigd rechterdijbeen en zware bloeduitstortingen op zijn buik, rug en rechterbeen.115

Ernst Knorr was een politievakman uit Oost-Pruisen die in november 1943 van Den Haag naar Groningen werd overgeplaatst.116 Dit was vooral het gevolg van zijn optreden in Den Haag, Knorr had zich daar onmogelijk gemaakt. De toenmalige BdS Harster besloot daarom dan ook de Kriminalinspektor naar Groningen te sturen. Groningen was namelijk aangenaam ver weg van Den Haag. Bovendien was er op de meest noordelijke Aussenstelle na de april-meistaking van 1943 dringend versterking nodig.117 Voor de bevolking van de noordelijke provincies was de komst van Knorr minder aangenaam. Mede door de gewelddadige invloed van Ernst Knorr werd de

Aussenstelle Groningen na 1943 de meest radicale van Nederland. Geen maatregel werd

vanaf zijn komst te erg en steeds vaker gingen de SD-ers van het Scholtenhuis op eigen initiatief achter het verzet en onderduikers aan. Georg Haase werd op die manier buiten spel gezet. De zwakke leiding die hij gaf aan het Scholtenhuis zorgde daardoor voor enorme radicaliteit in het noorden van het land.118

De mishandelingen en moorden die op het Scholtenhuis voorkwamen vormden echter alleen in kwantiteit een uitzondering. Ook bij de Aussenstellen Rotterdam, Den Haag, Amsterdam en Maastricht waren de mishandelingen behoorlijk extreem. De afdeling in Groningen liet echter zien dat het nog een graad erger kon.

114 M. Croes en P. Tammes, Gif laten wij niet voortbestaan, 162.

115 Ibidem, 166.

116

Voor een complete biografie van Ernst Knorr: M. Brinks, Het Scholtenhuis: Deel 2: Daders, 57-80.

117 M. Croes en P. Tammes, Gif laten wij niet voortbestaan, 164.

118 Croes en Tammes maken onderscheid tussen de Aussenstellen door middel van 3 categorieën. Groningen vormt daarbij alleen de derde en meest radicale groep. Ze onderscheiden zich niet door de ernst van de mishandelingen als wel in de frequentie waarmee zij werden toegepast van de eerste twee categorieën.

37

1943-1945, de meest heftige periode

Hoewel het er op het Scholtenhuis in Groningen vanaf het begin van de bezetting gewelddadig aan toe ging, werd dit alleen maar erger naarmate de oorlog vorderde. Zoals al eerder aangegeven was de ‘april-meistaking’ hierin een belangrijk keerpunt. Na mei 1943 zou het gewapend verzet toenemen en daardoor ook het aantal represailles en gewelddadigheden. De periode 1943-1945 werd hiermee de meest heftige periode, zowel op het Scholtenhuis als bij de Dienststelle in Delfzijl.

Niet alleen het oorlogsverloop en de daarmee gepaarde komst van de meest gewelddadige Duitsers naar het noorden zorgden voor een enorme vlucht van de radicaliteit. Ook de bestrijding van het groeiend verzet is hierbij van belang. Bij de april-meistaking ging het verzet nog op een relatief koele manier. In Groningen, vooral de Veenkoloniën, legden veel werknemers op vrijdag 30 april en zaterdag 1 mei 1943 het werk neer. Het was het eerste openlijke ‘nee’ van veel burgers tegen de Duitse bezetting. Maatregelen vanuit Duitse kant konden daarom niet uitblijven. Na overleg tussen Seyss-Inquart, Rauter en Himmler kondigde de bezetter het standrecht af. Werkweigering, samenscholing en verzet bieden aan de openbare macht konden een reden zijn tot arrestatie of zelfs tot onmiddellijk doodschieten.119 Via de telexverbinding had de BdS Harster op de vrijdagavond alle Aussenstelleleiters op de hoogte gebracht. De volgende dag was het eerste slachtoffer van het standrecht al te betreuren.120 Het bleek het eerste slachtoffer te zijn in een rij van zestig (dodelijke) slachtoffers in Noord-Nederland. In totaal werden tot 5 mei, de dag dat de staking weer voorbij was, in heel Nederland 165 mensen vermoord. Haase zou vanuit Den Haag complimenten ontvangen voor zijn optreden omdat het verzet in het Noorden het grootst was.121

Na de april-meistaking was de houding van onderdrukt Nederland anders geworden. Immers, tientallen stakers en niet-stakers hadden het leven moeten laten. Het gevolg was dat het aantal aanslagen op voornamelijk NSB-ers toenam. Het voorbeeld van de NSB-er en postbode Nanco Medema, die tijdens zijn dagelijks ronde op 25 juni 1943 werd vermoord, paste hier goed bij. Na deze actie van het verzet werd echter nog geen concrete maatregel genomen. De echte afkondiging van maatregelen werd gedaan

119

M. Brinks en J. Kooistra, Represailles in Groningen, 36.

120 Jogchum van Zwol (20 jaar) werd bij Winsum gearresteerd. Volgens de beschuldiging tegen hem had hij arbeiders ertoe aangezet om het werk neer te leggen. Hij werd op het Scholtenhuis ter dood veroordeeld en nog dezelfde dag op een onbekende locatie doodgeschoten.

121

38

op 5 september 1943. Voor iedere vermoorde nationaal-socialist moesten er minimaal drie anti-Duitse Nederlanders gedood worden door Nederlandse SS-ers. Men koos uiteindelijk niet voor ‘Blutbuche’ maar dus voor de codenaam ‘Silbertanne’.122

De Silbertanne-acties moesten een wapen zijn om liquidatie-acties door het verzet af te schrikken. De Groningse Aussenstelleleiter Haase had zich tegen het principe van de Silbertanne verklaard. Hij werkte echter wel mee aan de uitvoering ervan. Uitgezonderd van het doorgeven van orders aan zijn ondergeschikte Bellmer bleef hij afzijdig bij de acties.123

De Silbertanne-acties waren deels effectief. Het verzet angst aanjagen door middel van terreur bleek niet afdoende. In september 1944 kwam de bezetter met de volgende maatregel die ervoor zou zorgen dat de laatste maanden van de oorlog uitgroeiden tot de meest gewelddadige. De maatregel, het Niedermachungsbefehl, hield in dat alle terroristen, saboteurs en hun handlangers die een gevaar vormden voor de bezetter, onmiddellijk ter plaatste gedood moesten worden, tenzij er een bijzondere reden was om hen te arresteren en te verhoren.124 Voor de SD van Delfzijl gold dat men de arrestanten niet langer naar Groningen hoefde te sturen. Ook zij hadden nu het middel in handen om ‘verscherpte verhoren’ af te nemen en om verdachten zonder proces te fusilleren.

Organisatie en personen Dienststelle Delfzijl

De Dienststelle Delfzijl werd vanaf 30 mei 1940 in gebruik genomen. Vanuit Groningen werd daarvoor een persoon gestuurd om deze havenpost op te richten. Heinrich Hermann Andreas Bordeaux werd op 12 maart 1908 geboren in de Noord-Duitse plaats Altfunnixsiel. Als enig kind van een belastinginspecteur wilde Bordeaux ingenieur worden, maar de slechte economische omstandigheden dwongen hem echter de kant van de Ordnungspolizei op.125 Vanaf juli 1927 ging Bordeaux aan de slag bij de

Ordnungspolizei van Oldenburg. Daarna werd hij overgeplaatst naar de

Wilhelmshaven.126 Aldaar specialiseerde Bordeaux zich in het werk van de

122 M. Brinks, Het Scholtenhuis: Deel 1: Daden, 51/52.

123 M. Brinks, Het Scholtenhuis: Deel 2: Daders, 87.

124

M. Brinks en J. Kooistra, Represailles in Groningen, 113.

125 OVCG, toeg. nr. 2220, inv. nr. 686, Stellungnahme Heinrich Hermann Andreas Bordeaux, 18 februari 1949.

126

BundesArchiv Berlin (BAB), SSO 91, SS-Führerpersonalakten Heinrich Hermann Andreas Bordeaux, lebenslauf.

39

Kriminalpolizei en dan met name op het gebied van spionage en de inlichtingendienst.

Vanuit die specialisatie werd hij naar de grenspolitie van het Duitse eiland Norderney en naar de havenstad Emden gestuurd. Toen de oorlog uitbrak met Nederland werd hij ingedeeld bij Einsatzkommando I, welke in de stad Groningen resideerde. Als specialist in het grenspolitiewerk kreeg Bordeaux op 29 mei 1940 de opdracht de havenpost in Delfzijl op te richten. De volgende dag begon zijn werk in Delfzijl. De Dienststelle Delfzijl zou zich vestigen in het voormalige gemeentehuis aan de Marktstraat in Delfzijl en een barak in de haven.127 Uit Emden kwamen twee voormalige collega’s van Bordeaux over, de Duitsers Rulle en Uller. Al snel werden deze twee vervangen door Niese en Dencker.128 Bordeaux zou tot het einde van de oorlog blijven. Hij was

Postenführer van 30 mei 1940 tot veertien juni 1940 en van vijftien mei 1944 tot het

einde. Daartussen was hij plaatsvervangend leider.129

De Postenführer in de tussenliggende tijd was Richard Niese. Niese werd in 1903 geboren te Bernsdorf, een plaatsje in de buurt van Dresden. Vanaf 1937 was hij actief bij de Gestapo van Dienststelle Wilhelmshaven. Daarvoor was Niese actief bij de

Reichsmarine en bij de Kriegsmarine.130 Niese zou tijdens zijn periode in Delfzijl aan de drank verslaafd zijn. Van hem ging geen kracht uit.131 De toenmalige burgemeester Welleman kon zelfs via Niese veel bereiken voor de Nederlandse bevolking.132

Stürmbannführer Niese werd in het begin 1943 overgeplaatst van Delfzijl naar

Strassbürg. Daarmee maakte Niese de radicalisering van de Dienststelle Delfzijl niet mee. Wel maakte hij het grenspolitiewerk mee en de opbouw van de Dienststelle in Delfzijl.

In de eerste jaren van de bezetting bestond het werk van de Grenzpolizei voornamelijk uit het controleren van de haven en de daarmee gepaard gaande binnenkomende en uitvoerende schepen. Daarnaast was het de taak van de post in Delfzijl om zich op de spionage te richten en de bewaking van de zeegrens. De post in Delfzijl was de enige grenspolitionele organisatie in Nederland. Ze stonden direct onder de Aussenstelle Groningen, maar doordat het ook onderdeel was van de Grenzpolizei stond Delfzijl ook onder het bevel van Hans Trummler, de leider van de algehele

127 OVCG, toeg. nr. 2220, inv. nr. 126, lijsten van medewerkers 1941/1943/1945 met opmerkingen.

128 NA, CABR toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 402, deeldossier 736, Proces verbaal Bordeaux.

129

OVCG, toeg. nr. 2220, inv. nr. 686, Stellungnahme Heinrich Hermann Andreas Bordeaux, 18 februari 1949.

130 BAB, RS E0311, Lebenslauf Richard Niese.

131 Drank speelde een grote rol bij de SD. Zie: A. van Liempt (redactie), De jacht op het verzet.

132

NA, CABR toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 402, deeldossier A/1438, Proces verbaal Bordeaux, beschrijving door Welleman, van Diedenhoven en Klaveren en Ridderbos.

40

Grenzpolizei.133 Trummler stond op zijn beurt weer onder de Höhere SS-und

Polizeiführer Rauter. Naast de bewaking van de zeegrens was Delfzijl vooral een berichterstattende Dienststelle. De beslissingen over arrestaties, inbeslagname en

andere zaken kwamen uit Groningen. Pas vanaf de invasie in 1944 zou dit veranderen.134

Het controleren van de haven en de bewaking van de zeegrens bracht echter al in het begin van de oorlog meer werk met zich mee dan van te voren gedacht. In een brief schetste de SS-sturmbannführer Niese de situatie in de haven van Delfzijl rond de jaarwisseling van 1940/1941. In de haven van Delfzijl werkten op dat moment ongeveer 700 arbeiders. Dagelijks voeren tien tot vijftien schepen binnen of voeren de haven uit en vond er een werkverkeer van Nederlandse arbeiders naar Emden plaats met een omvang van ongeveer 270 personen. In het weekend liep dit op tot 600. Het controleren van deze aantallen was met de huidige bezetting niet te doen. Dat bleek uit het feit dat Niese stelde dat een goede controle van het grensverkeer eind 1940 geenszins gewaarborgd was.135 Het was absoluut noodzakelijk om de grenspolitie van Delfzijl met 20 personen te versterken.136

In 1941 telt de Grenzpolizei van Delfzijl dan ook al 19 personen. Daarvan waren zestien van Duitse afkomst en drie personen waren Nederlandse Polizeiangestehlte. De versterking kwam direct van de Grenzpolizeischule in Pretzsch an der Elbe. Onder hen waren Adam Koppa, August Neuhäuser en Erwin Risch. Deze drie personen zouden tot het einde van de oorlog in Delfzijl blijven en de radicalisering mede doorslaggevend maken. Andere versterkingen werden overgeplaatst of weer weggestuurd na loop van tijd. Zo werden de eerder genoemde Josef Kindel en Helmüt Schaeper naar Groningen overgeplaatst, Frits en Hermann Schumacher respectievelijk naar Arnhem en Den Haag en Adolf Becker werd ook overgeplaatst naar Den Haag. Promotie vanuit Delfzijl was dus mogelijk. De Duitser Jentjes werd al snel weer teruggestuurd naar Duitsland wegens misdragingen en de Duitser Dencker werd begin 1941 naar Afrika overgeplaatst, alwaar hij kort na zijn aankomst sneuvelde.137 In de loop van de bezetting zou de post in

133 NA, CABR toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 330, deeldossier 222/49, dossier Erwin Eduard Gustav Risch, verhoor Georg Haase.

134

OVCG, toeg. nr. 2220, inv. nr. 686, opmerkingen bij: Stellungnahme Heinrich Hermann Andreas Bordeaux.

135 BAB, toeg. nr. R/70/Niederlande, inv. nr. 51, lesefilmnr. 80312, Abschrift 10 december 1940.

136 Zie ook: OVCG, toeg. nr. 2220, inv. nr. 686, Stellungnahme Heinrich Hermann Andreas Bordeaux, 18 februari 1949.

41

Delfzijl niet meer aangevuld worden met Duitsers; het waren juist Nederlanders die de vacante posities gingen invullen.

Georg Haase stelde na de oorlog dat het personeel van de Dienststelle Delfzijl hoofdzakelijk uit personen bestond die oorspronkelijk vanuit hun burgerberoep niet politioneel waren. In het eerste oorlogsjaar hadden deze personen een speciale opleiding gekregen in Duitsland voor dienst bij de Grenzpolizei.138 Risch, Koppa en Neuhäuser volgden eind 1940 tezamen deze opleiding in Pretzsch an der Elbe.

Erwin Eduard Gustav Risch werd op 21 augustus 1901 geboren te Witten, een plaats onder de rook van Dortmund. Risch was huisschilder van beroep totdat hij zich in maart 1940 vrijwillig aanmeldde bij de Ordnungspolizei. Volgens zijn verklaring was dit om een betere levenspositie te verkrijgen. Hij werd in augustus van datzelfde jaar geplaatst op de politieschool in Gladbach-Reit. Na acht dagen verscheen er een commissie van de Reichs-Sicherheitspolizei, die 40 leerlingen uitzocht voor dienst bij de grenspolitie. Risch werd daarvoor geschikt geacht en overgeplaatst naar de grenspolitieschool in Pretzsch. Vanaf 15 januari 1941 was Risch werkzaam in Delfzijl. Hij zou er tot het einde van de oorlog verblijven.139

August Neuhäuser kwam ook uit Dortmund. Hij werd op 4 maart 1912 geboren. Neuhäuser was van beroep slotenmaker voordat hij bij de 30. SS-Standarte te Dortmund kwam. Als SS-er moest Neuhäuser zijn achtergrond en die van zijn getrouwde vrouw Elfriede Weber doorgeven aan het SS-Rasse und Siedlungshauptamt (RuSHA). Neuhäuser haalde enkele gestelde termijnen echter niet. Binnen de termijnen moest hij zijn complete voorgeschiedenis en dat van zijn vrouw aanleveren. Dat hij de gestelde data niet haalde kwam doordat Neuhäuser, volgens zijn chef, zeer onbeholpen was met het schriftelijk verkeer met hoger geplaatste afdelingen en met schriftelijke zaken sowieso weinig raad wist. Daarnaast werd Neuhäuser nog opgenomen in een ziekenhuis in 1937 met een ontsteking bij zijn ribbenkast. Ook kreeg hij zijn schriftelijke zaken niet voor elkaar, omdat de SS-sturmmann wegens drukte soms dagenlang niet thuis kwam.140

In 1939 werd Neuhäuser opgeroepen voor militaire dienst bij de Wehrmacht. Hij

In document Uit de schaduw van het Scholtenhuis (pagina 34-67)