• No results found

Non-verbaal presenteren

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Non-verbaal presenteren"

Copied!
81
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Non-verbaal presenteren

Non-verbale communicatie toegepast door presentatoren in documentaires

(2)
(3)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

Rijksuniversiteit Groningen. Het schrijven heeft iets meer tijd gekost dan ik voorheen bedacht had. Echter ondanks dat denk ik dat het een stuk heeft opgeleverd waar ik trots op kan zijn.

Met deze scriptie heb ik voornamelijk geprobeerd om de analyse van gestes en mimiek toe te passen op een nieuw onderzoeksveld. Dat impliceert tevens dat dit onderzoek een nieuwe methode laat zien om na te kunnen gaan welk effect gestes en mimiek op de interpretatie van de gesproken tekst door

presentatoren kan hebben. Het lijkt erop nu dat ik met dit onderzoek iets bijgedragen heb aan de communicatiekunde, wat mij grote voldoening heeft gegeven

(4)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

bij de kijkers. Er wordt een vertaalslag gemaakt van opgenomen non-verbale presentaties naar de mogelijke ondersteuning van de informatieverwerking door filmkijkers op grond van de vertoning van presentatoren en hun non-verbaal gedrag. Onderzocht wordt in het bijzonder of deze non-verbale handelingen een functie hebben in de informatieverwerking bij de kijkers.

De vier documentaires die in dit onderzoek geanalyseerd worden, zijn: “The New York Connection “ (“De Amerikaanse droom”), “Andere Tijden” (“Vrouwen in het gewapend verzet”), “De Oorlog” (“Hoe de Joden uit Nederland verdwenen”) en “Van Dis in Indonesië” (“Bestemming hoop”). In deze

documentaires wordt een overgrote meerderheid van het verhaal niet enkel in film uitgebeeld maar wordt het verteld, vooral door een presentator. De vier documentaires behelzen een verschillend onderwerp over het verleden, ze beschrijven een deel van de historie van respectievelijk New York, vrouwen in het gewapend verzet in Nederland, Joden in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog en een reis door Indonesië die veel herinneringen doet oprakelen bij de presentator.

In de geanalyseerde documentaires wordt het grootste deel van het verhaal niet alleen in film uitgebeeld, maar ook verteld door een enkele presentator. De documentaires voeren dus een stem, maar het is bijna nooit het geval dat die ‘stem’ van de presentatoren alleen is. Het is de plaatsing van de presentatoren en de context van de betreffende passages die bijdragen aan de ‘stem van de documentaire’. Daar komt ook nog bij dat er verschillende manieren zijn waarop presentatoren kunnen worden neergezet in een film. De rol die van toepassing is op de presentatoren die geanalyseerd zijn voor dit onderzoek, komt naar voren als een combinatie van direct address en indirect address. Beide vormen worden door de presentatoren belichaamd. De presentator is er om een standpunt in te nemen met betrekking tot een aspect van de historische wereld en om het publiek te overtuigen van dat standpunt. De presentatoren zijn dus actief betrokken bij de ondersteuning van de informatieverwerking door het kijkende publiek. Ze spreken de kijker direct aan, waardoor de kijker actief betrokken raakt bij het verhaal dat wordt verteld in de

(5)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

zien krijgt draagt bij tot wat men van zijn woorden begrijpt. Het overhearer design van Bubel (2008: 55-71) wordt daarom uitgebreid tot een ‘overlooker’ design (Sauer, 2009). Daarom ook zijn filmkijkers niet alleen maar luisteraars, maar ook ‘bespieders’ van de documentaire.

Het filmpubliek hoort dus niet alleen de teksten, maar ziet ook de beelden. Door middel van information linking (Van Leeuwen, 2005) kan een documentairemaker verschillende elementen uit de documentaire met elkaar verbinden. Immers door elementen aan elkaar te linken, kan een documentairemaker de bedoelde boodschap overbrengen op het kijkende publiek. De kijkers kunnen dan de verschillende informatie die in de documentaire getoond worden, met elkaar laten samenhangen en hierdoor een meer duidelijke beeldvorming krijgen. Tekst-beeldrelaties komen volgens Van Leeuwen (2005) in twee hoofdtypen voor: uitwerking (teksten en beelden hebben een bepaalde uitwerking op elkaar en maken de informatie specifieker) en uitbreiding (teksten breiden de informatie van beelden uit en omgekeerd). De kijker verwerkt dus de informatie die de presentator non-verbaal op hen overbrengt. Dit gebeurt via tekst en beeld (muziek en geluid worden als modi in dit onderzoek achterwege gelaten), die op elkaar afgestemd moeten zijn om zo een meerwaarde te creëren voor het publiek.

De non-verbale communicatiemiddelen die presentatoren toe kunnen passen zijn af te leiden van de theorie van signaling (Clark, 1996). Clark gaat van drie manieren van signalering uit, namelijk: gestes die iets demonstreren, gestes die dingen indiceren en gestes die iets beschrijven. Deze drie verschillende signaleringsmethoden zijn alle via de vinger, hand of arm te bewerkstelligen. Wil de kijker de non-verbale signalen toegepast door de presentator op de juiste manier interpreteren, dan zal deze terug moeten grijpen op verschillende cognitieve resources die weer afhangen van verschillende beslissingen die de filmkijker moet nemen. Dit verwerkingsproces bij de kijker is daarnaast ook afhankelijk van hoe duidelijk de presentatoren zijn in het non-verbaal beschrijven, het indiceren en het demonstreren van het object waar het om draait.

(6)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

communicatiemiddelen kunnen hebben.

De functies waarin de gevonden resultaten zijn gecategoriseerd zijn ‘aanvullen’, ‘versterken’, ‘specificeren’ en ‘contrasteren’. Onder de functie ‘aanvullen’ zijn ook de functies ‘uitleggen’ en ‘subjectivering’ geschaard. De non-verbale communicatievormen zijn daarnaast onderverdeeld in ‘ondersteunende gestes’, ‘deiktische gestes’ en ‘ondersteunende mimiek’.

Bij de ‘ondersteunende gestes’ was het opvallend dat vooral de functie versterken naar voren kwam. Dit was het geval in alle vier de documentaires. Om deze reden blijken de karakters van de geanalyseerde documentaire didactisch te zijn. Dit wil zeggen dat ondanks dat de presentatoren verschillend zijn, het genre van een documentaire non-verbale gestes toelaat met een versterkende functie.

Bij de ‘non-verbale deiktische gestes’ was het opmerkelijk dat twee functies de overhand hadden. In de documentaires “The New York Connection” en “Van Dis in Indonesië” was dit de functie ‘aanvullen’ en in “De Oorlog” is dit voornamelijk de functie ‘specificeren’ geweest. Deze tweedeling is waarschijnlijk het gevolg van de presentator die in de eerste twee documentaires als een soort gids de kijker langs allerlei elementen uit het verhaal meenemen. Bij “Andere Tijden” zijn er geen ‘deiktische non-verbale gestes’ te ontdekken, en een verklaring hiervoor is dat in deze documentaire de presentator als enige niet op locatie is. Hij bevindt zich gedurende de gehele documentaire in het Media Park in Hilversum. Hij heeft geen materiaal om zich heen om aan het publiek te tonen, enkel beelden die heel af en toe achter de presentator verschijnen. In de andere drie documentaires zijn er daarentegen wel materiële zaken om aan de kijker te tonen en dit doen de presentatoren ook.

(7)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

documentaires genoeg materiaal te tonen is om mimiek als non-verbaal communicatiemiddel niet toe te hoeven passen.

(8)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

1.1 Vraagstelling ………...4

1.2 Relevantie van het onderzoek ………...5

1.3 Leeswijzer ………...6

2. Theorie.……….7

2.1 Documentaires ………...7

2.2 De presentator ……….9

2.3 Het publiek als overhearer ………..……….12

2.4 Overhearer & ‘overlooker’ design ………14

2.5 Information Linking ……….18

2.6 Non-verbale communicatie toegepast door presentatoren ………21

2.7 Het herkennen van signalen door het publiek ………25

2.8 Non-verbaal presenteren ………..26

3. Methode ………..29

3.1 Het onderzoek ………...29

3.2 Analysemateriaal ………..30

3.2.1 The New York Connection: De Amerikaanse Droom ………..31

3.2.2 Andere Tijden: Vrouwen in het gewapend verzet ………..31

3.2.3 De Oorlog: Hoe de Joden uit Nederland verdwenen ……….32

3.2.4 Van Dis in Indonesië: Bestemming hoop ………32

3.3 Aanpak van de analyse ……….………...33

3.4 Validiteit van het onderzoek ………39

3.4.1 Geloofwaardigheid ………40

3.4.2 Betrouwbaarheid ………40

(9)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

4.2 Functies van non-verbale communicatiemiddelen in documentaires …………..46

4.2.1 Ondersteunende non-verbale gestes……... ………..47

4.2.2 Non-verbale deiktische gestes……... ………52

(10)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

1

Het doel van dit onderzoek is te analyseren of ook non-verbale communicatie die toegepast wordt door een presentator in een documentaire een functie heeft bij de ondersteuning van de informatieverwerking bij de kijkers. Uit voorgaande onderzoeken is namelijk gebleken dat ongeveer zestig procent van onze communicatie non-verbaal is (Geerardyn, 2012: 2). Ook zouden in sommige gevallen, vooral wat betreft het communiceren van emoties, non-verbale boodschappen belangrijker zijn dan verbale boodschappen (Geerardyn, 2012: 2). Echter wat men nu precies verstaat onder non-verbale communicatie is niet onder één noemer te scharen. Deze communicatievorm bestaat namelijk uit meerdere non-verbale gedragingen (Geerardyn, 2012: 1): gelaatsuitdrukkingen, blik van de ogen en grootte van de pupillen, gebaren en andere lichaamsbewegingen, lichaamshouding, aanrakingsgedrag of contact, ruimtelijk gedrag of afstand, voorkomen (bv. kledij, haarstijl, juwelen), paralinguïstische aspecten van spraak (bv. stemvolume, vlotheid, snelheid) en geur.

In dit onderzoek nu wordt een vertaalslag gemaakt van opgenomen non-verbale presentaties (wat het onderwerp was van de studies van non-verbale communicatie) naar de mogelijke ondersteuning van de informatieverwerking door filmkijkers op grond van de vertoning van presentatoren en hun non-verbaal gedrag. Onderzocht wordt in het bijzonder of deze non-verbale handelingen een functie hebben in de informatieverwerking bij de kijkers. Welke functies dit kunnen zijn, zal later in hoofdstuk drie worden toegelicht.

De volle breedte aan mogelijkheden die de combinatie van non-verbale en verbale communicatie inhoudt, valt niet in een enkel onderzoek te vatten. Natuurlijke gespreksomgevingen waarin deze mogelijkheden ten volle benut worden, beginnen pas langzamerhand deel uit te maken van conversatie-analytisch onderzoek, maar er is nog geen systematiek bereikt die door andere onderzoekers toegepast kan worden. Aan de andere kant zijn personen in hun non-verbaal gedrag regelmatig te zien wanneer ze op tv of in een film verschijnen. Dergelijke omstandigheden zijn gunstig voor nader onderzoek. Omdat er keuzes

(11)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

2

informatieverwerking van de kijker ondersteunen, onderzocht zijn. Het onderhavige onderzoek kan hierop dus aansluiten.

Een documentaire is een non-fictiefilm, die vaak bestaat uit archiefmateriaal en filmopnames van bijvoorbeeld historische fragmenten en interviews die door een voice-over aan elkaar worden gepraat en een beeld geven van een aspect uit de realiteit. Daarnaast zijn er een groot aantal documentaires die een presentator inzetten om de kijkers tijdens het kijken te begeleiden. Onderwerpen kunnen uit de politiek, geschiedenis, wetenschap of persoonlijke ervaringen komen. Het doel van een documentaire is veelal de kijker informeren, hem proberen een objectief beeld te geven of juist een persuasieve visie overbrengen die de filmmaker in gedachte heeft (Pramaggiore & Wallis, 2008: 280).

Een documentaire bestaat normaliter uit vier verschillende modi, namelijk taal, beeld, geluid en muziek (Kress en van Leeuwen,1996: 265). Deze vier kernmodi vormen de complete multimodaliteit in een documentaire; de inzet van deze modi en bijbehorende sub-modi dient ter afstemming op de

informatieverwerking door het publiek. Dit kan onder meer door de gesproken teksten passend te maken voor de verbale informatieverwerking bij de kijkers. Het is in het algemeen, en in deze scriptie in het bijzonder echter van belang te noemen dat de modus taal (praktisch altijd) door de modus beeld

ondersteund wordt; kijkers zien immers de sprekers en profiteren daarom van de zichtbare context waarin de sprekers opereren. Dit geldt in het bijzonder, wanneer handgebaren en mimiek zichtbaar zijn.

Zodoende kunnen we de presentator in een documentaire dus als een combinatie van de verschillende modi: taal (=spraak) en beeld beschouwen. Geluid, bestaande uit onder andere de akoestische omgeving van spraak, en muziek valt in dit onderzoek te verwaarlozen.

(12)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

3

mits zij hun talige uitingen doen voor de “derde” onzichtbare partij, de kijkers. Volgens Bubel (2008: 67) krijgt de kijker daardoor de rol van overhearer in filmische dialogen, hij is een “luistervink” voor wie het gesprek tussen een spreker en een hoorder wordt opgezet of gemonteerd. Aangezien in dagelijkse

gesprekken overhearers veelal hun best moeten doen om de tekst van de dialoog te begrijpen, moet er volgens Bubel (2008: 67) in films mee rekening worden gehouden dat de vormgeving van de te horen spraak voor de informatieverwerking door de kijkers geschikt wordt gemaakt. Immers in dagelijkse gesprekken kunnen mensen nog inspringen wanneer deze niet begrijpen wat er gezegd wordt, echter bij filmische dialogen is dit niet mogelijk. Een speciale vormgeving voor dit soort dialogen wordt ook wel het overhearer design genoemd.In hoofdstuk twee zal dieper op de informatieverwerking van de kijker worden ingegaan. Een kijker naar dialogen in films, zal echter niet alleen het verbale aspect van de dialoog moeten begrijpen, ook het visuele element hierin is van groot belang voor hen. En op dit gebied schiet het overhearer design tekort, want de kijkers zijn juist ook ‘bespieders’ van de dialogen in films en zijn daarom tevens ‘overlookers’ (Sauer, 2009) te noemen.

(13)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

4

De vier documentaires die in dit onderzoek geanalyseerd worden, zijn: “The New York Connection “ (“De Amerikaanse droom”), “Andere Tijden” (“Vrouwen in het gewapend verzet”), “De Oorlog” (“Hoe de Joden uit Nederland verdwenen”) en “Van Dis in Indonesië” (“Bestemming hoop”). In deze

documentaires wordt een overgrote meerderheid van het verhaal niet enkel in film uitgebeeld maar wordt het verteld, vooral door een presentator. De vier documentaires behelzen een verschillend onderwerp over het verleden, ze beschrijven een deel van de historie van respectievelijk New York, vrouwen in het gewapend verzet in Nederland, Joden in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog en een reis door Indonesië die veel herinneringen doet oprakelen bij de presentator.

1.1 Vraagstelling

Er wordt getracht met deze scriptie een eerste bijdrage te leveren aan onderzoek naar non-verbale communicatie tijdens passages in documentaires waarin presentatoren optreden. Allereerst is het nodig om non-verbale communicatie duidelijk van verbale communicatie af te bakenen. In dit onderzoek wordt onder dit begrip handgebaren, ook wel gestes, en mimiek geschaard. Gekeken zal worden welke werking deze gestes en gezichtsuitdrukkingen bij de gesproken tekst kunnen hebben. Verwacht mag worden dat ze een eventuele aanvullende en versterkende werking zullen hebben, maar dat ook contrasterende of

specificerende werkingen zullen optreden. De onderzoeksvraag luidt als volgt:

Hoe ondersteunen non-verbale gestes en mimiek in documentairepassages waarbij personen (presentatoren) in beeld zijn tijdens het spreken de informatieverwerking van de kijkers?

(14)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

5 gestes in documentaires gecategoriseerd worden?

2. Welke functies kunnen gestes en mimiek hebben voor het publiek? En hoe dragen deze non-verbale communicatiemiddelen bij aan de informatieverwerking van de kijkers?

De algemene verwachting uit de resultaten van dit onderzoek is dat gestes en mimiek versterken of benadrukken wat er gezegd wordt door een presentator in een documentaire en dat deze vormen van non-verbale communicatie eventueel ook uitingen (non-verbale elementen) kunnen vervangen.

Het doel van dit onderzoek is het uitbreiden van de kennis over de invloed van gestes en mimiek bij het spreken. Wanneer uit de documentaires blijkt dat deze non-verbale communicatiemiddelen een invloed hebben op de interpretatie van de gesproken tekst, kan de theorie over de tekst-beeldrelaties worden aangevuld met de gevonden resultaten over non-verbale communicatie tijdens het spreken.

1.2 Relevantie van het onderzoek

(15)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

6

1.3 Leeswijzer

Allereerst zal er een theoretisch kader worden opgezet, dat tot doel heeft al bestaande theorie ten aanzien van het onderzochte fenomeen aan de orde te stellen. Aansluitend worden er analysemodellen ontwikkeld waarin de non-verbale communicatiemiddelen uit de fragmenten per functie kunnen worden

(16)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

7

2. Theorie

Zoals al uit de inleiding blijkt, wordt met dit onderzoek getracht een eerste bijdrage te leveren aan onderzoek naar non-verbale communicatie tijdens passages in documentaires waarin presentatoren optreden. Deze scriptie baseert zich daarom op bestaande theorieën die, althans in principe, rekening houden met de onderzochte fenomenen in dit onderzoek. Om tot resultaten te komen fungeert dit theoretisch kader als basis.

2.1 Documentaires

Omdat de analyse in deze scriptie gericht is op documentaires, is het van belang dit begrip eerst nader toe te lichten. De term ‘documentaire’ is in de jaren 20 door John Grierson (in: Pramaggiore & Wallis, 2008: 284), oprichter van de Britse Documentary Movement, bedacht. Hij beschreef de documentaire als een creatieve behandeling van de realiteit. Documentaires van nu laten aspecten van de echte wereld zien en proberen historische of hedendaagse gebeurtenissen te reconstrueren (Pramaggiore & Wallis, 2008: 280). In dit filmgenre kunnen presentatoren een bepaalde rol innemen die door de regisseur bepaald is, om zo zijn beweringen over de wereld te ondersteunen. De verschillende rollen of functies die personen aan kunnen nemen of hebben, zijn: the voice of authority, talking heads, direct cinema, en self reflexivity (Pramaggiore & Wallis, 2008: 287).

Bij the voice of authority is de presentator veelal als voice-over te horen en worden er tussendoor beelden getoond om zo het publiek te overtuigen van een bepaalde bewering. In de vier documentaires die

(17)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

8

personen die bij het onderwerp betrokken zijn of waren. Alleen in “Vrouwen in het gewapend verzet” uit de documentaireserie “Andere Tijden” baseert de regisseur zich op interviews en praat de presentator deze verhalen aan elkaar. Deze presentatievorm wordt ook wel talking heads genoemd. In “De Amerikaanse Droom” uit de documentaireserie “The New York Connection”, “Hoe de Joden uit

Nederland verdwenen” uit “De Oorlog” en de aflevering “Bestemming Hoop” uit “Van Dis in Indonesië” worden er echter ook nog andere middelen ingezet om de kijker te overtuigen van het verhaal dat verteld wordt in de documentaires. Naast een voice-over en fragmenten met verbale getuigenissen van individu’s, kan een documentaire ook enkel een observerende functie hebben waarbij de presentator de

gebeurtenissen presenteert zonder het perspectief van de regisseur naar voren te laten komen. Deze vormgeving in een documentaire, waarbij de kijker de rol van observator krijgt, wordt ook wel direct

cinema genoemd. In de aflevering “De Amerikaanse Droom” uit “The New York Connection” en

“Bestemming Hoop” uit “Van Dis in Indonesië” fungeren de presentatoren als een soort gids en leiden ze de kijker door het verhaal heen, hierdoor wordt het verhaal voor de kijker observeerbaar. Echter omdat de presentatoren ook af en toe hun mening door laten schemeren, is deze strategie van direct cinema niet echt aan de orde in het analysemateriaal in dit onderzoek. Dergelijke passages vallen dan eerder onder de al genoemde strategie van talking heads. Ten slotte kan een filmmaker volgens Pramaggiore en Wallis (2008: 289) gebruikmaken van de strategie genaamd self reflexive. Hierbij maakt het proces van het maken van de documentaire deel uit van het onderwerp van de documentaire. Alleen in de aflevering “Bestemming Hoop” uit “Van Dis in Indonesië” wordt duidelijk gemaakt dat de documentaire ter plekke wordt gefilmd en dat de kijker de gemaakte reis net als de presentator voor de eerste keer meemaakt. Aanvullend op de rollen die presentatoren in een documentaire aan kunnen nemen, beschrijft Nichols (2001: 99-137) strategieën die documentairemakers tevens toe kunnen passen. Deze strategieën zijn echter meer gericht op de gehele vormgeving van de documentaire. Nichols benoemt er vier: de poetic,

expository, participatory, en performative mode. Op dit onderzoek zijn echter alleen de zogenaamde expository en performative mode van toepassing. Bij de expository mode worden voornamelijk het

(18)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

9

van deze strategie, benadrukken en construeren vaak het verborgen aspect van het presenteren van enerzijds de onderwerpen die aan bod komen, en anderzijds van de filmmakers zelf (Bruzzi, 2006: 185). De rol hiervan, volgens Bruzzi, is om de aandacht van het kijkende publiek te richten op de

onmogelijkheid van authentieke documentaires. In de moderne performatieve documentaires worden onderwerpen gepresenteerd op een manier dat de camera en de crew de onvermijdelijke delen accentueren die elke situatie kunnen veranderen (Bruzzi, 2006: 187). In de geanalyseerde documentaires “Andere Tijden: Vrouwen in het gewapend verzet” en “Van Dis in Indonesië: Bestemming Hoop” wordt er veelal een persoonlijk aspect van een historisch onderwerp besproken. Daarnaast wordt in deze documentaires een tot nog toe verborgen aspect van het geschiedenisverhaal verteld. De afleveringen “Hoe de Joden uit Nederland verdwenen” uit “De Oorlog” en “De Amerikaanse Droom” uit “The New York Connection” benadrukken echter de interactie tussen het behandelde onderwerp en de presentator zelf. Al is dit laatste kenmerk ook terug te vinden in “Bestemming Hoop” uit de documentaireserie “Van Dis in Indonesië”, aangezien de presentator een reis maakt waarmee hij een persoonlijke verbintenis heeft.

Naast deze middelen en strategieën is het zo dat in de geanalyseerde documentaires het grootste deel van het verhaal niet enkel in film is uitgebeeld maar voornamelijk wordt verteld, vooral door een enkele presentator.

2.2 De presentator

Omdat elke documentaire een ‘stem’ heeft die iets uit wil drukken, is het van belang om de functie van de presentator die hier centraal gesteld wordt van deze stem te onderscheiden. Wat houdt de rol van de presentatoren precies in in de geanalyseerde documentaires en hoe komt deze tijdens de

(19)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

10

gezocht naar presentatoren die zichtbaar in beeld zijn en direct in de camera praten.

Volgens Nichols (2010: 76), zie figuur 1, vallen presentatoren en de ‘stem van een documentaire’ niet samen, maar wordt wat hij de ‘stem’ noemt tot stand gebracht op grond van verschillende combinaties van filmische elementen. Het is dus praktisch nooit een presentator alleen die de ‘stem’ van de

documentaire is: het is zijn plaatsing en de context van de betreffende passages die bijdragen tot de ‘stem van de documentaire’. Daar komt nog bij dat er verschillende manieren zijn waarop presentatoren kunnen worden neergezet in een film, zie figuur 1. De rol die toepasbaar is op de presentator in dit onderzoek, is een combinatie van direct address en indirect address als belichaamd persoon (andere passages waarbij

voice-over commentary en film technique domineren, worden in dit onderzoek niet behandeld). In de

geanalyseerde documentaires richt de presentator zich namelijk niet alleen op de kijker via de camera, maar toont de camera ook de omgeving waarin de presentator zich bevindt. Hij is er om een standpunt in te nemen met betrekking tot een aspect van de historische wereld en om het publiek te overtuigen van dat standpunt. Daarmee is dus wederom niet gezegd dat de mening (stem) van de documentairemaker en de uitingen van de presentator samenvallen, maar wel dat de presentator actief betrokken is bij de

(20)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

11

Figuur 1 Forms of Documentary Voice (Nichols, 2010: 76)

Uit figuur 1 leidt Nichols een reeks aanspreekvormen van het publiek af. De meeste toegepaste

aanspreekvorm in de geanalyseerde documentaires berust op de assumptie ‘ik vertel het aan hen/ aan jou’ (Nichols, 2001: 13-17). De kijkers worden hiermee direct aangesproken waardoor ze actief betrokken raken bij het verhaal en dus niet enkel meer toeschouwer zijn van de documentaire. Met deze

bewoordingen lijkt het er dan op dat de filmmaker, zelf of via een andere spreker, direct verslag doet, in beeld of als een ‘stem van god’ (Nichols, 2001: 13). Echter de vraag of dit zo is moet hier open blijven. In dit onderzoek staan echter niet de filmmakers maar de presentatoren centraal.

(21)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

12

zal worden.

2.3 Het publiek als overhearer

Allereerst zal het participation framework, in de vorm gepresenteerd zoals door Clark (1996: 14) is ontwikkeld, worden besproken. Zijn theorie is vooral van toepassing op de rol van het publiek in dagelijkse gesprekken. Clark benoemt de verschillende principes die betrekking hebben op het publiek. Het is van belang om eerst de functie van het publiek in een dagelijks gesprek te begrijpen, waarna de rol van de kijker naar een documentaire wordt bepaald. Hierna zal uitgelegd worden hoe de relatie tussen de non-verbale communicatie, toegepast door de presentatoren, en het publiek zich manifesteert.

Het participation framework is gebaseerd op Goffman’s footing (1976, 1979) en gaat over directe communicatie tussen mensen en niet via een technisch medium (anders dan de ‘stem’ en de non-verbale communicatie). In figuur 2 wordt niet alleen rekening gehouden met de spreker en zijn

gesprekspartner(s), maar ook met andere deelnemers aan de taalhandeling. Goffman onderscheidt drie luisterrollen en geeft daarmee ook een rol aan het publiek. Allereerst overhearer, wiens niet geratificeerde deelname wel of niet intentioneel of aangemoedigd kan zijn. Daarnaast zijn er volgens Goffman ook de

ratified participants, die – als er meer dan twee gesprekspartners zijn - niet direct aangesproken hoeven te

(22)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

13

Overhearer

Figuur 2 ‘Participation Framework’ gebaseerd op Clark (1996: 14)

Deze theorie is door Clark (1996: 14) uitgewerkt in het model zoals weergegeven in figuur 2. De meest relevante rol die volgens Clark aan luisteraars gegeven kan worden zijn die van bystanders en

eavesdroppers. Elementen uit deze twee laatste rollen overlappen volgens Clark en kunnen daarom

worden aangeduid met de term overhearer. Clark (1996) baseert zich echter uitsluitend op de

communicatie tussen twee of meer personen in het dagelijkse leven en stipt filmische dialogen slechts aan.

Volgens Bubel (2008: 56) zijn er wel mogelijkheden om het model van participation framework ook toe te passen op filmdialogen. Zij heeft onderzoek verricht naar het model en toegepast op de vormgeving van filmische dialogen in fictieve films. Uiteindelijk komt Bubel (2008: 69) in haar onderzoek tot de slotsom dat filmdialogen in eerste instantie begrijpelijk moeten worden vormgegeven voor de kijkers. Zij ziet in het filmpubliek een derde partij die de filmdialoog observeert die consequent voor het filmpubliek vormgegeven is. De filmacteurs en andere sprekers houden hier rekening mee, opdat het filmpubliek de dialoog kan volgen.

(23)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

14

filmpubliek als overhearer mist geregeld elementen van deze common ground en moet daarom aan ontbrekende kennis worden geholpen. Deels kan het filmpubliek deze kennis ontlenen aan algemene kennis van de wereld, deels moeten dingen die voor de gespreksdeelnemers vanzelfsprekend zijn, ook extra worden verwoord, wil een derde partij het kunnen volgen. Deze extra verwoordingen, die een filmdialoog vergeleken met natuurlijke dialogen meer dan volledig maken en ook wat theatraal doen overkomen, zijn juist de elementen waaraan het filmpubliek behoefte heeft. Omdat, zoals Bubel (2008:54) stelt, overhearers niet alleen geen rechten, maar ook geen verantwoordelijkheden in een dialoog hebben, zijn het deze extra elementen die de dialoog voor hen toegankelijk maken.

Deze constellatie heeft consequenties voor het verwerkingsproces bij de kijkers. Zij kunnen bijvoorbeeld niet aan de personen in de documentaires vragen om een meer duidelijke uitleg. Door Schegloff (1984: 50) wordt dit het overhearer’s problem genoemd. Dit duidt op de ambiguïteit die de kijkers kunnen signaleren tijdens dialogen omdat zij niet exact weten waar het over gaat. Volgens Bubel (2008: 53) kunnen hierdoor in screen-to-face discourse problemen ontstaan, wanneer het filmpubliek eventuele verkeerde inferenties maakt. Op dit gebied is het dus voor documentairemakers van groot belang om de informatie zo duidelijk mogelijk weer te geven en wanneer nodig toe te lichten.

Het participation framework van Clark (1996: 14) vormt de basis in dit onderzoek voor het bepalen van de rol van het publiek in documentaires. En hoewel dit model gericht is op personen in dagelijkse

(24)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

15

Uit de voorgaande paragraaf blijkt reeds dat Bubel (2008: 55-71) het filmpubliek dat filmische dialogen verwerkt onder de term overhearer schaart. Daarmee beperkt ze zich tot de verbale vormgeving van de dialoog die moet zijn opgezet met het oog op de kijker.

Het overhearer design komt, zoals al eerder is aangetoond, voort uit het participation framework van Goffman (1976, 1979) en Clark (1996: 14). Non-verbaal gedrag, zoals dat gebruikelijk is wanneer meerdere gespreksdeelnemers optreden, is een onderdeel van dit participation framework, maar wordt door Bubel verwaarloosd. In figuur drie laat Bubel (2008: 68) na het non-verbale gedrag te integreren. De inferenties die het publiek maakt (hier conjectures genoemd) beperken zich volgens de figuur tot verbale elementen. Dat lijkt niet erg realistisch want het publiek hoeft niet per definitie alles uitgelegd te krijgen, mits het non-verbale gedrag door de filmacteurs genoeg hints bevat die door het kijkende publiek kunnen worden geïnterpreteerd. Het ontbreken van het non-verbale maakt dat Bubels figuur niet volledig is.

(25)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

16

Wat verbaal en non-verbaal gezegd wordt, moet dus voor de kijker begrijpelijk vormgegeven zijn. Sterker nog: wanneer de teksten van acteurs (bijvoorbeeld interviewers of presentatoren) verbaal niet direct afgestemd zijn op het publiek als derde partij (bijvoorbeeld omdat ze toch nog te veel op de onderlinge

common ground terugvallen), kan hun non-verbale gedrag toch veel verduidelijken. Filmkijkers zijn dus

niet alleen afhankelijk van de vormgeving van dialogen, die op overhearers gericht zijn, ze hebben er ook iets aan hoe de optredende personen hun non-verbale gedrag realiseren, omdat het non-verbale gedrag voor een deel reeds de common ground (zie 2.3) ontsluit. Filmkijkers zijn dus niet alleen ‘luistervinken’, maar tevens ‘bespieders’ van wat ze tijdens het luisteren zien. Daarom moet het perspectief verruimd worden. Wil een kijker een verhaal echt goed begrijpen, dan zal het visuele aspect van films en

documentaires er ook bij betrokken moeten worden. Omdat in het bovenstaande model de audiovisuele aard van documentaires niet naar voren komt, zal dit model dus uitgebreid moeten worden.

Het is immers van belang om te weten hoe de visualiteit (de visuele informatie) bijdraagt aan de informatieverwerking bij het publiek. Het beeld in een documentaire toont naast foto’s en films uit het archief ook andere beelden, vooral in het geval van zichtbare interviews of omgeving, ook de gestes en mimiek van de gesprekspartners. Datzelfde geldt in het bijzonder voor de presentator. Wat het publiek van de presentator te zien krijgt, draagt bij tot wat men van zijn woorden begrijpt. Het overhearer design van Bubel (2008: 55-71) wordt daarom na bovenstaande redenering uitgebreid tot het ‘overlooker’ design van Sauer (2009). Volgens hem haalt het publiek dus bepaalde informatie uit de beelden terwijl het de (film)tekst beluistert (Sauer & Nijdam, 2012).

Echter, datgene dat van de presentatoren zichtbaar in beeld is, is nog niet onder de loep genomen in voorgaande onderzoeken over non-verbale communicatie. Kijkend naar figuur 1, waarin de voice of

documentary beschreven wordt, kan hierover wellicht toch meer duidelijkheid tot stand worden gebracht.

(26)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

17

genoemd, valt het toch met elkaar te vergelijken aangezien presentatoren ook in hun rol een reporter of interviewer kunnen zijn. En bovendien zal wanneer presentatoren fungeren als direct address, de filmkijker voornamelijk gericht zijn op hem en zijn handelingen.

De beeldfragmenten die getoond worden aan het publiek kunnen deels beïnvloed zijn door het editing-proces van de camera’s (Holly 2012: 3). Dit editing-proces wordt door Holly (2012: 3) ook wel Profilierung genoemd. Dit concept houdt het monteren van beelden aan elkaar in, om zo door middel van uitvergroten, enscenering, en andere vormen van montage, een ‘profiel’ te geven van de sprekende personen. Een dergelijk profiel betreft bijvoorbeeld het ‘slachtoffer’, de ‘overwinnaar’, of de ‘neutrale persoon’. Dit alles wordt bereikt door middel van cameravoering en editing, en niet in eerste instantie door datgene dat deze personen zeggen. Holly (2012) zet zich met dit concept af tegen het feit dat in een talkshow niet alleen het verbale gesprek wordt weergegeven, maar dat door middel van meerdere camera’s en montage de sprekers aan tafel een meer visueel ‘profiel’ krijgen waarmee ze aan de kijker worden getoond. Door middel van de technieken die in het concept van Profilierung genoemd worden, kan een kijker de woede, het enthousiasme of de betrokkenheid van een spreker beter beleven dan wanneer het enkel zou gaan om het beluisteren van de geuite woorden. Hoewel Holly (2012) deze theorie naar aanleiding van talkshows heeft ontwikkeld, komt de theorie ook in dit onderzoek van pas, aangezien door middel van montage ook de non-verbale communicatie van de presentator op specifieke wijze vastgelegd wordt. Zodoende kunnen handgebaren en de mimiek van de presentator verduidelijken wat hij bedoelt en op bepaalde wijze ‘geprofileerd’ zijn, zodat de kijker de betekenis van de boodschap begrijpt en de informatie op passende wijze verwerkt.

(27)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

18

Meestal ziet en hoort het publiek iets tegelijkertijd en gaat het ervan uit dat die twee modi iets met elkaar te maken hebben. Uit deze algemene hypothese, die ten grondslag ligt aan veel filmtheorieën, kan nu worden afgeleid, dat filmkijkers steeds ook ‘overlookers’ zijn.

De term ‘overlooker’ wordt ook onderbouwd door de theorie van Kress en Van Leeuwen (1996) en Van Leeuwen (2005). Volgens hen is er een link tussen tekst- en beeldinformatie (informatie linking). Deze link kan uit twee soorten verbanden bestaan, namelijk uitwerking (elaboration) en uitbreiding (extension) (Van Leeuwen, 2005: 219). Specificatie en uitleg vallen onder het verband elaboration; overeenkomst, contrast en aanvulling onder extension. Uit deze laatste link volgt dat de tekst het beeld aan kan vullen of andersom. Een meer uitgebreide uitwerking van de theorie over information linking zal in 2.5 gegeven worden.

Het blijkt dat de vormgeving van de gesproken teksten maar ook de beelden waarmee de sprekers getoond worden, afgestemd moeten zijn op de kijker. Hierdoor wordt een documentaire meer toegankelijk

gemaakt. De kijkers nemen in de in dit onderzoek geanalyseerde fragmenten de rol aan van ‘overlooker’ en bespieden dus als het ware de filmbeelden waaruit zij bepaalde informatie halen terwijl zij naar de teksten luisteren. Het non-verbale gedrag van de presentatoren zorgt er tevens voor dat het publiek niet per definitie alles verbaal uitgelegd hoeft te krijgen, mits de non-verbale communicatiemiddelen genoeg hints geven aan het publiek. Echter omdat de kijker de informatie zal moeten verwerken, is het van belang te weten hoe de non-verbale en de verbale communicatiemiddelen samenwerken in afstemming op de informatieverwerking bij het publiek.

2.5 Information Linking

(28)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

19

context met andere communicatie-eenheden. Van Leeuwen (2005: 219) laat met zijn theorie zien dat de informatie pas meaningful is wanneer de informatie in verband wordt gebracht met cognitieve categorieën zoals aan causale relaties. Door middel van information linking kan een documentairemaker verschillende elementen uit de documentaire dus met elkaar verbinden. Dit kunnen tekst en beeld zijn, maar ook non-verbale en non-verbale communicatiemiddelen en door deze elementen aan elkaar te linken, kan een documentairemaker de bedoelde boodschap overbrengen op het kijkende publiek. Deze kijkers kunnen dan de verschillende informatie die in de documentaire getoond worden, met elkaar laten samenhangen en hierdoor een meer duidelijke beeldvorming krijgen.

Figuur 4 Overzicht tekst-beeldrelaties (Van Leeuwen, 2005: 230)

(29)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

20

‘uitwerking’ vallen, maken tekst en beeld elkaar meer specifiek of realiseren ze uitleg op elkaar. Van ‘uitbreiding’ is sprake wanneer beeld en tekst in overeenstemming met elkaar zijn (elkaar overlappen), elkaar contrasteren of met meer informatie een aanvulling op elkaar geven.

Aan de hand van het overzicht in figuur 4 kan gekeken worden hoe verschillende non-verbale gestes in verhouding staan met de gesproken tekst. Het toekennen van functies aan de non-verbale gestes en mimiek uit het analysemateriaal is van belang om de samenhang te ontdekken tussen deze non-verbale gedragingen en de verbale teksten. Echter wat is nu de betekenis van een non-verbaal

communicatiemiddel en hoe wordt deze vormgegeven? Hoe krijgt de kijker de informatie aangeboden en hoe verwerkt hij deze informatie?

De functies die voortvloeien uit de tekst-beeldrelaties van Van Leeuwen (2005), zijn: specificatie, uitleg, overeenkomst, contrast en aanvulling. Deze functies, zoals weergegeven in figuur 4, zal ik hieronder toepassen op de non-verbale communicatiemiddelen toegepast door personen in documentaires. Later zal in paragraaf 3.3 meer specifiek worden ingegaan op het analysemodel dat de gevonden resultaten

onderverdeeld in de functies zoals beschreven door Van Leeuwen.

Allereerst is het aannemelijk dat het ook in documentairepassages mogelijk is om de verbale tekst met behulp van non-verbale handelingen of mimiek te ‘specificeren’, aangezien beeld tekst ook kan

(30)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

21

beeld contrasteert met de gesproken tekst, en wanneer een handgebaar in tegenstrijd is met de gesproken tekst kan er sprake zijn van een eventuele vorm van sarcasme. Echter, in informatieve documentaires over historische onderwerpen, zijn deze communicatievormen veelal niet gepast en dus niet aanwezig. Als laatste tekst-beeldrelatie noemt Van Leeuwen aanvulling. Non-verbale handelingen met deze functie zorgen voor extra informatie die aan de gesproken tekst van de presentatoren worden.

Naast bovenstaande relaties tussen tekst en beeld, is er in het analysemodel in dit onderzoek ook een zesde relatie tussen tekst en non-verbale gestes of mimiek toegevoegd. Deze relatie, subjectiviteit, is volgens Nichols (2001: 48) voornamelijk te horen in de toon van een onzichtbare voice-over in een documentaire. Met deze voice-over wordt geprobeerd een bepaald perspectief door het publiek te laten ondersteunen. Een bijvoorbeeld aangename stem kan er dan bijvoorbeeld voor zorgen dat het publiek het standpunt dat wordt uitgesproken, aanneemt. Echter intonatie-aspecten en articulatie-elementen zullen in dit onderzoek niet worden meegenomen, de analyse focust op de andere non-verbale

communicatiemiddelen zoals gestes en mimiek. Immers wanneer spraak een subjectieve ondertoon kan hebben, zullen andere non-verbale communicatievormen daar ook over kunnen beschikken. Indien bijvoorbeeld een presentator in een documentaire een afvragende of een onprettige mimiek heeft, zal de kijker veelal deze houding over kunnen nemen. Ook zal dit moeten gelden voor gestes. Een presentator kan bijvoorbeeld overdreven handgebaren toepassen die niet helemaal stroken met wat hij verbaal zegt, waardoor de kijker kan gaan twijfelen aan zijn objectiviteit.

(31)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

22

2.6 Non-verbale communicatie toegepast door presentatoren

Aangezien in dit onderzoek de non-verbale communicatiemiddelen toegepast door presentatoren in documentaires geanalyseerd worden, is het van belang de functies van deze handelingen aan de gesproken teksten te koppelen en de betekenis ervan te ontdekken. Hieronder wordt daarom de functie van non-verbale communicatiemiddelen in combinatie met de gesproken tekst besproken.

De functies die non-verbale gestes en mimiek kunnen hebben, zijn onderzocht in het kader van alledaagse gesprekken. Op dit onderzoek zal hier aangesloten worden, maar net zoals in het geval van overhearer

design, zal het in het vervolg gaan om een toepassing ervan op filmische dialogen en het optreden van

presentatoren. Gestes, of ook wel handgebaren, vallen volgens Clark (1996: 155-188) onder het concept

signals. Clark (1996: 156) grijpt met zijn theorie over signaling terug op de semiotiekleer van Peirce

(zoals bijvoorbeeld uitgelegd in Houtkoop & Koole, 2000). Peirce ziet signalendie voor de menselijke communicatie worden gebruikt,als een deel van een relatie tussen een object, een teken en een

(32)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

23

Clark (1996) maakt de algemene semiotische onderscheidingen vervolgens meer specifiek en past ze toe op de non-verbale die het verbale spreken begeleiden. Dan zijn iconen vormen van signalering die iets demonstreren, indexen zijn signaleringsvormen die iets ‘indiceren’, en symbolen zijn signaleringsvormen die iets beschrijven. Clark noemt hierbij wel dat de zojuist genoemde tekens veelal op verschillende manieren met elkaar gecombineerd worden. Omdat het voor dit onderzoek van groot belang is duidelijk te maken wat non-verbale communicatiemiddelen zijn en in welke vorm ze voorkomen, zijn de assumpties van Clrak hier bijzonder handig en zullen worden toegepast.

Volgens Clark (1996: 172-183) zijn signalen die iets ‘demonstreren’ ook een vorm van signalering, omdat iemand demonstreert hoe een ander iets doet en daarbij gebruikmaakt van handbewegingen die iconisch zijn (voor die ander). Het uiteindelijke doel van deze vorm van signalering is om de geadresseerde te laten beleven hoe dat wat hij demonstreert in het echt is. Er zijn volgens Clark (1996: 173) vier verschillende aspecten van demonstrerende signalen. Allereerst depictive aspects. Dit zijn aspecten van een

demonstratie die enkel delen van de handeling van de uitgebeelde persoon verbeelden. Daarnaast zijn er ook supportive aspects, die slechts de uitvoering van een demonstratie ondersteunen. Als derde benoemt Clark de annotative aspects, die ingesloten zijn bij wat wordt gedemonstreerd. Ten slotte noemt Clark

incidental aspects als een overige vorm signaleringsmethode. Hiermee worden de aspecten van een

demonstratie bedoeld die terloops plaatsvinden. Personen kunnen demonstreren met behulp van hun lichaamstaal, door bijvoorbeeld hun vingers, handen, armen, of gehele lichaam toe te passen. Men maakt gebruik van deze gebaren tijdens het vertellen van verhalen, het geven van de juiste richting of

(33)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

24

Naast dat gestes iets kunnen demonstreren, zijn er ook methodes om dingen te ‘indiceren’. Indiceren is de signaleringsmethode die mensen gebruiken wanneer zij willen refereren naar objecten, met behulp van bijvoorbeeld een wijzende vinger. Wil dit echter op de juiste wijze gedaan worden, dan zal de index moeten voldoen aan enkele eisen. Het object waarnaar verwezen wordt zal namelijk onder de aandacht gebracht moeten worden van de spreker en de hoorder. Daarnaast moet de locatie in het hier en nu zijn, moet er een fysieke connectie zijn met het object en moet het object een duidelijke beschrijving hebben. Ten slotte moet de hoorder op basis van de common ground voorgaande stappen kunnen volbrengen. Het indiceren van objecten kan, zoals al eerder genoemd, met behulp van de vinger maar daarnaast ook met behulp van de hand, de arm, het hoofd, het lichaam en, minder voor de hand liggend, de stem. Echter, omdat dit een kleinschalig onderzoek is, wordt er alleen gekeken naar de hand, de arm en de vinger. Als laatste kunnen gestes in symbolische vorm optreden en worden dan emblems genoemd. Deze gestes die iets beschrijven worden je aangeleerd en kunnen per cultuur verschillend zijn. Het zijn ook wel non-verbale handelingen die equivalenten zijn van bijvoorbeeld de woorden ‘ja’, ‘nee’ en ‘hallo’.

In de analyse in dit onderzoek zullen gestes die iets aanwijzen of aantonen onder de noemer ‘deiktische gestes’ worden geschaard. Dit gaat om gestes gaan die de deiktische uitdrukkingen hier, daar, deze of bijvoorbeeld die, vervangen of juist benadrukken door middel van gebaren met de handen of armen. De overige gebaren, die niet deiktisch van aard zijn, zullen in dit onderzoek ‘ondersteunende gestes’ worden genoemd.

(34)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

25

spreker zijn, zo is gebleken uit meerdere experimenten die Clark verslaat (1996: 181).

Ten slotte kan, volgens Clark (1996), ook gebruik worden gemaakt van vocale gestes. In verbale spraak wordt dan met behulp van intonatie of prosodie een uiting geleverd. Volgens Dwight Bolinger (1985) is intonatie een deel van het complex van gestes die emoties signaleren en daarmee hun intensiteit. Gestes van deze vorm zullen in dit onderzoek echter niet verder worden onderzocht worden en worden hier daarom niet verder besproken.

2.7 Het herkennen van signalen door het publiek

Het overkoepelende proces van het verwerken van de signalen is volgens Clark (1996) gesitueerd in verschillende cognitieve hulpbronnen (mentale activiteiten). Gestes met het doel om te beschrijven, berusten veelal in het geheugen opgeslagen conventionele symbolen en de bijbehorende grammaticale regels. Gestes om te indiceren hangen af van de representatie van de hen omringen ruimte en tijd. En mensen die demonstrerende gestes verwerken baseren zich op de kennis van perceptuele verschijningen.

Echter hoe de juiste cognitieve resource wordt gekozen, is afhankelijk van meerdere beslissingen over hoe men iets doet en waarom. Clark (1996) noemt voor dit proces drie verschillende dimensies die van de persoon afhangen: het doel, de beschikbaarheid en inspanning. De personen beslissen langs deze

dimensies hoe ze het doel van een beschrijving, een indicering of demonstratie interpreteren.

(35)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

26

analyse van dit onderzoek meegenomen.

2.8 Non-verbaal presenteren

In de geanalyseerde documentaires die in dit onderzoek centraal staan, wordt het grootste deel van het verhaal niet alleen in film uitgebeeld, maar ook verteld door een enkele presentator. De documentaires voeren dus een stem, maar het is bijna nooit het geval dat die ‘stem’ van de presentatoren alleen is. Het is de plaatsing van de presentatoren en de context van de betreffende passages die bijdragen aan de ‘stem van de documentaire’. Daar komt ook nog bij dat er verschillende manieren zijn waarop presentatoren kunnen worden neergezet in een film. De rol die van toepassing is op de presentatoren die geanalyseerd zijn voor dit onderzoek, komt naar voren als een combinatie van direct address en indirect address. Beide vormen worden door de presentatoren belichaamd. De camera wordt niet alleen gebruikt om de

presentatoren te laten zien die zich richten op de kijker maar de camera toont ook de omgeving waarin de presentatoren zich bevinden. Hij is er om een standpunt in te nemen met betrekking tot een aspect van de historische wereld en om het publiek te overtuigen van dat standpunt. De presentatoren zijn dus actief betrokken bij de ondersteuning van de informatieverwerking door het kijkende publiek. Ze spreken de kijker direct aan, waardoor de kijker actief betrokken raakt bij het verhaal dat wordt verteld in de

(36)

55-Nicolien Torenstra 31 januari 2013

27

alleen maar luisteraars, maar ook ‘bespieders’ van de documentaire.

Het filmpubliek hoort dus niet alleen de teksten, maar ziet ook de beelden. Door middel van information

linking (Van Leeuwen, 2005) kan een documentairemaker verschillende elementen uit de documentaire

met elkaar verbinden. Dit kunnen tekst en beeld zijn, maar ook non-verbale en verbale

communicatiemiddelen. Immers door deze elementen aan elkaar te linken, kan een documentairemaker de bedoelde boodschap overbrengen op het kijkende publiek. De kijkers kunnen dan de verschillende

informatie die in de documentaire getoond worden, met elkaar laten samenhangen en hierdoor een meer duidelijke beeldvorming krijgen. Tekst-beeldrelaties komen volgens Van Leeuwen (2005) in twee hoofdtypen voor: uitwerking (teksten en beelden hebben een bepaalde uitwerking op elkaar en maken de informatie specifieker) en uitbreiding (teksten breiden de informatie van beelden uit en omgekeerd). Bij tekst-beeldrelaties die onder ‘uitwerking’ vallen, maken tekst en beeld elkaar meer specifiek of realiseren ze uitleg op elkaar. Van ‘uitbreiding’ is sprake wanneer beeld en tekst in overeenstemming met elkaar zijn (elkaar overlappen), elkaar contrasteren of met meer informatie een aanvulling op elkaar geven. De filmkijker verwerkt dus de informatie die de presentator non-verbaal op hen overbrengt. Dit gebeurt via tekst en beeld (muziek en geluid worden als modi in dit onderzoek achterwege gelaten), die op elkaar afgestemd moeten zijn om zo een meerwaarde te creëren voor het publiek.

(37)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

28

kijker is daarnaast ook afhankelijk van hoe duidelijk de presentatoren zijn in het non-verbaal beschrijven, het indiceren en het demonstreren van het object waar het om draait.

(38)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

29

3. Methode

In dit hoofdstuk zullen allereerst de gegevens voor het onderzoek en hierna het geanalyseerde materiaal worden beschreven. Vervolgens wordt de toegepaste methode besproken met daarbij het analyseschema dat toegepast is op de fragmenten uit de documentaires. Ten slotte zal in paragraaf 3.4 de

betrouwbaarheid van dit onderzoek behandeld worden.

3.1 Het onderzoek

Met dit onderzoek zal een eerste aanzet worden gegeven tot het onderzoeken van non-verbale communicatie toegepast door presentatoren in documentaires. Er is een vertaalslag gemaakt van opgenomen non-verbale presentaties (wat het onderwerp was van non-verbale communicatie in eerdere onderzoeken) naar mogelijke ondersteuning van de informatieverwerking door filmkijkers op grond van de vertoning van presentatoren en hun non-verbale gedrag. Om deze reden is dit onderzoek dus

explorerend van aard.

Om een conclusie te kunnen formuleren en meer inzicht te krijgen in dit specifieke onderzoek, is de volgende onderzoeksvraag geformuleerd:

Hoe ondersteunen non-verbale gestes en mimiek in documentairepassages waarbij personen (presentatoren) in beeld zijn tijdens het spreken de informatieverwerking van de kijkers?

(39)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

30 1. Wat wordt er in dit onderzoek verstaan onder non-verbale gestes en mimiek? Hoe kunnen non-verbale gestes in documentaires gecategoriseerd worden?

2. Welke functies kunnen gestes en mimiek hebben voor het publiek? En hoe dragen deze non-verbale communicatiemiddelen bij aan de informatieverwerking van de kijkers?

De algemene verwachting van de resultaten van dit onderzoek is dat gestes en mimiek versterken of benadrukken wat er gezegd wordt door een presentator in een documentaire en dat deze vormen van non-verbale communicatie eventueel ook uitingen (non-verbale elementen) kunnen vervangen.

3.2 Analysemateriaal

Documentaires The New York

Connection: De Amerikaanse droom Andere Tijden: vrouwen in het gewapend verzet De Oorlog: hoe de Joden uit Nederland verdwenen

Van Dis in Indonesië: Bestemming hoop

Aantal fragmenten 65 51 136 61

Figuur 5 Fragmenten analysemateriaal

Om dit onderzoek uit te kunnen voeren, zijn er vier documentaires gezocht waarin presentatoren

(40)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

31

3.2.1 The New York Connection: De Amerikaanse droom

De presentator, Dirk van Weelden, is in vier afleveringen op zoek naar sporen van het Hollandse verleden in New York City. Hij onderzoekt welke verbanden er zijn tussen het New York van nu en het Hollandse verleden van deze stad. Wat zien we daar nu nog van terug in deze stad en hoe ziet de samenleving van

New York er nu uit? In deze documentaireserie worden historische vertellingen uit de 17e eeuw

gekoppeld aan actuele thema’s.

In de eerste aflevering, “De Amerikaanse Droom” dient de presentator als gids, hij vertelt over de essentie van dit thema en gaat op zoek naar redenen voor het vertrek van veel mensen richting het eiland

Manhattan. Hij spoort antwoorden uit de koloniale tijd van New York op, wie waren de mensen die als eerste richting deze stad gingen om daar hun geluk te beproeven (Avro, The New York Connection, 2009)

In deze documentaire past de presentator, Dirk van Weelden, veel non-verbale communicatie toe. Zo maakt hij veel gebruik van handgebaren wanneer hij uitleg geeft aan de kijker. Hiermee verduidelijkt hij veelal zijn teksten en datgene dat de kijker ziet.

3.2.2 Andere tijden: Vrouwen in het gewapend verzet

(41)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

32

drie vrouwen hun verhaal en hoe zij hun tijd bij het verzet ervaren hebben (Dogger, 2012).

Deze documentaireserie is anders dan de andere documentaires. De presentator presenteert vanuit het Media Park in Hilversum. Tijdens deze aflevering komt de presentator drie keer even in beeld en gebruikt hij non-verbale communicatiemiddelen, voornamelijk ter ondersteuning van zijn gesproken tekst. Tijdens deze fragmenten ziet de kijker af en toe ook archiefbeelden op de achtergrond, bestaande uit interviews waarin de vrouwelijke verzetsstrijders te zien zijn en andere fragmenten van momenten uit de Tweede Wereldoorlog.

3.2.3 De Oorlog: Hoe de Joden uit Nederland verdwenen

De documentaireserie “De Oorlog” is een negendelige tv-serie over gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog. Presentator Rob Trip neemt de kijker mee langs de verschillende belangrijke punten die van belang zijn voor het verhaal. In de aflevering “Hoe de Joden uit Nederland verdwenen” vertelt de presentator het verhaal van de Duitse bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog. In deze aflevering staat centraal hoe de Joden uit Nederland werden weggevoerd en waarheen ze werden gedeporteerd. De tragedie van de mensen die vermoord zijn in de tijd waarin deze gruwelijkheden plaatsvonden, wordt in

beeld gebracht (NPS De Oorlog, Hoe de Joden uit Nederland verdwenen, 2009).

(42)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

33

Tijdens de documentaireserie “Van Dis in Indonesië” gaat presentator Adriaan van Dis naar ‘het land waar hij het meest nooit geweest is’, Indonesië. Zijn wortels liggen hier verborgen, maar pas nu nadat zijn moeder op honderdjarige leeftijd is overleden, gaat hij daar op zoek naar de afkomst van zijn familie. Hij praat voornamelijk met generatiegenoten die tevens herinneringen hebben aan de ‘Nederlandse tijd’. De documentaireserie bevat nooit eerder getoond archiefmateriaal van ‘Beeld en Geluid’ uit Jakarta.

In de eerste aflevering “Bestemming Hoop” neemt Van Dis de veerboot richting de Molukken, dezelfde route op eenzelfde soort schip die zijn moeder ook heeft gevaren tijdens haar huwelijksreis in de jaren

dertig van de vorige eeuw (VPRO, Van Dis in Indonesië: Bestemming Hoop, 2012)

Adriaan van Dis maakt veelal gebruik van ‘deiktische gestes’ en ‘ondersteunende mimiek’ om zijn gesproken tekst te ondersteunen of te benadrukken. Hij gebruikt echter ook af en toe ‘ondersteunende gestes’ om zijn teksten te benadrukken en dus het publiek meer te betrekken bij zijn verhaal.

3.3 Aanpak van de analyse

Het geanalyseerde onderzoeksmateriaal is geselecteerd op het genre documentaire en op de aanwezigheid van presentatoren die non-verbale communicatie toepassen terwijl ze zichtbaar in beeld zijn tijdens het spreken. Wel is er tijdens de selectie van het materiaal gelet op verschillen tussen de presentatoren en de ook onderlinge contrasten in de inhoud, vormgeving en producent van de documentaire.

Voor de selectie van het analysemateriaal, ben ik verschillende documentaires gaan bekijken op

(43)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

34

hierboven noemde. Uit deze documentaires heb ik een keuze gemaakt, en op basis van de fragmenten uit het materiaal en de al aanwezige theorie heb ik een analysemodel gecreëerd. Echter, voordat er

geanalyseerd kan worden, moesten de documentaires eerst worden getranscribeerd.

Figuur 6 Voorbeeld transcriptieschema

In figuur 6 is voorbeeld van een dergelijke transcriptie te zien. Elk shot wordt op een nieuwe regel in het schema beschreven. De shots bevatten andere elementen van non-verbale communicatie, zoals gestes met de handen, mimiek of stem. In de vier kolommen van het schema hieronder worden de tijd, de tekst, het soort element van non-verbale communicatie en het beeld genoteerd.

In de eerste kolom (tijd) wordt het moment weergegeven waarop het betreffende shot begint. Vervolgens staat in de tweede kolom de tekst die de presentator verbaal uitspreekt. Verder wordt in de derde kolom beschreven welk non-verbale communicatiemiddel de presentatoren toepassen en hoe zij dit doen. Ten

Tijd Tekst Element non-verbale

communicatie

Beeld

00.05 Hanny schaft is een beroemde naam

geworden, maar er waren er meer, zij het niet heel veel

(44)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

35

kolommen is beschreven.

Aangezien in het transcriptieschema enkel shots getranscribeerd zijn waarin elementen van non-verbale communicatiemiddelen te zien zijn, zal in dit schema ook worden beschreven waar de tussenliggende scènes over gaan. Verder zijn, zoals al eerder in de inleiding genoemd, de multimodale elementen muziek en geluid niet meegenomen in de transcriptie, omdat deze kernmodi niet van invloed zijn op dit

onderzoek.

De vormgeving van documentairepassages met presentatoren gebeurt ter ondersteuning van de informatieverwerking door de kijker van verbaal-visuele informatie. Passages met presentatoren onderscheiden zich nu door hun “kleine” multimodaliteit van andere passages met “grote”

multimodaliteit, de bron van de verbale informatie valt samen met de bron van de visuele informatie (een en dezelfde persoon). Dat neemt niet weg dat wat er in de passages/sequenties gebeurt, op dezelfde wijze bijdraagt aan de ondersteuning van de informatieverwerking van de kijkers naar alle andere sequenties met ‘grote’ multimodaliteit. En zoals verbale en visuele informatie elkaar kunnen aanvullen, versterken, specificeren of contrasteren (Van Leeuwen, 2005), zal dit ook in presentatorsequenties het geval zijn. Hier komt nog bij dat ‘aanvullen’ wellicht meer aspecten kent. Zo kan het zijn dat iets uitgelegd wordt of dat er iets van een subjectieve tint wordt voorzien. In figuur 7 is het schema met de verschillende

concepten en functies te zien, waarin de fragmenten van de documentaires onderverdeeld kunnen worden.

(45)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

36

informatieverwerking bij het publiek? Ofwel, hoe worden deze vormen van multimodaliteit met elkaar in verband gebracht en hoe draagt dit bij aan de informatieverwerking bij de kijker?

Figuur 7 Uitleg analysemodel ‘ondersteunende gestes’

In figuur 7 is een van de analysemodellen uit dit onderzoek te zien die de non-verbale

communicatiemiddelen onderverdelen in functies. In totaal zijn er drie verschillende modellen die zich richten op verschillende vormen van gestes of mimiek die door de presentatoren in de documentaires toegepast zijn. De drie modellen worden vanuit dezelfde manier in kaart gebracht, de toegepaste gestes door de presentatoren worden namelijk allemaal onderverdeeld in dezelfde functies.In 2.5 zijn deze functies al reeds toegelicht echter hieronder per model een meer uitputtende uitleg.

Ondersteunende gestes

1. Aanvullen 1. Een non-verbale geste die de gesproken tekst aanvult met informatie

1.1 Uitleggen 1.1 Een non-verbale

geste waarmee een uitleggend gebaar wordt gemaakt dat in overeenstemming is met de gesproken tekst

1.2 Subjectivering 1.2 Een non-verbale

geste waaruit een subjectieve mening van de presentator blijkt

2. Versterken 2. Een non-verbale geste die de gesproken tekst versterkt of

benadrukt

3. Specificeren 3. Een non-verbale geste die de gesproken tekst specificeert of duidelijker maakt

(46)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

37

blijkt, verschillende functies hebben. Met de handen of armen kan een presentator bijvoorbeeld een opsomming uitbeelden en zo zijn gesproken tekst aanvullen. Daarbij is het ook mogelijk dat hij een vergroot gebaar maakt met de armen om de verbale tekst te versterken. Eveneens kan een geste contrasteren met wat gezegd wordt, wanneer bijvoorbeeld een presentator iets bevestigends zegt maar daarbij een negatief gebaar maakt met de vinger of hand. Verder kunnen verbale teksten gespecificeerd worden door aan te geven hoe groot, klein, breed of smal iets is. Of ze kunnen juist iets uitleggen door heel duidelijk een handeling voor te doen aan de kijker met behulp van hun vingers, handen of armen. Ten slotte kunnen ‘ondersteunende gestes’ ook van een subjectieve tint zijn voorzien, wanneer er bijvoorbeeld heel overdreven met de armen wordt gezwaaid.

‘Deiktische gestes’ zijn, zoals al bleek uit 2.6, als aparte categorie genomen. Dit om de reden dat ze vaak niet alleen deiktisch zijn, maar er ook andere functies op na houden. Allereerst kunnen deiktische gestes de gesproken tekst van de presentator aanvullen. Immers door iets alleen al aan te wijzen, krijgt men meteen een idee waar de presentator over spreekt en wordt de tekst aangevuld met een locatie. Daarnaast zijn de functies uitleggen en subjectivering theoretisch ook mogelijk. Mensen met zeer uitgesproken of overdreven gestes kunnen deiktisch maar tevens ook subjectief zijn. Deiktische gestes met een

uitleggende functie zijn in een context met verbale teksten ook denkbaar. Personen kunnen namelijk een wijzend gebaar met de handen maken waarmee ze iets aan de filmkijker duidelijk willen maken. Daarbij kan een deiktische geste ook de verbale tekst versterken. De presentator kan dan expliciet verbaal

(47)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

38

Figuur 8 Uitleg analysemodel ‘deiktische gestes’

Ten slotte wordt ook ‘ondersteunende mimiek’ in verband gebracht met dezelfde functies als bij de andere twee non-verbale communicatievormen. De presentator kan met zijn mimiek veelal zijn eigen gedachten laten zien naast wat hij verbaal zegt. Door middel van de gezichtsuitdrukkingen kan de presentator zijn gesproken tekst aanvullen met een subjectieve tint, of juist versterken met een

benadrukkende blik. Het is ook mogelijk dat een presentator zijn gesproken tekst contrasteert, dat hij iets zegt waar hij eigenlijk niet achterstaat. Een voorbeeld komt uit de documentaire “De Oorlog”. Hierin vertelt de presentator over een plan van Hitler dat hij tijdens de Tweede Wereldoorlog had om zo ‘efficiënt’ mogelijk de Joden te executeren. De presentator zegt op een gegeven moment, met een Deiktische gestes 1. Aanvullen 1. Een non-verbale deiktische

geste die de gesproken tekst aanvult met extra informatie

1.1 Uitleggen 1.1 Een vorm van

gezichtsuitdruk king die lijkt uit te willen leggen

1.2 Subjectivering 1.2 Een vorm van

gezichtsuitdruk king waaruit een subjectieve tint blijkt

2. Versterken 2. Een non-verbale deiktische geste die de gesproken tekst versterkt of benadrukt

3. Specificeren 3. Een non-verbale deiktische geste die de gesproken tekst specificeert, duidelijker maakt

(48)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

39

in zijn mimiek kunnen tonen dat hij iets uit wil leggen aan de kijker, bijvoorbeeld door meer peinzend te kijken. Als laatste kan hij ook een meer specificerende gezichtsuitdrukking hebben, wanneer er

bijvoorbeeld bij een ernstig onderwerp ook een ernstige blik wordt gegeven.

Figuur 9 Uitleg analysemodel ‘ondersteunende mimiek’

3.4 Validiteit van het onderzoek

Wil dit onderzoek valide zijn, dan moet het voldoen aan de volgende eisen: geloofwaardigheid, betrouwbaarheid, confirmeerbaarheid en overdraagbaarheid (Baxter & Babbie, 2004: 297-299). Deze eisen zullen hieronder worden beschreven en op dit onderzoek worden toegepast.

Ondersteunende mimiek

1. Aanvullen 1. Een vorm van

gezichtsuitdrukking die de gesproken tekst aanvult met extra informatie

1.1 Uitleggen 1.1 Een vorm van gezichtsuitdrukking die lijkt uit te willen leggen

1.2 Subjectivering 1.2 Een vorm van gezichtsuitdrukking waaruit een subjectieve tint blijkt

2. Versterken 2. Een vorm van gezichtsuitdrukking die de gesproken tekst

versterkt of benadrukt

3. Specificeren 3. Een vorm van gezichtsuitdrukking die de gesproken tekst specificeert of duidelijker maakt

(49)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

40

3.4.1 Geloofwaardigheid

Bij geloofwaardigheid gaat het erom of de resultaten herkenbaar zijn voor de geïnvolveerde processen (Baxter & Babbie, 2004: 297). Met andere woorden: kloppen de gevonden resultaten met de

geanalyseerde documentaires. Om dit te controleren moeten de resultaten geverifieerd worden bij de makers van de documentaires. Alleen zij kunnen hier een oordeel over vellen. Nu is het materiaal voor dit onderzoek in eerste instantie geanalyseerd op de aanwezigheid van gestes en mimiek. De resultaten hiervan zijn daarna gecategoriseerd op betekenis op basis van al bestaande theorieën over non-verbale communicatie en information linking. De conclusie die na de analyse geformuleerd is, zal dan overeen moeten komen met de gedachtegangen van de makers van de documentaires.

3.4.2 Betrouwbaarheid

Bij deze eis is het van belang om te weten of het onderzoeksproces na te doen is, dus of de gezette stappen traceerbaar zijn. Omdat dit onderzoek een duidelijk analysemodel met uitleg bevat, waarin elke stap te verifiëren is, moet een andere onderzoeker dezelfde conclusie kunnen trekken. Elk onderzoek is echter onderworpen aan eigen interpretatie en om deze reden wordt de betrouwbaarheid minder valide.

3.4.3 Confirmeerbaarheid

(50)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

41

Een onderzoek is pas overdraagbaar wanneer er zo precies mogelijk beschreven is hoe de resultaten tot stand gekomen zijn en hoe deze op een vergelijkbaar fenomeen tevens van toepassing kunnen zijn. Met de analysemethode uit dit onderzoek zou dit nagegaan kunnen worden. Men moet dan ander soorten bronnen of media nemen en er eenzelfde onderzoek op loslaten. Wanneer hieruit eenzelfde conclusie komt, is dit onderzoek overdraagbaar.

Na bovenstaande uitleg over de analysemethode en de samenhang tussen de verschillende non-verbale en verbale communicatievormen, zal in het volgende hoofdstuk de uiteindelijke analyse worden beschreven. Hierna kunnen er ook conclusies worden getrokken over de verschillende functies die non-verbale gestes kunnen hebben in documentaires waarin een presentator deze vorm van communicatie veel toepast. Daarnaast is het van belang om tijdens de analyse te bekijken hoe de informatieverwerking van de kijker ondersteund wordt. In deze scriptie zal er dus een verband gelegd moeten worden tussen de verbale en de non-verbale communicatiemiddelen van de presentator en hoe dit van invloed is op de

(51)

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

42

4. Analyse

Met behulp van het analysemodel zullen aan de non-verbale communicatiemiddelen die toegepast zijn door de presentatoren in de documentaires functies worden toegekend. Zodoende zal er een conclusie kunnen worden geformuleerd op de vraag hoe non-verbale communicatie de gesproken tekst ondersteunt en of dit gebruik van non-verbale communicatie afgestemd is op de informatieverwerking bij het publiek. Allereerst zal de plaats van de presentator in de documentaires worden bepaald en daarnaast hoe zij de non-verbale communicatiemiddelen toepassen tijdens het speken in de camera. Hierna wordt gekeken welke functies de non-verbale communicatiemiddelen hebben en dus hoe deze fragmenten zijn

vormgegeven. Daarna zal duidelijk worden gemaakt hoe de non-verbale handelingen in verband worden gebracht met de gesproken tekst van de presentator en hoe dit met elkaar samenhangt. Tenslotte zal naar voren komen hoe de informatieverwerking bij de filmkijker ondersteund wordt door de non-verbale communicatiemiddelen die de presentator toepast. Uiteindelijk zal op basis van alle verkregen resultaten een conclusie worden geformuleerd die een antwoord geeft op de hoofdvraag van deze scriptie.

4.1 Hoe de presentator in beeld wordt gebracht

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In tien jaar tijd is tweederde van de dagvlindersoorten in aantal afgenomen, en enkele soorten lijken zelfs geheel uit ons land verdwenen te zijn (fig.1). Ook binnen

De eerste groep kreeg hun pensioenvooruitblik uitsluitend in euro’s per maand te zien, de tweede uitsluitend in euro’s per jaar, de derde kreeg te horen dat het pensioen

Eerder onderzoek (Truong et al., 2013ab) laat zien dat de relatie tussen het gedrag en de emotionele expressie moeilijk is vast te leggen, daarom is het uiteindelijke doel van deze

Meten van Relatiepercepties van Jonge Kinderen: Samenhang van Verbale en Non-verbale Percepties met Leerkrachtpercepties, Externaliserend en Internaliserend Gedrag Uit onderzoek

Het ontbreken van 'zware' marktordeningen voor deze sectoren van de landbouw heeft sturing door de markt beter mogelijk, maar ook meer noodzakelijk gemaakt.. Wij mogen echter

• Effectieve bestrijding van bladaaltjes en lichte aantasting van wortellesieaaltjes en bollenmijten: kook de bollen gedurende 2,5 uur bij 41°C (inclusief 0,5 uur opwarmen), in

41 Achieving this remarkable piezoelectric response on an amorphous substrate shows the effectiveness of the presented nanosheet approach in integrating

▪ Introduction – Structure of Land Administration Specialization ▪ VGGT’s in M8: Land policy and land management?. ▪ VGGT’s in M10: Innovative approaches for land