• No results found

Non-verbale communicatie toegepast door presentatoren

In document Non-verbaal presenteren (pagina 31-34)

2.6 Non-verbale communicatie toegepast door presentatoren

Aangezien in dit onderzoek de non-verbale communicatiemiddelen toegepast door presentatoren in documentaires geanalyseerd worden, is het van belang de functies van deze handelingen aan de gesproken teksten te koppelen en de betekenis ervan te ontdekken. Hieronder wordt daarom de functie van non-verbale communicatiemiddelen in combinatie met de gesproken tekst besproken.

De functies die non-verbale gestes en mimiek kunnen hebben, zijn onderzocht in het kader van alledaagse gesprekken. Op dit onderzoek zal hier aangesloten worden, maar net zoals in het geval van overhearer

design, zal het in het vervolg gaan om een toepassing ervan op filmische dialogen en het optreden van

presentatoren. Gestes, of ook wel handgebaren, vallen volgens Clark (1996: 155-188) onder het concept

signals. Clark (1996: 156) grijpt met zijn theorie over signaling terug op de semiotiekleer van Peirce

(zoals bijvoorbeeld uitgelegd in Houtkoop & Koole, 2000). Peirce ziet signalendie voor de menselijke communicatie worden gebruikt,als een deel van een relatie tussen een object, een teken en een

interpretator.Echterin de semiotiek hebben niet alle signalen of tekens dezelfde betekenis; daarom moeten verschillende signaalsoorten of tekensoorten worden onderscheiden. Ze komen in drie soorten voor: icoon, index of symbool. Een icoon berust op een fysieke overeenkomst tussen het gepresenteerde teken en het object (zoals een persoon op een foto lijkt op de persoon in werkelijkheid). Indexen refereren daarentegen niet naar een object, maar veronderstellen een causale relatie tussen het teken en wat het zou kunnen betekenen (zoals een bepaalde gezichtsuitdrukking niet ‘gezichtsuitdrukking’ betekent, maar ‘vreugde’ of ‘angst’). Als laatste teken hanteert de semiotiek het symbool. Een symbool heeft betekenis voor de tekengebruikers in zoverre deze beschikken over kennis die gebaseerd is op regels en conventies en onderdeel van de gedeelde kennis moet uitmaken (zoals we moeten weten dat het schudden van het hoofd ‘nee’ of ‘afwijzing’ betekent). Deze uitleg, die zowel algemeen geldt voor de Peirceaanse semiotiek als ook voor Clarks interpretatie, houdt in dat iconen, indexen en symbolen meestal niet op zichzelf staan en praktisch altijd met elkaar gecombineerd worden. In Clarks notie ‘signaleren’ de sprekers niet slechts één zaak, maar zijn ze altijd ‘signalerende’ met meerdere zaken tegelijkertijd bezig.

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

23

Clark (1996) maakt de algemene semiotische onderscheidingen vervolgens meer specifiek en past ze toe op de non-verbale die het verbale spreken begeleiden. Dan zijn iconen vormen van signalering die iets demonstreren, indexen zijn signaleringsvormen die iets ‘indiceren’, en symbolen zijn signaleringsvormen die iets beschrijven. Clark noemt hierbij wel dat de zojuist genoemde tekens veelal op verschillende manieren met elkaar gecombineerd worden. Omdat het voor dit onderzoek van groot belang is duidelijk te maken wat non-verbale communicatiemiddelen zijn en in welke vorm ze voorkomen, zijn de assumpties van Clrak hier bijzonder handig en zullen worden toegepast.

Volgens Clark (1996: 172-183) zijn signalen die iets ‘demonstreren’ ook een vorm van signalering, omdat iemand demonstreert hoe een ander iets doet en daarbij gebruikmaakt van handbewegingen die iconisch zijn (voor die ander). Het uiteindelijke doel van deze vorm van signalering is om de geadresseerde te laten beleven hoe dat wat hij demonstreert in het echt is. Er zijn volgens Clark (1996: 173) vier verschillende aspecten van demonstrerende signalen. Allereerst depictive aspects. Dit zijn aspecten van een

demonstratie die enkel delen van de handeling van de uitgebeelde persoon verbeelden. Daarnaast zijn er ook supportive aspects, die slechts de uitvoering van een demonstratie ondersteunen. Als derde benoemt Clark de annotative aspects, die ingesloten zijn bij wat wordt gedemonstreerd. Ten slotte noemt Clark

incidental aspects als een overige vorm signaleringsmethode. Hiermee worden de aspecten van een

demonstratie bedoeld die terloops plaatsvinden. Personen kunnen demonstreren met behulp van hun lichaamstaal, door bijvoorbeeld hun vingers, handen, armen, of gehele lichaam toe te passen. Men maakt gebruik van deze gebaren tijdens het vertellen van verhalen, het geven van de juiste richting of

bijvoorbeeld een uitleg. Deze iconische gestes verbeelden waarover gesproken wordt en lopen bijna synchroon met de verbale tekst. Onderzoekers die onderzoek hebben gedaan naar deze gestes hebben echter verschillende meningen over de communicatieve aard van de iconische gestes. Zo beargumenteert Clark (1996) dat deze gestes in eerste instantie wel communicatief zijn. Mensen in een dialoog passen volgens hem meer gestes toe, dan mensen die niet in gesprek zijn. Hieruit volgt dat deze gestes toch een meer communicatieve functie hebben en als bijwerking ondersteunend zijn bij de verbale tekst.

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

24

Naast dat gestes iets kunnen demonstreren, zijn er ook methodes om dingen te ‘indiceren’. Indiceren is de signaleringsmethode die mensen gebruiken wanneer zij willen refereren naar objecten, met behulp van bijvoorbeeld een wijzende vinger. Wil dit echter op de juiste wijze gedaan worden, dan zal de index moeten voldoen aan enkele eisen. Het object waarnaar verwezen wordt zal namelijk onder de aandacht gebracht moeten worden van de spreker en de hoorder. Daarnaast moet de locatie in het hier en nu zijn, moet er een fysieke connectie zijn met het object en moet het object een duidelijke beschrijving hebben. Ten slotte moet de hoorder op basis van de common ground voorgaande stappen kunnen volbrengen. Het indiceren van objecten kan, zoals al eerder genoemd, met behulp van de vinger maar daarnaast ook met behulp van de hand, de arm, het hoofd, het lichaam en, minder voor de hand liggend, de stem. Echter, omdat dit een kleinschalig onderzoek is, wordt er alleen gekeken naar de hand, de arm en de vinger. Als laatste kunnen gestes in symbolische vorm optreden en worden dan emblems genoemd. Deze gestes die iets beschrijven worden je aangeleerd en kunnen per cultuur verschillend zijn. Het zijn ook wel non-verbale handelingen die equivalenten zijn van bijvoorbeeld de woorden ‘ja’, ‘nee’ en ‘hallo’.

In de analyse in dit onderzoek zullen gestes die iets aanwijzen of aantonen onder de noemer ‘deiktische gestes’ worden geschaard. Dit gaat om gestes gaan die de deiktische uitdrukkingen hier, daar, deze of bijvoorbeeld die, vervangen of juist benadrukken door middel van gebaren met de handen of armen. De overige gebaren, die niet deiktisch van aard zijn, zullen in dit onderzoek ‘ondersteunende gestes’ worden genoemd.

Volgens Clark (1996) bestaan er naast demonstrerende gestes, ook gezichtstuitdrukkingen waarmee men kan demonstreren (facial gestures). De kunnen onder andere bestaan uit rimpels trekken met de neus, wenkbrauwen ophalen, grijnzen of bedroefd kijken. Ook al verbeelden ze op het eerste gezicht pijn, walging of blijdschap, zijn ze eerder communicatief dan een uitdrukking van een emotionele staat. Dit wil zeggen dat wanneer een spreker een dergelijke gezichtstuitdrukking toont, hij ook niet in diezelfde staat verkeert: hij ‘demonstreert’ walging, maar is niet in de staat van walging. Iemand hoeft niet per definitie

Nicolien Torenstra 31 januari 2013

In document Non-verbaal presenteren (pagina 31-34)