• No results found

Piramidaal adviseren in de vorm van hypertekst ‘Hypermodern’ adviseren Masterscriptie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Piramidaal adviseren in de vorm van hypertekst ‘Hypermodern’ adviseren Masterscriptie"

Copied!
151
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Masterscriptie

‘Hypermodern’ adviseren

Piramidaal adviseren in de vorm van hypertekst

Naam Alieke Zelhorst

Studentnummer s2045060

Contactgegevens Leeuwarderstraat 46a, 9718 HZ Groningen alieke_zelhorst@hotmail.com

0638242402

Opleiding Communicatie- en Informatiewetenschappen

Instelling Rijksuniversiteit Groningen

Begeleider Dr. Louise Cornelis

Tweede beoordelaar Prof. dr. Carel Jansen

(2)

Voorwoord

Voor u ligt mijn scriptie ‘Hypermodern adviseren’. Met dit onderzoek sluit ik mijn Master Communicatie- en Informatiewetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen af. De reden dat ik een half jaar langer over mijn scriptie heb gedaan is dat ik in de tussentijd stage heb gelopen bij Gasunie. Daarnaast combineer ik mijn studie met een eigen bedrijf, waardoor het snel behalen van mijn studie niet altijd de hoogste prioriteit heeft gehad. Meer dan zes jaar geleden begon ik aan mijn hbo-opleiding Communicatiesystemen. Toen ik na vier jaar mijn bachelordiploma behaalde, had ik voor mijn gevoel nog niet genoeg geleerd. Daarnaast vond ik het studentenleven veel te leuk om in te moeten ruilen voor een werkend bestaan. Ik ben dan ook blij dat ik ben begonnen met het hbo-schakelprogramma aan de RUG. Tijdens het schakeljaar moest ik erg wennen aan de wetenschappelijke manier van werken, maar door dit schakeljaar was ik goed voorbereid op de Master. Deze Master heb ik dankzij de keuzevakken met veel plezier gevolgd. Eén van de vakken waar ik veel van heb geleerd is het vak ‘Het Piramideprincipe’. Mijn interesse voor het piramideprincipe is dan ook een van de redenen geweest dat ik mijn scriptie hierop heb toegesplist. De andere reden heeft te maken met het feit dat ik sinds 2010 samen met mijn vriend een creatief communicatiebureau (iMAGO) run, waardoor ik geïnteresseerd ben in de wijze waarop een communicatieadvies gegeven wordt. Daarnaast heb ik door het werk voor mijn bedrijf veel ervaring met websites en webteksten. Doordat ik Louise Cornelis heb verteld dat ik onderzoek wilde doen naar ‘piramidaal adviseren’ in combinatie met websites, is mijn onderwerp voor deze scriptie ontstaan.

Mijn grootste dank gaat uit naar Louise Cornelis, mijn scriptiebegeleidster. Ik wil haar bedanken voor haar enthousiasme over haar vakgebied, haar betrokkenheid bij mijn onderzoek, de uitgebreide en heldere feedback en de snelle reacties op mijn mailtjes. Ik wil mijn vader bedanken, omdat hij ervoor heeft gezorgd dat ik op bezoek mocht bij belangrijke respondenten van mijn onderzoek. Daarnaast wil ik de twintig respondenten bedanken die, ondanks hun drukke bestaan, tijd hebben gemaakt voor het meewerken aan mijn onderzoek. Verder wil ik mijn vriend Bas bedanken voor de eindcontrole van mijn scriptie, maar vooral voor zijn begrip, ondersteuning en aanmoedigingen. Tot slot wil ik mijn ouders bedanken, omdat ik zonder hun steun niet zorgeloos had kunnen studeren.

Groningen, 1 februari 2013

(3)

Samenvatting

Een advies wordt in het bedrijfsleven vaak gegeven in de vorm van een adviesrapport. Een relatief nieuwe methode waarmee adviesrapporten opgesteld kunnen worden is het piramideprincipe (Minto, 1996). Het piramideprincipe is voor veel adviseurs een

nastrevenswaardige manier om adviesrapporten te structureren, maar uit eerder onderzoek blijkt dat genreverwachtingen een grote rol spelen bij piramidale adviesrapporten. Door een piramidaal rapport in een andere vorm te presenteren zouden deze verwachtingen wellicht doorbroken kunnen worden. Uit onderzoek blijkt dat zakelijke lezers teksten graag digitaal aangeboden zouden krijgen (Cornelis, 2011) zodat ze het kunnen lezen op een smartphone of tablet. Een digitale tekst geeft de mogelijkheid om een tekst niet-lineair te presenteren door gebruik te maken van hyperlinks. Door middel van een hypertekst krijgen lezers de vrijheid om hun eigen volgorde te bepalen bij het lezen van informatie (Otter en Johnson, 2000) en kunnen ze efficiënter lezen door achtergrondinformatie achterwege te laten (Nielsen, 1995). Ondanks deze voordelen wordt er tot dusver geen gebruik gemaakt van een adviesrapport in de vorm van een hypertekst. In dit onderzoek staat de volgende vraagstelling centraal: “In hoeverre is er een verschil in gebruiksvriendelijkheid tussen een piramidaal adviesrapport in de vorm van een hypertekst en een piramidaal adviesrapport in de vorm van een PDF?” Het onderzoek heeft zowel praktisch als theoretisch nut. Het praktische nut is dat er zicht wordt verkregen in de praktische haalbaarheid van hypertekst-adviesrapporten. Het theoretische nut is dat er zicht wordt verkregen in de mogelijkheid om met een hypertekst de methodologische genreverwachting bij piramidale adviesrapporten te doorbreken.

Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden is exploratief onderzoek gedaan in de vorm van semigestructureerde interviews. Twintig zakelijke lezers hebben één van de twee piramidale adviesrapporten gelezen op een iPad. Tien van hen in de vorm van een hypertekst en tien van hen in de vorm van een PDF. De respondenten kregen eerst de taak om het rapport door te nemen en zijn vervolgens geïnterviewd. Het interview bevatte naast vier vragen over gebruiksvriendelijkheid (bruikbaarheid, efficiëntie, leerbaarheid en tevredenheid) ook een posttest waarin de respondenten de PDF en hypertekst met elkaar konden vergelijken.

(4)

de meeste respondenten dat ze te veel moeten klikken of te ver moeten doorklikken. De meeste respondenten zijn bij de PDF positief over het scrollen. Bij beide vormen geven een aantal respondenten aan dat ze het lastig vinden dat ze geen aantekeningen kunnen maken. Het tweede aspect van gebruiksvriendelijkheid is de efficiëntie. Een groot deel van de respondenten vindt dat de informatie uit de hypertekst efficiënt te ontvangen is. Volgens de meesten komt dit door de mogelijkheid om op het menu te klikken. Ondanks dat er veel respondenten positief zijn over de efficiëntie van de hypertekst, geven ook een paar respondenten aan dat ze de informatie juist niet efficiënt kunnen ontvangen. Sommigen vinden de PDF dan ook efficiënter dan de hypertekst. Ten derde is er gekeken naar de leerbaarheid. De meeste respondenten moeten meer wennen aan de hypertekst dan aan de PDF. Er zijn echter ook respondenten die niet hoeven te wennen aan de hypertekst. Er zijn geen respondenten die zeggen dat ze moeten wennen aan het gebruik van de PDF. Het vierde en laatste aspect van gebruiksvriendelijkheid is tevredenheid. De PDF-respondenten geven de PDF een 5,3 op een schaal van 1 tot 7. De hypertekst-respondenten geven de hypertekst een 5,5. Hoewel de beoordeling van de hypertekst iets hoger is, is de voorkeur voor de PDF groter (elf tegenover negen die de voorkeur hebben voor de hypertekst). De hypertekst is dus niet gebruiksvriendelijker dan de PDF.

Uit de analyse blijkt ook dat een piramidaal advies door de meeste respondenten

(5)

Inhoudsopgave

1. Inleiding

2. Theoretisch kader

2.1 Piramidaal adviseren

2.1.1 Piramidaal geschreven rapport 2.1.2 Genreverwachtingen

2.2 Hypertekst

2.2.1 Lineaire tekst versus hypertekst 2.2.2 Structuur van een hypertekst 2.2.3 Leesstijl van de zakelijke lezer

2.3 Piramidaal adviseren in de vorm van een hypertekst 2.4 Gebruiksvriendelijkheid 2.4.1 Bruikbaarheid 2.4.2 Efficiëntie 2.4.3 Effectiviteit 2.4.4 Leerbaarheid 2.4.5 Tevredenheid

2.5 Ontwerp van een hypertekst

2.5.1 Homepagina 2.5.2 Navigatie 2.5.3 Paginatitels 2.5.4 Hyperlinks 2.5.5 Breadcrumbs 2.5.6 Tekst en kleurgebruik 2.5.7 Snelheid 2.6 Afsluiting 3. Methode 3.1 Exploratief onderzoek 3.2 Materiaal 3.3 Respondenten 3.4 Uitvoering 3.4.1 Pretest

(6)

4. Analyse

4.1 In hoeverre is de hypertekst handig te gebruiken? 4.1.1 Overzichtelijk menu

4.1.2 Verliezen van overzicht 4.1.3 Te veel klikken

4.1.4 Te ver doorklikken

4.1.5 Geen mogelijkheid om aantekeningen te maken 4.1.6 Onduidelijke opmaak subkopjes

4.1.7 Overige opmerkingen over handigheid

4.2 In hoeverre is de informatie uit de hypertekst efficiënt te ontvangen? 4.2.1 Snel en efficiënt

4.2.2 Niet snel en inefficiënt

4.3 In hoeverre moet er gewend worden aan het gebruik van de hypertekst?

4.3.1 Wennen

4.3.2 Niet wennen 4.3.3 Geen verschil

4.4 In hoeverre is het algehele oordeel over de hypertekst positief?

4.4.1 Positief

4.4.2 Negatief

4.5 In hoeverre is de PDF handig te gebruiken?

4.5.1 Handig

4.5.2 Herkenbaar

4.5.3 Geen mogelijkheid om aantekeningen te maken 4.6 In hoeverre is de informatie uit de PDF efficiënt te ontvangen? 4.7 In hoeverre moet er gewend worden aan het gebruik van de PDF? 4.8 In hoeverre is het algehele oordeel over de PDF positief?

4.9 In hoeverre wordt een piramidaal geschreven advies gewaardeerd?

4.9.1 Goede opbouw

(7)

4.10 In hoeverre spelen genreverwachtingen een rol? 4.10.1 Conclusie/samenvatting ontbreekt

4.10.2 Wennen aan opbouw

4.10.3 Inleiding anders dan verwacht 4.10.4 Wennen aan kort rapport 4.10.5 Onduidelijke kopjes

4.10.6 Wennen aan schrijfstijl 4.10.7 Niet wennen

5. Conclusie

5.1 Verschil in gebruiksvriendelijkheid hypertekst- en PDF-adviesrapport 5.1.1 In hoeverre is er een verschil in bruikbaarheid?

5.1.2 In hoeverre is er verschil in het efficiënt ontvangen van informatie? 5.1.3 In hoeverre is er een verschil in leerbaarheid?

5.1.4 In hoeverre is er een verschil in tevredenheid? 5.2 In hoeverre speelt het piramidale advies een rol?

5.2.1 In hoeverre wordt een piramidaal advies gewaardeerd? 5.2.2 In hoeverre spelen genreverwachtingen een rol?

6. Discussie 6.1 Beperkingen 6.2 Vervolgonderzoek Literatuurlijst Bijlagen 1. Analyse

2. Tabellen cijfers en voorkeuren 3. Tabellen algemene vragen

(8)

1. Inleiding

Een advies kan op verschillende manieren gegeven worden. Een veel voorkomende vorm in het bedrijfsleven is het adviesrapport. Een relatief nieuwe methode waarmee adviesrapporten opgesteld kunnen worden is het piramideprincipe (Minto, 1996). Een piramidale tekst begint met de hoofdboodschap die antwoord geeft op de kernvraag van de lezers. Vanuit de hoofdboodschap worden de argumenten uitgewerkt. Het

piramideprincipe is voor veel adviseurs een nastrevenswaardige manier om adviesrapporten te structureren, maar uit eerder onderzoek is gebleken dat onbekend onbemind maakt (Cornelis, 2012). Het lijkt erop dat genreverwachtingen hierbij een grote rol spelen. Door een piramidaal rapport in een andere vorm te presenteren zouden deze verwachtingen wellicht doorbroken kunnen worden.

De laatste tijd wordt er steeds meer gelezen vanaf het beeldscherm (Pearson, Buchanan, Thimbleby, 2011). Cornelis (2011) geeft aan dat uit interviews (die studenten aan de VU in het kader van een mastervak hebben gehouden) blijkt dat zakelijke lezers teksten graag digitaal aangeboden zouden krijgen, zodat ze het kunnen lezen op een smartphone of tablet. Tot op heden worden rapporten op het beeldscherm voor zover bekend

gepresenteerd in een lineair document. Dit is te vergelijken met een rapport in papiervorm. Een digitale tekst geeft echter de mogelijkheid om een tekst niet-lineair te presenteren door gebruik te maken van hyperlinks. Door middel van een hypertekst krijgen lezers de vrijheid om hun eigen volgorde te bepalen bij het lezen van informatie (Otter en Johnson, 2000) en kunnen ze indien gewenst efficiënter lezen door achtergrondinformatie achterwege te laten (Nielsen, 1995). Ondanks deze voordelen wordt er tot dusver geen gebruik gemaakt van een adviesrapport in de vorm van een hypertekst.

In dit onderzoek wordt er geprobeerd inzicht te krijgen in de gebruiksvriendelijkheid van een piramidaal adviesrapport in de vorm van een hypertekst. Door een piramidaal rapport weer te geven in de vorm van een hypertekst is het mogelijk dat genreverwachtingen geen rol meer spelen, omdat het piramidale rapport op een andere wijze wordt gepresenteerd dan lezers gewend zijn. Daarnaast maakt een hypertekst het mogelijk om de hiërarchie van een piramide te gebruiken zonder dat de tekst daaronder lijdt. De tekst in een hypertekst kan namelijk wel op een normale wijze gepresenteerd worden. De volgende vraagstelling staat centraal binnen dit onderzoek:

(9)

Leeswijzer

(10)

2. Theoretisch kader

In dit hoofdstuk wordt er een theoretisch kader gevormd rondom dit onderzoek. In de eerste paragraaf wordt beschreven wat piramidaal adviseren inhoudt en hoe er op dit moment tegenaan gekeken wordt. In paragraaf 2 wordt uitgebreid verteld over een hypertekst. In de derde paragraaf komen de eerste twee paragrafen samen door een toelichting waarom een piramidaal adviesrapport in de vorm van een hypertekst mogelijkheden zou kunnen bieden. Vervolgens wordt in paragraaf 4 het thema gebruiksvriendelijkheid gedefinieerd. In paragraaf 5 staat beschreven hoe het ontwerp van een adviesrapport in de vorm van een hypertekst eruit zou moeten zien. Tot slot wordt in paragraaf 6 een korte afsluiting gegeven waarbij het nut van het onderzoek wordt toegelicht.

2.1 Piramidaal adviseren

Een advies kan op verschillende manieren gegeven worden. Een veel voorkomende vorm in het bedrijfsleven is het adviesrapport. Een relatief nieuwe methode waarmee adviesrapporten opgesteld kunnen worden is het piramideprincipe (Minto, 1996). Het piramideprincipe is een structureringsprincipe voor het schrijven van een adviesrapport. Een piramidale tekst begint volgens Cornelis (2007) met de hoofdboodschap, in dit geval het advies, die antwoord geeft op de kernvraag van de lezer. Vanuit de hoofdboodschap worden de uitwerkingen of onderbouwingen (bijvoorbeeld redenen) uitgewerkt die het advies ondersteunen. Een voorbeeld van een structuur van een piramidaal advies wordt weergegeven in de onderstaande figuur.

Figuur 1 Een mogelijke structuur een piramidaal advies

De structuur van figuur 1 wordt van boven naar beneden steeds concreter. Het begint met een globaal advies en het wordt vervolgens steeds meer uitgewerkt naar details.

Hoofdboodschap (advies)

Boodschap 1 (advies 1)

Reden 1 Reden 2 Reden 3 Reden 1 Reden 2 Reden 3 Boodschap 2

(11)

2.1.1 Piramidaal geschreven rapport

Figuur 1 laat een mogelijke structuur zien van een piramidaal advies. Als een piramidaal advies uitgewerkt moet worden in een rapport, dan betekent dit volgens Cornelis (2007, p.76) dat de hoofdboodschap in de inleiding staat en dat de hoofdstukken er aan bijdragen om elk een element uit te werken. Het begin van elk hoofdstuk maakt de (hoofd)boodschap van dat hoofdstuk expliciet. Binnen de hoofdstukken dienen de paragrafen op hun beurt om elk een element van het vervolg (onderbouwing of uitwerking) uit te werken, en zo verder (in subparagrafen, alinea’s). De indeling van figuur 1 leidt tot de volgende hoofdstuk en paragraafindeling (figuur 2):

Figuur 2 Een mogelijke indeling van een piramidaal rapport (Cornelis, 2007)

Deze manier van rapporteren kan volgens voorstanders resulteren in een kort, krachtig en lezersgericht adviesrapport.

2.1.2 Genreverwachtingen

Ondanks dat een piramidaal geschreven rapport voorstanders heeft, is uit eerder

onderzoek gebleken dat onbekend onbemind maakt als het gaat om het piramideprincipe (Cornelis, 2012). Het lijkt erop dat genreverwachtingen hierbij een grote rol spelen. Bij een adviesrapport verwachten lezers bijvoorbeeld tekstonderdelen met kopjes als samenvatting, conclusie en aanbevelingen. Zij doorzien niet hoe een piramidaal rapport, zonder die

kopjes, in elkaar zit (Cornelis, 2012). Andere verwachtingen hebben te maken met structuur en schrijfwijze. Uit onderzoek van Lagerwerf en anderen (2008) blijkt dat lezers meer

(12)

2.2 Hypertekst

Onder teksten vallen, in de ruime zin van het woord, geschreven en gesproken teksten. Bij geschreven teksten wordt in eerste instantie vaak aan teksten op papier gedacht, maar de laatste jaren is er een belangrijk medium voor het weergeven van geschreven documenten bijgekomen, namelijk de computer (Pander Maat, 2001). De laatste tijd wordt er steeds meer gelezen vanaf het beeldscherm (Pearson, Buchanan, Thimbleby, 2011). Cornelis (2011) geeft aan dat uit interviews die studenten aan de VU in het kader van een mastervak hebben gehouden blijkt dat zakelijke lezers teksten graag digitaal aangeboden zouden krijgen, zodat ze het kunnen lezen op een smartphone of tablet. Tot op heden worden zowel rapporten in papiervorm als digitale rapporten gepresenteerd in de vorm van een lineaire tekst. Een digitale tekst geeft echter de mogelijkheid om een tekst niet-lineair te presenteren door gebruik te maken van hyperlinks. Door middel van hyperlinks wordt informatie aan andere informatie gekoppeld. Een opgemaakt document waarin informatie is georganiseerd met behulp van hyperlinks wordt een hypertekst genoemd (Kamperbeek, 2000).

2.2.1 Lineaire tekst versus hypertekst

Een hypertekst heeft een aantal voordelen ten opzichte van een papieren tekst. Ten eerste heeft een hypertekst een flexibele structuur waardoor lezers de vrijheid hebben om hun eigen volgorde te bepalen bij het lezen van de informatie. Het gebruik van hypertekst is daarom een krachtige manier om informatie te organiseren (Otter en Johnson, 2000). Naast de vrijheid voor de lezers kan het lezen van een hypertekst tevens efficiënter gedaan worden dan het lezen van een papieren tekst. Hyperlinks in een tekst zijn alleen bedoeld voor de lezers die achtergrondinformatie nodig hebben. Lezers die deze informatie niet nodig hebben kunnen de tekst dus een stuk sneller lezen (Nielsen, 1995). Daarnaast suggereren de resultaten uit het onderzoek van Spruijt en Jansen (1999) dat informatie sneller gelezen wordt wanneer het weergegeven wordt in een hypertekst dan wanneer het weergegeven wordt in een lineaire tekst. Ten derde biedt hypertekst de mogelijkheid tot het toepassen van multimedia, zoals het integreren van bewegend beeld en geluid (Cornelis, 2007). Een hypertekst heeft volgens Otter en Johnson (2000) ook een belangrijk nadeel. Veel hyperteksten bereiken hun doel niet doordat ze slecht ontworpen zijn. Eén van de meest frustrerende problemen van gebruikers wat betreft gebruiksvriendelijkheid is dat ze verdwaald raken. Volgens Otter en Johnson (2000) zijn de belangrijkste oorzaken van het verdwalen in hyperteksten slechte dubbelzinnige links, de aanwezigheid van een verwarrend aantal mogelijkheden en het gebrek aan mogelijkheden om in een veelomvattende

(13)

2.2.2 Structuur van een hypertekst

In de vorige paragraaf staat het voordeel beschreven dat een hypertekst een flexibele structuur heeft waardoor lezers de vrijheid hebben om hun eigen volgorde te bepalen bij het lezen van de informatie. Een hypertekst maakt het daarnaast mogelijk om de hiërarchie van een piramide te gebruiken zonder dat de tekst daaronder lijdt. Pander Maat (2001) geeft dit duidelijk weer in de onderstaande figuur. Figuur 3 geeft de aanbieding van een lineaire tekst weer. Er is maar één manier waarop de tekst verwerkt kan worden. Figuur 4 laat zien dat de tekst wordt aangeboden in de structuur van een piramide en dat de tekst op verschillende manieren verwerkt kan worden.

Aanbieding Standaard- verwerking

Figuur 3 De aanbieding van een lineaire tekst (Pander Maat, 2001: 296)

Aanbieding

Mogelijke verwerking Mogelijke verwerking

Figuur 4 Een mogelijke digitale aanbieding van tekst (Pander Maat, 2001: 298)

Bezdan, Kester en Kirschner (2010) hebben onderzoek gedaan naar het effect van verschillende vormen van hiërarchische structuren op hypertext-gebaseerd leren. Hieruit blijkt dat de leeruitkomsten van hypertekst-gebaseerd leren in grote mate afhankelijk zijn van zowel de voorkennis van de lerende als van de kenmerken van de verschillende soorten hypertext, zoals het aantal hyperlinks in het hypertekstdocument of de grafische organizer die aangeboden wordt om navigatie te ondersteunen. Het type grafische organizer, in het bijzonder, lijkt een differentieel effect te hebben op de leerresultaten van verschillende groepen van lerenden. Zo zijn hiërarchische organizers het effectiefst bij lerenden met weinig voorkennis. Het onderzoek van Bezdan, Kester en Kirschner (2010) is echter gericht

(14)

op hypertekst-gebaseerd leren en niet op hypertekst in een zakelijke context, zoals in dit onderzoek het geval is. Het is daarom niet vanzelfsprekend dat de resultaten uit het onderzoek van Bezdan, Kester en Kirschner ook van toepassing zijn op dit onderzoek.

2.2.3 Leesstijl van de zakelijke lezer

In de vorige paragraaf kwam aan bod dat het van belang kan zijn welk type lezer de hypertekst gebruikt. Foltz (1996) beweert dat het effect van een hypertekst beïnvloed wordt door grote individuele verschillen tussen gebruikers en taken. Dit blijkt ook uit het onderzoek van Spruijt en Jansen (1999). In dit onderzoek kregen de proefpersonen een lineaire tekst of een hypertekst. Daarnaast kregen ze verschillende taken. Sommige proefpersonen kregen van tevoren te horen dat ze de tekst na afloop moesten samenvatten en andere proefpersonen moesten na afloop specifieke vragen over de tekst beantwoorden. In paragraaf 2.2.1 staat beschreven dat uit het onderzoek van Spruijt en Jansen (1999) blijkt dat de informatie die wordt weergegeven in een hypertekst sneller gelezen wordt dan in een lineaire tekst. Uit het onderzoek blijkt daarentegen ook dat er een uitzondering ontstaat bij de lezers met de taak om de tekst samen te vatten, omdat deze lezers de grote lijnen van de tekst willen begrijpen. In dat geval lijkt het aanbieden van informatie in een lineaire indeling de meest productieve oplossing (Spruijt en Jansen, 1999).

(15)

2.3 Piramidaal adviseren in de vorm van een hypertekst

In paragraaf 1 is beschreven wat piramidaal adviseren inhoudt en hoe een piramidaal rapport er uit zou kunnen zien. Er is aangegeven dat deze manier van rapporteren volgens voorstanders kan resulteren in een kort, krachtig en lezersgericht adviesrapport. Toch is uit eerder onderzoek gebleken dat genreverwachtingen een rol spelen. Dit heeft als gevolg dat de piramidaal geschreven rapporten niet geliefd zijn bij de lezer. Door een piramidaal rapport in een andere vorm te presenteren zouden deze verwachtingen wellicht doorbroken kunnen worden.

In paragraaf 2 is verteld dat er steeds meer wordt gelezen vanaf het beeldscherm en dat zakelijke lezers teksten graag digitaal aangeboden zouden krijgen. Tot op heden worden rapporten op het beeldscherm voor zover bekend gepresenteerd in een lineair document. Een digitale tekst geeft echter de mogelijkheid om een tekst niet-lineair te presenteren door gebruik te maken van hyperlinks. Door middel van een hypertekst krijgen lezers de vrijheid om hun eigen volgorde te bepalen bij het lezen van informatie (Otter en Johnson, 2000) en kunnen ze indien gewenst efficiënter lezen door achtergrondinformatie achterwege te laten (Nielsen, 1995). Ondanks deze voordelen wordt er tot dusver geen gebruik gemaakt van een adviesrapport in de vorm van een hypertekst.

Hypertekst als rapportagevorm bij advisering staat volgens Cornelis (2007) nog in de kinderschoenen. Toch biedt het medium goede mogelijkheden (Cornelis, 2007: 123). Een piramidaal adviesrapport als hypertekst sluit wellicht meer aan bij hypertekst-conventies vanwege de overeenkomst in hiërarchie. Daarnaast is het misschien mogelijk dat

genreverwachtingen geen rol meer spelen, omdat het piramidale rapport op een andere wijze wordt gepresenteerd dan lezers gewend zijn.

2.4 Gebruiksvriendelijkheid

In paragraaf 2.2.1 is vastgesteld dat een belangrijk nadeel van een hypertekst ten opzichte van een lineaire tekst is dat het doel niet bereikt wordt als de hypertekst slecht ontworpen is. Dit heeft alles te maken met de gebruiksvriendelijkheid van een hypertekst. Daarom wordt er in dit onderzoek gekeken naar de gebruiksvriendelijkheid van een hypertekst ten opzichte van een lineaire tekst. In het algemeen wordt gebruiksvriendelijkheid gedefinieerd als de mate waarin een product of systeem de gebruiker in staat stelt een specifiek doel te bereiken (Koohang, 2004). Volgens Nielsen (1993) is het belangrijk om te realiseren dat gebruiksvriendelijkheid niet op zichzelf staat. Het heeft meerdere componenten en wordt van oudsher geassocieerd met vijf kenmerken: leerbaarheid, efficiëntie, onthoudbaarheid, eventuele fouten en tevredenheid (Nielsen, 1993: 26). Een recentere definitie wordt

(16)

samenhangt met bruikbaarheid. Volgens hen is een product bruikbaar als de gebruiker kan doen wat hij wil doen op de manier die hij verwacht te kunnen doen, zonder belemmering, aarzeling of vragen (Rubin en Chisnell, 2008: 13). Ook zij gaan ervan uit dat gebruiksvriendelijkheid niet op zichzelf staat, maar dat het bestaat uit de kenmerken bruikbaarheid, efficiëntie, effectiviteit, leerbaarheid en tevredenheid. Deze vijf kenmerken van Rubin en Chisnell (2008) worden tijdens dit onderzoek gehanteerd omdat deze kenmerken een veel geciteerde en recente definitie van gebruiksvriendelijkheid vormen. In de volgende vijf sub paragrafen wordt gedefinieerd wat er in dit onderzoek onder deze kenmerken wordt verstaan.

2.4.1 Bruikbaarheid

Bruikbaarheid betreft volgens Rubin en Chisnell (2008) de mate waarin een gebruiker zijn of haar doel kan bereiken. Het is een beoordeling van de bereidheid van de gebruiker om het product te gebruiken. Zelfs als een systeem eenvoudig in gebruik is, gemakkelijk te leren en zelfs voldoening geeft, maar niet het doel van de gebruiker bereikt, zal het product niet worden gebruikt (Rubin en Chisnell, 2008: 13). Bruikbaarheid wordt in dit onderzoek daarom gezien als de mate waarin de rapportvorm handig te gebruiken is.

2.4.2 Efficiëntie

Efficiëntie is volgens Rubin en Chisnell (2008: 14) de snelheid waarmee de gebruiker het doel juist en volledig kan bereiken. Dit is meestal een tijdmeting. Het is bij efficiëntie ook van belang welke middelen gebruikt worden om het doel te bereiken (Abran, Khelifi, Suryn, 2003) en of deze middelen efficiënt gebruikt kunnen worden (Chua en Dyson, 2004). In dit onderzoek wordt efficiëntie gezien als de snelheid waarmee het doel (het geven van een advies) bereikt wordt.

2.4.3 Effectiviteit

(17)

2.4.4 Leerbaarheid

Leerbaarheid betekent volgens Nielsen (1995: 26) dat het makkelijk moet zijn om een systeem te leren, zodat de gebruiker snel kan beginnen met werken met het systeem. Rubin en Chisnell (2008) omschrijven leerbaarheid als onderdeel van effectiviteit dat te maken heeft het vermogen van de gebruiker om het systeem te bedienen. Volgens Chua en Dyson (2004) is leerbaarheid de mate waarin de gebruiker kan leren het systeem gemakkelijk te gebruiken. In dit onderzoek wordt leerbaarheid daarom gezien als het de mate waarin de gebruiker moet wennen aan het gebruik van de rapportvorm.

2.4.5 Tevredenheid

Tevredenheid verwijst naar de opvatting, mening en gevoelens van de gebruikers over het product (Rubin en Chisnell, 2008: 14). Ook Nielsen (1995) geeft aan dat gebruikers het prettig moeten vinden om het systeem te gebruiken. Frøkjær, Hertzum en Hornbæk (2000) zien tevredenheid als de positieve houding van gebruikers ten opzichte van het gebruik van het systeem. Wixon en Wilson (1997: 665) zien gebruiksvriendelijkheid als ‘just a matter of opinion’ en beschouwen tevredenheid als een zeer belangrijke kenmerk van gebruiksvriendelijkheid. In dit onderzoek wordt tevredenheid gezien als de mate waarin de gebruiker positief is over het adviesrapport.

2.5 Ontwerp van een hypertekst

Tot op heden is er geen onderzoek gedaan naar adviesrapporten in de vorm van hypertekst. Daarom is het ook van belang om te bespreken hoe het ontwerp van een hypertekst eruit zou moeten zien. Beldman en Braaksma (2008) stellen dat er vijf aspecten bijdragen aan de kwaliteit van een hypertekst: de structuur van een document, de plaatsing van links, de benoeming van links, de doelgroep en de vormgeving. Kassenaar (2010) beschrijft in zijn handboek hoe gebruiksvriendelijke, doelmatige en toegankelijke websites ontworpen kunnen worden. In deze paragraaf wordt aan de hand van het boek van Kassenaar (2010) en aan de hand van de vijf aspecten van Beldman en Braaksma (2008) toegelicht hoe het adviesrapport in de vorm van een hypertekst eruit moet zien.

2.5.1 Homepagina

De homepagina is volgens Kassenaar (2010) de belangrijkste pagina van een website. Op deze pagina moet staan wat er op de website te vinden is. Daarnaast moet de bezoeker kunnen vinden wat hij nodig heeft. In een piramidaal adviesrapport is de inleiding

(18)

2.5.2 Navigatie

In het theoretisch kader staat beschreven dat een belangrijke oorzaak van het verdwalen in een hypertekst is dat er een gebrek aan mogelijkheden is om terug te keren naar het begin (Otter en Johnson, 2000). Volgens Kassenaar (2010) zal een verdwaalde bezoeker altijd de weg naar de homepagina zoeken. Daarom moet het logo op een website altijd klikbaar zijn en verwijzen naar de homepagina. Een adviesrapport heeft geen logo, maar wel een titel. De titel van het adviesrapport moet daarom bovenaan de pagina staan, klikbaar zijn en verwijzen naar de homepagina.

Een bezoeker wil makkelijk de weg kunnen vinden op een website (Kassenaar, 2010). Daarom is het van belang dat elke website een navigatiestructuur heeft. De primaire navigatie geeft toegang tot de belangrijkste pagina’s van een website en moet zich bovenaan de website (horizontaal) of links van de website (verticaal) bevinden. De navigatiestructuur van een website is te vergelijken met de inhoudsopgave van een

adviesrapport. Aangezien de titels van hoofdstukken en paragrafen vaak langer zijn dan een menukop op een website is gekozen voor een verticale navigatie links van de tekst.

Volgens Beldman en Braaksma (2008) moet een hypertekst onder andere een heldere structuur en een goede plaatsing van links bevatten. Dit wordt gerealiseerd door de navigatie zo veel mogelijk overeen te laten komen met de navigatie van een website. Daarnaast komen herkenbare aspecten van een adviesrapport terug in het ontwerp, zoals de nummering van hoofdstukken en paragrafen. Daardoor wordt er ook rekening gehouden met de doelgroep, zakelijke lezers, omdat zij deze herkenbare aspecten gewend zijn.

2.5.3 Paginatitels

Titels en koppen op een pagina van een website krijgen een andere opmaak dan de rest van de tekst (Kassenaar, 2010). Dit geldt vaak ook voor titels en koppen in een adviesrapport. De hoofdstuk- en paragraaftitels zullen daarom in de hypertekst in grotere letters worden weergegeven.

2.5.4 Hyperlinks

(19)

2.5.5 Breadcrumbs

Via breadcrumbs kunnen bezoekers de structuur van een website zien. De eerste pagina in het spoor is de homepagina. Vervolgpagina’s worden daarachter genoemd en de laatste naam in de rij is de huidige pagina. Dit is een handige aanvulling op de primaire navigatiestructuur (Kassenaar, 2010: 69). Door breadcrumbs kunnen bezoekers altijd terug naar de bovenliggende pagina’s. Dit zorgt ervoor dat bezoekers niet snel verdwalen in de hypertekst. Daarnaast draagt het bij aan de kwaliteit van een hypertekst, omdat door breadcrumbs de structuur helder wordt gemaakt. De beste positie van breadcrumbs is bovenaan de webpagina. Het is van belang dat de hyperlink die de huidige positie aangeeft vette letters of een opvallende kleur heeft (Kassenaar, 2010).

2.5.6 Tekst en kleurgebruik

Bij het vormgeven van online teksten is leesbaarheid van het grootste belang. Gebruikers lezen de tekst over het algemeen vanaf een scherm met een lagere resolutie dan papier. Om teksten zo gemakkelijk mogelijk leesbaar te maken, moet er een zo hoog mogelijk contrast zijn tussen de achtergrondkleur en de tekstkleur (Kassenaar, 2010). Daarnaast moet een tekst niet te lang (maximaal 1600 pixels) en niet te breed (maximaal 450 pixels) zijn. De tekst zal daarom gepresenteerd worden in het zwart, op een witte achtergrond, maximaal 1600 pixels lang en maximaal 450 pixels breed. De vormgeving is verder strak en sober, wat aansluit bij het zakelijke karakter van een adviesrapport.

2.5.7 Snelheid

Bezoekers zijn bereid gemiddeld zes tot acht seconden te wachten op de homepagina van een website en tien tot twaalf seconden op een vervolgpagina (Kassenaar, 2010). Het is dus van groot belang dat de pagina’s van het adviesrapport binnen deze tijd geladen zijn.

2.6 Afsluiting

(20)

Hoofdvraag

In hoeverre is er een verschil in gebruiksvriendelijkheid tussen een piramidaal adviesrapport in de vorm van een hypertekst en een piramidaal adviesrapport in de vorm van een PDF? Deelvragen (praktisch nut)

- In hoeverre is er verschil in bruikbaarheid?

- In hoeverre is er een verschil in het efficiënt ontvangen van informatie? - In hoeverre is er een verschil in leerbaarheid?

- In hoeverre is er een verschil in tevredenheid? Deelvragen (theoretisch nut)

(21)

3. Methode

In dit hoofdstuk wordt de methode van het onderzoek uiteengezet. De vraagstelling die centraal staat tijdens dit onderzoek luidt:

In hoeverre is er een verschil in gebruiksvriendelijkheid tussen een piramidaal adviesrapport in de vorm van een hypertekst en een piramidaal adviesrapport in de vorm van een PDF?

Om deze vraag te kunnen beantwoorden is er een exploratief onderzoek gedaan. Deze keuze wordt in paragraaf 1 toegelicht. Vervolgens wordt verteld welk materiaal er is gebruikt in paragraaf 2. In de derde paragraaf worden de respondenten beschreven. Tot slot wordt in paragraaf 4 de uitvoering van het onderzoek behandeld.

3.1 Exploratief onderzoek

Om de vraag te kunnen beantwoorden is er exploratief onderzoek gedaan, omdat er nog weinig bekend is over hypertekst als rapportagevorm. Als onderzoeksontwerp is er gekozen voor een kwalitatief interview. Hiermee wordt geprobeerd inzicht te krijgen in de ervaring en mening van de respondent over het adviesrapport.

3.2 Materiaal

Als materiaal is gekozen voor twee verschillende piramidale adviesrapporten. Het is van belang dat er verschillende rapporten worden ingezet binnen het onderzoek, zodat een

single-message-design vermeden wordt. Op deze manier zegt het onderzoek niet alleen iets over

één rapport. Wanneer er twee rapporten worden gebruikt geven de resultaten een beter beeld van het onderzochte verschijnsel. De adviesrapporten die gebruikt gaan worden zijn twee communicatieadviesrapporten:

Rapport 1 Communicatieadvies voor het festival ‘Terug naar het begin’ Rapport 2 Communicatieadvies voor het bedrijf ‘MKB energie’

Van beide rapporten is een eigen bewerking gemaakt naar een piramidale versie. De rapporten hebben dezelfde structuur en bevatten ongeveer evenveel pagina’s. De adviesrapporten

(22)

3.3 Respondenten

Er is ernaar gestreefd de ecologische validiteit hoog te houden door de onderzoeks-resultaten zoveel mogelijk overeen te laten komen met de alledaagse praktijk. Dit wordt gerealiseerd doordat de respondenten zakelijke lezers zijn die in het dagelijks leven ook adviesrapporten lezen. De respondenten zijn afkomstig uit het eigen netwerk van de auteur. In totaal hebben 20 respondenten meegedaan aan het onderzoek. De jongste respondent is 23 jaar, de oudste is 61 jaar. De gemiddelde leeftijd van de respondenten is ongeveer 39 jaar. De hoogst genoten opleiding van de respondenten is minimaal hbo. De beroepen van de respondenten lopen zeer uiteen. Zo hebben een aantal directeuren meegewerkt aan het onderzoek. Een aantal van de respondenten is student, maar is naast zijn of haar studie actief in het werkveld of de politiek. Verder hebben er managers, ondernemers, onderzoekers, adviseurs, medewerkers en een natuurkundig ingenieur meegewerkt aan dit onderzoek. De respondenten hadden geen voorkennis over het onderwerp.

De personen zijn verdeeld in twee groepen. De groepen zijn weer onderverdeeld in groep a (leest rapport 1) en groep b (leest rapport 2). Aan de hand van deze vier groepen worden mogelijke verschillen in kaart gebracht. De respondenten zijn zo willekeurig mogelijk ingedeeld om een representatief beeld te krijgen.

Groep 1a PDF Adviesrapport ‘Terug naar het begin’ Groep 1b PDF Adviesrapport ‘MKB energie’

Groep 2a Hypertekst Adviesrapport ‘Terug naar het begin’ Groep 2b Hypertekst Adviesrapport ‘MKB energie’

3.4 Uitvoering

In deze paragraaf wordt beschreven hoe het onderzoek is uitgevoerd. In paragraaf 1 wordt de pretest verantwoord. In paragraaf 2 wordt de taak toegelicht die de respondenten vooraf aan het interview hebben gekregen. Vervolgens wordt in paragraaf 3 uiteengezet hoe het semigestructureerde interview opgesteld is. In paragraaf 4 wordt de posttest uitgelegd en tot slot wordt in paragraaf 5 beschreven welke algemene vragen er aan de respondenten zijn gesteld.

3.4.1 Pretest

(23)

3.4.2 Taak (vooraf aan het interview)

Vooraf aan het interview hebben de respondenten een taak gekregen, zodat ze het rapport daadwerkelijk moesten gebruiken. Het volgende is aan de respondent verteld:

U mag het rapport nu door gaan nemen in de veronderstelling dat u over 8 minuten gebeld wordt met de vraag wat het belangrijkste advies uit dit rapport is.

Vervolgens heeft de respondent maximaal 8 minuten de tijd gekregen om het rapport door te lezen. Daarna heeft elke respondent de boodschap meegekregen dat de vragen van het interview over gebruiksvriendelijkheid gaan en niet over de inhoud van het rapport, het advies zelf, gaan.

3.4.3 Semigestructureerd interview

De vragen van het interview zijn semigestructureerd (Babbie en Baxter, 2004) opgesteld. Dit houdt in dat er van te voren bepaald is welke vragen er gesteld worden, maar dat er tijdens het interview ook doorgevraagd mag worden. Het interview bestond uit open en gesloten vragen. Eerst zijn de respondenten gevraagd om op een schaal van 1 tot 7 aan te geven wat ze van een bepaald aspect vinden en vervolgens is er gevraagd of ze dit toe wilden lichten. Alle interviews zijn opgenomen en zijn naderhand uitgeschreven.

In het vorige hoofdstuk stonden de deelvragen al uitgewerkt. De interviewvragen zijn vergelijkbaar en hebben dus betrekking op de vier kenmerken van gebruiksvriendelijkheid die in het theoretisch kader zijn gedefinieerd: bruikbaarheid, efficiëntie, leerbaarheid en tevredenheid. Er is een informele pretest gedaan om te controleren of de vragen begrijpelijk waren. Aan de hand van die feedback zijn de vragen aangepast. De interviewvragen staan uitgewerkt in de onderstaande tabel.

Bruikbaarheid Beoordeel op een schaal van 1 tot 7 in hoeverre u de vorm waarin dit adviesrapport gepresenteerd is (PDF of hypertekst) handig vindt te gebruiken. Licht dit toe.

(1=zeer onhandig en 7=zeer handig)

Efficiëntie Geef op een schaal van 1 tot 7 aan in welke mate u de informatie in dit rapport efficiënt tot u heeft kunnen nemen. Licht dit toe.

(1=zeer inefficiënt en 7=zeer efficiënt)

(24)

Leerbaarheid Beoordeel op een schaal van 1 tot 7 het gemak van de vorm (PDF of hypertekst) van dit adviesrapport toen u begon met lezen. Licht dit toe.

(1=zeer moeilijk te gebruiken en 7=zeer makkelijk te gebruiken)

Beoordeel op een schaal van 1 tot 7 het gemak van de vorm van dit adviesrapport toen u klaar was met lezen. Licht dit toe.

(1=zeer moeilijk te gebruiken en 7=zeer makkelijk te gebruiken)

Tevredenheid Geef op een schaal van 1 tot 7 aan in welke mate u positief bent over de vorm (PDF of hypertekst) van dit adviesrapport. Licht dit toe.

(1=zeer negatief en 7=zeer positief)

De leerbaarheid is opgesplitst in twee vragen, zodat bepaald kan worden of de

respondenten moesten wennen aan het gebruik van de PDF of hypertekst. Na deze vragen is de respondenten gevraagd of ze verder nog op- of aanmerkingen op het rapport hebben.

3.4.4 Posttest

Er is een posttest gedaan zodat de twee vormen ook met elkaar vergeleken konden worden. Op die manier kan bepaald worden of de respondenten een voorkeur hebben. De respondenten die eerst de PDF hebben beoordeeld, hebben daarna de hypertekst beoordeeld en andersom. Door deze posttest kan er echter sprake zijn van een volgorde-effect. Het volgorde-effect onstaat door de (onbedoelde) nawerking van eerdere

beoordelingen op erop volgende (Geerligs en Veen, 1996: 329). Ondanks dat dit volgorde-effect zich kan voordoen, blijft het interessant om de respondent de twee vormen met elkaar te laten vergelijken. De volgende vragen zijn gesteld tijdens deze posttest:

Bruikbaarheid Welke vorm vindt u handiger om te gebruiken?

Efficiëntie Bij welke vorm kunt u de informatie uit het rapport sneller tot u nemen? Leerbaarheid Aan welke vorm moest u meer wennen?

(25)

3.4.5 Algemene vragen

Na de posttest moesten de respondenten een aantal algemene vragen beantwoorden. De eerste vraag is gesteld om te bepalen of de respondenten voorkennis hadden over het onderwerp. De tweede vraag is aan de respondenten voorgelegd om vast te stellen dat alle lezers in het dagelijks leven vaker adviesrapporten lezen. De derde vraag is gesteld zodat bepaald kan worden of de vorm waarin de respondent normaal gesproken adviesrapporten leest van invloed is op de mening. Vraag vier is voorgelegd om te kijken of de ervaring met een tablet van invloed is op de mening van de respondent. Vraag vijf is gesteld naar aanleiding van de theorie waarin gezegd wordt dat genreverwachtingen een rol kunnen spelen bij piramidaal adviseren. Het is daarom van belang om te weten of de respondenten al bekend zijn met het piramideprincipe. De laatste drie vragen zijn voorgelegd om de respondent te kunnen typeren. De volgende acht vragen zijn gesteld aan de respondenten: 1. Bent u bekend met het bedrijf ‘MKB energie’ / het festival ‘Terug naar het Begin’? 2. Leest u in het dagelijks leven vaker adviesrapporten?

3. In welke vorm leest u adviesrapporten normaal gesproken?

4. Heeft u ervaring met het gebruik van een iPad of ander soort tablet? 5. Bent u bekend met het ‘Piramideprincipe’?

6. Wat is uw hoogst genoten opleiding? 7. Wat is uw beroep?

(26)

4. Analyse

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek besproken aan de hand van voorbeelden. Babbie en Baxter (2004) beschrijven op basis van zeven stappen een procedure om kwalitatieve data te analyseren. Deze procedure is toegepast in dit

onderzoek. De volledige analyse is te vinden in bijlage 1. Daarnaast is een overzicht van de cijfers die de respondenten hebben gegeven uitgewerkt in bijlage 2. De antwoorden van de respondenten op de algemene vragen staan in een overzicht in bijlage 3. De volledige interviews staan uitgewerkt in bijlage 5.

De hoofdvraag die centraal staat tijdens dit onderzoek luidt:

In hoeverre is er een verschil in gebruiksvriendelijkheid tussen een piramidaal adviesrapport in de vorm van een hypertekst en een piramidaal adviesrapport in de vorm van een PDF?

Deze vraag is aan het eind van het theoretisch kader opgesplitst in deelvragen. In elke paragraaf wordt een van deze deelvragen behandeld. In paragraaf 1 tot en met 4 wordt ingegaan op de aspecten van gebruiksvriendelijkheid van een hypertekst: bruikbaarheid (handigheid van het gebruik), efficiëntie, leerbaarheid (wel of niet wennen aan het gebruik) en tevredenheid (positief of negatief). In paragraaf 5 tot en met 8 worden dezelfde aspecten behandeld, maar dan van een PDF. Vervolgens wordt in paragraaf 9 toegelicht in hoeverre een piramidaal geschreven advies wordt gewaardeerd en in paragraaf 10 in hoeverre genreverwachtingen een rol spelen.

Bij het lezen van dit hoofdstuk zijn een aantal punten van belang. Om te beginnen is de tekst die in de quotes van de respondenten tussen haakjes staat niet geciteerd, maar ter verduidelijking van een quote. Daarnaast staat er soms voor, na of middenin een quote: [...]. Dit betekent dat de respondent nog meer gezegd heeft, maar dat dit niet van belang is voor het voorbeeld. Ten derde worden alle respondenten ‘hij’ genoemd, terwijl een aantal respondenten een ‘zij’ is. Dit is om de anonimiteit te waarborgen. Tot slot worden alle respondenten die eerst de hypertekst hebben gezien ‘hypertekst-respondenten’ genoemd. In de voorbeelden zijn ze afgekort tot RH (respondent hypertekst). De respondenten

die eerst de PDF hebben gezien worden ‘PDF-respondenten’ genoemd, afgekort tot RP (respondent PDF).

(27)

4.1 In hoeverre is de hypertekst handig te gebruiken?

Tien hypertekst-respondenten moesten op een schaal van 1 tot 7 beoordelen in hoeverre ze de hypertekst handig te gebruiken vinden. Het laagste cijfer wat een respondent geeft is een 4, het hoogste cijfer is een 7. Gemiddeld geven de tien respondenten een 5,6. In deze paragraaf wordt aan de hand van voorbeelden toegelicht in hoeverre zowel de hypertekst- als de PDF-respondenten (posttest) de hypertekst handig te gebruiken vinden. De volgende punten komen aan bod: overzichtelijk menu, verliezen van overzicht, te veel klikken, te ver doorklikken, geen mogelijkheid om aantekeningen te maken, gedwongen om format te volgen, onduidelijke opmaak subkopjes en overige opmerkingen over ‘handigheid’.

4.1.1 Overzichtelijk menu

Acht van de tien respondenten zijn positief over het menu van de hypertekst. Hierbij geeft het grootste deel van de respondenten aan dat ze het overzichtelijk vinden, zoals de respondent in voorbeeld 1. Daarnaast noemen de respondenten het menu handig, makkelijk en/of duidelijk (zoals voorbeeld 2).

(1) RH5: “ Ik vind het heel erg makkelijk dat je al die kopjes hebt en dat alles heel overzichtelijk hiernaast in een linker kolom staat.”

(2) RH3: “ Nou het makkelijke is dat hier in het menu de rode draad inzichtelijk is. Dan kun je het plaatsen.”

Posttest

In de posttest geven ook zeven van de tien PDF-respondenten aan dat ze positief zijn over het menu van de hypertekst. Ook zij vinden het menu overzichtelijk, handig, makkelijk en en/of duidelijk (voorbeeld 3 en 4).

(3) RP7: “ Ik vind het wel fijn dat de structuur overzichtelijk is. Dat je kopjes hebt en dat je dan verder kan klikken. Ik heb het nog niet vaak zo gezien, maar ik vind het wel goed. Het is niet zo dat het ja.. Ik vind het wel fijn lezen.”

(28)

4.1.2 Verliezen van overzicht

In de posttest geven drie PDF-respondenten aan dat ze juist het overzicht verliezen. Eén van hen mist een totaaloverzicht, de ander vindt het onhandig dat hij steeds naar links en rechts moet kijken en de derde respondent verliest het overzicht doordat hij niet kan inschatten hoeveel tekst overal staat (voorbeeld 5).

(5) RP8: “ maar aan de andere kant.. het overzicht ben je ook een beetje kwijt, want je weet niet hoeveel tekst overal staat. Dus als je snel iets door moet lezen en je bladert zo dan kun je een beetje inschatten van ‘ik heb zoveel tijd en ik moet zoveel lezen’. Je weet niet hoeveel er is hier. Dat is lastig. Dat zegt natuurlijk niks over de inhoud, maar dat mis je wel. Dat zorgt ervoor dat je niet echt overzicht hebt.”

4.1.3 Te veel klikken

Twee respondenten vinden het onhandig dat ze moeten klikken op de hypertekst in plaats van swipen of bladeren. Eén van hen geeft aan dat hij daardoor het totaaloverzicht kwijt is (voorbeeld 6). De ander wil terug kunnen bladeren en bepaalde pagina’s naast elkaar leggen en zegt dat hij dat bij de hypertekst niet kan.

(6) RH2: “Maar ik mis het swipen. Het totaaloverzicht ben ik hier kwijt.”

Een andere respondent vindt de hypertekst geen doorlopend verhaal, omdat hij moet klikken op de verschillende losse kopjes. Hij vindt de hypertekst overzichtelijk, maar hij kan er geen verhaallijn in vinden.

Posttest

In de posttest zeggen vijf van de tien PDF-respondenten iets over het klikken in de

hypertekst. Alle vijf geven ze aan dat ze te veel moeten klikken, zoals ook de respondent in voorbeeld 7. Daarnaast geven twee van hen aan dat ze het overzicht verliezen doordat ze te veel moeten klikken (voorbeeld 8). Ook vertellen twee respondenten dat het klikken te veel concentratie vergt en dat ze worden afgeleid (voorbeeld 9). Eén respondent zou het logischer vinden als hij door de hypertekstpagina’s zou kunnen scrollen (voorbeeld 10).

(7) RP1: “ Ik voel me belemmerd met het maken van afwegingen, doordat ik er doorheen moet klikken.”

(29)

(9) RP8: “ En hier moet je toch even kijken van hoe werkt de structuur en hoe werkt het überhaupt om het door te lezen. En dat vergt ook concentratie om het zo te zeggen.”

(10) RP5: “ Ik zou het logischer vinden als alles onder hoofdstuk 1 ook in één overzicht staat. Ik zou het handiger vinden als je dan in 1.1 klikt en dat hij dan in de pagina scrolt naar 1.1.”

4.1.4 Te ver doorklikken

Twee respondenten geven aan dat ze te ver door moeten klikken. Door de hyperlinks in de tekst vinden ze de informatie te ver verborgen, zoals de respondent in voorbeeld 11 zegt.

(11) RH9: “ Ik vind de linkjes niet handig. Het is teveel subsubsubpagina. Het voelt een beetje als verborgen info.”

4.1.5 Geen mogelijkheid om aantekeningen te maken

Twee respondenten vinden het een nadeel dat ze geen aantekeningen kunnen maken, zoals de respondent in voorbeeld 12. In de posttest benoemen ze dit nog een keer.

(12) RH3: “Eén: ik wil op- en aanmerkingen kunnen maken en dat kan niet.”

4.1.6 Onduidelijke opmaak subkopjes

In de posttest geeft een andere PDF-respondent aan dat hij geen verschil kon zien tussen de hoofdkopjes en subkopjes van het menu (voorbeeld 13).

(13) RP8: “ Dit is eigenlijk je boom, hoe het opgebouwd is, maar aangezien de

verschillende hoofdkopjes dezelfde.. ja is het vind ik.. Ik zag later pas dat het hoofdkopjes en subkopjes waren.”

4.1.7 Overige opmerkingen over handigheid

(30)

4.2 In hoeverre is de informatie uit de hypertekst efficiënt te ontvangen?

De tien hypertekst-respondenten moesten op een schaal van 1 tot 7 aangeven in hoeverre ze de informatie uit de hypertekst efficiënt tot zich kunnen nemen. Het laagste cijfer was een 4, het hoogste cijfer een 7. Het gemiddelde van de respondenten is een 5,7. Daarnaast is de tijd opgenomen die de respondenten over het lezen van het adviesrapport deden. Gemiddeld deden ze er bijna zes minuten over. In deze paragraaf wordt aan de hand van voorbeelden toegelicht in hoeverre zowel de hypertekst- als de PDF-respondenten (posttest) de informatie uit de hypertekst efficiënt tot zich kunnen nemen. De eerste

subparagraaf laat voorbeelden zien van respondenten die de informatie snel en efficiënt tot zich kunnen nemen en de tweede subparagraaf laat voorbeelden zien van respondenten die vinden dat ze het niet snel en inefficiënt tot zich kunnen nemen.

4.2.1 Snel en efficiënt

De meeste hypertekst-respondenten zeggen weinig over het efficiënt ontvangen van de informatie. Twee respondenten vertellen hier wel iets over. Ze vinden dat ze de informatie snel tot zich kunnen nemen (voorbeeld 14)

(14) RH10: “ Ik vind het ontzettend snel.. Ik kan het heel snel tot me nemen. Dat maakt de vormgeving mogelijk.”

Posttest

In de posttest wordt meer positief commentaar gegeven op het efficiënt ontvangen van de informatie, door zowel de hypertekst-respondenten (zes van de tien) als de PDF-respondenten (twee van de tien). Het overgrote deel geeft aan dat dit komt door de mogelijkheid om op de hoofstukken te klikken in het menu, zoals ook de respondenten in voorbeeld 15 en 16 aangeven.

(15) RH1: “ Het werkt sneller, want nu kijk je in de inhoudsopgave en dan zie je dat iets op pagina 8 staat. En dan moet je eerst een hele tijd scrollen en dan ben je pas bij pagina 8. Terwijl bij dat andere kon je er gewoon op klikken en dan was je meteen daar [...] ”

(31)

Twee hypertekst-respondenten geven ook aan dat ze het efficiënt vinden dat ze zelf kunnen bepalen welke informatie ze willen lezen. Voorbeeld 17 is een citaat van één van hen.

(17) RH1: “ Ook omdat je op kernwoorden kan klikken en dan meer informatie kan krijgen. Dan lees je alleen wat je wilt lezen en kost het veel minder tijd.”

Verder vinden twee respondenten dat het lijkt alsof er minder tekst in de hypertekst staat, omdat het kleinere stukken tekst zijn met achterliggende hyperlinks met de achtergrondinformatie (voorbeeld 18)

(18) RP9: “ [...] Je krijgt nu kleine stukjes tekst, terwijl als je normaal.. blader je door een rapport heen en dat lijkt dan een hele hoop tekst en nu lijkt het veel minder terwijl je eigenlijk evenveel leest.”

4.2.2 Niet snel en inefficiënt

Ondanks dat acht van de twintig respondenten aangeven dat ze met de hypertekst snel en/ of efficiënt informatie kunnen opslaan, zijn er ook drie respondenten die dit juist niet vinden. Eén respondent geeft tijdens het interview aan dat hij het totaalbeeld mist (voorbeeld 19).

(19) RH2: “Ik mis een totaalbeeld waardoor ik het niet zo efficiënt op kan slaan.”

Posttest

In de posttest vertellen vier PDF-respondenten dat ze minder snel informatie tot zich kunnen nemen dan met de PDF. Voorbeeld 20 is een citaat van één van hen. Daarnaast geeft een andere respondent aan dat hij gedwongen wordt om een bepaald format te volgen. Hij vindt dat hij daardoor beperkt wordt om de dingen snel tot zich te nemen.

(20) RP6: “ De eerste vorm (PDF) (kan ik veel sneller tot me nemen) want die kan ik dus echt door skimmen. Die kan ik veel sneller tot me nemen dan deze vorm (hypertekst). Dit duurt veel langer.”

4.3 In hoeverre moet er gewend worden aan het gebruik van de hypertekst?

(32)

Het grootste deel van de respondenten moest dus wel wennen aan de hypertekst. Dit wordt dan ook in de eerste paragraaf toegelicht. In de tweede paragraaf worden voorbeelden gegeven van respondenten die niet hoefden te wennen en in de laatste paragraaf van de respondenten die vonden dat er geen verschil was.

4.3.1 Wennen

Vier van de tien hypertekst-respondenten geven aan dat ze moesten wennen aan het gebruik van de hypertekst. Eén van hen moest er aan wennen dat hij er niet doorheen kon swipen (voorbeeld 21) en een ander dacht in het begin dat het makkelijker was dan het daadwerkelijk was. Dit kan volgens hem te maken hebben met het lezen van een iPad, omdat hij daar zelf niet mee werkt (voorbeeld 22).

(21) RH2: “Maar ik moest er wel aan wennen dat ik er niet doorheen kon swipen.”

(22) RH9: “ In het begin dacht ik dat het makkelijker zijn dat het daadwerkelijk was. In het begin dacht ik dat het makkelijker zijn dat het daadwerkelijk was. Ik heb zelf een voorkeur voor adviesrapporten op papier. Ik print het altijd uit. En dan ga ik voor mezelf met een pen: tik tik tik tik. Dit is even wennen en ik kan het dus ook niet vergelijken met andere. Ik weet niet hoe dit er in geprinte versie uit zou zien. [...] Misschien komt het omdat ik zelf niet met een iPad werk, dus dat is sowieso even wennen.”

Posttest

In de posttest geeft nog een hypertekst-respondent aan dat hij aan de hypertekst moet wennen (voorbeeld 23). Daarnaast zeggen vier PDF-respondenten dat ze (even) moesten wennen aan de hypertekst, zoals de respondent in voorbeeld 24.

(23) RH7: “ Je zult aan je eerste vorm (hypertekst), althans ik, mijn generatie, eerst even moeten wennen, maar uiteindelijk werkt het snel en is het effectiever.”

(24) RP4: “ Je hebt even tijd nodig om te kijken hoe het in elkaar zit. Aan de eerste (PDF) ben ik gewend, dus die kan ik me sneller eigen maken.”

4.3.2 Niet wennen

Vier van de tien hypertekst-respondenten geven aan dat ze niet hoefden te wennen aan de hypertekst. Eén van hen denkt dat dit leeftijd-gerelateerd is. De anderen vonden het overzichtelijk en duidelijk, zoals de respondent in voorbeeld 25.

(33)

Posttest

In de posttest geven twee PDF-respondenten aan dat ze minder hoefden te wennen aan de hypertekst. Eén van hen geeft daarbij aan dat dit wellicht komt omdat hij het rapport al een keer heeft gezien (voorbeeld 26).

(26) RP5: “Ik zou toch hier (hypertekst) minder aan moeten wennen, maar ik weet niet of dat helemaal eerlijk is omdat ik het al een keer gezien heb.”

4.3.3 Geen verschil

Drie van de tien hypertekst-respondenten geven in de posttest aan dat er geen verschil is tussen de gewenning van het gebruik van beide rapporten. Alle drie kunnen beide rapporten makkelijk eigen maken, zoals de respondent in voorbeeld 27 aangeeft.

(27) RH10: “ Nou dit is een redelijke traditionele vorm he. Met inhoudsopgave en vervolgens het rapport. Dit is meer herkenbaar. Maar ik zou het niet makkelijker eigen kunnen maken. Dat is vrijwel hetzelfde.”

4.4 In hoeverre is het algehele oordeel over de hypertekst positief?

Het gemiddelde cijfer dat de respondenten op een schaal van 1 tot 7 voor de hypertekst geven is een 5,5. Het laagste cijfer is een 3, het hoogste cijfer is een 7. Daarnaast zijn de respondenten in de posttest gevraagd over welke vorm ze positiever zijn. Uit de antwoorden blijkt dat vijf hypertekst-respondenten een voorkeur hebben voor de hypertekst. De overige vijf respondenten hebben een voorkeur voor de PDF als adviesrapport. In deze paragraaf worden de overige citaten toegelicht die onder ‘tevredenheid’ vallen.

4.4.1 Positief

Twee hypertekst-respondenten geven expliciet aan dat ze positief zijn over de hypertekst (zie voorbeeld 28).

(28) RH1: “Ik vind het (hypertekst) heel positief.”

Posttest

In de posttest geven vier PDF-respondenten aan dat ze positief zijn. Ze vinden de hypertekst leuk, speels en/of mooi. Een citaat van een van hen staat in voorbeeld 29.

(34)

In de posttest geven ook drie respondenten aan dat ze het vernieuwend vinden. De één geeft daarbij aan dat het tijd is voor vernieuwing in de stijl van rapporten maken. De andere twee vinden dat de hypertekst moderner overkomt dan een rapport.

4.4.2 Negatief

Twee PDF-respondenten zijn in de posttest negatief over de hypertekst. De één vindt het totaal onnodig (voorbeeld 30) en de ander vindt het raar om een advies op een site weer te geven (voorbeeld 31)

(30) RP3: “Dit is echt totaal onnodig. Dit is echt een schaal nul. Dit is het nieuwe werken denk ik ofzo. Ik ben zelf ook nieuw, maar dit snap ik echt niet.”

(31) RP5: “Als je echt extern iemand een advies gaat geven? Het ligt er wel aan bij welke doelgroep je het gebruikt. Als je echt gericht voor iemand een advies schrijft zou ik het niet op zo’n site doen. Dan zou ik het een beetje raar vinden. Sowieso omdat het dan niet echt nodig is, omdat het op zo’n site staat.”

Een andere hypertekst-respondent geeft aan dat hij niks spannends vindt aan de hypertekst. Het geeft volgens hem weer wat er is, maar meer niet. Ook geeft één respondent aan dat hij de hypertekst zou inzetten voor lezers die het rapport niet in detail hoeven te lezen. Hij zegt hierover het volgende (voorbeeld 32).

(32) RH3: “Ik zou het gaan gebruiken, maar in de zin van een conclusie achtig iets. Dus er ligt een fundamenteel rapport, voor mensen die dieper moeten. Gewoon papier. Voor de mensen die er kennis van moeten hebben genomen, maar niet inhoudelijk moeten gaan, kun je dit wel heel goed toepassen.”

4.5 In hoeverre is de PDF handig te gebruiken?

(35)

4.5.1 Handig

Bij de vraag of de respondenten de PDF handig te gebruiken vinden, geven zeven

respondenten aan dat ze het prettig vinden om de PDF van een iPad te lezen. Drie van hen vertellen dat ze het prettig vinden om te bladeren/scrollen, zoals de respondent in voorbeeld 33. Twee andere respondent vinden het handig dat het één ding is en geen stapel papier.

(33) RP6: “ Het medium iPad is heel erg makkelijk. Je ziet hier met die bladzijde je gaat even snel op en neer, je weet snel waar je het moet vinden. Dat vind ik een groot voordeel [...] ”

Posttest

Zes van de twintig respondenten geven in de posttest aan dat ze positief zijn over het gebruik van de PDF. Vijf respondenten vinden de PDF makkelijk, handig en/of overzichtelijk, omdat ze door de tekst heen kunnen gaan en daardoor een totaalbeeld hebben. Voorbeeld 34 en 35 zijn citaten van twee respondenten. De andere respondent vindt het gebruik van een iPad gebruiksvriendelijk.

(34) RH2: “ Meer integraal. Ik vind het (PDF) makkelijker eigenlijk. Je kan even door swipen terug en dan weer zo. Alles staat compleet. Deze vind ik makkelijker eigenlijk ja.

(35) RH3: “ Als ik hier (PDF) doorheen scroll kan ik gewoon volgen waar ik ben. Dat is ouderwets natuurlijk. Dan word ik toch ouder.”

Eén respondent geeft daarnaast aan dat hij het handig vindt dat hij in de inhoudsopgave kon zien hoeveel pagina’s het rapport bevat. Daardoor kon hij beter bepalen waar hij was in het rapport. Een andere respondent geeft aan dat een PDF handig zou zijn bij diepgaande bestudering. Hij zou de PDF dan wel willen uitprinten en niet van een tablet willen lezen. Een respondent die aangeeft dat hij de PDF handig vindt geeft daarbij wel aan dat hij het onhandig zou vinden als het rapport veel langer zou zijn, omdat hij vindt dat je niet makkelijk terug kan van de laatste naar de eerste pagina.

4.5.2 Herkenbaar

Daarnaast geven vijf respondenten in de posttest aan dat ze de PDF handig vinden omdat het herkenbaar is, zoals de respondent in voorbeeld 36 aangeeft.

(36)

4.5.3 Geen mogelijkheid om aantekeningen te maken

Drie respondenten vinden het een nadeel dat ze geen aantekeningen kunnen maken. Eén van hen heeft veel liever een papieren rapport en een ander vindt de PDF prima voor een quickscan, maar niet als hij er echt aan de slag mee moet (voorbeeld 37).

(37) RP10: “ Zelf maak ik als ik aan de slag moet met een adviesrapport altijd wel even een printje, omdat ik dan aantekeningen kan maken en links en rechts er doorheen kan gaan. Voor de quickscan is dit prima, maar als je er echt mee aan de slag moet en commentaar moet leveren dan zou ik het liever op papier lezen. Dat is ook een jarenlange traditie.”

4.6 In hoeverre is de informatie uit de PDF efficiënt te ontvangen?

De tien PDF-respondenten moesten op een schaal van 1 tot 7 aangeven in hoeverre ze de informatie uit de PDF efficiënt tot zich kunnen nemen. Het laagste cijfer was een 2, het hoogste cijfer een 6. Het gemiddelde van de respondenten is een 5,0. Dit is lager dan de 5,7 die de hypertekst kreeg. Daarnaast is de tijd opgenomen hoe lang de respondenten over het lezen van de PDF doen. Gemiddelde deden ze er zes minuten over, even lang als de hypertekst-respondenten.

Bij de vraag of de respondenten de informatie uit de PDF efficiënt kunnen ontvangen, geven alle respondenten een antwoord dat te maken heeft met de piramidale wijze van adviseren. Deze citaten staan uitgewerkt in paragraaf 4.9. In de posttest zeggen de respondenten daarentegen wel iets over de efficiëntie. Net als in de vorige paragraaf wordt uitgelegd, heeft dit waarschijnlijk te maken met het feit dat de respondenten de PDF vergelijken met de hypertekst en dan vooral kijken naar de vorm.

Posttest

In de posttest geven drie van de twintig respondenten aan dat ze de informatie uit de PDF snel of efficiënt tot zich kunnen nemen. Twee van hen geven aan dat ze de informatie uit de PDF sneller/efficiënter tot zich kunnen nemen dan de hypertekst (zoals de respondent uit voorbeeld 38). Eén van hen geeft uiteindelijk aan dat het hem niet uitmaakt (voorbeeld 39).

(38) RH2: “Bij deze (PDF) kan ik de informatie het efficiënter opslaan.”

(37)

4.7 In hoeverre moet er gewend worden aan het gebruik van de PDF?

De tien PDF-respondenten moesten aangeven in hoeverre ze moesten wennen aan het gebruik van de PDF. Daarom is er gevraagd welk cijfer ze het gebruik van de PDF zouden geven toen ze begonnen met lezen en welk cijfer ze zouden geven toen ze klaar waren met lezen. Het laagste cijfer voor het begin was een 2, het hoogste een 7. Gemiddeld was het een 5,6. Het laagste cijfer voor het eind was een 5, het hoogste opnieuw een 7. Het gemiddelde was een 6,1. Het grootste deel van de respondenten moest dus nauwelijks wennen aan de PDF. Dit wordt dan ook deze paragraaf toegelicht.

Vier van de tien PDF-respondenten geven aan dat ze niet hoefden te wennen aan het gebruik van de PDF, zoals de respondent in voorbeeld 40 vertelt. Er is geen één respondent die zegt dat hij moest wennen aan het gebruik van de PDF. Er zijn echter wel respondenten die moesten wennen aan de schijfstijl, de structuur en het korte rapport, maar dit heeft opnieuw te maken met de piramidale wijze van adviseren (zie paragraaf 4.9).

(40) RP6: “ In het begin was het een 6 en op het eind eigenlijk ook. Ik hoefde er niet aan te wennen.”

Posttest

In de posttest geven nog drie andere respondenten aan dat ze niet hoefden te wennen aan het gebruik van de PDF, zoals de respondent in voorbeeld 41. Een andere respondent geeft aan dat hij het moeilijk te beoordelen vindt, aangezien je de inhoud van het rapport al kent als je het een tweede keer ziet.

(41) RH7: “ Nee aan de tweede (PDF) hoefde ik niet te wennen. Zo ben je het gewend. Zo heb ik ze altijd gekregen.”

4.8 In hoeverre is het algehele oordeel over de PDF positief?

Het gemiddelde cijfer dat de respondenten op een schaal van 1 tot 7 voor de PDF geven is een 5,3. Het laagste cijfer is een 3, het hoogste cijfer is een 7. Daarnaast is de

respondenten in de posttest gevraagd over welke vorm ze positiever zijn. Uit de antwoorden blijkt dat zes respondenten een voorkeur hebben voor de PDF. De overige vier respondenten hebben een voorkeur voor de hypertekst als adviesrapport. Er wordt verder niet veel gezegd over de tevredenheid van de respondenten over de PDF. Eén respondent geeft aan dat hij de PDF weinig vernieuwend vindt (voorbeeld 42).

(38)

In paragraaf 4.4 staat dat vijf hypertekst-respondenten een voorkeur hebben voor de PDF en dat de overige vijf hypertekst-respondenten een voorkeur hebben voor de hypertekst. In deze paragraaf staat dat zes PDF-respondenten een voorkeur hebben voor de PDF en dat de overige vier een voorkeur hebben voor de PDF. In totaal hebben dus elf respondenten een voorkeur voor de PDF en negen respondenten voor de hypertekst. Uit de analyse van de voorkeuren van de respondenten in combinatie met de antwoorden op de algemene vragen (zie bijlage 4) blijkt dat vijf van de elf respondenten die een voorkeur hebben voor de PDF normaal gesproken van papier lezen, één van hen leest van het beeldscherm en vijf van hen lezen zowel van het beeldscherm als van papier. Daarnaast hebben vijf van de elf respondenten geen ervaring met het gebruik van een tablet en zes respondenten hebben daar wel ervaring mee. Van de negen respondenten die een voorkeur hebben voor de hypertekst lezen twee van hen normaal gesproken van papier, twee van hen van het beeldscherm en vijf van hen zowel van het beeldscherm als van papier. Daarnaast heeft 1 van de negen respondenten geen ervaring met het gebruik van een tablet en de overige acht hebben daar wel ervaring mee.

4.9 In hoeverre wordt een piramidaal geschreven advies gewaardeerd?

In de vorige paragrafen is het praktisch nut van dit onderzoek behandeld waarbij inzicht is verkregen in de praktische haalbaarheid van hypertekst-adviesrapporten. In deze

paragraaf en in de volgende paragraaf wordt het theoretische nut behandeld waarbij zicht wordt verkregen in de mogelijkheid om met een hypertekst de methodologische genre-verwachting bij piramidaal geschreven adviesrapporten te omzeilen of te doorbreken. Voordat uiteengezet wordt in hoeverre genreverwachtingen een rol spelen, zal in deze paragraaf worden toegelicht in hoeverre een piramidaal geschreven advies gewaardeerd wordt. Hierbij worden de volgende punten behandeld, in volgorde van draagvlak: goede opbouw, duidelijke kopjes, korte en krachtige tekst, makkelijk leesbaar en duidelijke

inleiding. Opvallend is dat alle twintig respondenten alleen in de eerste vijf interviewvragen iets hebben gezegd over het piramidale advies. In de posttest zegt niemand hier iets over. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat ze in de posttest vooral naar de vorm van het rapport hebben gekeken, omdat ze toen de PDF met de hypertekst moesten vergelijken.

4.9.1 Goede opbouw

(39)

(43) RP3: “ Hoewel dat er geen samenvatting in staat is het wel handig opgebouwd. Je schiet er zo doorheen.”

(44) RP5: “ Ik vond het wel duidelijk opgezet, omdat alle acties die je zou moeten ondernemen duidelijk in een kopje waren weergegeven en daaronder uitgelegd.”

(45) RH7: “Er zit een goede opbouw in. De tekst is goed opgebouwd.”

4.9.2 Duidelijke kopjes

Zeven PDF-respondenten en twee hypertekst-respondenten zijn positief over de kopjes van het rapport. Sommigen noemen alleen de kopjes, anderen noemen de inhoudsopgave (hier staan alle kopjes immers onder elkaar). Ze vinden de kopjes duidelijk en de meesten geven aan dat de kopjes de lading dekken van de tekst, zoals de hypertekst-respondent in voorbeeld 46 en de PDF-respondent in voorbeeld 47.

(46) RH4: “ en ik vind het mooi dat het ook in de opzet van de tekst dat het kopje dekt de lading van de tekst”

(47) RP9: “ Wat wel krachtig is dat in de inhoudsopgave het advies staat. Het advies staat al in de titel van de paragrafen. Wat er gaat komen. Eigenlijk is de inhoudsopgave een samenvatting.”

Zes van de negen respondenten die iets zeggen over de duidelijke kopjes geven expliciet aan dat het kopje het advies (aanbeveling, actie, statement) is. Eén van hen (voorbeeld 48) vertelt dat er eerst een advies staat en daaronder een stukje toelichting. Hij benoemt daarbij dat dit soms ook andersom is.

(48) RP7: “ Ik vind het wel duidelijk. De kopjes zijn de aanbevelingen. Dat is duidelijk. Alleen je begint wel gelijk met.. Je hebt echt een advies en daaronder staat een stukje toelichting. Soms is dat ook andersom. Maar op zich is het wel duidelijk. Duidelijk en helder.”

4.9.3 Korte en krachtige tekst

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het onderzoek is gericht op het verzamelen van gegevens met betrekking tot het proces van doorverwijzingen, het proces van feedback, de omgeving van zowel de zakelijke

Daarnaast blijken hypertekst schrijven en observerend leren effectief voor leerlingen met een goede initiële schrijfvaardigheid of verbale intelligentie: zij schreven

Het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) wordt dé plek voor ouders, jongeren en kinderen voor vragen over opvoeden en opgroeien.. Deze ontwikkeling betekent een onderkenning van

Er wordt steeds vertrokken vanuit de vraag en de beleving van de ouder; de ouder moet zich erkend weten in zijn rol; zijn emoties en gedachten moeten ernstig genomen worden;

Naast dit traject wordt voor elke nieuwe Pedagogisch Adviseur, aan de hand van het in het Landelijk Platform vastgestelde competentieprofiel, bepaald aan welke specifieke

Wat we tot nu toe niet wisten is of dat alleen maar het gevolg is van de persoonlijke aandacht die de ouderen kregen, of dat er ook iets veran- derde in de wijze waarop de

Twee elementen komen daarbij steeds weer terug: de in- en uitsluitende werking van symboliek (maakt religieuze symboliek dat mensen zich in een ruimte thuis voelen of juist

Agendapunt 5 wordt vanwege tijdgebrek doorgeschoven naar de volgende commissie bestemmingsplannen op 22 november 2016. 1 Stemming, toezeggingen