• No results found

kinderen kweken Een antropologische beschouwing over informele adoptie onder verwanten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "kinderen kweken Een antropologische beschouwing over informele adoptie onder verwanten"

Copied!
80
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

kinderen kweken

Een antropologische beschouwing over informele adoptie onder verwanten

N. L. Djasmadi

(2)

Kinderen Kweken

Een antropologische beschouwing over informele adoptie onder verwanten

N. Lisa Djasmadi

E-mailadres: lisadjasmadi@hotmail.com Bachelor onderzoek Culturele Antropologie Universiteit Utrecht

Begeleider: Hans de Kruijf Juli 2007

Foto: Studioportret van een Javaanse vrouw met haar baby aan de borst, Tropenmuseum of the Royal Tropical Institute (KIT).

(3)

Voor mbah Poniyem

(4)

Inhoud

Voorwoord v

1. Inleiding 1

De werving van informanten en methodologie 2

Een overzicht van de hoofdstukken 3

2. Theoretisch perspectief 5

Adoptie en pleegzorg, antropologische perspectieven 5

Opvoeding, ouderschap en parental belief systems 6

Het gezin en adaptatiestrategieën 7

Structuur, agency en cultuur 10

Familiesolidariteit 11

Sociaal kapitaal en adoptie onder verwanten 12

Concluderende opmerkingen: adoptie en pleegzorg 13

3. De context van het onderzoek 16

Migratiegeschiedenis van Javanen naar Suriname 16

De positie van Javanen in Suriname 17

Religie 19

Het district Commewijne 20

4. Adoptie en pleegzorg, een schets 21

Twee vormen van adoptie: ‘anak pupon’ en ‘lenen’ 21

Redenen van ouders en pleegouders 24

5. Sociaal economische motieven in de keuze voor adoptie 28

Economische positie en welvaart 29

Sociale verandering en het gezin 31

Vertrouwen in zorgvoorzieningen 34

Zorg voor ouderen en adoptie 36

‘Kweekkinderen’ en het huidige Surinaamse beleid 40

6. Culturele oriëntaties en opvattingen over adoptie 42

Het ideologische concept rukun 42

Gotong royong, een sociaal vangnet 43

Slametan en sociale solidariteit 47

Schaamte en het onderscheid tussen bekenden en vreemden 52

(5)

7. Conclusie 54

Literatuur 58

Bijlage 1: Een opsomming van informanten 64

Bijlage 2: Verwantendiagrammen 66

Bijlage 3: Samenvatting 73

(6)

Voorwoord

Zonder de steun van veel mensen zou deze scriptie niet tot stand zijn gekomen, ik ben daarom erg dankbaar voor degenen die hebben meegeholpen. Ten eerste de informanten die bereid zijn geweest tijd en moeite te steken in de gesprekken die ik met hen heb gehad over een breed scala aan onderwerpen. Hun bijdrage is onmisbaar geweest en heeft mij gestimuleerd tijdens het onderzoek en het beschrijven ervan. Ook wil ik de medewerkers van het Ministerie van Sociale Zaken en Huisvesting in Suriname bedanken voor het geven van informatie en het bieden van een ander perspectief op adoptie. Gesprekken met Het Bureau van de Rechten van het Kind en Stichting Pleeggezinnen Centrale hebben mij ook geholpen aan de nodige informatie. Rene van Dongen van Unicef Suriname wil ik tevens bedanken voor het bieden van ideeën en connecties.

Voor de goede begeleiding, vanaf het opzetten, het uitvoeren van het onderzoek, tot aan het uiteindelijk schrijven van deze scriptie, wil ik mijn begeleider Hans de Kruijf bedanken. Ik heb veel gehad aan zijn ideeën, aanwijzingen en kritische vragen. Ook wil ik Soewarto Moestadja bedanken voor het delen van zijn mening en kennis op het gebied van de Javaanse cultuur en de positie van de Javaanse gemeenschap in Suriname.

Het hele proces van onderzoek doen door, heb ik veel steun gehad aan Rebecca Beck, die naast studiegenoot, huisgenoot in Paramaribo, reisgenoot, ook een goede vriendin is. Alle kleinkinderen van mbah Poniyem in Suriname wil ik bedanken voor steun tijdens de veldwerkperiode. Voornamelijk Jola en Henri Soeropawiro hebben mij veel geholpen, bedankt voor de hulp bij het vinden van informanten, het bieden van een thuis en het geven van afleiding en gezelligheid. Het ‘thuisfront’ in Nederland is voor mij erg belangrijk geweest, zowel tijdens de voorbereidingen, het uitvoeren als het afronden van dit bachelorproject: mijn ouders en zus wil ik bedanken voor de betrokkenheid en steun. Ook ben ik dankbaar voor de blijvende interesse en betrokkenheid van Marvin. Daarnaast wil ik Dave bedanken voor het vertrouwen in mij, de ondersteuning en niet te vergeten voor de hulp bij moeilijkheden met de pc, het geven van tips bij het schrijven en de hulp bij de lay-out. Ook zijn familie wil ik bedanken voor de steun en praktische aanwijzingen tijdens het verblijf in Suriname.

Ten slotte heb ik veel te danken aan mbah Poniyem die een grote bron van inspiratie, kracht, gezelligheid en warmte is. Ook wil ik haar bedanken voor het blijven stimuleren om mijn best te doen in mijn opleiding, en tegelijkertijd mijn familie niet te vergeten.

Matur nuwun, Lisa Djasmadi

(7)

1

Inleiding

Ieder van ons leeft met de emotionele erfenis en bezit de uitrusting keuzes te maken, om te verzekeren dat onze kroost zal overleven en zich voort kan zetten, like it or not, aldus Blaffer Hrdy (1999: 114). Ze stelt dat het ultieme reproductieve succes bestaat uit het creëren van een veilig nest waarin nakomelingen kunnen overleven en uiteindelijk het genenpakket kunnen reproduceren. Vanuit een Darwinistisch standpunt lijkt het fenomeen adoptie moeilijk te verklaren. Op het eerste gezicht wordt bij adoptie niet alleen het eigen reproductieve succes gereduceerd, ook wordt het succes van iemand anders verhoogd (Eisenberg 2001:180). Toch is adoptie niet zo onnatuurlijk als het op deze manier lijkt. Wij mensen zijn namelijk primaten, adoptie en het grootbrengen van genetisch niet-verwante kinderen gebeurt vrij gemakkelijk. Alle baby‟s zijn voor vrouwelijke primaten aantrekkelijk, deze zucht naar baby‟s verhoogt de kans dat een moeder goed voor haar kind zal zorgen.

Bovendien motiveert het jonge vrouwen om kinderen te krijgen. Baby‟s attractief vinden, ziet Blaffer Hrdy (1999: 158) als een luxe die primaten zich kunnen veroorloven. In een kudde gehoefde dieren zou zo een „open- ended tolerance’ naar baby‟s evolutionair desastreus zijn. Het melk van een moederschaap bijvoorbeeld, zou dan verdeeld kunnen worden onder de jongen in de kudde, waarbij de kans steeds groter wordt dat het eigen jong sterft. Al bij de geboorte raken moeder en kind gehecht aan elkaar, en moederschaap wijst vervolgens alle jongen af die niet precies hetzelfde ruiken als haar eigen, „and the door to maternal tolerance slams shut’ (Blaffer Hrdy 1999: 158). Bij mensen gaat dat enigszins anders, een moeder raakt geleidelijk gehecht aan haar kind, over een periode van een paar maanden. Dat voorkomt dat een moeder zich vergist en de voorkeur geeft aan het kind van iemand anders, in plaats van haar eigen kind. Maar het betekent ook dat vrouwen gehecht kunnen raken aan het kind van iemand anders, als deze maar lang genoeg in de buurt in geweest (Blaffer Hrdy 1999: 158).

In ruwe, gevaarlijke omgevingen waar hechte banden en sterke samenwerking noodzakelijk zijn voor het overleven, adopteren sommige diersoorten juist wél „extended‟ familieleden, stelt Eisenberg (2001). In een groep leeuwen kan elk jong melk krijgen wanneer hij wil en van elke leeuwin die op dat moment melk heeft. Dit bijeenbrengen en verdelen van middelen beschermt jongen in deze situatie van sterfte. In een groep van wolven bevallen slechts twee vrouwtjes per jaar van jongen, maar de hele groep helpt met het grootbrengen. Het belangrijkste voordeel van adoptie in deze gevallen is dat grotere groepen ontstaan, wat een hogere status betekent en betere toegang tot middelen en bronnen mogelijk maakt (Eisenberg 2001). De mate waarin adoptie voorkomt lijkt daarom sterk afhankelijk van het soort samenlevingsverband en de leefomgeving van een kudde of een gemeenschap.

Om deze relatie nader te bekijken, heb ik me in dit onderzoek gericht op adoptie als een strategie voor de instandhouding van een samenleving door het bijeenbrengen en het verdelen van middelen. In samenlevingen waar weinig welvaart is en mensen een slechte sociaal-economische positie hebben, is het gezin als institutie afhankelijk van een familienetwerk dat ondersteuning biedt (Moen & Wethington 1992; Keasberry 2002; Martin 2004). Het uitwisselen van kinderen onder familieleden is een manier voor gezinnen om de lasten van het grootbrengen van kinderen te verdelen. Deze overlevingswaarde van adoptie komt er in de praktijk op neer dat rijkdom wordt herverdeeld, door middel van het verdelen van monden die te eten willen, aldus Eisenberg (2001).

(8)

Deze gemeenschappelijke benadering van economische problemen hangt samen met culturele waarden, die de praktijk van adoptie faciliteren (Hawkins 1996: 224).

In het kader van adoptie, moet een onderscheid gemaakt worden tussen de adoptie zoals die tegenwoordig in de literatuur en in de media vaak wordt belicht én verwantschapsadoptie. De eerste vorm van adoptie bestaat uit het adopteren van niet-verwante kinderen en kan zowel binnenlandse als buitenlandse adoptie betreffen. Vanaf 1970 is echter interlandelijke adoptie in de Verenigde Staten en Europa enorm toegenomen, tevens is adoptie van kinderen binnen de grenzen van een land afgenomen (Selman 2000). Deze vorm van adoptie, het meest bekend in Europa en de Verenigde Staten, verschilt nogal in zijn achtergronden en uitingsvormen ten opzichte van de adoptie van kinderen binnen een familie. In dit onderzoek heb ik mijn aandacht speciaal gericht op de laatste vorm van adoptie. Verwantschapsadoptie zou ik graag willen belichten en op een antropologische wijze willen benaderen om het besef en het begrip hieromtrent te vergroten. Het doel van dit onderzoek is inzicht verwerven in het leven van mensen in een samenleving waarin de uitbesteding van kinderzorg aan „extended kin‟ niet ongebruikelijk is. Ik heb vooral gekeken naar de achterliggende economische en sociale factoren en de culturele waarden die de praktijk van adoptie in de samenleving mogelijk maken.

Daarnaast heb ik geprobeerd met dit onderzoek meer informatie te verzamelen over de interactie tussen zorgvoorzieningen op macroniveau en de regelingen met betrekking tot zorg voor familieleden op microniveau.

Dit alles heb ik gedaan aan de hand van de volgende centrale vraag: Wat is de invloed van sociaal-economische motieven en culturele oriëntaties op de manifestatie van adoptie en pleegzorg binnen de Javaanse gemeenschap in Suriname?

De werving van informanten en methodologie

Mijn onderzoek vond plaats binnen de Javaanse gemeenschap in Suriname, waar ik in de periode van 4 februari tot 1 mei 2007 verbleef. Het onderzoek is voornamelijk gebaseerd op halfgestructureerde en open interviews met leden van gezinnen uit enkele dorpen in het district Commewijne. De duur van de interviews reikten van een halfuur tot anderhalf uur en vonden plaats bij de informanten thuis. Daarnaast heb ik ook retrospectieve interviews afgenomen met oudere leden van de Javaanse gemeenschap. Expertinterviews hebben mij voorzien in informatie over beleid op landelijk niveau en over religie onder Javanen. Behalve interviews zijn veel informele gesprekken met de leden van de gezinnen, maar ook met dorpsbewoners nuttig gebleken.

De toegang tot de gemeenschap begon bij het netwerk van een familielid, die al jarenlang in het gebied woont en daar geen onbekende figuur is. Vervolgens is aan de hand van de sneeuwbalmethode het aantal gezinnen dat deel uitmaakt van dit onderzoek, uitgegroeid tot zeven. In de dorpen in Commewijne is de sneeuwbal methode een erg efficiënte, omdat men op kleine afstanden van elkaar woont en op de hoogte is van de vele gezinssituaties in een dorp. Dorpsbewoners met wie ik informele gesprekken heb gehouden, vroeg ik vervolgens of zij meer personen kenden die met mij zouden willen praten. Op die manier ben ik in contact gekomen met vijf dorpsbewoners, met wie ik informele gesprekken en retrospectieve interviews heb gehouden.

Toegang tot experts heb ik vooral verkregen door telefonisch afspraken te maken voor interviews. Velen verwezen me door naar andere experts, met wie ik vervolgens ook heb kunnen praten.

De zeven gezinnen die ik heb geselecteerd, bestaan uit mensen die op dat moment een kind adopteerden, mensen die zelf op dat moment werden geadopteerd, of mensen die vroeger in hun jeugd zijn geadopteerd. Deze selectie heb ik gemaakt, om zoveel mogelijk variatie in adoptiepraktijken en dus houdingen

(9)

tegenover adoptie te kunnen bestuderen. Ondanks het grote aanbod aan adoptiegevallen heb ik gekozen voor dit aantal, omdat ik het belangrijker vond om meerdere interviews te kunnen houden met een persoon, dan met veel personen slechts een enkel interview. De interviews heb ik doorgaans gehouden met een of twee personen per gezin, veelal met de vrouwelijke leden. De gesprekken met deze informanten waren in het Nederlands, met uitzondering van enkele Javaanse of Surinaamse woorden. Daarentegen was het gebruikelijk om tijdens de informele gesprekken en vooral de retrospectieve gesprekken, meer Surinaams-Javaans te spreken dan bij de interviews.

Naast interviews en gesprekken met mensen, heb ik ook gebruik gemaakt van participerende observatie, wat het volgende inhoudt: aanwezigheid bij informele bijeenkomsten tussen leden van de gezinnen en andere familieleden en dorpsbewoners, de aanwezigheid bij verjaardagen en dorpsfeesten; het bieden van hulp bij een kinderoppas, bij dagelijkse bezigheden zoals koken en kleding wassen, en het assisteren bij de voorbereidingen van een verjaardag; observatie bij een polikliniek op de vaste kinderdag op dinsdag en ten slotte bij het centrale punt waar ouderen het maandelijkse bedrag dat zij van de overheid ontvangen ophalen.

Een overzicht van de informanten die hebben meegewerkt aan dit onderzoek is te vinden in „Bijlage 1‟.

De namen in dit gehele stuk zijn fictief om de anonimiteit van informanten te behouden, behalve de namen van de publieke figuren (een deel van de informanten uit de expertinterviews). Vanwege het aantal gezinnen en het grote scala aan adoptieregelingen daarbinnen, heb ik voor de duidelijkheid verwantendiagrammen gemaakt die aangeven hoe men verbonden is met elkaar. De diagrammen zijn aangegeven in „Bijlage 2‟.

Een overzicht van de hoofdstukken

In deze scriptie beschrijf ik niet alleen de praktijk van adoptie onder Javanen, ook interpreteer en analyseer ik de sociaal-economische achtergronden en de culturele opvattingen en ideologische concepten. Ik laat daarbij mensen zelf spreken, door hun meningen en verhalen weer te geven

Hoofdstuk twee is een theoretisch overzicht, waarin analytische benaderingen worden uitgelegd, die ik gebruik in de beantwoording van de centrale vraag in dit onderzoek. De volgende theoretische benaderingen vormen in totaal het perspectief waarmee ik kijk naar adoptie in dit verband: de parental belief systems die een grote rol spelen in de waarde die ouders toekennen aan kinderen en in de opvattingen over opvoeding;

gezinsadaptatiestrategieën, deze benadering geeft inzicht in de achtergronden van het denken en doen van leden van een gezin; ten slotte gebruik ik de concepten familiesolidariteit en sociaal kapitaal om de praktijk van adoptie verder uit te diepen.

De specifieke onderzoekslocatie komt aan bod in het derde hoofdstuk. Ik schenk dan aandacht aan de migratiegeschiedenis, de sociaal-economische situatie en de religieuze achtergronden van de Javaanse gemeenschap in Suriname. Dit hoofdstuk zal een beeld scheppen over de context waarin ik onderzoek naar adoptie heb gedaan.

Het eerste empirische hoofdstuk dient als een schets van de huidige situatie van adoptie onder Javanen.

Ik geef aan welke verschillende soorten adoptie er bestaan. Verder laat ik mensen aan het woord over de redenen van adoptie. Het vijfde en zesde hoofdstuk vormen meer de analyse van de achtergronden van adoptie.

Hoofdstuk vijf is een hoofdstuk waarin ik sociaal economische processen en het verband met de manifestatie van adoptie bekijk. Ik laat zien dat de brede sociale omgeving waarin mensen leven weerspiegeld word in opvattingen over opvoeding en ouderschap, en vervolgens in de houding tegenover adoptie. Met name richt ik

(10)

me op de sociale zorgvoorzieningen die door de staat worden aangeboden. In hoofdstuk zes behandel ik de rol van cultuur in de manifestatie van adoptie. De analyse baseert zich vooral op het creëren en behouden van sociale relaties die belangrijk zijn voor sociale zekerheid in een samenleving waar de overheid tekortschiet in het bieden van deze zekerheid. Vervolgens zal ik dieper ingaan op de behoefte aan sociale zekerheid en de gezinsstrategie adoptie in dit verband. Het belang van sociale relaties betekent bijvoorbeeld een grote wens naar kinderen. Adoptie biedt vervolgens in uiteenlopende gevallen een oplossing voor een zorgprobleem. Deze praktijk van het uitwisselen van kinderen is sterk afhankelijk van de familiesolidariteit om te kunnen voortbestaan. In dit hoofdstuk zal duidelijk worden welke culturele oriëntaties in dit proces meespelen.

In de conclusie geef ik antwoord op de hoofdvraag door de interpretaties in het hele stuk met elkaar te verbinden. Bovendien geef ik aanbevelingen voor verder onderzoek.

(11)

2

Theoretisch perspectief

In dit hoofdstuk staat de theoretische achtergrond van het onderzoek centraal. Ik bespreek de belangrijkste concepten die ten basis liggen aan dit onderzoek. De samenhang tussen deze concepten zal ik uitleggen en ik maak de relatie met het onderzoeksthema duidelijk. Bovendien dient dit hoofdstuk om de plaatsbepaling van dit onderzoek aan te geven in de verschillende disciplines die van toepassing zijn op het thema. De volgende onderwerpen krijgen aandacht in deze theoretische benadering: antropologische perspectieven ten aanzien van adoptie, het concept ouderschap, de sociale institutie van het gezin, economische strategieën, familiesolidariteit, sociaal kapitaal en verwantschapdefinities.

Adoptie en pleegzorg, antropologische perspectieven

Dat wat als problematisch of juist vanzelfsprekend wordt ervaren in de ene samenleving hoeft niet zo ervaren te worden in een andere. Antropologen hebben opgemerkt dat in sommige samenlevingen kinderen met verbazingwekkend gemak worden weggegeven van de ene ouder naar een andere (Guemple 1979 in Terrel &

Modell 1994). Het veelvuldig voorkomen van adoptie is een kenmerk van dit fenomeen dat de blijvende interesse van antropologen heeft. Samenlevingen in Oceanië staan bekend in antropologische literatuur vanwege het regelmatig voorkomen en het ogenschijnlijk nonchalante voorkomen van adoptie (Goodenough 1970; Caroll 1970; Brady 1976). In Transaction in kinship: adoption and fosterage in Oceania (Brady 1976), worden verschillende verklaringen voor het uitwisselen van kinderen uitgebreid besproken. Onder de Namoluk Atoll, een samenleving in Oceanië, voorziet adoptie bijvoorbeeld in een sociaal voorzieningssysteem dat zorgt voor de verdeling van middelen en bronnen (Marshall 1976). Een andere reden voor adoptie kan zijn de noodzaak voor een erfgenaam en de overname van land (Brady 1976). In Fostering Fealty: A comparative analysis of tributary allegiances of adoptive kinship en in Fosterage, kinship and legend: when milk was thicker than blood? geeft Parkes een overzicht van verschillende vormen van adoptie over culturele en historische grenzen (2004; 2003).

De definitie van adoptie die ik zal hanteren in dit onderzoek, en waar ik later in de theoretische onderbouwing verder op terug zal komen, is de volgende: any positive and formal transaction in kinship, other than birth or marriage, that creates new or revises existing kinship bonds to bring them into accordance with any other kinship identity set customarily occupied by two or more persons in that society (Brady 1976: 10).

Adoptie is in sterke mate verbonden met verwantschap en reciprociteit. „To act like kin is to be kin’, aldus Marshall (1977 in Terrel & Modell 1994). Gedrag en optreden maken familierelaties en kunnen deze bovendien weer verbreken, een belangrijke notie van verwantschap in dit proces is die van samen delen.

Verwantschap is niet „natuurlijk‟, maar „cultureel‟, en wijst op een ervaring van liefde en verplichtingen tussen individuen. Deze ervaringen kunnen veranderen gedurende een mensenleven, afhankelijk van omstandigheden en perceptie over de „bruikbaarheid‟ en de voordelen van verwant aan elkaar zijn (Marshall 1977 in Terrel &

Modell 1994). Verwantschap wordt in verschillende contexten op verschillende manieren ervaren, en het kwalificeren van iemand tot „ouder‟ of „kind‟ is mogelijk op verscheidene wijzen. In sommige samenlevingen is

(12)

gedeeld ouderschap een kenmerk van het verwantschapsysteem, wat vervolgens betekent dat ouderschap niet beperkt is tot de aanspraak op de genetisch of biologische ouders. De studie van adoptie kan daarom bijdragen tot opheldering rondom de sociale en culturele constructie van ouderschap. En andersom is een uitgebreide studie naar ouderschap, volgens Goodenough, voorwaarde voor de beoordeling van adoptie (1970 in Brady 1976).

Ook Terrell en Modell zijn van mening dat het bestuderen van adoptie een opening is door welke een antropoloog meer kan leren over andere aspecten van het leven in een bepaalde samenleving (1994). Wat bepaalt de plaats en de populariteit (of gebrek aan populariteit) van adoptie in verschillende samenlevingen? Ook is antropologisch onderzoek geschikt voor een emic-perspectief in het bestuderen van adoptie. Hoe ervaren de betrokkenen adoptie en wat is de betekenis ervan voor hen? Een belangrijk aspect van adoptie betreft vragen over wie hoort bij wie en hoe is die persoon lid van die groep. Ook kwesties als armoede, welvaart en de verdeling van macht en rijkdom spelen een rol in het in kaart brengen van adoptie praktijken. De studie van adoptie is daarom onderzoek naar de fundamentele waarden van een persoon en persoonlijke relaties, die onderling samenhangen met politieke, economische en historische ontwikkelingen. Terrell en Modell erkennen het belang van antropologisch onderzoek naar adoptie, en geven vervolgens suggesties voor verder onderzoek op dit terrein. Ze zijn van mening dat in veel onderzoeken adoptie slechts aan de buitenkant is geraakt, adoptie als een verduidelijking van het verwantschapssysteem, als mechanisme voor sociale mobiliteit of als een manier voor de overdracht van bezit (1994). Weinig aandacht is er voor de verschillende manieren waarop mensen denken over, reageren op en de betekenis van adoptie representeren (Terrel & Modell 1994: 157).

De plaats en betekenis van adoptie op verschillende plaatsen in de wereld, zou daarom in de literatuur meer aandacht moeten krijgen. Daarbij zou in de analyse rekening gehouden moeten worden met zowel de sociaal-economische als de culturele motieven voor adoptie. Deze factoren heb ik gebruikt in deze beschouwing over adoptie onder Javanen in Suriname en zijn bovendien verwerkt in dit theoretisch raamwerk. Een dergelijke uitgebreide studie naar adoptie in een bepaalde sociale en culturele omgeving, draagt bij aan de kennis en het begrijpen van de inbedding van adoptie in samenlevingen in het algemeen. De concepten die ik nu bespreek, vormen het perspectief door welke ik heb gekeken naar de manifestatie van adoptie.

Opvoeding, ouderschap en parental belief system

Om meer inzicht te krijgen in manieren van denken over adoptie, is de bestudering van een systeem van betekenissen noodzakelijk. Ouders ontlenen aan de hand van een systeem van betekenissen de belangrijkste waarden die zij willen meegeven in de opvoeding. Daarnaast speelt de huidige sociale omgeving een rol in de doelen die ouders stellen in de socialisatie van kinderen. Een antropologische studie naar de manifestatie van adoptie biedt de mogelijkheid om meer inzicht te krijgen in de vormgeving van opvoeding en bovendien in de sociale en culturele constructie van ouderschap. De studie raakt daarbij ook disciplines zoals sociologie en pedagogiek, waarbij sociologie met name kijkt naar de invloed van verschillende niveaus van maatschappelijke veranderingen op bijvoorbeeld het gezinsleven. Pedagogiek vestigt de aandacht vooral op de socialisatie van kinderen en de opvattingen over ouderschap. Antropologie biedt een betekenisvolle aanvulling door culturele oriëntaties in de analyse te betrekken.

Parental belief systems zijn het geheel aan opvattingen over de waarde en de rol van kinderen en hebben betrekking op de voor en nadelen van het hebben van kinderen. Ideeën en opvattingen houden verband

(13)

met de manier van opvoeden en met de omgang tussen ouder en kind. Belief systems zijn geconstrueerd en worden daarbij beïnvloed door ervaringen van ouders met eigen kinderen en als eerdere ervaringen als een kind in een gezin (McGillicuddy-De Lisi 1980: 318). Daarnaast speelt de sociaal-economische omgeving waarin opvoeding plaatsvindt, ook een rol in het geheel van opvattingen en ideeën over ouderschap en opvoeding.

Eldering (2003: 132-133) beschrijft resultaten van een serie onderzoeken uit de psychologische antropologie en de crossculturele antropologie, die aangeven dat er een verband is tussen de sociaal economische ontwikkeling van een regio en de waarde die men aan kinderen toekent. Naarmate de regio een hogere sociaal economische ontwikkeling heeft, neemt de utilitaire waarde van kinderen af en stijgt de psychologische waarde 1. Een utilitaire waarde van kinderen houdt in, de economische waarde die kinderen hebben, zoals het voorzien in materiële hulp en in oudedagsvoorzieningen. Dit is overigens een belangrijke factor in de praktijk van adoptie.

Kinderen zijn namelijk een belangrijke bron voor het bieden van verschillende soorten hulp, de verdeling van kinderen onder gezinnen heeft daarom een economische functie, waar ik later in dit hoofdstuk op terug zal komen.

In dit onderzoek probeer ik inzichtelijk te maken hoe ouders vormgeven aan de opvoeding van hun kinderen, en op welke manier deze opvattingen de praktijk van adoptie faciliteren. De factoren: actuele sociale inbedding van opvoeding in het gezin, historische wortels en eigen herinneringen en ervaringen worden door ouders geïntegreerd in de opvoedingssituatie van hun kinderen, dit alles moet tegen een achtergrond van veranderingen in een maatschappij worden geplaatst. Ouders passen vroegere ervaringen en eigen opvattingen toe in een nieuwe tijdsperiode en in een andere situatie. Bepaalde waarden worden benadrukt en andere verwaarloosd. Ook houdt men wel vast aan waarden en gewoonten die niet direct „passen‟ of „logisch‟ zijn, in een nieuwe context. Soms verlangt een maatschappij nieuwe opvattingen of een verandering met betrekking tot de invulling van ouderschap, maar houdt men vast aan tradities en culturele waarden. De aanpassing van de invulling van ouderschap en opvoeding aan de sociale context gaat daarom niet vlekkeloos en kan voor mensen in het dagelijks leven beperkingen en moeilijkheden geven. Enerzijds vormt adoptie een strategie om beperkingen in de sociale omgeving het hoofd te bieden, en anderzijds kan de informele vorm van adoptie voor moeilijkheden zorgen met betrekking tot juridisch ouderschap dat steeds vaker wettelijk vast moet worden gelegd. Opvattingen over ouderschap kunnen bovendien nogal uitleenlopen tussen generaties. In tijden van snelle maatschappelijke veranderingen, groeien opeenvolgende generaties in verschillende omstandigheden op, dit kan leiden tot verschuivingen in oriëntaties. Wat vervolgens verandering in de praktijk van adoptie tot gevolg kan hebben.

Ik zal nu dieper ingaan op de sociale institutie van het gezin, waarbinnen individuen handelen. Het gezin bekijk ik in verhouding tot structurele factoren in de samenleving. Daarna behandel ik adoptie als een economische strategie en kijk naar de culturele factoren die deze strategie mogelijk maken.

Het gezin en adaptatiestrategieën

Het gezin is in de sociale wetenschappen vaak gebruikt als een basiseenheid voor de analyse van sociale, culturele, economische, politieke of historische veranderingen. Dit impliceert een groot theoretisch belang van

1 Voor een uitgebreide beschrijving van de onderzoeken, raadpleeg Whiting & Whiting (1975), Whiting (1980) en Whiting & Edwards (1988).

(14)

het gezin in de samenleving (Koning 1997: 41). Ook in de context van het onderzoek, de Javaanse gemeenschap in Suriname, speelt de sociale institutie van het gezin een grote rol. Belangrijke studies naar de Javaanse gemeenschap, zowel in Java als in Suriname, vanaf de jaren 1960 hebben de centrale rol van het gezin in sociale en economische netwerken van interactie aangetoond (Geertz, C. 1961; Geertz, H. 1961; De Waal Malefijt 1963;

Koentjaraningrat 1985). In het theoretisch perspectief dat ik heb gebruikt voor dit onderzoek, neemt het gezin ook een belangrijke plaats in. Met name, omdat adoptie in sterke mate te maken heeft met de organisatie van gezinnen en de verdeling van leden daartussen. Om adoptie te bestuderen is het daarom van belang om naar het gezin te kijken als een sociale institutie die zich niet in een vacuüm bevindt, maar verband houdt met veranderingen in de maatschappij. Dit bepaalt hoe men denkt over de organisatie van gezinnen en de verdeling van leden. Opvattingen en ideeën worden weerspiegeld in het denken en doen van individuen binnen een gezin.

Het gezinsleven verandert vanwege de verschillende betekenissen die generaties toekennen aan deze sociale institutie. Dit staat in nauw verband met het referentiekader dat men gebruikt, wat kinderen in de opvoeding meekrijgen. Referentiekaders, beïnvloed door de sociale omgeving en bestaande tradities en manieren van denken, bepalen hoe men denkt over adoptie. Voor deze studie is het daarom belangrijk om te begrijpen welke plaats het gezinsleven inneemt in het sociale leven (Koning 1997).

Gezinnen ingebed in en vervlochten met sociale netwerken in hun omgeving hebben een belangrijke rol in het voorzien van zorg aan leden van een huishouden. Keasberry erkent dat de studie van het functioneren van gezinnen in het gehele sociale netwerk het begrip van het gezin als dynamische institutie verbetert (2002). De definitie van gezin die zij hanteert is de volgende: een co-residentiele eenheid die meestal (maar niet noodzakelijk) gebaseerd is op familiebanden, die zorg draagt voor het beheer van middelen en bronnen en de primaire behoeften van de leden (2002: 69).

Om zo goed mogelijk in die zorg te voorzien passen gezinnen zich aan, en reageren op externe beperkingen en mogelijkheden. Het gezin is daarom een actieve participant in een groter geheel, namelijk de samenleving. Moen en Wethington spreken van gezins-adaptatiestrategieën. De term „strategie‟ wijst op het gezin als flexibele, beslissingennemende eenheid, die actief verschillende gedragspatronen kiest. Sociologen hebben gebruik gemaakt van de notie van familiestrategie als middel om processen en gevolgen van sociale veranderingen te verklaren en om te laten zien dat gezin en verwantschap actieve onderdelen van historische veranderingen zijn. Structurele barrières beperken gezinnen in de opties en gedragingen, dat kunnen bijvoorbeeld economische beperkingen zijn. Naast economische beperkingen, kunnen culturele oriëntaties overigens ook een beperking vormen in het functioneren van een gezin in een samenleving. Strategieën zijn dan de acties die gezinnen bedenken om het hoofd te bieden aan deze gevallen en om doelen te bereiken in confrontatie met structurele beperkingen (Moen en Wethington 1992). De „New Home Economics’ theorie van Becker gebruikt ook het concept van adaptatiestrategieën om keuzes te verklaren die gezinnen maken om de „family utility function’ te maximaliseren (1965). Gezinsstrategieën kunnen kortom gezien worden als datgene wat gezinnen doen om economisch welzijn te bereiken of te behouden. Bij economische omwentelingen ontwikkelen gezinnen manieren om het gat tussen behoeften en beschikbare bronnen te verkleinen. Verschillende vormen van menselijk, sociaal en economisch kapitaal in het familienetwerk worden dan strategische middelen die uitgewisseld kunnen worden. In de analyse van informele adoptie bekijk ik deze praktijk als een dergelijke strategie om economisch welzijn te behouden, in de uitvoering van deze praktijk kunnen culturele oriëntaties vervolgens zowel faciliterend als beperkend werken.

(15)

Er bestaan grofweg drie benaderingen die de plaats bepalen van gezins-adaptatiestrategieën: structurele benadering, rationele keuzebenadering en de levensloopbenadering. Een structurele benadering legt de nadruk op de manier waarop brede sociale en structurele invloeden, de lijst van mogelijke adaptaties beschikbaar voor families beperken en bepalen. De economische organisatie en het sociale en politieke stratificatiesysteem van een samenleving hebben een belangrijk effect op welke gezinnen toegang hebben tot middelen voor overleving, het behalen van succes en mobiliteit. Volgens deze structurele benadering zijn gezinsstrategieën flexibel tot op het punt waarop het sociale stratificatiesysteem hen toelaat flexibel te zijn. Gezinnen lijken overgeleverd aan invloeden van buitenaf en hun reactie daarop beperkt vanwege totale onderwerping aan structurele invloeden (Moen en Wethington 1992: 243-244).

De rationele keuze benadering benadrukt de rol van keuze, binnen de grenzen van structurele beperkingen, en de wisselwerking tussen historisch afgebakende opties en het maken van keuzes (individueel of door gezinnen). Dit is ook het fundamentele principe van „New Home Economics’, het gezin handelt met als doel het vergroten van de „household utility’, dat wil zeggen: het welzijn van de gezinseenheid (Moen en Wethington 1992: 245).

De levensloopbenadering combineert aspecten van structurele en rationele keuze theorieën in een tijdelijk raamwerk om gezins- en individuele strategieën van adaptatie in een bredere historische, sociale en culturele context van verschuivende mogelijkheden en beperkingen, bronnen en vereisten, normen en verwachtingen te plaatsen. De nadruk ligt hierbij op het belang van verschuivingen in vereisten en opties of in bronnen en behoeften, als stuwende kracht in een verandering van strategie. Veranderingen in de bredere sociale, institutionele, en economische omgeving zorgen voor schommelingen in middelen en behoeften (of streven) van gezinnen. En deze gezinnen produceren vervolgens gedragspatronen ontworpen om het verschil tussen die twee te verkleinen. In deze benadering van strategieën wordt veel aandacht besteed aan de context waarin deze plaatsvinden. Bepaalde noodzaken in een situatie geven vorm aan de lijst van beschikbare strategieën, net zo als eerdere ervaringen, subjectieve definities, en beschikbare sociale, psychologische en materiele bronnen dat doen.

Gezinnen zijn in staat om gebruik te maken van verschillende opties over een hele levenscyclus, en kunnen daarom op verschillende manieren reageren op externe noodtoestanden, afhankelijk van de beschikbare bronnen en de interpretaties van de gezinsleden. Het gezin kan haar leden daarom verplaatsten van de ene rol naar de andere als deze beter past bij de behoeften van het groepsverband (Hareven 1982 in Moen en Wethington 1994:

245).

De eerste benadering gaat voornamelijk uit van structuur als verklaring voor menselijk handelen of in dit geval het handelen van het gezin. Aan de agency van het gezin wordt nauwelijks aandacht besteed, toch hebben gezinnen wel enige controle in hun economische situatie en de mogelijkheden die zij hebben. De tweede benadering schrijft naar mijn mening te veel toe aan de agency van het gezin. De laatste benadering zal ik gebruiken in het analyseren van adoptiepraktijken. Dit perspectief richt zich op de mogelijkheid van gezinnen om verschillende posities aan te nemen, met als doel zich effectief te mobiliseren tegenover externe en interne

„bedreigingen‟. Het repertoire aan strategieën blijft verschuiven, net zoals er verschuivingen zullen zijn in gezinscompositie, gezinsbehoeften, bronnen, steun van buitenaf, vereisten, beperkingen en mogelijkheden (Moen en Wethington 1992 245; Hays 1994: 61). Deze erkenning van verschuivingen in opties en beperkingen vind ik belangrijk in de analyse van adoptie. De vraag is echter, of aanpassing aan verschuivingen in een sociale context áltijd plaatsvindt en in welke mate dit vlekkeloos verloopt. De levensloopbenadering, zowel als de

(16)

andere twee benaderingen schenken aan dit aspect weinig aandacht. De belemmeringen en de opties die een samenleving biedt voor de zorg van familieleden, bepalen de keuzemogelijkheden van gezinnen. Adoptie kan in zo een geval een uitkomst bieden voor de behoefte aan zorg voor ouderen of voor kinderen, en is in die opvatting een adaptatie aan de omgeving. Deze adaptatie hoeft niet altijd de meest gunstige te zijn of de minst problematische. Adoptie kan naast het voorzien in steun en zorg, ook problemen veroorzaken in de zorgrelaties tussen mensen, vanwege informele afspraken bijvoorbeeld. Bovendien kan adoptie een beperking zijn voor het verkrijgen van hulp van officiële zorginstellingen, vanwege onduidelijk juridisch ouderschap. In het bestuderen van adoptie aan de hand van de levensloopbenadering is het daarom nuttig om daarnaast ook te kijken naar de mate waarin adaptatie vlekkeloos verloopt.

Structuur, agency en cultuur

De noties van structuur, agency en cultuur worden in deze levensloopbenadering gezien als onderling met elkaar verbonden. Mensen produceren bepaalde vormen van sociale structuur en op hetzelfde moment produceren sociale structuren bepaalde soorten mensen. Bovendien zijn structuren beperkend én bieden zij mogelijkheden.

Ook zijn er verschillende niveaus van structuur. De verschillende lagen van structuur kunnen gezien worden als meer of minder zichtbaar in het alledaagse denken en doen, meer of minder beïnvloedend en meer of minder duurzaam in het weerstand bieden tot verandering. Het welvaartspeil in Suriname is bijvoorbeeld een structuur, net zoals cultuur en structuur kan zijn. Binnen deze structuren handelen mensen, en gebruiken adoptiepraktijken als een middel om te kunnen „overleven‟ te midden van beperkingen en belemmeringen. Agency is het menselijk sociaal handelen verwikkeld met keuzes binnen de alternatieven die beschikbaar gemaakt zijn door mogelijkheden in sociale structuur en mogelijk zijn gemaakt door een basis in structurele beperkingen. Die keuzes hoeven niet altijd opzettelijk te zijn, ze kunnen bewust of onbewust zijn, met opzettelijke gevolgen of juist niet. Ook zijn keuzes niet altijd individuele beslissingen, ze zijn sociaal gevormd en zijn meestal collectieve beslissingen. Keuzes worden bovendien gemaakt binnen het aanbod van structurele mogelijkheden en zijn daarom gevormd en begrijpelijk. Adoptie heeft een belangrijke functie in een samenleving, en de keuze hiervoor binnen een aantal opties, is een vorm van agency. Cultuur kan in dit proces gezien worden als systeem van betekenissen. Bij elke reactie van een gezin op een bepaalde context speelt cultuur een rol, bestaande ideeën en de manieren van denken beïnvloeden de strategieën van gezinnen. Cultuur beïnvloed niet alleen wát mensen denken, maar ook hóe mensen erover denken. Nieuwe manieren van denken zijn altijd gebaseerd op oude manieren van denken en reageren op bestaande manieren van denken op een systematische wijze (Hays 1994).

Bepaalde culturele opvattingen onder Javanen over ouderschap en familiesolidariteit bepalen de mate waarin adoptie gebruikelijk en geaccepteerd is. Deze opvattingen veranderen, wanneer er in de sociale omgeving sprake is van brede veranderingen. Maar adaptatie vindt niet altijd plaats, soms houdt men vast aan culturele waarden, zonder een expliciete functie in het samenlevingsverband.

Het fenomeen adoptie en pleegzorg benader ik, door het te plaatsen in de context van verschuivende mogelijkheden en beperkingen, en normen en verwachtingen. Om het hoofd te bieden aan belemmeringen in de sociale structuur, kiest men binnen een gezin voor bepaalde strategieën. In het voorafgaande heb ik, de aanwezigheid van zorginstellingen van de staat in wisselwerking met de zorg die familieleden bieden, al enkele

(17)

keren genoemd. Ik zal hier nu verder op in gaan, het bespreken van familiesolidariteit is in dit verband noodzakelijk.

Familiesolidariteit

De oorsprong van het concept familiesolidariteit in wetenschappelijk onderzoek ligt in twee perioden. Vanaf het begin van de jaren ‟60 tot aan het einde van de jaren ‟70 werd het thema familiesolidariteit in verband gebracht met de analyse van verwantschapsrelaties. In de periode van 1985 tot en met 1995 werd familiesolidariteit steeds belangrijker in sociologisch onderzoek, en bovendien in het maatschappelijke debat. De laatste tijd leeft de interesse naar familiesolidariteit opnieuw op, maar nu in een nieuwe context. De interesse gaat uit naar de afname van steun van de verzorgingsstaat en de gevolgen daarvan voor individuen zonder familiebanden. De bezorgdheid over omgang met moeilijkheden in het leven van iemand met weinig familiesteun legt de nadruk op beschermende eigenschappen van de familie en de steun waarin familienetwerken voorzien. Familiesolidariteit wordt in dit debat gezien als een aanvullende bron die de tekortkomingen van publieke solidariteit opvult.

Familierelaties voorzien in de bescherming tegen risico‟s en economische moeilijkheden die verbonden zijn met een bepaalde samenleving. Deze familiebescherming is belangrijk voor een individu gedurende zijn of haar gehele leven. Publieke autoriteiten zijn zich bewust van het belang van familieleden in de zorg voor kinderen, ouderen en zieken. Beleidsmakers erkennen en promoten vervolgens de diensten, gezien als morele plichten, en bepaalde taken worden toegeschreven aan familieleden als verzorgers (Martin 2004).

De substitution thesis suggereert dat wanneer staatsvoorzieningen ontwikkelen, familiesolidariteit afneemt2. Maar deze stelling is bevochten door te laten zien dat de ontwikkeling van de welvaartstaat familiesolidariteit niet heeft vervangen, het heeft slechts een andere vorm, richting en inhoud gekregen (Knijn 2004: 18). Ook al zijn veel vormen van sociale zorg overgenomen door de staat, primaire groepen zoals familie, vrienden en buren spelen nog steeds een grote rol in het voorzien in directe noodgevallen en emotionele steun met persoonlijke problemen. Soms hebben relaties slechts een andere vorm gekregen, face-to-face contacten zijn bijvoorbeeld in veel samenlevingen afgenomen (Höllinger & Haller 1990).

Steun van het familienetwerk is dus erg belangrijk in de bescherming van gezinnen en gezinsleden. De beschermende eigenschappen komen vooral te pas als de omstandigheden waarin mensen leven slecht zijn, zoals ook bij de groepen leeuwen en wolven te zien was. In zo een situatie is de economische en emotionele afhankelijkheid van „extended‟ familie groot. Kagitcibasi typeert dergelijke samenlevingen aan de hand van haar

„interdependentiemodel’. Lage welvaart is een van de kenmerken die zij noemt. Vanwege een economisch slechte situatie is de wederzijdse afhankelijkheid tussen familieleden en generaties groot. Bovendien hebben kinderen vaak een economische waarde en zijn zij belangrijk in de oudedagsvoorziening van ouderen in de samenleving. De prioriteit van het groepsverband overheerst, en de groep voorziet in het welzijn van zijn leden.

(Kagitçibasi 1996 in Eldering 2003: 140). Dit interdependentiemodel geeft de situatie simpel en vereenvoudigd weer, de werkelijkheid ligt veel complexer. Ik gebruik het model slechts om aan te geven dat familiebanden in economisch slechte situaties steeds belangrijker worden. Ook wordt er in zo een situatie meer belang gehecht aan collectivistische normen en waarden dan individualistische.

2 Alternatieven op de substitution thesis zijn: packaging and patchworking, complementary thesis en transmission thesis (Knijn 2004).

(18)

De praktijk van informele adoptie onder Javanen in Suriname steunt voornamelijk op de onderlinge solidariteit van familieleden en heeft in die zin een belangrijke „overlevingswaarde‟. Zonder dit gevoel van solidariteit zou de samenwerking tussen gezinnen gering zijn, en de moeilijkheden om te kunnen voorzien in middelen voor leden groter. De interdependentie zorgt ervoor dat economische problemen en tegenslagen, gezamenlijk worden benaderd. De kans van slagen in het creëren van geschikte omgeving voor de opvoeding van kinderen is dan groter. Een belangrijk voordeel is vervolgens, de oudedagsvoorzieningen die geadopteerde kinderen op zich kunnen nemen. Beleidsmakers beschouwen zorg voornamelijk als een familieaangelegenheid, omdat zorgtaken ook vaak worden opgenomen door familieleden. Gezinnen reageren op hun beurt weer op dit geringe aanbod van staatsvoorzieningen, door creatief te handelen binnen de structurele beperkingen en de mogelijkheden.

Kortom: gezinnen gebruiken bepaalde strategieën bij economisch slechte omstandigheden. Hoe gezinnen reageren op zo een structurele barrière wordt beïnvloed door culturele oriëntaties. Vaak wordt een beroep gedaan op het bredere familienetwerk dat steun kan bieden in de zorg voor de leden van het gezin.

Familiesolidariteit is onmisbare aanvulling op andere bronnen van steun en wederzijdse hulp. In dit onderzoek ga ik dieper in op adoptie als een gezinsstrategie en reactie op een sociaal-economische noodzaak. Het is een strategie waarbij „extended’ familieleden worden ingeschakeld en een beroep wordt gedaan op familiesolidariteit. Familiesolidariteit refereert aan de staat van eenheid of gemeenschap gebaseerd op de wederzijdse afhankelijkheid en gedeelde belangen. Gevoelens van solidariteit zijn een belangrijke basis voor sociale orde en sociale integratie in een groep (Hunter & Whitten 1976: 363). Onder „extended kin‟ versta ik:

alle andere familieleden dan de biologische ouders en zussen of broers van ego.

Sociaal kapitaal en adoptie onder verwanten

Inzicht in de problematiek van zorg op micro en macro niveau kan vergroot worden door aandacht te besteden aan het begrip sociaal kapitaal, wat Bordieu destijds introduceerde (1986). In dit onderdeel leg ik het verband tussen sociaal kapitaal en de praktijk van adoptie binnen familie uit. Ten eerste zal duidelijk worden dat het hebben van kinderen, het sociaal kapitaal van een persoon vergroot. De aanwezigheid van kinderen in een gezin is namelijk belangrijk in een omgeving waar men afhankelijk is van de hulp van anderen. Ten tweede speelt sociaal kapitaal een rol in de vraag waarom de voorkeur bij deze vorm van adoptie uitgaat naar familieleden.

Sociaal kapitaal is een concept dat zijn oorsprong heeft in de sociologie, en refereert naar de bronnen die voortkomen uit de sociale banden die iemand heeft, aldus Portes (1998). Sociaal kapitaal is het idee dat individuen en groepen, middelen kunnen verwerven en winst kunnen behalen via de connecties die men heeft met elkaar, en het type connectie (Paxton 1999: 89). In een omgeving met een hoog sociaal kapitaal is het netwerk hecht, zijn de relaties wederkerig en vertrouwt men elkaar. Dit is een noodzakelijke voorwaarde voor familiesolidariteit in een gemeenschap. Voor het bereiken van sociaal kapitaal moet objectieve samenwerking tussen individuen bestaan. Er moet een netwerk zijn, die individuen met elkaar verbindt. Een tweede component van sociaal kapitaal zijn subjectieve banden. Deze banden tussen individuen in een bepaald netwerk zijn van een bepaalde aard, ze zijn wederkerig, brengen positieve emoties met zich mee en men vertrouwt elkaar. Wanneer sociaal kapitaal aanwezig is, verhoogd dat de mogelijkheid voor actie en voordeel voor de leden in het netwerk, maar ook voor de groep als een geheel (Paxton 1999). Dit suggereert dat sociaal kapitaal een voorwaarde is voor familiesolidariteit, het principe waar verwantenadoptie op leunt. Onder de Javanen in Suriname, waar adoptie

(19)

niet ongebruikelijk is, moet er daarom sprake zijn van een hecht netwerk, wederkerige relaties en vertrouwen in sociale relaties waarbinnen adoptie plaatsvindt.

De twee componenten, vertrouwen en samenwerking, moeten gelijktijdig aanwezig zijn om sociaal kapitaal te bereiken. Voor een wederkerige relatie is vertrouwen noodzakelijk. Vertrouwen bestaat uit de sociaal aangeleerde en bevestigde verwachtingen die mensen van elkaar hebben, van de organisaties en instituties waarin zij leven, en van de natuurlijke en morele sociale leefregels. Deze verwachtingen vormen de basis interpretaties in het leven van een individu. Er bestaat een onderscheid tussen vertrouwen in individuen en in meer abstracte personen en systemen. Terwijl vertrouwen in specifieke personen belangrijk is voor sociaal kapitaal op micro niveau, is algemeen vertrouwen in mensen een belangrijk kenmerk van sociaal kapitaal op nationaal niveau. Een zekere mate van vertrouwen in abstracte systemen, zoals instituties van de overheid, is noodzakelijk voor een inschatting van het sociaal kapitaal op macroniveau (Paxton 1999). Dit onderscheid geeft een scheiding aan tussen vertrouwen binnen een groep en vertrouwen daarbuiten. Een tweede component van sociaal kapitaal, samenwerking, is ook op te delen in twee soorten. Individuen kunnen informeel met elkaar samenwerken via vriendschaps- of familiebanden. Daarnaast zijn individuen verbonden via formeel lidmaatschap, zoals dat van een staat. Bij weinig vertrouwen in het politieke systeem, en in het sociale voorzieningen systeem van een land is, is men minder snel bereid macht en zorg uit handen te geven. Met als gevolg dat men terugvalt op de steun die het familienetwerk geeft, sociale cohesie in een gemeenschap is daarom van groot belang (Paxton 1999). Bij adoptie onder Javanen moet daarom sprake zijn van sterke samenwerking en vertrouwen binnen de gemeenschap, daarentegen lijkt het sociaal kapitaal op macroniveau gering te zijn.

Kinderen worden namelijk vooral uitgewisseld binnen de groep mensen wie men het meest vertrouwt, namelijk familieleden.

Wat is nu vervolgens de relatie tussen het hebben van kinderen en sociaal kapitaal? Het krijgen van kinderen vergroot sociaal kapitaal, vanwege de betrokkenheid in de samenleving. „Showing off an new baby is a good ice-breaker for people who wish to introduce themselves to their neighbors and may lead to formation of friendschip and networks of mutual aid,‟ is ook de mening van Astone e.a. (1999: 4-5). Sociaal kapitaal en de waarde van kinderen zijn dus verbonden met elkaar. In de studie naar adoptie vormt dit een belangrijk principe.

Kinderen kunnen dus sociaal instrumenteel van belang zijn, zelfs als zij geen directe economische waarde hebben. De adopteren van kinderen heeft daarom een belangrijke functie voor kinderloze stellen, in een samenleving waar men weinig vertrouwen heeft in instituties van de overheid en waar een hecht netwerk van wederkerige sociale relaties cruciaal is voor een sociaal vangnet. Investering in sociaal kapitaal in de vorm van adoptie, is daarom een vorm van agency, en verklaart ook waarom mensen veel bijdragen aan het gezinsleven (Astone e.a.1999).

Concluderende opmerkingen: adoptie en pleegzorg

Het adopteren van kinderen en de uitbesteding van kinderzorg komt op veel plekken in de wereld voor, zij het in verschillende uitingsvormen en met andere functies. Hoe met dit fenomeen wordt omgegaan en hoe het wordt ervaren door de betrokkenen verschilt nogal per samenleving. In veel Westerse samenlevingen waar men, als reactie op toename van welvaart, in sterkere mate gericht zijn op „welbevinden‟ en in minder sterke mate op

„overleving‟, zijn individuele handelingen niet zo zeer meer de uitkomst van collectieve familiebeslissingen (Inglehart 1997 in Liefbroer en Dijkstra 2000: 28). Het nucleair gezin is met hulp van overheidsinstellingen zelf

(20)

in staat te voorzien in zorg, en is daarom in veel mindere mate afhankelijk van het familienetwerk (Martin 2004).

Adoptie als mechanisme van ondersteuning van een gezin komt nauwelijks voor, adoptie van niet-verwanten is daarentegen wel gebruikelijk. In veel van deze Westerse samenlevingen is een genetisch definitie van verwantschap dominant, een gevolg van deze ideologie is dat adoptiegezinnen worden gezien als abnormaal en onuitvoerbaar (Wegar 2000: 363). De heersende opvattingen in de sociale context over verwantschap, lijken daarom sterk van invloed op het gemak waarmee kinderen worden opgevoed door anderen dan de biologische ouders. Een ander model dan de genetische verwantschapsdefinitie, ondersteunt juist het menselijk vermogen om verwantschap te voelen en te creëren buiten de grenzen van bloedrelaties. Deze gedragsdefinitie (niet-genetisch, meer flexibele en doelmatige definitie) van familierelaties en verwantschapsbanden is in sommige samenlevingen gebruikelijker dan in andere. In veel Niet-westerse samenlevingen zijn niet-biologische verwantschapsvormen normaal en er ligt dan ook geen stigma op adoptiegezinnen. In een dergelijke situatie heeft adoptie vaak een belangrijke functie en is de omgeving van mening dat gezinnen niet alleen „echt‟ zijn als ze gebaseerd zijn op bloedrelaties. Gezinsgrenzen zijn daarom flexibel en kneedbaar (Wegar 2000: 286).

De Javaanse gemeenschap in Suriname is voorbeeld van zo een samenleving waarin adoptie niet ongebruikelijk is. Alhoewel, stelt Schröder-Butterfill, adoptie is misschien niet de juiste term. Het is namelijk geen complete, onomkeerbare en wettelijk bindende overdracht van alle wettelijke rechten en plichten met betrekking tot een kind van zijn biologische naar zijn adoptieve ouders. Javaanse adoptie is daarom traditioneel een zaak tussen de twee betrokken gezinnen en geen wettelijke handeling (Schröder-Butterfill 2004: 114). Brady hanteert de volgende definitie van adoptie: any positive and formal transaction in kinship, other than birth or marriage, that creates new or revises existing kinship bonds to bring them into accordance with any other kinship identity set customarily occupied by two or more persons in that society (1976: 10). Bij deze soort adoptie gaat het dus om gecreëerde of herziende verwantschapsrelaties door de uitwisseling van kinderen. In de meeste samenlevingen wordt onderscheid gemaakt tussen adoptie en pleegzorg, waarbij pleegzorg een meer tijdelijke familieverplichting is om voor iemands kinderen te zorgen. Adoptie is dan een transactie in ouderschap inclusief de overname van de belangrijkste verantwoordelijkheden. Brady definieert pleegzorg als volgt: a temporary change in kinship identity through kin group and perhaps residential realignment where no permanent arrangement is either negotiated or intended (1976: 15). Het verschil met adoptie is het tijdelijke karakter van pleegzorg.

Ook in literatuur over Javanen komt dit onderscheid naar voren. Een eerste vorm, die het meeste lijkt op adoptie zoals door Brady gedefinieerd, is anak pupon (Schröder-Butterfill 2004; Geertz 1961: 36). Een tweede vorm van adoptie komt meer overeen met de tijdelijke zorg voor een kind wat Brady bedoelt met pleegzorg.

Geertz noemt dit „lenen‟ (1961: 36). Het kind wordt daarbij niet beschouwt als geadopteerd, maar wordt tijdelijk verzorgd door familieleden van de ouders. Wat echter ontbreekt in de literatuur over adoptie onder Javanen, is een uitgebreide studie naar de redenen, functies en achtergronden van deze praktijk. Adoptie is slechts beschreven als een onderdeel van het verwantschapsysteem (Geertz 1961; De Waal Malefijt 1963;

Koentjaraningrat 1985) of adoptie is bestudeerd in het kader van oudedagsvoorzieningen (Schröder-Butterfill 2004). In deze studie wil ik een begin maken voor uitgebreider onderzoek naar de manifestatie van adoptie binnen de Javaanse gemeenschap in Suriname, door in mijn analyse gebruik te maken van de zojuist aangedragen concepten in dit hoofdstuk. Ik ga in op de achtergronden van adoptie en het gemak waarmee kinderen worden uitgewisseld. Deze geaccepteerde vorm van adoptie lijkt namelijk een belangrijke functie in de

(21)

gemeenschap te hebben, die ik in deze scriptie wil belichten. Het gezin speelt in deze analyse een grote rol, omdat adoptie in de eerste plaats een zaak is tussen twee gezinnen. Het gezin bevindt zich bovendien niet in een vacuüm, maar houdt verband met veranderingen in de maatschappij. De sociaal-economische situatie en een systeem van betekenissen zijn weerspiegeld in het denken en doen van leden binnen het gezin, en komen tot uiting in de adaptatiestrategieën die men heeft. Het is daarom nodig om opvattingen over opvoeding en ouderschap in de huidige maatschappelijke context te plaatsen, om vervolgens aan de hand van structuur, agency en cultuur, de rol van adoptie in de gemeenschap te bepalen. Ten slotte vormt familiesolidariteit een onmisbaar principe in dit theoretisch perspectief, omdat de praktijk van adoptie hierop leunt. Ik besteed daarom ook aandacht aan solidariteit in sociale relaties en bepaal de rol en de plaats in de praktijk van adoptie. In het volgende hoofdstuk, belicht ik de onderzoekslocatie Suriname, en specifiek de Javaanse gemeenschap daarbinnen.

(22)

3

De context van het onderzoek

Voordat ik verder ga met de analyse van adoptie, is het van belang om stil te staan bij de context van het onderzoek waarbinnen de theoretische perspectieven uit het vorige hoofdstuk, gebruikt zullen worden. Dit hoofdstuk dient om een beeld te geven van de onderzoekslocatie Suriname, en specifiek de Javaanse gemeenschap daarbinnen. Wetenschappelijke beeldvorming omtrent de Javanen in Suriname (na de periode van contractarbeid) begon met het proefschrift van Joseph Ismael (1949). Sinds het eind van de jaren vijftig groeide het aantal antropologische studies, deze werden uitgevoerd door de Waal Malefijt (1963), Suparlan (1973), Derveld (1981). Ook hebben de volgende onderzoekers, met meerdere werken, bijdragen geleverd: Grodd (1971), Patmo-Mingoen (1978), Hein Vruggink (1984), Sylvia Gooswit (1988), Hoefte (1990), Towikromo (1997). De laatste jaren is er echter weinig gepubliceerd over deze gemeenschap.

In dit hoofdstuk behandel ik de context van het onderzoek, die vragen betreft zoals: „Hoe heeft men zich gevestigd en hoe is men ontvangen in Suriname?‟ „Wat is de demografische ontwikkeling en de sociaal economische positie van deze groep?‟ „Welke religieuze achtergrond hebben mensen?‟ Deze aspecten schetsen een beeld van de historische, sociale en culturele ontwikkeling van deze gemeenschap, die een achtergrond vormt waartegen ik adoptie zal plaatsen en analyseren. Dit hoofdstuk zal ik beginnen met een beschrijving van de migratiegeschiedenis.

Migratiegeschiedenis van Javanen naar Suriname

Suriname wordt gekenmerkt door een multiculturele of plurale samenleving, de grootste etnische bevolkingsgroepen zijn Hindostanen, Creolen (afstammelingen van de vroegere negerslaven), Javanen, Chinezen en Marrons (afstammelingen van de slaven die van de plantages vluchtten) (Leuwsha 2006). Deze diversiteit in de samenleving ontstond als gevolg van de koloniale en neokoloniale processen verbonden aan Suriname. Na de afschaffing van de slavernij in 1863 was er in Suriname een groot tekort aan arbeidskrachten voor de plantages, waar voorheen slaven uit Afrika werkten. Uit verschillende delen van de wereld werden contractarbeiders gehaald, eerst uit China, vervolgens uit Brits-Indië en uiteindelijk uit Nederlands-Indië. In 1890 kwamen de eerste Javanen naar Suriname, zij werden als contractarbeiders te werk gesteld op de plantage Mariënburg, toen in het bezit van de Nederlandse Handels Maatschappij (NHM). De werving van Javanen liep vanaf 1890 tot aan 1939, in die periode werden er in totaal aan 32,956 mensen gemigreerd van Midden en Oost Java naar Suriname (Derveld 1982). Het was oorspronkelijk de bedoeling dat deze arbeiders tijdelijk op de Surinaamse plantages zouden werken, om na afloop van hun arbeidsovereenkomst weer naar Java terug te keren. Slechts enkelen keerden weer terug (Kolk 1995).

De grote meerderheid van de contractarbeiders waren vroeger op Java landarbeider, en afkomstig uit de armste bevolkingsgroepen. Het migratiemotief was daarom in de eerste plaats een economische. Omdat Java destijds vol begon te raken, werden landbouwgronden per bedrijf verkleind. Jonge landarbeiders werden gedwongen te zoeken naar ander werk, en sommige van hen besloten op de boot te stappen met de hoop op een

(23)

goede baan. Een andere prikkel die tot emigratie bewoog, volgens Ismael (1949: 88), had te maken met persoonlijke omstandigheden, zoals het vluchten voor de politie, verboden liefdes en het hebben overtreden van morele wetten. Wat veel Javanen zelf als reden gaven was een betovering door een spreuk, waardoor men geen controle meer over zichzelf had. Men gaf aan betoverd te zijn en vervolgens meegenomen door een vreemde man. Deze man bood hen een aantrekkelijke toekomst in een ander land. Vanwege de betovering zegt men hun gezin en familie te zijn vergeten. Eenmaal op zee, was de magie van de toverspreuk verbroken, het werkte alleen op Java. De Waal Malefijt legt uit dat het achterlaten van gezin en familieleden een van de meest beschamende handelingen is die een Javaan kan plegen, daarom wordt een reden voor het besluit naar Suriname te gaan, buiten zichzelf gezocht (1963: 29).

Eenmaal in Suriname aangekomen moest men het hoofd bieden aan allerlei aanpassingsproblemen. Na een afschrikkende bootreis moesten Javanen wennen aan de discipline op de plantages, die de arbeiders verplichtte zes dagen in de week, zeven tot tien uur te werken (Hoefte 1990b: 7). Door een tekort aan vrouwen die immigreerden, viel het evenwicht tussen de seksen weg en konden er geen gezinnen gevormd worden. Dit leidde tot instabiliteit, prostitutie en drankgebruik. Ook was er een tekort aan gezaghebbende ouderen, sociale status was nu afhankelijk van lichamelijke kracht (Suparlan 1976: 120-123). Vaak zonder enige familie en laat staan met een gezin, werden de relaties met de jaji, de mensen die op dezelfde boot naar Suriname kwamen, voor de inwoners van de plantages erg belangrijk. Eenmaal in Suriname aangekomen, verloren de jaji elkaar niet meer uit het oog (Hoefte 1990b: 10). Langzamerhand ontstond in de gemeenschap toch enige structuur, door het groeiende aantal vrouwen en ouderen. Hoefte (1990b: 7) is van mening dat de Javaanse culturele tradities, ondanks de ontwrichtingen veroorzaakt door migratie en contractarbeid, sterk is gebleven. Een belangrijke factor die zij noemt is de toestroming van nieuwe immigranten die de al eerder gearriveerden in contact hielden en op de hoogte van de Javaanse cultuur en eventuele veranderingen op Java. Ook de saamhorigheid van de Javaanse gemeenschap ten opzichte van andere etnische groepen maakte het mogelijk de cultuur te handhaven.

De positie van de Javanen in Suriname

Tot het begin van de jaren dertig voerden de Nederlandse en de Surinaamse overheid een assimilatiepolitiek ten opzichte van alle Surinaamse bevolkingsgroepen, waarbij men streefde naar een gemeenschappelijke taal en cultuurgemeenschap. Bij de Javanen had de assimilatie politiek weinig succes, voornamelijk vanwege een taalbarrière. De meeste Javanen waren ongeletterd en kinderen hadden moeite met het Nederlandse onderwijs.

Bovendien werkten veel kinderen op het veld in drukke tijden op de plantage en waren scholen niet in de buurt van de Javaanse nederzettingen (Kolk 1995: 24). Ondanks de leerplicht stimuleerden de Surinaamse autoriteiten de Javanen niet naar school te gaan. Ze bleven analfabeet en werden uitgesloten van de sociale, economische en politieke activiteiten van de Surinaamse maatschappij. Door een dergelijke bejegening, leefde de gedachte aan de terugkeer naar Java sterk, wat ook een van de oorzaken van het falen van de assimilatiepolitiek was.

Rond 1930 werden veel plantages gesloten als gevolg van de economische wereldcrisis. De Javanen verlieten de plantages en gingen over tot het verbouwen van eigen gewassen op door de overheid uitgegeven stukjes grond. De assimilatiepolitiek maakte plaats voor een politiek van versterking van het pluriforme karakter van de Surinaamse samenleving (Gowricharn 2001: 78). De overheid wilde van de districten „Aziatische‟

gebieden maken, zodat de Hindostanen en de Javanen zich thuis konden voelen. Op het platteland moesten er hechte en homogene gemeenschappen gevormd worden. In dat kader werd onder anderen de Aziatische

(24)

huwelijkswetgeving geïntroduceerd. Huwelijken gesloten door hindoe- of moslimgeestelijken zouden als wettig gelden.

Tot aan de Tweede Wereldoorlog hadden de Javanen weinig politieke rechten en hun economische mogelijkheden waren in vergelijking tot bijvoorbeeld de Hindostanen beperkt. De relatie tussen Javanen en overige bevolkingsgroepen, kenmerkte zich door minachting voor Javanen die een minderheidsgroep vormde in Suriname. Ook in deze periode was de hechtheid met het land gering. Het saamhorigheidsgevoel bleef daardoor sterk ondanks verschillen binnen de groep. Het beeld dat Javanen van zich zelf hadden, was die van een „arme en domme Javaan‟ (Kolk 1995: 27). Op de plantage is dit zelfbeeld via de opvoeding lang doorgegeven, wat stagnerend heeft gewerkt op zowel economische vooruitgang, als de sociale mobiliteit van Javanen (Gooswit 1990: 47 in Kolk 1995: 28). Suparlan (1976: 145) wijst hierbij op de gevoelens van deprivatie en inferioriteit, die Javanen tijdens hun contractperiode in Suriname, hadden opgedaan en die nu een deel vormen van hun sociale systeem.

Tijdens en na de Tweede Wereldoorlog begonnen Javanen naar de hoofdstad te trekken. Ook verhuisde men naar andere gebieden, waar de bauxietwinning opbloeide. Vanaf 1949 kregen Javanen nieuwe mogelijkheden, het algemeen kiesrecht vergrootte de participatie van Javanen in de politiek. Politieke partijen werden opgericht, zoals Persatuan Indonesia en Kaum Tani Persatuan Indonesia. In tegenstelling tot eerdere perioden, waarin werd gedacht dat het vasthouden aan de Javaanse gewoonten en taal het participeren in de arbeidsmarkt en politiek zou tegenhouden, werden langzaam pogingen gedaan om Javaanse identiteit te versterken binnen de Surinaamse samenleving. De overheid benaderde culturele pluriformiteit nu op een andere manier, er ontstond een nationale ideologie van „eenheid in verscheidenheid‟. De formulering verwijst meer naar verscheidenheid, aldus Gowricharn, die van mening is dat eenheid slechts een formeel staatkundig omhulsel is (2001: 76). Het is tegenwoordig de grote mate van wederzijdse acceptatie en het feit dat geen van de bevolkingsgroepen probeert de ander ervan te overtuigen dat de eigen cultuur beter is en dus overgenomen moet worden, die voor stabiliteit in het samenlevingsverband van Suriname zorgen (Gowricharn 2001: 76).

Vanaf de jaren zestig kregen Javanen meer politieke invloed, en richtten zij meerdere Javaanse partijen op, waaronder Sarekat Rakjat Indonesia, Pendawa Lima en de Pertjajah Luhur. Ook de hedendaagse politiek is verdeeld aan de hand van etniciteit. Etnische herkomst van mensen functioneert als onderling bindmiddel en tevens als een middel dat de politieke leiders gebruiken om een politieke achterban te mobiliseren (Derveld 1999: 5). Derveld noemt naast de etniciteit in politiek, nog enkele kenmerken van Surinaamse politiek, waaronder het cliëntelisme. Het houdt in dat politieke partijen hun aanhang door middel van patroon-cliënt- relaties mobiliseren (1999: 5).

De sociaal economische positie van de Javanen in Suriname heeft kortom, sinds de periode van contractarbeid, een hele ontwikkeling doorlopen. Tegenwoordig zijn op de arbeidsmarkt Javanen vooral terug te vinden in lagere overheidsfuncties, en verdienen het minst van de drie grootste bevolkingsgroepen in Suriname.

De meeste Javanen (72, 3%) rekenen zichzelf tot de arbeidsklasse en zijn tevreden over de huidige inkomenssituatie (Hassankhan 1995). Javanen zijn over het algemeen het slechtst opgeleid, al zijn zij bezig met een inhaalslag. Wat betreft de Javaanse gewoontes en cultuuruitingen, deze worden onder de gemeenschap veelvuldig besproken. Vooral schenkt men aandacht aan de „juiste‟ vormen en de „echte‟ betekenissen van tradities en rituelen, aangezien vooral landarbeiders met weinig kennis over de betekenissen van tradities en religieuze rituelen migreerden vanuit Java. Kennis over Javaanse cultuur is daarom erg gewaardeerd. Volgens

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op lokaal niveau werken de branches al samen aan een doorgaande leer- en ontwikkelingslijn, sluitende dagarrangementen en een gedeelde pedagogische visie, vormgegeven in

In het huidige rekenonderwijs, het zogenaamde ‘realistische’ rekenen, gaat het erom dat de kinderen zich realiseren wat ze doen.. Kinderen schrijven daarom hun berekeningen in

Niet alleen adoptieouders en geadopteerden zelf, maar ook beroeps- krachten kunnen hier terecht voor informatie, advies, consulatie en deskundigheidsbevordering op het gebied van

Gescheiden ouders die hun kin- deren ondersteunen tijdens de opvoeding (leuke dingen doen samen, luisteren naar de problemen van het kind,…) en weinig tot geen ruzie maken over

Uit de SiV-gegevens blijkt dat kinderen een hogere levens- tevredenheid hebben wanneer ouders samen spreken over de kinderen en weinig of geen ruzie maken. Uit de SiV-gegevens van

Another set of responses focused on practical measures: the need to improve data on families and ensure fathers are recorded, always addressing both partners in a couple, being

+ Zwart: verbieden, uitleggen, tussenkomen met straf of/en begeleiding of andere interventie,

Volgens [eiseres] hebben de gedragingen van de Staat en de Stichting ertoe geleid dat zij geadopteerd heeft kunnen worden op de door haar gestelde (illegale) wijze, dat zij