• No results found

Javaanse adoptie is traditioneel een zaak tussen twee betrokken gezinnen en geen wettelijke handeling, aldus Schröder-Butterfill die adoptie in Java onderzocht als een van de strategieën voor steun ten behoeve van ouderen zonder kinderen (2004: 114). Dergelijke oplossingen worden onderling geregeld en het wettelijk vastleggen van de overeenkomst komt nauwelijks voor, zo ook onder de Javanen in Suriname. Schröder-Butterfill onderzocht in haar studie slechts één reden voor adoptie, en richtte zich op de behoefte aan kinderen. In dit hoofdstuk schets ik een beeld van de praktijk van adoptie en behandel ik verschillende redenen voor het adopteren van kinderen, zowel als de redenen die ouders hebben om kinderen te laten opvoeden door iemand anders. Diverse aanleidingen voor adoptieregelingen behandel ik door informanten aan het woord te laten. De daaropvolgende hoofdstukken betreffen mijn eigen analyse over de achterliggende motieven en achtergronden. Ik begin mijn schets met twee vormen van adoptie die herkenbaar zijn binnen de Javaanse gemeenschap in Suriname.

Twee vormen van adoptie: ‘anak pupon’ en ‘lenen’

“Mupu anak is echt iets vertrouwelijks hè. Voor ons Javanen is het heel gewoon en komt het vaak voor hier in het district. Zoiets gebeurt altijd binnen de familie. De pleegouders en de echte ouders worden meestal allebei pa en ma genoemd. Eigenlijk zijn pleegouders ook gewoon hetzelfde als je echte ouders, ze geven je onderdak, eten en zakgeld. Ze doen precies hetzelfde. Iedereen heeft zijn eigen redenen voor zo een situatie, soms is het vanwege een financiële situatie. Of soms woont iemand heel erg ver, daar aan de overkant. (Ze wijst naar de Commewijnerivier, waar aan de overkant kleine dorpen liggen). Als daar geen scholen zijn, dan worden kinderen bij familieleden ondergebracht die dichtbij een school wonen, zoals hier in Leliëndaal. (…) Mijn pleegoma heeft zelf nooit kinderen gehad, daarom heeft ze altijd kinderen grootgebracht van anderen. Ze heeft in totaal drie kinderen grootgebracht. Ik ben zelf tot twee-jarige leeftijd opgegroeid bij mijn pleegouders. Mijn pleegmoeder was de siwa (oudere tante) van mijn moeder, de zus van mijn oma, mijn moeders moeder. Ik had eigenlijk twee broers die op vroege leeftijd zijn overleden, en mensen zeiden over mijn moeder dat ze geen kinderen bij zich kon houden. Ze gaven haar het advies om het volgende kind dat ze zou krijgen weg te geven. Anders zou het niet overleven, het moest in een ander huis en door andere ouders opgevoed worden. Mijn moeder geloofde niet in dat Javaanse gedoe, want zij is zelf christelijk. Maar toen ze opnieuw zwanger was, van mij, wilde ze het op de proef stellen. Ze had immers al twee kinderen verloren. Dus toen ik werd geboren heeft ze mij aan haar siwa gegeven. Of beter gezegd verkocht. Voor een paar cent ben ik verkocht. Ik weet het bedrag niet meer precies hoor. Een symbolisch bedrag was het. Ik was nu van mijn pleegmoeder en op die manier konden de kwade geesten mij niet raken. En ik ben in leven gebleven tot nu toe. Mijn moeder heeft in totaal vijf kinderen gekregen. Want na mij is ze nog een keer zwanger geraakt. Dat kind, een jongen, heeft ze zelf gehouden en die is overleden. Ze wilde het gewoon proberen hè, ik had het overleeft, en nu wilde ze zelf ook een kind opvoeden. Toen ze daarna nog een keer zwanger raakte zei haar oudste zus tegen haar : „Dit kind neem ik, en het blijft bij mij!‟ Hij is bij haar gebleven en is nog steeds in leven. Hij is inmiddels 26 en woont in de stad, daar studeert hij. (…) Na twee jaar hebben mijn ouders mij weer genomen, want die waren alleen nu hè. Nadat ik weer thuis ben gekomen, zijn mijn ouders gescheiden en heb ik zes jaar lang bij mijn siwa in de stad gewoond. Toen ik 21 jaar was en klaar met mijn studie ben ik weer terug naar Commewijne gegaan. Daar heb ik nog een tijdje bij mijn moeder gewoond, zij had toen al een nieuwe man. En op mijn 22e ben ik getrouwd.”5

5 Voor een verwantendiagram van de familie Djarkarsi, zie Bijlage 2.

Nelleke, een 36 jarige moeder van drie kinderen, vertelt in dit fragment haar persoonlijke adoptieverhaal. Naar voren komt een belangrijk kenmerk van Javaanse adoptie, namelijk de uitwisseling van kinderen tussen familieleden. De regeling kan ook getroffen worden tussen fictieve verwanten (jaji), een veel voorkomende praktijk destijds bij gebrek aan feitelijke familiebanden in het begin van de migratieperiode. In de literatuur over Javaanse adoptie komen twee soorten adoptie naar voren. Geertz (1961: 36) en de Waal Malefijt (1963: 146-149) spreken over anak pupon en borrowing, termen die binnen de Javaanse gemeenschap gebruikt worden om vormen van adoptie aan te geven. De term borrowing refereert naar het „lenen‟, die men gebruikt om onderscheid te maken met anak pupon, een Javaanse equivalent ontbreekt hiervoor. Koentjaraningrat (1985:

260) spreekt over ngenger, te vergelijken met „lenen‟, echter deze term is in Suriname niet gebruikelijk. In Commewijne ben ik verschillende vormen van adoptie tegengekomen die ik vervolgens ook onderverdeel in twee soorten. Dat doe ik op basis van twee aspecten: de leeftijd waarop het pleegkind word weggegeven door de ouders; en de duur van het verblijf bij de pleegouders.

De eerste vorm van adoptie bestaat uit een informele regeling tussen twee ouderparen die vaak, maar niet altijd, al voor de geboorte van een kind gemaakt wordt. Nelleke is bijvoorbeeld opgegroeid als een anak pupon, wat letterlijk een „kweekkind‟ betekent. Het is afgeleid van twee Javaanse woorden: anak, wat „kind‟

betekent, en pupon komt van het werkwoord pupu of mupu, wat het „kweken‟, „opvoeden‟ of „grootbrengen‟

betekent. Zoals ook de pleegouders van Nelleke deden, geven pleegouders een symbolisch bedrag aan de ouders, wat betekent dat het kind vanaf dat moment tot hen behoort. Zij zullen voor het kind zorgen, alsof het hun eigen is. De biologische ouders beloven hiermee het kind niet terug te nemen in de toekomst. Deze pupon tumbas of sarat, zoals respectievelijk Geertz (1961: 36) en Koentjaraningrat (1985: 138) het symbolische bedrag noemen, komt tegenwoordig niet veel meer voor. Men neemt genoegen met een mondelinge regeling over de opvoeding en het verblijf van een kind, zonder de traditie van een symbolische koop. Zo een regeling wordt altijd getroffen tussen twee ouderparen die voor en na de geboorte een goed contact onderhouden. Vaak helpt de toekomstige pleegmoeder al tijdens de zwangerschap de biologische moeder door een bijdrage te leveren aan het huishouden of door goederen en etenswaren te geven. De pasgeboren baby wordt vervolgens binnen een tijd van ongeveer drie maanden, hoogstens twaalf maanden, aan de pleegmoeder gegeven. In zijn jeugd leert het kind wie zijn pleegouders en wie zijn biologische ouders zijn, beide ouderparen worden in veel gevallen „pa‟ en „ma‟

genoemd.

Ook de duur van het verblijf geeft het verschil aan tussen de twee vormen van adoptie. Mupu anak is een permanente vorm van adoptie, en daarom zal het kind zijn hele jeugd bij de pleegouders blijven. Onder bepaalde omstandigheden kan het voorkomen dat kinderen tijdens hun jeugd in verschillende gezinnen verblijven, zoals ook in het geval van Nelleke. Maar in de meeste gevallen is deze vorm van adoptie een transactie van ouderschap inclusief de overname van de belangrijkste verantwoordelijkheden. De pleegouders zijn verantwoordelijk voor het kind, maken beslissingen ten aanzien van het kind en betalen de onkosten. De biologische ouders blijven wel betrokken bij het leven van hun kind, en geven in sommige gevallen ook financiële bijdragen, zoals ook de ouders van Marsilah dat doen.

Marsilah, de 21-jarige pleegdochter van Ibu Toekinem en Pak Amir ziet haar ouders elke dag. Op de bromfiets komen ze haar bezoeken op Sorgvliet, ze wonen niet ver van elkaar. Elke maand krijgt ze schoolgeld en maandgeld van haar beide ouderparen. “Maar meestal is het snel op hoor”, vertelt ze, “ik ben gek op geld.” “Het heeft wel voordelen om vier ouders te hebben, als ik weer geld nodig heb, heb ik twee bronnen. Of bijvoorbeeld als ik uit wil gaan of wil wandelen, en het mag niet, dan vraag ik het aan

mijn andere ouders.” Bij belangrijke beslissingen overleggen de ouders met elkaar, en gaan uiteindelijk altijd akkoord. Een enkele keer kan het vóórkomen dat ze het niet eens zijn, de pleegouders vinden namelijk dat zij meer rechten hebben om belangrijke beslissingen te nemen, omdat ze Marsilah al vanaf de leeftijd van twee maanden hebben verzorgd.

De biologische ouders van Marsilah zijn erg betrokken bij haar leven en bezoeken haar regelmatig 6. Niet in alle gevallen onderhouden biologische ouders zo een relatie met hun kind. Er zijn gevallen waarbij ouders zich bijna volledig terugtrekken van de opvoeding. De biologische ouders van Toekinem bijvoorbeeld, lieten al hun vijf kinderen verzorgen door jaji- grootouders, die zelf geen kinderen konden krijgen. Als ze geld of etenswaren overhielden, gaven ze dat aan een van de pleegouders om hen te ondersteunen. Vervolgens lieten ze zich niet meer in met de opvoeding en het grootbrengen van de vijf kinderen tot op het moment dat een van de jaji- grootouders overleed. Dan kwam dat kind weer bij de ouders terug, maar meestal verbleef het daar niet lang. Na een jaar of twee brachten de biologische ouders hun kind naar een internaat 7.

Omdat regelingen onderling zijn gemaakt en officiële afspraken ontbreken, kunnen verwachtingen over het verloop van de zorg van het kind zorgen voor misverstanden tussen ouderparen. Jenny, de 35-jarige pleegmoeder van Ismaël, is wel eens verontwaardigd omdat Jessica, de biologische moeder, zo weinig interesse toont in haar zoon. “Soms geeft ze me pampers, maar dat is echt zelden. Oja, laatst was hij jarig, hij is pas twee geworden, toen heeft ze hem een fiets gegeven. Maar voor de rest bemoeit ze zich niet met hem, ze komt hem nooit bezoeken. Ik regel alles zelf, ook financieel.”8 De mate waarin ouderlijke verantwoordelijkheden, duidelijk en blijvend, worden overgedragen in adopties verschilt per geval. Meestal bestaan er geen duidelijke afspraken over, en kunnen er dus misverstanden ontstaan over rechten en plichten van beide ouderparen. Uit de gesprekken met de pleegouders en „gekweekte‟ kinderen, is echter op te merken dat normaal gesproken de ouders zich terugtrekken van de belangrijkste verantwoordelijkheden in de opvoeding. Ze blijven wel betrokken bij het leven van hun kind, door bezoekjes af te leggen en af en toe een financiële bijdrage te geven of een bijdrage in de vorm van presentjes, etenswaren of goederen. Ook zien de betrokken elkaar redelijk vaak, meestal wonen beide gezinnen namelijk bij elkaar in de buurt en zijn ze familie van elkaar.

„Lenen‟, een tweede vorm van adoptie heeft meer een tijdelijk karakter en kan in tegenstelling tot het

„kweken‟ van een kind op latere leeftijd beginnen. Redenen voor „lenen‟ zijn meestal van tijdelijke aard. Adoptie kan in zo een geval een oplossing bieden voor moeilijkheden in de zorg voor een kind, zoals ouders die in scheiding liggen. Een andere mogelijke praktische reden is dat schoolvoorzieningen niet in de buurt van de biologische ouders aanwezig zijn. In zo een geval kan een kind voor de periode dat het op school zit bij een tante of oma wonen die wel in de buurt van schoolvoorzieningen woont. Koentjaraningrat noemt nog een derde vorm van adoptie, namelijk die door grootouders (1985: 138). Echter zowel de permanente zorg voor een kind als de tijdelijke zorg van een kind kan door grootouders overgenomen worden. Dit kunnen ook fictieve grootouders zijn (jaji) of broers of zussen van grootouders. Wanneer grootouders zelf geen kinderen meer in huis hebben, kunnen zij in zo een geval een van hun kleinkinderen verzorgen. De belangrijkste reden daarvoor is gezelschap.

Deze vorm van adoptie is vaak tijdelijk van aard. Ik zal daarom slechts twee vormen van adoptie hanteren, die beide door grootouders ingevuld kunnen worden.

6 Voor een verwantendiagram van de familie Djosetiko, zie Bijlage 2.

7 Voor een verwantendiagram van de familie Singodikromo, zie Bijlage 2.

8 Voor een verwantendiagram van de familie Sodiredjo, zie Bijlage 2.

De twee verschillende vormen van adoptie komen veel voor onder Javanen in Suriname, maar cijfers van het aantal gevallen zijn moeilijk te geven. Dit vanwege het feit dat het „kweekjessysteem‟ informeel is, regelingen worden onderling getroffen tussen de pleegouders en de biologische ouders. Alle gezinnen die ik heb gesproken hebben geen officiële afspraken op papier gemaakt. De juridische rechten en verantwoordelijkheden liggen dan ook bij de biologische ouders, en het kind behoudt de naam die het bij de geboorte heeft gekregen. De reden die hiervoor gegeven wordt, is dat afspraken tussen familieleden gemaakt worden. Wanneer het een buitenstaander van de familie betrof, zou men wel kiezen voor een officiële voogdijregeling.

Enige informatie over het vóórkomen van adoptie en pleegzorg onder Javanen heb ik gekregen tijdens een interview met een beleidsmedewerker van Stichting Pleeggezinnen Centrale in Paramaribo. Van het totaal aantal gezinnen dat zich heeft aangemeld bij de organisatie om een pleeggezin te willen zijn voor kinderen die zelf geen ouders hebben, zijn 2 gezinnen van Javaanse afkomst. Wat betreft de kinderen die worden gemeld bij de Centrale, dat zijn overwegend Creoolse kinderen. Er is afgelopen jaar één kind uit Commewijne aangemeld.

Ook in kindertehuizen zijn nauwelijks Javaanse kinderen aanwezig. Dit is de enige manier waarop ik informatie heb gekregen over de feitelijke aantallen. Dit geeft geen compleet en duidelijk beeld over de omvang van deze vorm van adoptie en pleegzorg, maar een andere manier om het te „meten‟ is moeilijk te vinden.

Redenen van ouders en pleegouders

“Gewoon, er was niet echt een reden voor. Nou, eigenlijk ging het zo: zijn moeder was opnieuw zwanger toen hij acht maanden was en Lesley moest dus van de borst af. En vanaf dat moment heb ik hem genomen. We woonden toen nog bij mijn schoonouders in. Lesley mocht geen borst meer drinken en sliep altijd tussen mijn man en mij in. Zo is hij gehecht aan ons geraakt. Ik zou hem eigenlijk niet nemen hoor, maar hij wilde met ons meegaan toen wij ons eigen huis kregen, want hij was eenmaal gewend om met ons te slapen. Hij heeft nog een broertje, twee zussen en een broer. De oudste woont al samen met haar man, zijn oudere zus en broer wonen bij de opa en oma, mijn schoonouders. Alleen zijn jongste broertje woont bij zijn ouders. Zelf ben ik nu zwanger.. Oja dat was ook nog een reden dat ik Lesley heb genomen. Ik en mijn man konden namelijk geen kinderen krijgen. Zes jaar lang hebben we geprobeerd en nu pas is het gelukt om zwanger te worden. Dus ook vandaar.”

Het „kweken‟, of het laten opvoeden van een kind door een familielid is vaak een erg vanzelfsprekende praktijk voor betrokken, zoals ook uit dit verhaal van Cynthia, de pleegmoeder van Lesley, op te maken is 9. Achterliggende motivaties of situaties die aanleiding hebben gegeven voor adoptie zijn in veel gevallen een combinatie van een aantal redenen. Cynthia kon geen kinderen krijgen en adopteerde Lesley, die op dat moment zorg nodig had, omdat zijn moeder hem niet kon verzorgen. Lesley was al gehecht aan Cynthia en wilde zelf mee toen zij en haar man verhuisden. Aan de ene kant is er een dus de behoefte aan zorg voor een kind, en aan de andere kant is er een sterke wens naar een kind.

De wens naar kinderen onder Javanen is groot, aldus Koentjaraningrat (1985: 100). Een veelvoorkomende reden om een kind van een familielid te „kweken‟ is zelf geen kinderen hebben. Kinderen zijn namelijk erg gewenst, kinderen zijn een zegen en dragen bij aan slamet (voorspoed, gezondheid) in het gezin.

Als eerste reden noemt hij een emotionele reden, namelijk de warmte (anget) die kinderen geven. Men gelooft dat wanneer er warmte in het gezin is, er kalmte en rust in het hart is (tentrem). Een andere reden is het gevoel van veiligheid, het hebben van kinderen betekent dat de ouders verzekerd zijn van ondersteuning wanneer zij

9 Voor een verwantendiagram van de familie Setropawiro, zie Bijlage 2.

oud zijn. Ten slotte noemt Koentjaraningrat een derde en meer economische reden, kinderen kunnen meehelpen in het huishouden. En bij agrarische samenlevingen zijn kinderen een belangrijke bron van arbeid op het land (1985: 100). Apart word de reden van status genoemd die verbonden is met het hebben van veel kinderen, echter deze motivatie is steeds minder belangrijk geworden voor families, constateert Koentjaraningrat (1985: 100).

Koning stelt zelfs dat het niet kunnen krijgen van kinderen een van de ergste ongelukken is die iemand kan overkomen, kinderen zijn namelijk erg gewenst onder ouders en grootouders vanwege verschillende redenen, zoals liefde, plezier, steun, gezelschap en hulp (1997: 207).

Ook de Waal Malefijt erkent de wens naar kinderen onder Javanen en suggereert dat een huishouden zonder kinderen niet compleet is (1963: 146-149). Volgens haar is dat de belangrijkste reden voor het verzorgen van een kind van een familielid. Ze stelt dat het niet uitmaakt of het kind nu een jongen of een meisje is. Ik ben het met haar eens dat er over het algemeen onder Javanen geen voorkeur bestaat voor enerzijds een jongen en anderzijds een meisje, behalve als het gaat om adoptie met als belangrijkste motivatie: de zorg voor ouders later.

In zo een geval kiest men voor het adopteren van een meisje, in die zin is er wel een voorkeur van geslacht zichtbaar. Het volgende verhaal van mbah Sariyem illustreert dit:

“Ik had al een zoon, hij is nu 46 jaar. En mijn tweede kind, kreeg ik toen zij een maand was. Nu is ze 37 en heeft zelf al vier kinderen. Ik heb al kleinkinderen. Ik heb voor haar gezorgd als mijn eigen kind. Ik heb haar eten gegeven en naar school gedaan. En nu woon ik met mijn man bij haar in en pas ik op mijn kleinkinderen als mijn dochter werkt. Ze werkt in de stad, soms is ze pas tegen vijf uur thuis. Daar wonen we, een stukje verderop aan de rechterkant bij die grote manjaboom. (Met haar duim wijst mbah Sariyem naar de manjaboom die vanaf het erf van haar zwageres, waar we zitten, goed te zien is). (…) Ik heb dus twee kinderen, één is van mijzelf en één is anak pupon. Ik had al een zoon, en ik wilde nog heel graag een dochter. Mijn zwageres was zwanger, en ze had drie zwangerschappen vlak achter elkaar. Toen vroeg ik haar: „als je nu bevalt van een meisje, mag ik haar dan verzorgen?‟ Zo is het gebeurd, het was een meisje en de belofte was al gemaakt. Mijn zwageres heeft zich eraan gehouden en

“Ik had al een zoon, hij is nu 46 jaar. En mijn tweede kind, kreeg ik toen zij een maand was. Nu is ze 37 en heeft zelf al vier kinderen. Ik heb al kleinkinderen. Ik heb voor haar gezorgd als mijn eigen kind. Ik heb haar eten gegeven en naar school gedaan. En nu woon ik met mijn man bij haar in en pas ik op mijn kleinkinderen als mijn dochter werkt. Ze werkt in de stad, soms is ze pas tegen vijf uur thuis. Daar wonen we, een stukje verderop aan de rechterkant bij die grote manjaboom. (Met haar duim wijst mbah Sariyem naar de manjaboom die vanaf het erf van haar zwageres, waar we zitten, goed te zien is). (…) Ik heb dus twee kinderen, één is van mijzelf en één is anak pupon. Ik had al een zoon, en ik wilde nog heel graag een dochter. Mijn zwageres was zwanger, en ze had drie zwangerschappen vlak achter elkaar. Toen vroeg ik haar: „als je nu bevalt van een meisje, mag ik haar dan verzorgen?‟ Zo is het gebeurd, het was een meisje en de belofte was al gemaakt. Mijn zwageres heeft zich eraan gehouden en