• No results found

Sociaal economische motieven in de keuze voor adoptie

De sociale omgeving waarin wij leven confronteert het individu met de taak manieren te vinden om economisch te kunnen overleven. Mensen zijn genoodzaakt om zich aan te passen aan veranderende omstandigheden in het samenlevingsverband. De praktijk van adoptie bekijk ik aan de hand van de levensloopbenadering, waarbij de nadruk ligt op het belang van verschuivingen in vereisten en opties, en in bronnen en behoeften. Deze verschuivingen zijn de stuwende kracht in veranderingen van manieren om economisch te kunnen overleven, oftewel strategieën (Hareven 1982 in Moen en Wethington 1994): 245). Adoptie is in dit perspectief zo een strategie. Sociale en economische omstandigheden bepalen in grote mate de keuzemogelijkheden van mensen.

De behoefte aan zorg, het al dan niet kiezen voor adoptie als strategie en de manier waarop vormgegeven wordt aan deze oplossing kunnen alleen begrepen worden in een breder kader van een historische, sociale en culturele context van verandering. In het vorige hoofdstuk zijn verschillende redenen om te kiezen voor adoptie behandeld, en het verband met opvattingen over ouderschap kwam naar voren. Vervolgens zal ik nu dieper ingaan op de sociale en economische omgeving die betekenis geeft aan de doelen die ouders stellen in de opvoeding en de manier waarop zijn het ouderschap ervaren. In dit hoofdstuk heb ik aandacht voor de sociaal economische context die inzichtelijk maakt dat het gezin niet op zichzelf staat, maar beïnvloed word door kenmerken van de omgeving. Opvattingen en ideeën gevormd naar aanleiding van, en reactie op deze omgeving zijn terug te zien in de praktijk van adoptie.

In de studie naar de manifestatie van adoptie is het daarom cruciaal om stil te staan bij de motieven op basis van de sociaal economische positie van mensen. De sociaal-economische situatie vormt de context waarbinnen men enerzijds kiest voor de uitbesteding van opvoeding en anderzijds kiest voor het grootbrengen van een kind van iemand anders. In dit hoofdstuk leg ik uit waarom die context een rol speelt, en welke specifieke aspecten mensen ertoe zetten te kiezen voor adoptie. De sociaal economische omgeving weerspiegeld bovendien waarom men de voorkeur geeft aan familieleden als primaire zorgdragers, en als pleegouders voor kinderen. Ik zal nu eerst een korte geschiedenis van de economische situatie in het land behandelen om daarmee aan te geven wat de huidige positie van de Javaanse gemeenschap in de maatschappij is. Van een algemene schets van de sociaal economische positie van de Javaanse gemeenschap in Suriname, zet ik mijn analyse voort door te kijken naar het gezin als institutie en de verschuivingen in ideeën over opvoeding en ouderschap aan de hand van een aantal sociale veranderingen in een maatschappij. Veranderende opvattingen in parental belief systems bepalen namelijk in grote mate de populariteit van adoptie. Dit betreft voornamelijk de mate waarin ouders kinderen laten opvoeden door „extended‟ familieleden. Vervolgens ga ik over op de achtergronden die sociaal-economische motieven die pleegouders hebben voor het adopteren van een kind, daarbij neem ik de zorg voor ouderen onder de loep, vanwege de grote rol in de manifestatie van adoptie. Ten slotte ga ik in op hoe mensen bepaalde vormen van sociale structuur produceren en hoe sociale structuren op het zelfde moment bepaalde soort mensen produceren, dit aan de hand van adoptie in het Surinaamse beleid. Gedurende dit

hoofdstuk laat ik tevens informanten aan het woord over de eigen interpretatie van de economische situatie en het verband met adoptie.

Economische positie en welvaart

In het begin van de jaren 1960 leefde men in de dorpen van het district Commewijne redelijk arm en geïsoleerd (Mulder 1994: 113; Hoefte 1990). Veel bewoners werkten op de percelen, waar zij cassave, bananen en rijst verbouwden. Bovendien was de visvangst in rivieren ook een van de middelen van bestaan. Mariënburg gold als het centrum van Commewijne, en was de grootste suikerrietplantage in het land. De huizen van de werknemers in de kampung waren in het bezit van de maatschappij (NHM). Zowel mannen als vrouwen waren werkzaam op de vele plantages die het district rijk was. Kinderen werden naar de momongan (momong betekent „het zorgen‟) gebracht, een crèche die werd betaald door de maatschappij. Zo vertelt ook de zoon van mbah Legiyem over zijn jeugd op een plantage:

“Ik was de oudste en hielp mijn vader altijd, hij had een kebon (kostgrondje). Heel vruchtbaar was die, we verkochten grote zakken met cassave. Ik hielp mijn vader ook met vissen. Hij viste met zijn hand, hij wist precies de plekken waar hij veel vis kon vinden. Als hij er eentje had gevangen, gooide hij die in de mand die hij op zijn rug droeg. Mijn vader werkte hard voor geld en eten. In het weekend was hij wachter bij de fabriek. Ook verzamelde hij bananenbladen en liet die drogen, die gebruikte hij dan als pakking voor de houten vaten die in de fabriek werden gebruikt. Ik ging altijd mee om hem te helpen.

Hij vroeg het nooit hoor, maar mijn moeder zei altijd: „Ga je vader helpen!‟ En zodoende hielp ik hem altijd. Mijn moeder stond elke werkdag om half vier op om te koken en de kinderen naar de crèche te brengen. Zijzelf ging dan naar de fabriek om te werken. Ze werkte op de suikerrietvelden, ze onderhield het veld. Onkruid wieden en dat soort dingen. (…) Ik, als oudste zoon, lette vaak op mijn broertjes en stuurde ze naar school als mijn ouders al op de plantage werkten. We maakten zelf ons speelgoed, van blikjes maakten we bijvoorbeeld treintjes. ”

Kinderen hadden een belangrijke utilitaire betekenis, zoals ook dit fragment laat zien. Kinderen werden al vanaf een jonge leeftijd ingezet om bij te dragen aan de gezinseconomie, bijvoorbeeld in de vorm van de hulp bij het vissen of bij de oppas voor siblings.

Gedurende de jaren 1960 verbeterden de connecties tussen de dorpen, als gevolg van het gebruik van brommers en auto‟s. Tevens verbeterde de verbinding tussen de hoofdstad en het district Commewijne. De verschillende educatiemogelijkheden hebben ook bijgedragen aan de toename van contact met de „buitenwereld‟.

De jonge generatie volgde onderwijs in de hoofdstad, of werkten daar. Een andere verandering die in gang werd gezet door het verbouwen van rijst op grote schaal in west Suriname, was de verdwijning van de productie van rijst op kleine schaal op de kostgrondjes van de Javanen. Door de productie op grote schaal, daalde de prijs van rijst en was het verbouwen van rijst voor kostwinning niet meer gunstig. In deze periode groeide de economie, vanwege de gunstige positie in de wereldmarkt van bauxiet en vanwege het ontwikkelingsplan gefinancierd door Nederland. Een van de resultaten hiervan was de productie van rijst op grote schaal. Andere mogelijkheden stonden nu open voor de kleine rijstverbouwers. In deze periode stegen de inkomsten dan ook voor een groot deel van de bevolking (Mulder 1994: 114).

De relatieve bloei van de jaren 1960 en 1970 werden opgevolgd door een in elkaar zakken van de economie. Vijf jaar nadat Suriname onafhankelijk werd in 1975, werd de regering omvergeworpen door een militaire coup. Aanvankelijk werd deze nationalistische „revolutie‟, zoals het militaire regime het noemde, min of meer goed ontvangen door veel mensen die politici van corruptie beschuldigden en van het verkwisten van het ontwikkelingsfondsen. Het militaire regime verloor deze goede verstandhouding met de bevolking toen het

probeerde de groeiende kritiek en de dreiging van een algemene staking te onderdrukken, door zestien voornaamste personen in Suriname te vermoorden in december 1983. Deze „Decembermoorden‟ waren voor Nederland een reden om de stroom van ontwikkelingsfondsen tijdelijk in te trekken, totdat een democratische regering aan de macht zou komen. Na twee verkiezingen sinds 1987, heeft het militaire regime langzamerhand de macht overgedragen aan een democratische regering. Ondanks dat, was Nederland nog niet bereid om de betalingen weer te starten. De stroom van geld van Nederland voor ontwikkeling had de importeconomie van Suriname jarenlang ondersteund, zowel voor als na de onafhankelijkheid. Zonder deze fondsen had de economie geen uitzicht op succes, en sinds die tijd is het land economisch achteruitgegaan (Mulder 1994: 114).

Het gebrek aan buitenlandse valuta, wat erg belangrijk is voor een importeconomie als die van Suriname, had schaarste tot gevolg. Een zwarte markt in goederen en geld ontwikkelde zich. Omdat er niet voldoende groei was in lonen om de groeiende prijzen te evenaren, stegen de kosten van levensonderhoud geleidelijk gedurende de jaren 1980. Vanaf 1990 stegen deze echter met een toenemende snelheid. In 1991 was de koopkracht van de Surinaamse gulden tien tot vijftien keer afgenomen. Staatsvoorzieningen voor de lage inkomensgroepen en de ouderen met onvoldoende of geen pensioen, verloren bijna al hun waarde, die zelfs al laag was. Ook de pensioenen van ambtenaren en bedrijfswerknemers namen in waarde af. De financiële en materiële steun van familieleden in Nederland werd voor veel Surinamers een onmisbare aanvulling op hun inkomen (Mulder 1994: 114; Brana-Schutte 1995: 87-89).

Ook tegenwoordig zijn remittances vanuit Nederland een belangrijke bron van inkomsten voor de Surinaamse bevolking. Zonder dit geld zouden veel mensen niet overleven, aangezien ongeveer drievierde van de mensen in Suriname onder de armoedegrens leeft. Met een inkomen van ongeveer 1200 SRD per hoofd van de bevolking, leven veel gezinnen in Suriname in armoede. Vandaag de dag zijn mensen in de dorpen van Commewijne voor het levensonderhoud vooral afhankelijk van de banen in de hoofdstad Paramaribo. Daarnaast

„hosselen‟ (bijklussen) mensen nog voor een aanvulling op hun inkomen, zo kan Nelleke „het redden‟:

“Oh, het gaat wel stroef hoor. Zonder te hosselen redt je het niet. We hebben geen pinare, maar als ik naast mijn werk op de bank die lekkernijen niet zou verkopen, dan zouden we het niet redden. Mijn man heeft ook een goede baan hoor, maar je merkt het toch wel. Bijvoorbeeld bij het boodschappen doen, dat alles langzaam duurder wordt. Iets is bijvoorbeeld vandaag tien cent en de volgende dag 25 cent en een week later 30! Maar ik ben tevreden met hoe ik leef, en God weet het. Als we in ieder geval maar kunnen eten, dat is het belangrijkste. Om kleding geef ik niets, weet je hoeveel jaren ik geen kleding heb gekocht? Ik ga nooit uit en als ik naar mijn werk ga draag ik mijn uniform. Ik heb geen behoefte om steeds nieuwe kleren te kopen.”

Van de drie grootste bevolkingsgroepen in Suriname, hebben Javanen vrijwel de slechtste sociale, economische en politieke positie (Hassankahn 1995: 258-260; ABSC 2005). In het midden van de jaren 1990 zijn er echter meer Javanen in de politiek gekomen, en is daarmee de sociale positie van de gemeenschap verbeterd (Kartokromo 2006). Dergelijke politieke machtsposities geven de ruimte om deze positie alleen maar te verbeteren, zo kunnen aspecten zoals woonsituatie en sociale zekerheden aangekaart worden in de politiek. Dit past in de patronagecultuur van Suriname, die haar oorsprong vindt in de nog steeds etnisch georiënteerde politiek. In dit systeem worden goederen en diensten niet slechts verleend op basis van objectieve criteria, maar vooral op subjectieve. Het kennen van belangrijke en invloedrijke personen is cruciaal in een samenleving als deze. De etnische oriëntatie is daarentegen ook een rem op economische hervormingen. Vanwege het feit dat

bronnen ongelijk verdeeld zijn per etnische bevolkingsgroep en het onderscheid in sectoren per bevolkingsgroep duidelijk aanwezig is, is er sprake van veel tegenstrijdige belangen.

Deze schets van de economische situatie in het land en van de sociaal-economische positie van de Javaanse gemeenschap vormt de context waarbinnen ik adoptie als gezinsstrategie analyseer. Deze context biedt namelijk de mogelijkheden en beperkingen in het economisch handelen van gezinnen en tevens van individuen, die overigens voortdurend in beweging zijn. Op die manier vinden er bovendien verschuivingen plaats in bronnen en behoeften. Aan de hand van sociale verandering ga ik nu in op de opvattingen over opvoeding en ouderschap die de keuze voor het laten adopteren van een kind en de mate waarin dit gebeurt en geaccepteerd is, beïnvloeden.

Sociale verandering en het gezin

Sociale verandering brengt verschuivingen met zich mee in de sociale structuren en interacties in een samenleving, inclusief de gevolgen en manifestaties van die sociale structuren uitgedrukt in gedragsregels, waarden en culturele producten en symbolen (Gerke 1992: 17). De organisatie van het gezinsleven wordt beïnvloed door maatschappelijke ontwikkelingen, die vervolgens weer impact hebben op het leven van een individu. De opvattingen die er bestaan over opvoeding en ouderschap onder de Javaanse gemeenschap in Suriname zijn tijdens het onderzoek erg belangrijk gebleken in de praktijk van adoptie. Motivaties komen niet alleen uit het verleden of uit tradities, maar worden vandaag de dag steeds meer beïnvloed door brede sociale veranderingen en de buitenwereld (Gerke 1992). Drie van deze ontwikkelingen in het bijzonder laten via opvattingen over opvoeding en ouderschap zien dat de manifestatie van adoptie aan verandering onderhevig is.

Economische ontwikkelingen, zoals meer welvaart, zorgen er voor dat gezinnen minder afhankelijker worden van anderen. Een andere sociale ontwikkeling is het groeiende belang van educatie. Een derde ontwikkeling is een technologische, namelijk de invoering en de bredere beschikbaarheid van anticonceptiva. Deze drie ontwikkelingen zal ik bespreken en daarbij geef aan welke sociale veranderingen ze teweegbrengen en welke betekenis ze hebben voor de praktijk van adoptie.

- Welvaart. “Nee, ik niet hoor. Mijn man zegt altijd: „Al eet ik rijst met zout, ik hou mijn eigen kinderen‟”. Met deze duidelijke reactie geeft Cynthia, de pleegmoeder van Lesley, aan haar eigen kind nooit door iemand anders op te laten voeden. Deze reactie heb ik niet zelden gehoord. Niet alleen pleegmoeders, maar ook pleegkinderen die vroeger zijn „gekweekt‟ reageren op deze manier. Ook Jenny zou haar kinderen niet laten adopteren: „Ik hou van mijn kinderen. Ik hou heel veel van kinderen. Maar ik heb er ook maar één van mijzelf hè.‟ Het hebben van te veel kinderen om te kunnen verzorgen verliest tegenwoordig zijn functie als reden voor het laten adopteren van een kind. Grote gezinnen van rond de twaalf kinderen komen nauwelijks meer voor. Een moeder met twaalf kinderen heeft een andere band met haar kinderen dan een moeder van slechts twee. En het hebben van weinig kinderen is een belangrijke motivatie voor ouders om de kinderen zelf te willen opvoeden.

Bovendien is de economische situatie gunstiger en kan een gezin zich de luxe veroorloven om bij elkaar te blijven. Een belangrijke factor in de verandering van de grootte van gezinnen is de invoering en de bredere beschikbaarheid van betrouwbare anticonceptiva. Deze hebben de mogelijkheden voor gezinsplanning vergroot en mensen in staat gesteld de geboorte van kinderen uit te stellen (Liefbroer en Dijkstra 1997; Gerke 1992).

- Anticonceptiva. Geboortecontrole is niet slechts een manier om het aantal kinderen terug te brengen, het is ook een nieuwe manier van met elkaar samenleven die impact heeft op het gezinsleven (Gerke 1992: 18).

De beschikbaarheid van anticonceptiva en veranderingen in de opvatting over ouderschap en de betekenis van

kinderen zijn in wisselwerking met elkaar. Vrouwen voelen zich comfortabeler met minder kinderen, vanwege het werk en de zorgen die kinderen met zich mee brengen. Ook is het idee dat het hebben van veel kinderen voorspoed zal brengen aan het gezin minder belangrijk geworden. De opvatting dat kinderen veel geld kosten en een groot aantal kinderen een grote last is voor de ouders, is sterker aanwezig (Gerke 1992: 18). Nelleke, moeder van drie kinderen, houdt erg veel van kinderen, maar vind de opvoeding en het onderhouden zwaar.

“Ik zou misschien nog wel meer kinderen willen hoor, maar het is beter van niet. Het maken is niet zo moeilijk, maar de opvoeding en het onderhouden is heel zwaar. Er zijn heel wat kosten aan verbonden.

Ik heb echt respect voor die gezinnen, waarbij maar één persoon werkt. En dan hebben ze ook nog zoveel kinderen! Die vrouwen toveren, dat moet wel. Echt, ze toveren.”

Deze verandering heeft ook te maken met de verschuivingen in de vereisten en de opties die mensen hebben.

Wanneer de maatschappij veel kinderen vereist en de status van een vrouw afhangt van het aantal kinderen dat ze heeft, leeft men in harmonie met deze sociale normen (Gerke 1992). Als vrouwen ook opties hebben om bij te dragen aan de inkomsten van het gezin, en als het hebben van veel kinderen geen status geeft, veranderen de opvattingen over het gewenste aantal kinderen. Met de komst van anticonceptiva heeft men ook daadwerkelijk invloed op het kindertal en op het tijdstip waarop men kinderen krijgt. De betekenis van kinderen, die warmte, veiligheid, gezelschap en hulp bieden is nog steeds sterk aanwezig onder de Javanen in Suriname. Wat wel aan verandering onderhevig is, is het gewenste kindertal. De gezinnen zijn kleiner, en vrouwen noemen zelden een hoger getal dan drie als gewenst kindertal. Voor de praktijk van adoptie betekent de beschikbaarheid van anticonceptiva en de verbeterde economische positie van gezinnen, dat er minder behoefte is aan de verdeling van zorg voor kinderen tussen gezinnen. Nog steeds kan een slechte financiële situatie een reden zijn voor het weggeven van een kind, vanwege bijvoorbeeld de ongelijke verdeling van bronnen tussen gezinnen. Niet elk gezin zal even veel kunnen profiteren van de toegenomen welvaart. Echter, het hebben van een groot gezin is nu een vrijwillige keus geworden, in tegenstelling tot in de tijd toen anticonceptiva nog niet beschikbaar was. Deze ontwikkeling laat zien dat een slechte economische situatie een belangrijk motief kan vormen voor het laten adopteren van een kind.

- Educatie. Ondanks een verbeterde economische situatie voor veel gezinnen, leren Javaanse ouders hun kinderen een pessimistische kijk op het leven, waarin ontbering en tegenslagen constant aanwezig zijn. Al vroeg in hun leven worden kinderen geleerd bezorgd te zijn over de tegenspoed van het leven (Koentjaraningrat 1985).

Een goede opleiding bijvoorbeeld wordt als heel erg belangrijk gezien. “Een opleiding vind ik zeer zeker erg belangrijk. Je opleiding is je man, dat zeg ik ook tegen mijn dochter. Het leven is hard. Je kan altijd nog trouwen, als je eerst maar je papieren hebt,” vindt Nelleke. De motivatie van ouders om hun kinderen te ondersteunen in het behalen van een goede opleiding is allereerst een economische. Men gaat uit van economische voordelen in de toekomst en is daarom bereid te investeren in een goede scholing. De wens is een goed betaalde baan en een betere economische positie in de maatschappij. Ook Cynthia vindt een opleiding erg belangrijk, en dat belang wil ze Lesley leren in en in de opvoeding meegeven: “Ik vind het belangrijk dat hij iets wordt in de maatschappij. Hij hoeft niet perse een dokter te worden. Hij mag het gewoon zelf weten, maar ik zal hem wel pushen om te gaan studeren.”

Kinderen worden inderdaad erg gestimuleerd om te studeren en een goede opleiding te behalen. Als reactie op de vraag naar de belangrijkste taken die kinderen in huis hebben word steevast gereageerd met „zijn

Kinderen worden inderdaad erg gestimuleerd om te studeren en een goede opleiding te behalen. Als reactie op de vraag naar de belangrijkste taken die kinderen in huis hebben word steevast gereageerd met „zijn