• No results found

Bereik bereikt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Bereik bereikt"

Copied!
79
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bereik bereikt?

Een onderzoek naar het bereik van CJG,s onder migrantengezinnen

Juli 2012 Daan Heineke Hans de Bruin

(2)

Copyright © 2012 Conclusion Advies en Management B.V. Niets uit deze uitgave mag worden

verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Conclusion Advies en Management B.V. en zonder bronvermelding.

(3)

Samenvatting

In opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft Conclusion Advies en Management onderzoek gedaan naar het bereik van de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) onder migrantengezinnen. De onderzoeksvragen waren de volgende:

 Is er aantoonbaar sprake van minder bereik onder migrantengezinnen?

 Is het bereik te relateren aan het gevoerde beleid bij het CJG?

 Welke factoren kunnen het bereik verhogen?

 Wat kunnen betrokken partijen hieraan doen?

Om de onderzoeksvragen te beantwoorden zijn in achttien gemeenten de beleidsambtenaren jeugd en/of de CJG-coördinatoren geïnterviewd, is een documentenanalyse uitgevoerd, zijn vijftien

vertegenwoordigers van verschillende migrantenorganisaties gesproken, zijn via een digitale enquête 221 CJG-professionals bevraagd en zijn tijdens vijf rondetafelgesprekken 70 migrantenouders

(Marokkaans-Nederlandse, Turks-Nederlandse, Antilliaans-Nederlandse, Pools-Nederlandse en Somalisch-Nederlandse) gesproken. Hiernaast zijn in twaalf van de achttien onderzoeksgemeenten via registratiesystemen van CJG’s en CJG-partners kwantitatieve gegevens verzameld over het bereik van CJG’s bij zes soorten CJG-producten; JGZ 0 t/m 3, JGZ 4 t/m 11, CJG-cursussen, coördinatie van zorg, toeleiding naar Voor- en Vroegschoolse Educatie en toeleiding naar jeugdzorg.

Drie onderdelen zijn onderzocht. Allereerst is gekeken naar de visie en het beleid ten aanzien van de toegankelijkheid van CJG-aanbod voor migrantengezinnen. Ook is de werkwijze van de CJG’s in relatie tot migrantengezinnen onder de loep genomen. Verder is gekeken naar het maatschappelijk rendement: het bereik van het CJG-aanbod voor migrantengroepen.

De diverse onderzoeksvormen hebben veel informatie en inzicht opgeleverd. De belangrijkste conclusies van dit onderzoek zijn:

1. Er zijn sterke aanwijzingen dat migrantengezinnen onder de gebruikers van CJG-producten ondervertegenwoordigd zijn.

2. CJG-producten verschillen in bereik volgens CJG-professionals. Bij de producten die vallen onder informatie en advies en licht pedagogische hulp zijn migrantengezinnen ondervertegenwoordigd.

Bij coördinatie van zorg en toeleiding naar VVE is er sprake van een oververtegenwoordiging van migrantengezinnen.

3. Er is geen beeld te vormen over het feitelijk bereik van CJG’s onder migrantengezinnen op basis van registraties door CJG’s en CJG-partners.De registraties van het geboorteland van leden van migrantengezinnen die gebruik maken van CJG-producten zijn nauwelijks beschikbaar, moeilijk toegankelijk of niet vergelijkbaar.

4. Veel migranten kunnen extra steun bij het opvoeden gebruiken, met name bij het opvoeden van hun kinderen in twee culturen.

5. Een deel van de gemeenten investeert veel in het bevorderen van het bereik van hun CJG’s onder migrantengezinnen en realiseert daartoe concrete, specifieke maatregelen en CJG- producten. Hoe meer beleidsmatige inzet, hoe meer maatregelen. Er zijn vier typen gemeenten te onderscheiden: koplopergemeenten, ambitieuze gemeenten, gematigde gemeenten en afwachtende gemeenten.

6. Migrantenouders kennen het CJG niet of hebben er een negatief beeld van.

7. Een persoonlijke benadering bij migrantengezinnen staat voorop.

8. CJG-partners zorgen in geringe mate dat hun professionals cursussen en trainingen volgen ten behoeve van interculturele deskundigheid.

(4)

9. Migrantenorganisaties zijn geïnteresseerd in opvoeden en opgroeien. Er zijn veelbelovende ervaringen.

10. De taalbarrière belemmert het bereik fors en tolken zijn sinds 2012 moeilijk te krijgen.

11. Landelijk beschikbare kennis wordt in geringe mate gebruikt.

12. Dubbele benadering: geen doelgroepenbeleid, wel ambities.

13. Er is eenduidigheid bij de vier respondentgroepen over de belangrijkste factoren die een goede toegankelijkheid van CJG’s onder migrantengezinnen bevorderen. Die tien belangrijkste factoren zijn (in geschatte volgorde van belangrijkheid): de persoonlijke benadering, naamsbekendheid van het CJG, een flexibele en vraaggerichte benadering, interculturele deskundigheid van CJG- professionals, het gebruik van tolken in het CJG, een positief imago van het CJG, samenwerking met migrantenorganisatie, een samenhangende benadering (weinig doorverwijzen, één plan), een divers personeelsbestand en een outreachende, vindplaatsgerichte benadering.

Aanbevelingen die uit dit onderzoek naar voren komen zijn;

1. Gemeenten die expliciet in hun beleid doelstellingen en extra inzet formuleren om meer migrantengezinnen te bereiken, komen verder in het realiseren van concrete maatregelen.

2. Meer gemeenten en CJG’s zouden zich op de hoogte kunnen stellen van de vele verbeterinitiatieven die er in Nederland ondernomen én beschreven zijn.

3. Als een gemeente de bereikcijfers gestructureerd zou verzamelen, is zij in staat de resultaten van haar inzet voor het verbeteren van het bereik van migrantengezinnen te meten, en haar beleid te verantwoorden en zo nodig bij te stellen.

4. Gemeenten doen er goed aan om voldoende ondersteuningsaanbod te realiseren voor migrantenouders betreffende het opvoeden in twee culturen.

5. Investeren in de diversiteit en de interculturele competenties van professionals in CJG’s is bevorderlijk voor de toegankelijkheid en de kwaliteit van CJG-aanbod.

6. Meer samenwerking met migrantenorganisaties biedt gemeenten goede kansen om migrantengezinnen beter te bereiken.

7. Opvoedondersteuning in de eigen taal is voor veel migrantenouders onmisbaar bij het vinden en ontvangen van passende opvoedondersteuning. Zorg voor een goede toegankelijkheid van CJG’s door inzet van tolken, vertalingen en beeldmateriaal.

8. Door outreachend en vindplaatsgericht werken komen CJG-professionals beter in contact met migrantengezinnen voor wie opvoedhulp gewenst is. De school en de huisarts zijn partners waar het CJG haar aanbod bekend kan maken of kan uitvoeren.

9. Gemeenten kunnen hun CJG’s veel bekender maken (een A-merk).

10. Generalistische, herkenbare professionals in de wijk brengen het CJG-aanbod dichterbij de gezinnen.

(5)

Inhoud

Samenvatting ____________________________________________________________________ 3 Inhoud __________________________________________________________________________ 5 1. Inleiding_______________________________________________________________________ 6 2. De onderzoeksopzet _____________________________________________________________ 9 2.1 Zoals gepland ______________________________________________________________ 9 2.2 Zoals uitgevoerd ___________________________________________________________ 10 3. De visie van gemeenten _________________________________________________________ 14 3.1 Verschillende gemeenten, verschillende CJG’s ___________________________________ 14 3.2 Aansluiten bij landelijke verbeterinitiatieven ____________________________________ 18 4. Werken aan een toegankelijk CJG _________________________________________________ 22 4.1 Kijken naar de vraag ________________________________________________________ 22 4.2 Zorgen voor zichtbaarheid en communicatie ____________________________________ 24 4.3 Specifiek ontwikkelen of aanpassen van CJG-aanbod ______________________________ 28 4.4 Zorgen voor toegerust personeel _____________________________________________ 31 4.5 Samenwerken met migrantenorganisaties ______________________________________ 34 4.6 De belangrijkste factoren ____________________________________________________ 38 5. Bereiken de CJG-producten de migrantengezinnen? __________________________________ 43 5.1 Wat is de indruk van beleidsambtenaren jeugd en CJG-coördinatoren? _______________ 43 5.2 Wat schatten de CJG-professionals in? _________________________________________ 44 5.3 Hoe kijken migrantenouders naar het CJG? _____________________________________ 46 5.4 Wat wordt er over het bereik geregistreerd? ____________________________________ 47 6. Conclusies ____________________________________________________________________ 52 7. Aanbevelingen ________________________________________________________________ 57

Bijlage 1. Respondenten ___________________________________________________________ 60 Bijlage 2. Geraadpleegde documenten _______________________________________________ 62 Bijlage 3. Onderzoeksvragen beleidsambtenaren jeugd en CJG-coördinatoren _______________ 63 Bijlage 4. Onderzoeksvragen vertegenwoordigers migrantenorganisaties ___________________ 65 Bijlage 5. Onderzoeksvragen CJG-professionals ________________________________________ 66 Bijlage 6. Onderzoeksvragen migrantenouders ________________________________________ 68 Bijlage 7. Invulschema kwantitatieve gegevens (voor CJG-partners) ________________________ 69 Bijlage 8. Inventarisatie faciliterende en belemmerende factoren _________________________ 70 Bijlage 9. Cijfers aandeel migranten in deelname per CJG-product per CJG-partner ___________ 72 Bijlage 10. Gemiddelde inschattingen beleidsambtenaren jeugd en CJG-coördinatoren ________ 76 Bijlage 11. Percentages migranten per onderzoeksgemeente _____________________________ 77

(6)

1. Inleiding

Bereiken de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG’s) in Nederland met hun aanbod de migrantenjeugd en hun gezinnen? Dat is de centrale onderzoeksvraag die het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) graag beantwoord wil zien. Dit omdat er signalen zijn dat

migrantengezinnen te weinig gebruik maken van dit lichte aanbod opvoedondersteuning, waardoor er een kans gemist wordt om zwaardere problematiek en zwaardere zorg bij deze groepen te voorkomen.

CJG’s zijn de afgelopen jaren in alle gemeenten opgezet om een preventieve rol te spelen in het gezond, evenwichtig en voorspoedig opgroeien van alle kinderen. CJG’s bieden laagdrempelig aanbod zoals jeugdgezondheidszorg en opvoedondersteuning. Ouders met opvoedvragen kunnen een beroep doen op het preventieve, lichte aanbod van het CJG. CJG’s kunnen opvoed- en

opgroeiproblemen ook signaleren (vroegsignalering) en in overleg met ouders een passend ondersteuningsaanbod doen.

CJG’s behoren toegankelijk te zijn voor alle ouders. De overheid gaat uit van actief generiek en inclusief beleid waarbij alle groepen goed worden bereikt. In de praktijk lijken er echter groepen te zijn die het CJG moeilijk weten te vinden; groepen die door het CJG niet of nauwelijks worden bereikt, terwijl dat zeker gewenst zou zijn gezien de opvoedvragen en –problemen van deze ouders.

En ook gezien het risico dat de problemen zich in de loop van de tijd opstapelen. Tot deze groepen behoort ook een deel van de migrantengezinnen. Migrantenjeugdigen en ouders zijn sterk

ondervertegenwoordigd in de preventieve hulpverlening en opvoedingsondersteuning, zo bleek uit verschillende onderzoeken in de afgelopen jaren. Terwijl ongeveer een kwart van de jeugd in Nederland bestaat uit migrantenjeugdigen. Signalen uit de CJG-praktijk verklaren de

ontoegankelijkheid van het CJG onder andere door onbekendheid met het aanbod, het lastig vinden voor migrantenouders om een hulpvraag te formuleren, taal- en culturele barrières en wantrouwen ten opzichte van instellingen.

Ondervertegenwoordiging van migrantengezinnen in CJG’s is een ongewenste situatie. De afgelopen jaren zijn er vanuit de Rijksoverheid diverse maatregelen genomen om hier verandering in aan te brengen. Vanuit het programma Diversiteit in het Jeugdbeleid (in 2008 gestart door het voormalige Ministerie voor Jeugd en Gezin en het Ministerie voor Wonen, Wijken en Integratie) zijn er vele activiteiten ontplooid om te bewerkstelligen dat migrantenkinderen en hun ouders even goed worden bereikt door algemene jeugdvoorzieningen en opvoedondersteuning als autochtone kinderen. Het programma heeft veel kennis en ervaring opgeleverd.

BZK wil anno 2012 inzicht krijgen in de huidige stand van zaken. Hoe staat het er voor met het bereik van het CJG-aanbod door migrantengezinnen en de factoren die hierbij een rol spelen. Kloppen de signalen dat het bereik van CJG’s onder migrantengezinnen nog verre van voldoende is? Wat is nodig om vraag en aanbod structureel beter op elkaar te laten aansluiten? Hoe kunnen gemeenten daar beter op sturen?

Voor u ligt het eindrapport van dit onderzoek dat uitgevoerd is door Conclusion Advies en

Management in opdracht van BZK. Het onderzoek bestond uit twee fasen. Het eerste deel van dit onderzoek vond plaats in de periode medio december 2011 tot en met medio maart 2012. Er zijn vertegenwoordigers van in totaal achttien gemeenten benaderd, zowel beleidsambtenaren jeugd als CJG-coördinatoren. Daarnaast zijn vijftien vertegenwoordigers van migrantenorganisaties telefonisch

(7)

geïnterviewd. Op basis van de bevindingen uit al deze gesprekken heeft BZK opdracht gegeven voor de tweede fase. Hierin is Conclusion Advies en Management vooral op zoek gegaan naar

kwantitatieve gegevens over het bereik van CJG’s onder migrantengezinnen. Van de achttien onderzoeksgemeenten zijn er twaalf geselecteerd om via de beleidsambtenaren jeugd, de CJG- coördinatoren en functionarissen van de diverse CJG-partners van deze gemeenten op zoek te gaan naar registraties omtrent het gebruik van diverse CJG-producten door migrantengezinnen. Tevens is er in achttien onderzoeksgemeenten een digitale enquête uitgezet onder CJG-professionals. In totaal hebben 221 professionals uit zestien gemeenten de enquête ingevuld. Tenslotte zijn vijf groepen migrantenouders bevraagd in vijf rondetafelgesprekken over opvoeden, opgroeien en het CJG. De zes onderzoeksactiviteiten (lichte documentanalyse, interviews met beleidsambtenaren jeugd en CJG-coördinatoren, interviews met vertegenwoordigers van migrantenorganisaties, verzamelen van kwantitatieve gegevens, de digitale enquête onder CJG-professionals en de rondetafelgesprekken met migrantenouders) hebben veel informatie opgeleverd. Informatie om het door BZK gewenste inzicht te verkrijgen.

Dank gaat uit naar al die beleidsfunctionarissen, migrantenouders, vrijwilligers, professionals en CJG- coördinatoren in de achttien gemeenten die zich ingespannen hebben om de benodigde informatie aan te leveren, hetzij in gesprekken, hetzij per E-mail, hetzij door mee te doen aan de digitale enquête. Ook is er erkentelijkheid voor de leden van de begeleidingscommissie die de onderzoekers met advies en scherpte op het juiste spoor wisten te houden.

Definities

Twee kernbegrippen die nadere toelichting behoeven zijn migrantengezin en bereik.

De definitie van migrantengezin

De definitie van migrantengezin is niet zo eenduidig te geven als die van migrant. Een migrant is gelijk te stellen aan allochtoon. In navolging van het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) wordt een persoon tot de allochtonen gerekend als ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Maar een migrantengezin bestaat uit meerdere

personen die al dan niet allochtoon kunnen zijn, bijvoorbeeld kunnen de grootouders in het buitenland geboren zijn, de ouders tweedegeneratie allochtoon zijn en de kinderen autochtoon.

Bij de definitie van migrantengezin in dit onderzoek is uitgegaan van de ouders: als een van beide ouders een ouder heeft die in het buitenland geboren is, spreken we van migrantengezin.

Het CBS maakt onderscheid tussen westerse en niet-westerse allochtonen. ‘Niet-westerse’

allochtonen zijn allochtonen die uit Turkije, Afrika, Latijns-Amerika en Azië (met uitzondering van Japan en Indonesië) afkomstig zijn. Het CBS rekent ook Surinamers en Antillianen tot de niet- westerse allochtonen.

De term migrantengezin is een overkoepelende term. Migrantengezinnen als zodanig worden doorgaans niet geregistreerd door maatschappelijke instellingen. Als men registreert op culturele achtergrond, registreert men meestal het geboorteland van de cliënt en/of diens ouders.

De definitie van bereik

De definitie van het begrip ‘bereik’ betreft de verhouding tussen het aantal personen uit een doelgroep uit een bepaald verzorgingsgebied die daadwerkelijk gebruik maken van bepaalde diensten én het totaal aantal personen uit dezelfde doelgroep in datzelfde verzorgingsgebied. Deze verhouding wordt uitgedrukt in een percentage (x 100%). Geconcretiseerd voor de

migrantengezinnen:

Een migrantengezin is een gezin waar tenminste één van de ouders in het buitenland is geboren of waar tenminste één van de ouders is opgegroeid in een gezin waarvan tenminste één van de ouders in het buitenland was geboren.

(8)

Het bereik door het CJG onder migrantengezinnen is het totaal aantal migrantengezinnen in een gemeente die daadwerkelijk CJG-producten hebben afgenomen gedeeld door het totaal aantal migrantengezinnen in diezelfde gemeente.

Het hanteren van deze definitie bleek in dit onderzoek niet haalbaar te zijn (zie kader).

Evenredigheidsratio

Wel bruikbaar is het begrip evenredigheid in het gebruik van CJG-producten.

Evenredigheid is de verhouding tussen twee percentages:

1. Het percentage (het aandeel) die een groep

migrantengezinnen uitmaakt van alle gezinnen die CJG- producten hebben afgenomen

2. Het percentage (het aandeel) die een groep migranten uitmaakt van alle gezinnen in een geografisch gebied (verzorgingsgebied)

Stel bijvoorbeeld dat er in een jaar van de 88 ouders die een CJG-opvoedcursus hebben gevolgd er 11 van niet- westerse allochtone afkomst waren. Dan is het aandeel niet-westerse allochtonen 12,5%. Als de in de gemeente waar die CJG-cursus gegeven is het bevolkingsaandeel

24,6% is, dan is de evenredigheid aan te geven met een evenredigheidsratio. In dit voorbeeld is dat 12,5 gedeeld door 24,6 = 0,49. Er is in dit voorbeeld sprake van een ondervertegenwoordiging van niet-westerse migrantengezinnen bij het CJG-product oudercursus.

Over het feitelijk bereik van die groep door het CJG is dan niet zoveel te zeggen. Wel wordt er in dit voorbeeld met behulp van de evenredigheidsratio aangegeven dat het CJG-product relatief veel minder migrantengezinnen van niet-westerse afkomst hebben bereikt dan niet-migrantengezinnen.

Leeswijzer

Dit rapport volgt de structuur van de onderzoeksopzet. Na een korte beschrijving van deze onderzoeksopzet (hoofdstuk 2), gaan we eerst in op de visies ten aanzien van de toegankelijkheid van CJG’s door migrantengezinnen die de achttien gemeenten in de gesprekken naar voren gebracht hebben en hoe landelijke verbeterinitiatieven daarbij een rol hebben gespeeld (hoofdstuk 3).

Vervolgens beschrijven we in hoofdstuk 4 hoe er in praktijk van de CJG’s, samen met professionele en migrantenorganisaties gewerkt wordt aan deze toegankelijkheid. We noemen vier invalshoeken:

1. Zorgen voor zichtbaarheid en communicatie;

2. Ontwikkelen of aanpassen van het CJG-aanbod;

3. Zorgen voor toegerust personeel;

4. Samenwerken met migrantenorganisaties.

In hoofdstuk 5 komt de belangrijkste vraag aan de orde: is er achter te komen in welke mate de CJG’s in de verschillende gemeenten de migrantengezinnen bereiken en zijn er verschillen tussen die gemeenten? Hoofdstuk 6 bevat de conclusies, gevolgd door aanbevelingen in het laatste hoofdstuk (7).

Bij het zoeken naar bereikcijfers stuitten de onderzoekers op drie knelpunten die het meten van bereik volgens de definitie moeilijk maakten:

1. Als verschillende aanbieders in één verzorgingsgebied vergelijkbare diensten aanbieden, dan zijn de aantallen van de migrantencliënten van al die vergelijkbare diensten nodig. Anders heb je als het ware alleen dat kleine ‘bereik’ van dat ene CJG- product van die ene CJG-partner. Zo’n cijfer zegt niets;

2. Het blijkt dat het verzorgingsgebied van een bepaald CJG-product van een bepaalde CJG-instelling niet altijd scherp is. Dan is het totaal aantal

migrantencliënten niet te bepalen. En dan is ook het bereik niet uit te rekenen;

3. De cijfers hebben bij CJG-producten (bijvoorbeeld JGZ 0-4) betrekking op de (unieke) kinderen die in een bepaald jaar gezien zijn. Het is niet goed te berekenen wat het totaal aantal kinderen is. Het zijn er in ieder geval meer dan alle kinderen van 0 t/m 3 jaar op enig moment bij elkaar opgeteld. Dat komt door het verloop in dat jaar: er worden in dat jaar kinderen 4 jaar en er komen pasgeboren kinderen bij.

En die komen allemaal bij de JGZ-cijfers over één jaar.

(9)

2. De onderzoeksopzet

2.1 Zoals gepland

Met betrekking tot het verkrijgen van inzicht over het bereik van CJG’s onder migrantengezinnen heeft BZK vier hoofdvragen:

1. Is er aantoonbaar sprake van minder bereik onder migrantengezinnen?

2. Is het bereik te relateren aan het gevoerde beleid bij het CJG?

3. Welke factoren kunnen het bereik verhogen?

4. Wat kunnen betrokken partijen hieraan doen?

Voor het beantwoorden van bovenstaande vragen is uitgegaan van drie clusters, hier schematisch weergegeven:

Het toegankelijker maken van CJG-aanbod door migrantengezinnen begint bij visie en beleid: wat willen gemeenten, professionele organisaties en migrantenorganisaties realiseren? Welke ambities en plannen hebben zij? De visie vormt het eerste cluster.

Vervolgens wordt het CJG-aanbod ingericht of aangepast met als doel het toegankelijker te maken voor migrantengezinnen. De afgelopen jaren hebben diverse gemeenten ingezet op een beter bereikbaar en toegankelijker aanbod. Het aangepaste of nieuwe CJG-aanbod is het onderwerp van het tweede onderzoekscluster. Daarbij komt ook de vraag aan de orde welke factoren er voor zorgen dat het CJG- aanbod toegankelijk is voor migrantengezinnen. Inzicht in deze factoren kan

behulpzaam zijn in het verder verbeteren van de toegankelijkheid en effectiviteit van CJG-aanbod voor migrantengezinnen in de gemeenten. Dit maatschappelijk rendement is onderwerp van het derde onderzoekscluster.

Per onderzoekscluster heeft Conclusion Advies en Management meer specifieke vragen opgesteld en onderzoeksvormen vastgesteld. Deze staan in de volgende tabel vermeld.

1.

Visie & beleid t.a.v. bereik van CJG-aanbod onder migrantengezinnen

2.

Werkwijze CJG in relatie tot migrantengezinnen

&

Factoren

3.

Bereik van CJG- aanbod onder migrantengroepen

(resultaten)

(10)

Onderzoeksvorm Onderzoeksbron Kwantitatief

Bereik CJG’s

Dataverzameling en –analyse Registratie gemeente Registratie CJG

Registratie reguliere jeugdgezondheidszorg (JGZ) Digitale vragenlijst CJG-professionals

Documentenanalyse Onderzoeksrapporten en managementrapportages

Kwalitatief rol gemeenten

Gestructureerd interview Beleidsambtenaren jeugd en CJG-coördinatoren Telefonisch interview Vertegenwoordigers van migrantenorganisaties Digitale vragenlijst CJG-professionals

Documentenanalyse Beleidsplannen, interculturele verbeterprogramma’s, evaluaties

Kwalitatief beïnvloedende factoren

Gestructureerd interview Beleidsambtenaren jeugd en CJG-coördinatoren Telefonisch interview Vertegenwoordigers van migrantenorganisaties Rondetafelgesprek Ouders van de vijf migrantengroepen

Digitale vragenlijst CJG-professionals

Documentenanalyse Beleidsplannen, interculturele verbeterprogramma’s, evaluaties

2.2 Zoals uitgevoerd

Met de opdrachtgever is afgesproken om het onderzoek in twee delen uit te voeren:

1e deel december 2011 – maart 2012 2e deel april 2012 – mei 2012

1. Interviews met beleidsambtenaren jeugd en CJG-coördinatoren in achttien gemeenten 2. Interviews met vertegenwoordigers van vijftien

migrantenorganisaties 3. Lichte documentenanalyse

4. Verzamelen van kwantitatieve gegevens over het bereik van CJG’s en CJG-producten via registratiesystemen van CJG’s en CJG-partners in 12 gemeenten.

5. Verzamelen van semi-kwantitatieve gegevens over het bereik via een digitale enquête onder 221 CJG-professionals in 16 gemeenten.

6. Verzamelen van ervaringsgegevens van 70 ouders uit vijf migrantengroepen middels vijf rondetafelgesprekken.

In de navolgende tekst wordt het verloop van de zes onderzoeksactiviteiten kort geschetst.

1. Interviews met CJG-beleidsambtenaren en CJG-coördinatoren

Bijna alle gemeenten wilden al snel hun medewerking aan het onderzoek verlenen na de

toelichtingsbrief die ze van BZK hadden ontvangen. In nauw overleg is een planning gemaakt over de gesprekken met de respondenten1: beleidsambtenaren jeugd en CJG-coördinatoren. Daarbij waren vier mogelijkheden:

 Eerst een gesprek met de beleidsambtenaar jeugd apart en aansluitend (of later) met de CJG- coördinator;

 Gezamenlijke gesprekken met beleidsambtenaar jeugd én CJG-coördinator, meestal op verzoek van de beleidsambtenaar;

 Alleen een gesprek met de beleidsambtenaar jeugd2;

 Alleen een gesprek met de CJG-coördinator.

1Zie bijlage 1 voor een lijst met alle respondenten.

2 Een gemeente wilde de CJG-coördinator niet met onderzoeksinspanningen belasten, omdat er al andere onderzoeken over dit onderwerp liepen. Een andere gemeente werkt niet met CJG-coördinatoren.

(11)

Aan de respondenten is gevraagd om een inschatting te maken van de stand van zaken én de ambities van de gemeente ten aanzien van acht aspecten.

1. Beleid toegankelijkheid CJG voor migrantengezinnen;

2. Verbeterprogramma toegankelijkheid migrantengezinnen;

3. Specifieke communicatie ten aanzien van migrantengezinnen;

4. Specifieke aanpak instroom migrantengezinnen;

5. Specifieke CJG-producten voor migrantengezinnen;

6. Aandacht voor personele diversiteit in CJG-organisaties;

7. Raadpleging migrantenorganisaties;

8. Samenwerken met migrantenorganisaties ten aanzien van CJG’s.

De aspecten zijn door de respondenten ingeschat door het geven van de cijfers 1 tot en met 4: 1 betekent niet of geen, 2 weinig/klein beetje, 3 enige/matige, 4 veel (zie bijlage 9 voor de inschattingsscores).

De gesprekken hebben plaatsgevonden in januari 2012 en in de eerste helft van februari 2012. Voorafgaand aan de gesprekken is een gespreksleidraad toegezonden in de vorm van een lijst met de acht gespreksonderwerpen (zie kader hiernaast) met per onderwerp enkele vragen. Van alle gesprekken zijn verslagen gemaakt die ter fiattering opgestuurd zijn naar de respondenten.

Aan de respondenten is ook de eventuele medewerking gevraagd ten aanzien van het tweede deel van het onderzoek (zie tabel §2.2):

 Verzamelen van kwantitatieve gegevens via registraties;

 Verzamelen van kwantitatieve gegevens via digitale enquête voor CJG-professionals.

2. Interviews met vertegenwoordigers van migrantenorganisaties

Door de beleidsambtenaren jeugd of de CJG-coördinatoren zijn de contactgegevens van diverse migrantenorganisaties aangeleverd. In totaal zijn vijftien vertegenwoordigers, afkomstig uit veertien gemeenten gesproken. In Amsterdam zijn migrantenorganisaties uit twee stadsdelen gesproken. Alle migrantenorganisaties zagen mogelijkheden om in een eventueel tweede deel van het onderzoek mee te werken aan het organiseren van een rondetafelgesprek met een aantal migrantenouders.

3. Lichte documentenanalyse en verdere oriëntatie

Het documentenonderzoek is beperkt gehouden. Er bestaat veel informatie en kennis over CJG’s, diversiteit en de relatie daartussen. Er zijn veel onderzoeksrapporten, handreikingen, verslagen van themabijeenkomsten en websites (zie §3.2 voor een paar initiatieven). Verder zijn ter oriëntatie en afstemming gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van drie organisaties die zich

onderzoeksmatig en ondersteunend met het thema bezig houden: het Verwey-Jonker Instituut (Utrecht), SO&T (Amsterdam) en de Academische Werkplaats/DWARS (Rotterdam). Ten aanzien van de mogelijkheden om registratiegegevens te gebruiken over het geboorteland/nationaliteit van CJG- cliënten is bij diverse CJG-organisaties en brancheorganisaties navraag gedaan.

4. Verzamelen van kwantitatieve gegevens

De gegevensverzameling heeft plaatsgevonden in de maanden april en mei van 2012.

Selectie

Een belangrijk onderdeel was het inzicht krijgen in het feitelijk gebruik van CJG’s door

migrantengezinnen. In verband met de haalbaarheid van deze activiteit hebben is een selectie gemaakt in het aantal gemeenten (van achttien naar twaalf, het aantal productgroepen (vier) en de leeftijd van de kinderen die het betreft (0 t/m 11 jaar). Ook is gekeken of er cijfers beschikbaar waren over toeleidingen vanuit CJG’s naar Voor- en Vroegschoolse Educatie-programma’s (VVE) of

(geïndiceerd) jeugdzorgaanbod. In totaal zes is gezocht in zes CJG-productgroepen:

Jeugdgezondheidszorg (JGZ) 0 t/m 3, JGZ 4 t/m 11, CJG-cursussen, coördinatie van zorg, toeleiding naar VVE en toeleiding naar jeugdzorg.

(12)

Verspreide databronnen

Aangezien elk CJG meerdere uitvoerende partners heeft en er uiteraard ook toestemming en medewerking moest zijn van beleidsambtenaren jeugd, CJG-coördinatoren en de managers van CJG- partners, was het verkrijgen van gegevens geen sinecure. Centrale en gestructureerde

gegevensverzameling (beleidsinformatie) was er nauwelijks in de gemeenten. Individuele contacten (bellen en mailen) waren er met 85 individuele functionarissen. Dat had voor de onderzoekers het gevolg dat er met zoveel functionarissen afzonderlijk moest worden gecommuniceerd. Eerst voor toestemming tot medewerking en daarna met andere functionarissen over toelichting van het door de onderzoekers gevraagde.

Moeilijk toegankelijke databronnen

Er waren veel factoren die het verzamelen van kwantitatieve gegevens bemoeilijkten:

 De bereikbaarheid van sleutelfunctionarissen (heel vaak in overleg en twee vakanties in mei 2012, waardoor sleutelfunctionarissen niet aanwezig waren;

 Als het gebruik door CJG-cliënten (inclusief CJG-gezinnen) geregistreerd werd, was het vaak niet direct te ontsluiten. Een aantal keren waren registratiesysteemleveranciers noodzakelijk om specifieke query’s te bouwen ten behoeve van de specifieke vragen (omtrent

migrantengezinnen). De tijd en ook extra kosten die hiermee gepaard zouden gaan, vormden een belemmering;

 Bij een paar CJG-partners was er sprake van invoering van een nieuw registratiesysteem, waardoor er geen cijfers over 2011 beschikbaar gesteld konden worden;

 Diverse instellingen konden geen medewerking aan het onderzoek verlenen, omdat dat belastend en tijdrovend was in een periode waar de prioriteit op andere ontwikkelingen lag (andere

onderzoeken of fusie- of reorganisatieprocessen).

Registreren van geboorteland of nationaliteit heeft geen prioriteit of is zelfs verboden

Het geboorteland of de nationaliteit wordt niet altijd geregistreerd door CJG-professionals, ook als dat wel kan in het systeem. De gemeenten vragen er niet om, instellingen schrijven het niet in hun jaarverantwoordingen en leidinggevenden sturen er ook niet op, zo bleek uit de contacten met de CJG-instellingen bij het opvragen van cijfers. In de digitale enquête werd de CJG-professionals gevraagd of zij voor hun CJG-producten het geboorteland van het kind, de ouders of de grootouders registreerden. Van alle CJG-professionals registreerde 50% (bij Informatie en Advies en bij

Coördinatie van Zorg) tot 10% (bij de JGZ) van de CJG-professionals het geboorteland van de ouders of het kind niet (zie verder §5.4). Een aantal informanten gaf aan dat registratie van het geboorteland verboden was bij coördinatie van zorg-trajecten op basis van een uitspraak van het College

Bescherming Persoonsgegevens in juni 20113.

Bruikbare kwantitatieve gegevens van enkele CJG-producten van enkele CJG-partners

Al met al zijn in zeer beperkte mate bruikbare cijfers ontvangen: dertig registraties van verschillende CJG-partners uit verschillende gemeenten. De verzamelde kwantitatieve gegevens vormen een lichte indicatie voor het verschil in bereik van de CJG-producten onder migrantengroepen. Ze geven geen inzicht in de verschillen tussen gemeenten onderling of tussen de vier profielgroepen gemeenten (koplopers, ambitieuzen, gematigden en afwachtenden). Daarvoor ontbraken er te veel gegevens.

5. Digitale enquête CJG-professionals

In een periode van vijf weken (16 april 2012 tot en met 18 mei 2012) zijn CJG-professionals via CJG- sleutelfiguren uitgenodigd om een digitale enquête in te vullen. De vragen hadden betrekking op de thema’s:

3 Dat betrof een casus in de deelgemeente Charlois te Rotterdam.

(13)

 Werkwijze van het CJG ten aanzien van migrantengezinnen;

 Bereik van het CJG onder migrantengezinnen;

 Factoren die van invloed zijn op het bereik van CJG’s onder migrantengezinnen.

De enquête is uitgezet in alle achttien onderzoeksgemeenten en ingevuld door 221 CJG-professionals. Vanuit 16 gemeenten is er respons gekomen. De respondenten zijn van verschillende type organisaties afkomstig. De meeste CJG-professionals zijn afkomstig van een JGZ-instelling (45,7%) of een instelling voor maatschappelijke dienstverlening (19,0%).

De functies die de respondenten vervulden waren jeugdverpleegkundige (33,0%),

opvoedadviseur (9,5%), (school) maatschappelijk werker (10,0%), jeugdarts (9,0%), thuisbegeleider (6,3%), medewerkster informatie en advies (5,4%), gezinscoach (5,0%), medewerker/doktersassistent consultatiebureau (2,7%), zorgcoördinator/casuscoördinator/ casemanager (2,7%), school-CJG-er (2,3%), gedragswetenschapper (1,9%). Van de CJG-professionals gaf 12,2 procent aan een andere functie te hebben.

De antwoorden van de 221 respondenten gezamenlijk geven inzicht ten aanzien van diverse aspecten van het CJG in relatie tot migrantengezinnen.

6. Rondetafelgesprekken migrantenouders

Eén van de onderzoeksvormen in dit onderzoek was het voeren van gesprekken met vijf groepen migrantenouders; oorspronkelijk afkomstig uit verschillende landen en nu wonend in verschillende Nederlandse gemeenten.

Doel van de rondetafelgesprekken was het verkrijgen van inzicht over het opvoeden door migrantenouders op vier onderwerpen:

 Belangrijke opvoedthema’s;

 Belangrijke opvoedvragen en –problemen;

 Ervaringen met opvoedondersteuning;

 De wensen ten aanzien van

opvoedingsondersteuning/factoren die zij van belang achten om naar het CJG te gaan.

De gesprekken vonden in april 2012 en mei 2012 plaats. Via sleutelfunctionarissen van migrantengroepen die in de eerste fase van het onderzoek geïnterviewd zijn, en via

sleutelfunctionarissen die op een andere manier zijn bereikt, zijn er afspraken gemaakt voor vijf rondetafelgesprekken met vijf verschillende groepen migrantenouders in vijf verschillende gemeenten.

Drie gesprekken zijn in het Nederlands gevoerd (met de Marokkaanse, Antilliaanse en Poolse

oudergroepen). De gesprekken met de Turkse en Somalische ouders werden gevoerd met behulp van een tolk. De eerste vier groepen werden alleen door moeders vertegenwoordigd. De Somalische groep bestond uit moeders en vaders.

CJG-instelling waarvan CJG-professional afkomstig %

JGZ-instelling 45,7

Instelling voor maatschapp. dienstverlening en welzijn 19,0

Gemeente 7,2

Bureau Jeugdzorg 6,8

MEE 5,4

Instelling voor jeugdhulp 1,8

Jeugd-GGZ 1,4

Onderwijs/kinderopvang 2,3

Thuiszorg 6,8

Vanuit andere organisaties 5,5

Migrantengroep Gemeente Aantal gesproken ouders

Marokkaans-Nederlands Helmond 6

Turks-Nederlands Almelo 14

Antilliaans-Nederlands Dordrecht 5

Pools-Nederlands Den Haag 8

Somalisch-Nederlands Amsterdam 37

Totaal 70

(14)

3. De visie van gemeenten

3.1 Verschillende gemeenten, verschillende CJG’s

Het opzetten van CJG’s vanaf 2008 is in de gemeenten een zoekproces geweest met veel beleidsvrijheid. Er zijn verschillende CJG’s tot stand gekomen. Er kunnen grofweg drie varianten worden onderscheiden:

CJG-light CJG-medium CJG-één organisatie

Het CJG is qua organisatie beperkt tot een website en CJG-

communicatie. Andere CJG- producten worden overgelaten aan zelfstandig opererende CJG- partners. Er wordt niet gewerkt met een fysiek CJG-gebouw.

Er is een sturing vanuit de gemeente op de

netwerkorganisatie. Er is een CJG- coördinator en/of een

procesmanager met korte lijnen met de beleidsambtenaar jeugd.

Er wordt doorgaans gebruik gemaakt van zowel expliciete CJG- locaties als locaties van

partnerorganisaties.

Alle of een groot deel van de CJG- producten zijn ondergebracht in één operationele organisatie met duidelijk herkenbare CJG-locaties (front- en backoffice) alsmede CJG-producten waarover een eenduidige communicatie plaatsvindt.

Het overgrote deel van de CJG’s in Nederland (en die van de onderzochte gemeenten) hanteert de middelste variant: CJG-medium. Bij dit model gaat veel tijd zitten in het onderling afstemmen van instellingen, zowel op managementniveau als uitvoerend niveau.

De meeste onderzoeksgemeenten hebben veel tijd besteed aan het gestructureerd neerzetten van CJG’s op basis van vraaganalyse en visievorming. Er moest gewerkt worden aan draagvlak binnen gemeenten en met professionele instellingen. Het maken van grote stappen vergde medewerking en ambitie van meerdere sleutelfiguren. Soms kwam die medewerking moeizaam tot stand. Bovendien was er in sommige gemeenten sprake van bestuurlijke of ambtelijke discontinuïteit. Een respondent hierover: “Er kan dan veel mis gaan onderweg. Het is kwetsbaar. Soms maakt de gemeente een tijd ambitieuze stappen en dan verdwijnen er mensen en dan zakt het weer in.” Zo duurde de CJG- vorming in meerdere gemeenten veel langer dan gepland.

Verschillen in de aandacht voor de toegankelijkheid van het CJG voor migrantengezinnen In een groot deel van de gemeenten koos men ervoor om eerst het CJG in het algemeen op te bouwen en al werkende weg nadere specificering aan te brengen. Ondanks handreikingen en andere kennisoverdracht vanuit het Ministerie van Volksgezondheid en Sport (VWS) en kennisinstituten had diversiteit in deze gemeenten geen grote prioriteit of was het lastig om dit meteen al vanaf het begin vorm te geven. Deze gemeenten gebruikten hun eigen ervaring en die van anderen om alsnog het CJG bij te schaven vanuit een diversiteitsperspectief. Dit is op veel verschillende manieren en met verschillende intensiteiten gebeurd.

Wat betreft de manier waarop gemeenten werk maken van de interculturalisering van hun CJG’s is er in dit onderzoek onderscheid gemaakt in vier categorieën (profielen) gemeenten. Dit is gedaan op basis van analyse van de gesprekken met de respondenten (beleidsambtenaren jeugd en CJG- coördinatoren):

 Voorop lopende gemeenten;

 Ambitieuze gemeenten;

 Gematigde gemeenten;

 Afwachtende gemeenten.

(15)

Kenmerken van achttien gemeenten Profiel Koplo-

pers

Ambiti- euzen

Gematig- den

Afwach- tenden Een gemeentelijke visie- en planvorming t.a.v. bereik van het

CJG onder migrantengezinnen

xxx x x

Aansluiting bij landelijke verbeterprogramma’s

xx x x

Inzet van specifieke communicatie om de toegankelijkheid voor

migrantengezinnen te verhogen

xxx x x

Inzet van specifieke CJG-producten om de toegankelijkheid

voor migrantengezinnen te verhogen

x x

Aandacht voor personele diversiteit in CJG-organisaties

xx xx x xx

Raadpleging van en samenwerking met migrantenorganisaties

xx x

Inclusief beleid: een CJG die door vraaggerichtheid en een

outreachende aanpak alle ouders bereikt

x x x x

Ambities om op korte termijn willen investeren op meer maatregelen t.a.v. de toegankelijkheid van het CJG voor

migrantengezinnen

x xx x

Aantal gecategoriseerde onderzoeksgemeenten 6 6 3 3

Toelichting xxx = in zeer hoge mate van toepassing xx = in hoge mate van toepassing x = in enige mate van toepassing

In de onderste rij van bovenstaande tabel is te zien hoe de 18 onderzoeksgemeenten verdeeld zijn over de vier categorieën.

De relatie tussen deze categorieën ‘beleidsmatige inzet’ enerzijds en percentage migrantenjeugdigen en inwonersaantal per gemeente anderzijds is als volgt:

Koplopers N=6

Ambitieuzen N=6

Gematigden N=3

Afwachtenden N=3 Inwonertal gemeente

<100.000 (N=6) 2 2 2

100.000 – 200.000 (N=6) 2 3 1

> 200.000 (N=6) 4 1 1

Percentage migrantenjeugd

0 – 20% (N=5) 1 2 1 1

20 – 30% (N=8) 2 2 2 2

30 – 40% (N=2) 1 1

> 40% (N=3) 2 1

Koplopergemeenten zijn vooral te vinden bij de grote gemeenten met een hoog percentage

migrantenjeugd. Voor afwachtende gemeenten geldt het omgekeerde: zij zijn kleiner en hebben een lager percentage migrantenjeugd. Er zijn echter ook kleinere gemeenten en gemeenten met relatief minder migrantenjeugd die veel beleidsmatige inzet hebben.

Doelgroepenbeleid is afgeschaft

In bijna alle gemeenten werd benadrukt dat het zogeheten doelgroepenbeleid afgeschaft is sinds enkele jaren. “We hebben absoluut geen doelgroepenbeleid!”, zo gaven meerdere respondenten aan. Er is dus geen specifiek beleid meer voor migrantengezinnen. Voor de inrichting van de CJG’s betekende dit dat er bij de start van CJG’s vaak weinig ambities lagen om de communicatie en het

(16)

aanbod op aparte doelgroepen te richten. “Wat betreft het CJG hebben we ons op álle ouders en kinderen met opvoed- en opgroeivragen gericht,” gaven veel respondenten aan. Dat is dus inclusief beleid. Hierbij maakte het verschil of er veel culturele diversiteit in een gemeente was. In sommige gemeenten was het aantal migrantengezinnen dermate hoog, dat dit hoe dan ook een gegeven was waar het CJG op verschillende manieren rekening mee hield. Een respondent: “We moeten in ons CJG natuurlijk rekening houden met de veelkleurigheid in de wijk.” In enkele kleinere gemeenten was het aantal migrantengezinnen dermate laag dat culturele diversiteit in de CJG-opzet geen enkele rol heeft gespeeld.

Toch gaven respondenten in zes gemeenten aan dat er de afgelopen jaren expliciet sprake is geweest van gemeentelijk beleid ten aanzien van de toegankelijkheid van CJG’s voor migrantengezinnen.

De doelgroep kwetsbare gezinnen

Een doelgroep waar openlijk een uitzondering voor gemaakt wordt, betreft die van de kwetsbare gezinnen: gezinnen met een lage zogeheten SES-score (sociaaleconomische status, gezinnen laag in de sociale hiërarchie, gemeten aan de hand van opleiding, inkomen of beroepsstatus). Tevens is er sprake van lage CITO-scores en taalachterstanden bij deze kwetsbare gezinnen. Het sterke

vermoeden bestaat bij de respondenten dat gezinnen met een lage SES te weinig bereikt worden door de CJG’s en daardoor te weinig profiteren van het CJG-aanbod. Overigens geven respondenten aan dat migranten in deze doelgroep oververtegenwoordigd zijn. Verschillende gemeenten hebben in de situering van CJG-locaties rekening gehouden met demografische gegevens, waaronder de SES- scores in wijken.

Werken aan een groot bereik

Aangezien het CJG een algemene, eerstelijnsvoorziening is waarvan een grote preventieve kracht moet uitgaan, hebben de CJG’s hard gewerkt aan hun toegankelijkheid. Hoewel de eerste insteek doorgaans was om CJG’s laagdrempelig en herkenbaar te maken via onder meer inlooppunten (CJG- loketten) of websites, werd de prioriteit al snel verlegd naar vindplaatsen van ouders en jeugdigen, naar het meer outreachend werken bijvoorbeeld op scholen en bij welzijnsactiviteiten.

Wat betreft het algemene CJG-beleid worden drie benaderingswijzen veelvuldig genoemd die gericht waren op het vergroten van de toegankelijkheid voor alle ouders en jeugdigen:

Tijdig signaleren

Door tijdig en structureel te signaleren, bijvoorbeeld via de periodieke contacten met de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) of multidisciplinair overleg in zorgadviesteams (ZAT’s), kunnen risicogezinnen gevolgd en gericht begeleid worden.

Vraag-, vindplaats- en wijkgericht werken

Door daar aanwezig te zijn waar (alle) ouders en kinderen zich bevinden, worden CJG-professionals zichtbaarder en hun aanbod toegankelijker.

Pedagogische civil society

Door samen te werken met vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties (waaronder

migrantenorganisaties) kunnen professionals hun zichtbaarheid en toegankelijkheid vergroten.

Beleid en praktijk verschillen van inzet

Ondanks het duidelijke uitgangspunt in de meeste gemeenten om geen apart CJG-aanbod voor migrantengezinnen te organiseren, blijkt dat er in de praktijk in alle onderzochte gemeenten in meer of mindere mate activiteiten uitgevoerd worden die specifiek op de opvoedondersteuning van migrantengezinnen gericht zijn. Dit kwam vooral sterk naar voren uit de digitale enquête onder CJG- professionals. De meest genoemde activiteiten zijn:

(17)

 Gebruik van tolken of de tolkentelefoon;

 Voorlichtings- en themabijeenkomsten voor migrantengroepen;

 Inzetten van intermediairen/sleutelfunctionarissen uit migrantengroepen;

 Pedagogische voorlichters (of andere professionals) in de eigen taal en cultuur;

 Een andere benadering (tijd nemen, korte zinnen, eenvoudige woorden);

 Folders in verschillende talen;

 Video- en beeldmateriaal.

Daarnaast organiseren sommige CJG-instellingen voor hun professionals trainingen in interculturele sensitiviteit en houden zij bij het aanstellen van professionals rekening met de culturele achtergrond.

Soms zegt men geen doelgroepenbeleid te voeren, maar maakt men wel uitzondering voor bepaalde groepen met grote risico´s, bijvoorbeeld op het gebied van overlast en levensstijl-gezondheid. Een respondent: “Het kan wel voordeel hebben als de allochtone achterstand wat meer wordt benoemd.

Je moet er ook net wat meer moeite voor doen om die groep te bereiken.”

Specifieke CJG-maatregelen voor migranten worden door sommige gemeenten gerangschikt onder de term ‘diversiteitsbeleid’ of ‘integratiebeleid’. Ook werden er opvoedondersteuningsprogramma’s voor risicogezinnen en migrantengezinnen in het bijzonder gefaciliteerd vanuit het

Grotestedenbeleid en de Krachtwijkenaanpak van eerdere Kabinetten.

De inschatting door beleidsambtenaren jeugd en CJG-coördinatoren

Wat betreft de aanwezigheid van een visie ten aanzien van de toegankelijkheid van het CJG voor migrantengezinnen hebben de respondenten concluderende inschattingen gemaakt. We hebben de gemeenten op vier manieren geclusterd:

1. Het type verbeterprogramma waar de gemeenten aan deelgenomen hebben;

2. Het aantal inwoners van de gemeenten;

3. Het percentage niet-westerse jeugd van alle jeugdigen in de gemeenten;

4. De mate van inzet van gemeenten ten aanzien van de toeganklijkheid van CJG’s voor migrantengezinnen (zie hierboven).

Deze inschattingsoverzichten maken we hierna voor alle zeven onderzoeksaspecten.

Categoriseringen van gemeenten

Type programma waar gemeente

aan deelnam

Aantal inwoners van de gemeente

Percentage Niet-westerse migranten jeugd van

de gemeente

Type beleidsmatige inzet van de gemeente

Betekenis van de scores:

1 =niet/geen 2= weinig/klein beetje 3= enige/matige

4= veel Gemiddelde Pharos Forum Overig < 100.000 100.000- 200.000 > 200.000 0-20% 20-30% 30-40% > 40% Koplopers Ambitieuzen Gematigden Afwachtenden Aantal

Aspect

N=

18

N=6 N=6 N=6 N=6 N=6 N=6 N=5 N=8 N=2 N=3 N=6 N=6 N=3 N=3

Huidig beleid bereik CJG door migrantengezinnen

2,9 3,3 2,6 2,7 2,3 3,2 3,0 2,6 2,8 3,0 3,0 3,8 2,4 2,3 2,0 Ambities 3,1 3,5 3,1 2,8 2,6 3,2 3,6 2,8 3,0 3,5 3,8 4,0 3,1 2,7 2,0

(18)

Toelichting op de tabel op de vorige pagina

De vier clusteringen van gemeenten staan in de kolommen gerangschikt.

In de rijen komen de volgende onderwerpen aan de orde:

 De categorieën per cluster;

 Het aantal gemeenten dat tot een cluster behoort (N=);

 De gemiddelde scores tussen 1 en 4 (inschatting mate van inzet huidige beleid) van alle respondenten van de gemeenten die bij een cluster behoren;

 De gemiddelde inschatting van de respondenten (tussen 1 en 4) over de ambities van de gemeente op dit aspect. Als de score op ambities hoger is dan die van de score op het aspect (de rij er boven), dan is dit een indicatie dat de gemeenten ambities hebben voor een grotere inzet op dit aspect.

Er lijkt meer aandacht en inzet te zijn voor beleid ten aanzien van toegankelijkheid voor migranten in gemeenten die:

 Meegedaan hebben aan de pilotprojecten van Pharos;

 Meer inwoners hebben dan 100.000;

 Meer migrantenjeugdigen van niet-westerse afkomst in hun gemeenten hebben;

 Voorop lopen (koplopers).

Ambities om meer beleid te gaan ontwikkelen en uitvoeren zijn aanwezig bij gemeenten die:

 Meegedaan hebben aan

deskundigheidsbevordering van FORUM;

 Meer inwoners hebben dan 200.000;

 Meer migrantenjeugdigen van niet-westerse afkomst in hun gemeenten hebben;

 Voorop lopen en die meerdere ambities hebben op het thema CJG-bereik ondermigrantengezinnen.

3.2 Aansluiten bij landelijke verbeterinitiatieven

Verschillende gemeenten hebben geïnvesteerd in het meer toegankelijk maken van CJG’s voor migrantenjeugdigen. Er waren voldoende mogelijkheden om aan te sluiten bij het landelijk geïnitieerde stimuleringsprogramma ‘Diversiteit in het Jeugdbeleid’ (2008-2011) dat ZonMw in opdracht van het Ministerie voor Jeugd en Gezin en het Ministerie voor Wonen, Wijken en Integratie uitvoerde. Het programma was gericht op het bevorderen van de kansen van migrantenjeugdigen. Binnen dit programma heeft Pharos in samenwerking met Forum en Mexit zes interculturalisatie-pilotprojecten uitgevoerd bij de CJG´s in zes gemeenten (2010- 2011)4.

Als vervolg daarop is het project

‘Interculturalisering van de Centra voor Jeugd en Gezin’ (januari 2010 – juli 2011) gestart. Dit

project beoogde een bijdrage te leveren aan het effectief bereiken van migrantengroepen door de CJG’s. In dit project werden handreikingen5, regionale conferenties, adviesgesprekken, de

ontwikkeling van een trainingsaanbod en een voortgangsonderzoek gerealiseerd.

4 Op basis van de resultaten is de handreiking ‘De Interculturalisatie van het Centrum voor Jeugd en Gezin’ geschreven en gepubliceerd in de Gereedschapskist CJG van het ministerie van VWS en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).

5Onder andere de publicatie ‘Bereik alle doelgroepen optimaal. Op weg naar een cultuursensitief Centrum voor Jeugd en Gezin. Handreiking’ (november, 2011).

Doelen programma ‘Diversiteit in het Jeugdbeleid’

Migrantenkinderen en hun ouders worden even goed bereikt door algemene voorzieningen, zoals

opvoedingsondersteuning, jeugd- en jongerenwerk en sport- en cultuurvoorzieningen;

Migrantenouders en professionals signaleren en pakken problemen in de opvoeding en ontwikkeling vroegtijdig aan;

De (preventieve) aanpak en de interventies die worden ingezet bij migrantenkinderen, -jongeren en hun ouders zijn effectief.

Werkwijze

Dit wordt uitgevoerd langs drie programmalijnen:

Interculturele Kennis, Intercultureel Vakmanschap en Versterking (lokale) Jeugdvoorzieningen. Daarnaast zijn er drie Academische Werkplaatsen. In elk onderdeel van het programma wordt gebruik gemaakt van de kennis en expertise van migranten en hun organisaties.

Bron: www.zonmw.nl

(19)

Doel project ‘Interculturalisering van de Centra voor Jeugd en Gezin’

 Verhoging van de kwaliteit van de zorg voor migrantenouders en jeugdigen.

Werkwijze

1. Draagvlak bij CJG-betrokkenen vergroten voor interculturalisatie onder andere door drie conferenties te organiseren, in samenwerking met migranten.

2. Ontwikkelen van gereedschap om interculturalisatie van CJG's handen en voeten te geven.

3. Ontwikkelen van een trainingsaanbod voor

medewerkers van gemeenten en CJG's op het gebied van intercultureel werken.

4. Beleidsbeïnvloeding gericht op verankering van interculturalisatie van de CJG's.

Bron: www.zonmw.nl

Het trainingsaanbod werd specifiek voor CJG’s ontwikkeld door Forum op basis van de brede kennis die gedurende het project was opgedaan en pilottrainingen. Er zijn twee verschillende trainingen ontwikkeld; voor uitvoerende CJG- medewerkers en voor beleidsambtenaren jeugd en CJG-coördinatoren.

Dit onderdeel werd opgevolgd door het project

‘Intercultureel vakmanschap in het CJG’ (Forum).

Doel van het project is het duurzaam bevorderen van intercultureel vakmanschap in CJG’s om daarmee de migrantenjeugd en hun ouders beter te bereiken en hen adequate hulp en ondersteuning bij de opvoeding te bieden. Om dit te bereiken worden laagdrempelige

trainingen en workshops aangeboden aan CJG-medewerkers, CJG-managers en beleidsmedewerkers jeugd. De deskundigheidsbevordering gaat gepaard met beleidsbeïnvloeding, begeleiding en advies gericht op structurele borging van intercultureel vakmanschap in de CJG’s6.

Voorts zijn er drie Kenniswerkplaatsen ‘Diversiteit in het Jeugdbeleid’ actief. In Amsterdam, Rotterdam en Noord-Brabant werken hier universiteiten/hogescholen en kennisinstituten samen met praktijkinstellingen, jeugd- en migrantenorganisaties en gemeenten aan de verbetering van de interculturele kwaliteit van de jeugdsector7.

Ervaringen in achttien gemeenten

De onderzoeksdoelgroep bestaat uit achttien gemeenten. Zij zijn op voorstel van de opdrachtgever (Ministerie van

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) verdeeld over drie groepen van zes. De eerste groep bestaat uit zes gemeenten die hebben meegedaan aan de pilots Interculturalisatie CJG (Pharos). De tweede groep van zes gemeenten is betrokken geweest bij deskundigheidsbevordering (Forum). Bij de derde groep van zes gemeenten was het voorafgaand aan het onderzoek niet duidelijk welke inzet er is geweest ten aanzien van het interculturalisatieproces.

Een deel van de respondenten van de achttien onderzochte gemeenten (met name van koploper- en ambitieuze gemeenten) refereert aan betrokkenheid aan landelijk opgezette verbeterprogramma’s.

Zij hebben kennis genomen van beschikbare ervaringen en tools. Er is in hun gemeente ook gebruik van gemaakt, bijvoorbeeld bij het organiseren van themabijeenkomsten of het starten van

samenwerking met migrantenorganisaties. Ook lieten sommige gemeenten het initiatief over aan CJG-kernpartners. Enkele gemeenten laten eerst een onderzoek uitvoeren en beslissen daarna of een verbeterprogramma nodig is.

Een minderheid van gemeenten (de gematigde en afwachtende gemeenten) heeft niet of nauwelijks verbetermaatregelen getroffen om de CJG’s toegankelijker te maken voor migrantengezinnen. Of zij

6 Zie de publicatie ’Intercultureel vakmanschap in het Centrum voor Jeugd en Gezin’ (Forum, 2011).

7In Noord-Zuid-Holland is de Academische Werkplaats Publieke Gezondheid-Jeugd Noordelijk Zuid-Holland actief. Dit project is gericht op gezinnen van Marokkaanse en Antilliaanse herkomst met kinderen in de leeftijdsgroep van 2-12 jaar.

Pharos- gemeenten

Forum- gemeenten

Overige gemeenten Almere

Den Haag Nieuwegein Rotterdam Utrecht Zaanstad

Amsterdam Delft Dordrecht Eindhoven Leiden Tilburg

Almelo Breda Ede Gouda Helmond Westland

(20)

zijn daar ondanks plannen om het CJG intercultureler te maken vanaf gestapt door tal van oorzaken zoals andere politieke prioritering, onhaalbaarheid of discontinuïteit in de CJG-coördinatie.

Als onderdelen van verbeterprogramma’s noemden de respondenten onder andere:

 Spiegelbijeenkomsten met migrantenouders: gesprekken met migrantenouders om na te gaan wat hun ervaringen zijn, waar zij behoefte aan hebben en wat verbetermogelijkheden ten aanzien van het aanbod zijn (Almere);

 Onderzoek ‘Academische Werkplaats Publieke Gezondheid-Jeugd Noordelijk Zuid-Holland’. Dit project is gericht op gezinnen van Marokkaanse en Antilliaanse herkomst met kinderen in de leeftijdsgroep van 2-12 jaar. Deze groepen worden het minst goed bereikt met de huidige preventieve interventies. Het is een onderzoek gericht op inzicht in factoren, monitoren van een geselecteerde reguliere interventie bij vijftien gezinnen en tenslotte aanpassing van de interventie op factoren en dit uitvoeren bij twintig gezinnen (Den Haag);

 Onderzoek naar het bereik van migrantengezinnen door de CJG’s door de academische werkplaats Diversiteit/Dwars (Rotterdam);

 Diverse verbeterinitiatieven waaronder de training en inzet van migrantenmoeders als opvoedintermediair (Zaanstad);

 Het vergroten van de toegankelijkheid van het CJG door de werving van diverse allochtone medewerkers die voorlichting geven over het CJG specifiek aan migrantengezinnen (Tilburg);

 Deelname aan de Kenniswerkplaats Tienplus waarin onderzoekers, praktijk en beleid samen werken aan een betere ondersteuning voor migrantenouders met tieners. Zij willen met name de toegankelijkheid, het bereik en de effectiviteit van voorzieningen voor (opvoed)ondersteuning verbeteren (Amsterdam);

 Het project ‘Mankracht’ dat is gericht op het bereiken van vaders uit niet-westerse allochtone bevolkingsgroepen. Vanuit moskeeën, vadercomités en zelforganisaties krijgen vaders een opleiding in de Positief Opvoeden methode Triple P. Zij gaan vervolgens cursussen en lezingen verzorgen voor vaders uit hun eigen achterban. Zo moeten ook allochtone vaders gemakkelijk toegang krijgen tot bruikbare opvoedinformatie (Eindhoven);

 Bijeenkomsten in de moskee met als doel het bereik van het CJG-aanbod onder migranten te vergroten (Almelo).

De relatie tussen verbeterinitiatieven en categorieën ‘Beleidsmatige inzet voor bereik migrantengezinnen’

De gemeenten die meegedaan hebben met het verbeterprogramma van Pharos blijken een grotere inzet te hebben ten aanzien van de toegankelijkheid van migrantengezinnen. Van de zes gemeenten zonder expliciet verbeterprogramma (overige gemeenten) blijken er vier een relatief grote inzet te hebben (te behoren tot de categorieën koplopers en ambitieuzen).

Gemeenten met verbeterprogramma

Koplopers Ambitieuzen Gematigden Afwachtenden

Pharosgemeenten (N=6) 4 1 0 1

Forumgemeenten (N=6) 1 2 2 1

Overige gemeenten (N=6) 1 3 1 1

De inschatting door beleidsambtenaren jeugd en CJG-coördinatoren

Wat betreft het meedoen aan of profiteren van verbeterprogramma’s hebben de respondenten het volgende ingeschat:

(21)

De respondenten van gemeenten die meegedaan hebben aan een Pharos- of Forumprogramma geven vaker aan met een verbeterprogramma gewerkt te hebben. Dat waren vooral de grotere gemeenten en de gemeenten die meer migrantenjeugdigen in hun gemeente hebben. De Pharosgemeenten, de kleinste gemeenten (<100.000 inwoners) en de gemeenten met weinig migrantenjeugdigen en de afwachtende gemeenten hebben hiertoe nog lichte ambities (meer doen dan nu het geval is).

Categoriseringen van gemeenten

Type programma waar gemeente

aan deelnam

Aantal inwoners van de gemeente

Percentage Niet-westerse migranten jeugd van

de gemeente

Type beleidsmatige inzet van de gemeente

Betekenis van de scores:

1 =niet/geen 2= weinig/klein beetje 3=enige/matige

4= veel Gemiddelde Pharos Forum Overig < 100.000 100.000-200.000 > 200.000 0-20% 20-30% 30-40% > 40% Koplopers Ambitieuzen Gematigden Afwachtenden Aantal

Aspect

N=

18

N=6 N=6 N=6 N=6 N=6 N=6 N=5 N=8 N=2 N=3 N=6 N=6 N=3 N=3

Verbeterprogram- ma bereikbaarheid migrantengezinnen

2,5 2,8 3,0 1,7 1,7 2,5 3,4 1,8 2,5 3,5 3,3 3,2 2,6 2,3 1,7 Ambities 2,5 3,1 2,6 1,8 2,0 2,5 3,0 2,0 2,3 3,5 3,0 2,8 2,6 2,3 2,0

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het CJG kan de indicator afzetten tegen de doelstellingen van het CJG (bijvoorbeeld ouders en kinderen voelen zich geïnformeerd of geadviseerd en voelen zich sterker en hebben

‘Het CJG’ staat hier feitelijk voor een bepaalde verzameling van taken (functies) op het terrein van het opgroeien en opvoeden van jeugdigen die onder bestuurlijke en

Uitgangspunt van het programma is dat allochtone jeugd en hun ouders minder goed bereikt worden door algemene voorzieningen en preventieve zorg binnen de jeugd- sector en daardoor

Dit onderzoeksrapport beschrijft een inventariserend onderzoek naar het verbeteren van het bereik van het Centrum Jeugd en Gezin in stadsdeel Laak in Den Haag door de inzet

Tel bijvoorbeeld het aantal onderwerpen waarover een productsoort gaat, aangeboden door verschillende partners, en tel per onderwerp hoeveel daarvan (A) dezelfde informatie geven,

Om een goede samenwerking te kunnen laten ontstaan in de driehoek ouders – CJG – school is het nodig dat het CJG zich ook dienend naar scholen opstelt en het eigen aanbod benut om

Daar waar de professional deze competenties nog niet voldoende bezit, kunnen deze door ondersteuning, informatie en training verworven worden om de zorg voor het kind en zijn

Ook de website Sense.info (over seksualiteit, gerelateerd aan de GG&amp;GD in Utrecht) die in het onderzoek van Youngworks vrij veel genoemd werd, wordt door de jongeren in Alleato’s