• No results found

Wat wordt er over het bereik geregistreerd?

In document Bereik bereikt (pagina 47-52)

5. Bereiken de CJG-producten de migrantengezinnen?

5.4 Wat wordt er over het bereik geregistreerd?

De vraag naar cijfers

Om zeker te weten of de vele inspanningen om de toegankelijkheid van CJG’s voor

migrantengezinnen te verhogen effect hebben in de verschillende gemeenten, is het noodzakelijk om over kwantitatieve cijfers te beschikken. Idealiter zouden cijfers beschikbaar zijn over de in een jaar door de CJG’s bereikte gezinnen, uitgesplitst in culturele achtergrond en uitgesplitst per CJG-product.

Er zijn dan vergelijkingen qua bereik mogelijk tussen migrantengroepen, gemeenten en CJG-producten. Met dergelijke inzichten zijn vragen te beantwoorden als:

 Bereiken de CJG’s de migrantengezinnen inderdaad minder dan niet-migrantengezinnen?

 Zijn er verschillen tussen migrantengroepen in het bereik?

 Zijn er verschillen tussen gemeenten in het bereik? Bereiken de gemeenten die de afgelopen jaren veel inspanningen geleverd hebben om het bereik te verhogen ook daadwerkelijk meer migrantengezinnen?

 Zijn er verschillen in bereik tussen de CJG-producten?

In diverse handreikingen voor het intercultureler maken van het CJG wordt dan ook de aanbeveling gedaan om het bereik onder migrantengroepen periodiek te registreren.

Belemmeringen in het verzamelen van kwantitatieve gegevens

Een belangrijk onderdeel in het onderzoek is het zoeken van dergelijke kwantitatieve gegevens.

In de gesprekken met de beleidsambtenaren jeugd en CJG-coördinatoren is gepeild of er cijfers beschikbaar waren. Die bleken beperkt aanwezig te zijn; niet of nauwelijks bij de gemeenten zelf, maar wel in meer of mindere mate bij de samenwerkende CJG-partners. Uit de contacten met de vertegenwoordiger van de vele CJG-partners bleken er diverse belemmeringen te zijn in het verzamelen van kwantitatieve gegevens. Hieronder worden deze belemmeringen beschreven (zie ook §2.2).

1. Het niet of beperkt registreren

Omdat de registratie van het geboorteland van kind en ouders in het JGZ -informatiemodel is

opgenomen en er een koppeling is met het Gemeentelijke Basisadministratie (GBA), is te verwachten dat de JGZ bereikcijfers kan leveren. Maar bij het geven van laagdrempelige opvoedinformatie en -advies is het minder gebruikelijk om uitgebreid cijfers te verzamelen. Dan kiest men voor beperkte registraties (bijvoorbeeld aantallen en type vraag) en niet voor de registratie van het geboorteland van de bezoekers of hun ouders.

De CJG-professionals zijn in de digitale enquête gevraagd of zij voor hun CJG-producten het geboorteland van het kind, de ouders of de grootouders registreerden. De scores waren als volgt:

Registratie van geboorteland per CJG-product

Aantal professionals bij dit product

betrokken

Geboorteland kind

Geboorteland ouders

Geboorteland grootouders

Jeugdgezondheidszorg 0-4 jaar 108 95 (88%) 95 (88%) 9 (8%)

Jeugdgezondheidszorg 4-12 jaar 56 54 (96%) 51 (91%) 3 (5%)

Informatie & advies, themabijeenkomsten 63 23 (37%) 32 (51%) 5 (8%)

Licht pedagogische hulp, oudercursussen 53 38 (77%) 41 (77%) 7 (13%)

Gezinscoaching 58 30 (69%) 40 (69%) 6 (10%)

Coördinatie van zorg, casusoverleg 91 35 (50%) 45 (49%) 5 (5%)

De meeste registratie van geboorteland van zowel kind als ouders vindt plaats in de JGZ 0-4 en de JGZ 4-12. Opvallend genoeg nog vaker bij de JGZ 4-12 dan bij de JGZ 0-4. Bij alle andere producten worden ook door meer dan de helft van de CJG-professionals op geboorteland van kind en ouders geregistreerd, met uitzondering van informatie en advies (daar werd in mindere mate het

geboorteland van het kind geregistreerd). Het geboorteland van de grootouder (medebepalend voor het categoriseren van migrantengezin) wordt weinig geregistreerd.

2. De ontoegankelijkheid van registraties

Het registreren van gegevens geeft nog geen garantie dat er beleidsinformatie ‘naar wens’

gegenereerd kan worden. Diverse instellingen hebben het applicatiebeheer uitbesteed aan externe bureaus. Voor specifieke vragen naar bijvoorbeeld de culturele achtergrond van cliënten per CJG-product moeten soms aparte query’s gebouwd worden, hetgeen tijd en geld kost.

3. Het CJG is een netwerkorganisatie en werkt met verschillende registraties

Op een enkele uitzondering na, worden de CJG’s georganiseerd en bemenst door verschillende zogeheten ‘kernpartners’ zoals de JGZ-instellingen, AMW-instellingen, welzijnsinstellingen en Bureau Jeugdzorg. Deze instellingen leveren CJG-aanbod en hebben over het algemeen hun eigen

registratiesysteem, waar de gemeente of de CJG-coördinator geen of weinig invloed op heeft. In eenzelfde CJG vinden dus verschillende soorten registraties plaats23.

4. Het niet of beperkt structureel bundelen van registraties door gemeenten

In meerdere gemeenten vindt weinig bundeling plaats van managementinformatie, afkomstig van de verschillende netwerkpartners. Zoals een CJG-coördinator meldde: “De registraties van de

netwerkinstellingen zijn alleen voor eigen gebruik.” Slechts enkele gemeenten konden direct een aantal gegevens aanleveren over het bereik van verschillende CJG-producten. Voor een

totaaloverzicht zouden zij cijfers bij de netwerkpartners moeten opvragen. Zes beleidsambtenaren jeugd geven aan dat het aanleveren van CJG-beleidsinformatie aan de gemeente nog erg in

ontwikkeling is.

5. De onduidelijkheid over het mogen registreren van het geboorteland

Enkele respondenten veronderstellen dat het wettelijk verboden is om te registreren op geboorteland van kinderen en ouders. Zij verwijzen daarbij naar uitspraken van het College Bescherming Persoonsgegevens24. Andere bronnen25 geven aan dat het registreren van het geboorteland wel mag op basis van uitzonderingen en voorwaarden die in de Wpb opgenomen zijn (cliënt moet toestemming geven voor registratie, het moet in sectorale wetgeving zijn opgenomen of er moet sprake zijn van voorkeursbeleid). Daarom was er geen belemmering om het geboorteland van cliënten standaard op te nemen in landelijke informatiemodellen van zowel de JGZ als de instellingen voor maatschappelijke dienstverlening (Madi).

6. De verschillen in CJG-producten van de gemeenten

Hoewel de CJG’s in de gemeenten zeker overeenkomsten hebben, zijn er talloze verschillen: in naamgeving, in organisatie, in netwerkpartners, in locaties en ook in de producten en hun namen. Er

23In een onderzoek van Deloitte in 2010 (Onderzoek basisset indicatoren effectiviteit Centrum voor Jeugd en Gezin) kwam naar voren dat de mate van informatisering in CJG’s zeer wisselend is. Volgens dit onderzoek was er geen sprake van geïntegreerde, met partners afgestemde informatiesystemen, maar van een veelheid aan handmatig in Microsoft Excel bijgehouden lijsten.

24Uitspraak van het CBP van 27 januari 2011 Kenmerk z2009-00960 inzake DOSA (Deelgemeentelijk Overleg Sluitende Aanpak in de Rotterdamse deelgemeente Charlois).

25www.MadiMonitor.nl, www.cbpweb.nl en de Notitie over het verwerken van persoonsgegevens over ras, etniciteit en nationaliteit, Mr. L. Janssen, 19 juli, 2011.

is een veelheid aan CJG-producten mogelijk. In een van de grootste gemeenten maakt men onderscheid in ruim zeventig producten, waaronder de producten van het JGZ-basisstakenpakket.

Doorgaans is er grofweg een vierdeling te maken:

 Jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar (basistakenpakket);

 Informatie en advies (website, fysieke toegankelijkheid zoals inlooppunt of opvoedbureau, telefonische bereikbaarheid, campagnes, themabijeenkomsten, voorlichting op vindplaatsen);

 Licht pedagogische hulp (kortdurende opvoedondersteuning, oudercursussen);

 Coördinatie van zorg (deelname aan of organiseren van multidisciplinair casusoverleg).

De verschillen maken het lastig om CJG-onderdelen en CJG-producten van verschillende gemeenten met elkaar te vergelijken.

Het verzamelen van registratiegegevens over het bereik van CJG-producten

Omdat het geboorteland of de nationaliteit bij de meeste CJG-partners in de verschillende gemeenten geregistreerd wordt, is er voor gekozen om op zoek te gaan naar die cijfers. Met dergelijke gegevens kan mogelijk iets geconcludeerd worden over het bereik van CJG’s onder migrantengezinnen. In verband met de haalbaarheid van deze onderzoeksactiviteit is een selectie gemaakt in het aantal gemeenten (van 18 naar 12), het aantal productgroepen (vier) en de leeftijd van de kinderen die het betreft (0 t/m 11 jaar). Ook is gekeken of er cijfers beschikbaar waren over toeleidingen vanuit CJG’s naar VVE-programma’s of (geïndiceerd) jeugdzorgaanbod. Dus in totaal zes onderdelen: JGZ 0 t/m 3, JGZ 4 t/m 11, CJG-cursussen, coördinatie van zorg, toeleiding naar VVE en toeleiding naar jeugdzorg26 (provinciaal, GGZ en LVG).

Zoals reeds hierboven aangegeven waren de gewenste kwantitatieve gegevens moeizaam te verwerven. Gevolg was dat er een onvolledig beeld is over de stand van zaken per gemeente. De gemeenten afzonderlijk of geclusterd zijn niet met elkaar vergelijken. De dertig aangeleverde registratiegegevens kunnen hooguit een indicatie geven over het bereik per CJG-product. De dertig aangeleverde cijfers zijn te rangschikken per groep CJG-producten en per type gemeente:

CJG-product Aantal Koplopers

(N=4)

Ambitieu-zen (N=5)

Gematig-den (N=2)

Afwach-tenden (N=1)

JGZ 0 t/m 3 4 2 2 2 0

JGZ 4 t/m 11 4 2 2 2 0

Themabijeenkomsten en adviescontacten 8 2 4 1 1

CJG-cursussen 3 1 1 1 0

Individuele ouderbegeleiding, gezinscoaching 4 0 2 2 0

Coördinatie van zorg 4 0 2 1 1

Toeleiding naar VVE 3 1 2 0 0

Toeleiding naar jeugdzorg, jeugd GGZ en LVG-zorg 0 0 0 0 0

Totaal 30 8 15 9 2

Vanuit CJG-partners van alle vier typen gemeenten werden registraties ontvangen, relatief het meest vanuit de geselecteerde twee gematigde gemeenten (negen registraties).

De CJG-producten ‘Themabijeenkomsten en adviescontacten’ en ‘Individuele ouderbegeleiding en gezinscoaching’ waren aanvankelijk niet geselecteerd voor deze onderzoeksactiviteit. Omdat cijfers over deze producten wel beschikbaar bleken te zijn en aangeleverd werden (in totaal respectievelijk acht en vier keer), is besloten ze in het overzicht mee te nemen. Cijfers over toeleiding vanuit

26Van de toeleiding naar jeugdzorg kon geen enkele CJG-partner cijfers aanleveren.

instellingen naar jeugdzorg, LVG-zorg of jeugd-GGz konden door geen enkele CJG-instelling aangeleverd worden en worden hier derhalve ook niet gepresenteerd.

In bijlage 9 zijn alle verzamelde registraties van CJG-producten weergegeven. Hierbij is gebruik gemaakt van de evenredigheidsratio: de verhouding tussen het aandeel van een migrantengroep van de gebruikers van een CJG-product en het aandeel van diezelfde migrantengroep alle leden van de migrantengroep in een verzorgingsgebied. Zo kan ondervertegenwoordiging en

oververtegenwoordiging worden uitgerekend.

In het navolgende komen eerst algemene bevindingen aan de orde en daarna meer specifieke.

Algemeen

Het is niet mogelijk gebleken het bereik van migrantengezinnen per CJG of per gemeente te meten.

Er is namelijk geen overall-registratiesysteem waarmee gegevens van alle unieke CJG-cliënten verzameld kunnen worden. Er functioneren meerdere registratiesystemen per CJG.

Ook is het meten van het feitelijk bereik per product is niet of nauwelijks mogelijk, onder andere omdat de beoogde totaalgroep moeilijk vast te stellen is (zie ook hoofdstuk 1).

Wel is het mogelijk om de evenredigheidsratio te berekenen per CJG. Daarmee kan iets gezegd worden over de onder- of oververtegenwoordiging van een bepaalde gebruikersgroep bij een CJG-product. Als er sprake is van ondervertegenwoordiging van migrantengezinnen (een ratio lager dan 1), dan is het bereik van migranten gezinnen door het CJG-product in vergelijking met alle gezinnen laag. Als de evenredigheidsratio 0,5 of lager is dan er sprake van een zware

ondervertegenwoordiging van de migrantengroep bij een CJG-product. Bij een evenredigheidsratio van 1,6 of hoger is er sprake van een zware oververtegenwoordiging.

De evenredigheidratio’s van de dertig registraties zijn als volgt weer te geven:

CJG-product Aantal Evenredigheidsratio niet-westerse migrantengezinnen

Zwaar

Individuele ouderbegeleiding, gezinscoaching 4 3 1

Coördinatie van zorg 4 1 2 1

Toeleiding naar VVE 3 1 1 1

Toeleiding naar jeugdzorg, jeugd GGZ en LVG-zorg 0

Totaal 30 8 8 1 7 6

In het overzicht (bijlage 9) zijn deze scores geaccentueerd met een kleur.

Geconcludeerd kan worden dat er een grote spreiding is in de scores. De mate van evenredigheid verschilt sterk binnen alle productgroepen met uitzondering van productgroep CJG-cursussen. Daar is bij alle drie CJG-cursussen sprake van lichte ondervertegenwoordiging.

Specifiek

 Uit de JGZ 0-4-cijfers uit vier gemeenten is op te maken dat het overgrote deel van de kinderen van 0 t/m 3 jaar door de JGZ bereikt wordt, inclusief de migrantenkinderen. De JGZ 0-4 ziet verhoudingsgewijs iets minder kinderen met een niet-westerse afkomst dan kinderen met een

autochtone afkomst. Dat geldt vooral voor Marokkaans-Nederlandse, Turks-Nederlandse en Antilliaanse-Nederlandse kinderen. Somalisch-Nederlandse kinderen zijn in alle drie van de vier CJG-instellingen relatief oververtegenwoordigd

 De evenredigheidsratio van niet-westerse allochtone kinderen in de JGZ 4-12 is in drie van de vier JGZ-instellingen net boven de 1: een lichte oververtegenwoording.

 Vergeleken met andere CJG-producten konden CJG-instellingen cijfers over laagdrempelige adviescontacten (themabijeenkomsten en vooral contacten op het inlooppunt, op het spreekuur en telefonisch advies) het beste aanleveren (acht registraties). Mogelijk heeft dit te maken met de grote aandacht dat laagdrempelige informatie- en adviesaanbod de laatste jaren bij de CJG-ontwikkeling heeft gehad en er daarom nadrukkelijk geregistreerd is. Afgaande op de aangeleverde cijfers geven ontstaat het beeld dat er hier een relatief goed bereik is onder migrantengezinnen bij deze CJG-productgroep. Dit beeld is niet in overeenstemming met de inschatting van de CJG-professionals (zie §5.2).

 In drie verschillende gemeenten is er wat betreft deelnemende migrantenouders aan

oudercursussen sprake van een ondervertegenwoordiging bij niet-westerse migrantengezinnen.

Dit beeld is in overeenstemming met de inschatting van de CJG-professionals (zie §5.2). In de gemeente waar stadsbreed Triple P-cursussen waren geleverd, bleek uit de achterliggende informatie dat er wijken waren waar bepaalde migrantengroepen (afhankelijk van de bevolkingssamenstelling van de wijk) juist oververtegenwoordigd waren door gerichte initiatieven. In een koplopergemeente was er relatief een groot aandeel van Marokkaans-Nederlands ouders bij zwangerschapscursussen.

 In drie van de vier instellingen waar trajecten ouderbegeleiding plaatsvinden, zijn

migrantenouders zwaar ondervertegenwoordigd. In de CJG-instelling die Home-Start biedt is juist sprake van een oververtegenwoordiging van migrantengezinnen. Deze CJG-instelling werkt met vrijwilligers (ook van allochtone afkomst) die begeleid worden door professionals.

 In drie van de vier CJG-partners die coördinatie van zorg bieden is sprake van

oververtegenwoordiging van niet-westerse migrantengezinnen. Coördinatie van zorg richt zich doorgaans om de aanpak van multiproblematiek en de samenwerking tussen professionals.

 In de VVE-verwijzingen van twee gemeenten met een heel hoog percentage migrantenjeugdigen zijn de migrantenkinderen relatief ondervertegenwoordigd. In een derde gemeente is dat omgekeerd: hier worden relatief veel migrantenjeugdigen doorverwezen naar een VVE-programma.

6. Conclusies

1. Er zijn sterke aanwijzingen dat migrantengezinnen onder de gebruikers van CJG-producten

In document Bereik bereikt (pagina 47-52)