• No results found

Ontwerp en evaluatie Life & Science Leerjaar 2

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ontwerp en evaluatie Life & Science Leerjaar 2"

Copied!
90
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ontwerp en Evaluatie Life & Science Leerjaar 2

Onderzoek naar de ontwikkeling van het curriculum voor het tweede leerjaar van het vak ‘Life & Science’ de vwo-plus klas van

het Bonhoeffer College Enschede, locatie Van der Waalslaan.

Auteur:

Joyce Boijmans

Begeleiding:

Dr. J.T. van der Veen drs. J. Volbers

!

1" LIFE"&"SCIENCE"2!

!

!

Life!&!Science!2!

Onderzoeken!in!de!Biomedische!Techniek!

Joyce&Boijmans&

!

! !

Universiteit Twente

15 juli 2013

(2)
(3)

Samenvatting

Voor het nieuwe vak Life & Science op het Bonhoe↵er College, Van der Waalslaan, is een curricu- lum ontwikkeld voor de tweede klas waarbij onderzoekvaardigheden worden aangeleerd gedurende een jaar. Hiervoor is een didactisch model ontwikkeld waarbij de vaardigheden die centraal staan in dit jaar zijn gedefinieerd. Met dit didactisch model is een lessenserie en bijbehorend lesmateri- aal ontwikkeld. De lessen zijn gegeven gedurende het schooljaar van 2011-2012. Deze lessenserie is ge¨evalueerd waaruit verbeterpunten voor komende jaren zijn voortgevloeid voor onder andere de organisatie van het vak en de manier van vraagstelling in het lesmateriaal. Daarnaast zijn de vaardigheden die in het didactisch model zijn opgesteld ge¨evalueerd en getest bij de leerlingen.

Hieruit is gebleken dat de lessen van Life & Science zoals ontworpen, mogelijk hebben bijge-

dragen aan het ontwikkelen van onderzoeksvaardigheden bij de vwo-plus leerlingen die hebben

deelgenomen aan deze lessenreeks.

(4)

Inhoud

1 Inleiding 3

1.1 Aanleiding . . . . 3

1.2 Relevantie . . . . 4

1.3 De leerlingen . . . . 5

1.4 Ontwerpvraag . . . . 7

1.4.1 Randvoorwaarden ontwerp leerjaar 2 . . . . 7

1.5 Onderzoeksvragen . . . . 8

2 Methode 9 2.1 Onderzoeksmethode . . . . 9

2.2 Data analyse . . . . 12

3 Ontwerp didactisch model Life & Science 13 3.1 Inhoud . . . . 13

3.2 Doelen . . . . 13

3.3 Projectcyclus Onderzoekend Leren . . . . 15

4 Ontwerp en evaluatie van een lessenserie en lesmateriaal voor Life & Science 18 4.1 Algemene aspecten van het vak . . . . 19

4.1.1 Aanvulling op de onderzoeksvaardigheden . . . . 19

4.1.2 Groepering . . . . 20

4.1.3 Toetsing . . . . 21

4.1.4 Docentrol . . . . 21

4.1.5 Samenwerking met andere vakken . . . . 21

4.1.6 Mogelijke onderwerpen . . . . 22

4.2 Lessenserie en Lesmateriaal . . . . 22

4.2.1 Hoofdstuk 1 Introductie . . . . 23

4.2.2 Hoofdstuk 2 Elektriciteit . . . . 24

4.2.3 Hoofdstuk 3 Optisch meten aan de mens . . . . 24

4.2.4 Hoofdstuk 4 Ori¨enteren op de onderwerpen . . . . 25

4.2.5 Hoofdstuk 5 Evalueren en reflecteren . . . . 26

4.2.6 Hoofdstuk 6 Vooronderzoek . . . . 27

4.2.7 Hoofdstuk 7 Mindmappen en tussenpresentaties . . . . 29

4.2.8 Hoofdstuk 8 Probleemstelling formuleren . . . . 30

4.2.9 Hoofdstuk 9 Voorbereiden van het onderzoek . . . . 31

4.2.10 Hoofdstuk 10 Ontwerpen en uitvoeren van het onderzoek . . . . 32

4.2.11 Hoofdstuk 11 Verwerken van de onderzoeksresultaten . . . . 34

4.2.12 Hoofdstuk 12 Interview . . . . 35

(5)

4.2.13 Hoofdstuk 13 Medische Techniek Ethiek . . . . 36

4.2.14 Hoofdstuk 14 Conclusie, Discussie en Aanbevelingen . . . . 37

4.2.15 Hoofdstuk 15 Wetenschapsjournalistiek . . . . 37

4.2.16 Reflecteren . . . . 39

4.3 Algemene evaluatie punten . . . . 40

4.3.1 Doelstellingen . . . . 40

4.3.2 Teamoverleg en logboek . . . . 40

4.3.3 Introductie onderzoeksplekken . . . . 41

4.3.4 Deadlines . . . . 41

5 Evaluatie behalen onderzoekvaardigheden 42 5.1 Becijfering door docenten . . . . 42

5.2 Evaluatie vaardigheden . . . . 44

5.2.1 Evaluatie van vaardigheden door betrokken docenten . . . . 44

5.2.2 Evaluatie van vaardigheden door begeleidende studenten . . . . 44

5.2.3 Zelfevaluatie door de leerlingen . . . . 44

5.3 Evaluatie vragenlijst SLO . . . . 45

5.4 Onderzoekvaardighedentest . . . . 46

5.4.1 Resultaten . . . . 46

5.4.2 Vergelijking met andere groepen . . . . 46

5.5 Resultaten . . . . 47

6 Conclusie 49 7 Discussie 50 8 Aanbevelingen 51 Appendices 56 A Didactisch model 57 B Jaarplanning 60 C Evaluatie formulieren 62 D Resultaten Evaluaties 73 E Statistische gegevens zelfevaluatie leerlingen 78 F Losse onderdelen 87 F.1 Lesmateriaal Life & Science 2012-2013 . . . . 87

F.2 CD-rom . . . . 87

F.2.1 Resultaten zelfreflectie leerlingen . . . . 87

F.2.2 Scriptie Yanieke Paalman . . . . 87

F.2.3 Eerste versie lesmateriaal 2011-2012 . . . . 87

(6)

Hoofdstuk 1

Inleiding

In dit verslag vindt u mijn Onderzoek van Onderwijs voor de Lerarenopleiding Natuurkunde over de ontwikkeling van het curriculum van het tweede leerjaar van het van ‘Life & Science’ voor de vwo-plus klas van het Bonhoe↵er College Enschede, locatie Van der Waalslaan.

Ik ben met de ontwikkeling van het curriculum begonnen, voordat ik mij heb ingeschreven voor de lerarenopleiding, waarna het mogelijk bleek dit ontwerp en de evaluatie er van, als Onderzoek van Onderwijs uit te voeren. Met de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van dit onderwijs ben ik in totaal ruim anderhalf jaar bezig geweest en heb ik veel geleerd over mijzelf als persoon en mijn positie voor de klas als docent. Ook heb ik door dit onderzoek in combinatie met mijn deelname aan het Docent Ontwikkel Team Excellentie en Talentontwikkeling, veel geleerd over getalenteerde leerlingen en hun behoeften in het onderwijs. De onderwerpen talent, excellentie en hoogbegaafdheid spelen in zowel de politiek als op de scholen op dit moment een belangrijke rol. Er worden op veel scholen projecten opgezet om extra aandacht te geven aan leerlingen die meer aankunnen. Het onderwijs wordt vaker maatwerk, waarbij zowel de leerling die extra aandacht nodig heeft om het net te kunnen redden, als de leerling die extra aandacht nodig heeft om uitgedaagd te blijven, in hun behoeften worden voorzien.

In dit verslag vindt u een ontwerp en evaluatie van het curriculum van het tweede jaar van het vak Life & Sciene op het Bonhoe↵er college. Na een inleiding en beschrijving van de achtergrond van deze opdracht vindt u het ontwerp van het didactisch model voor het tweede leerjaar. Het hierop volgende hoofdstuk bevat een uitwerking hiervan tot een lessenserie, waarvan het bijbehorende lesmateriaal als extra materiaal aan dit verslag zal worden toegevoegd. Na elk onderdeel dat aan het lesmateriaal is toegevoegd vindt u in dit hoofdstuk ook een evaluatie hiervan. Hierna wordt een evaluatie gegeven van de vaardigheden en het leerproces van de leerlingen die in het didactisch model zijn vastgesteld. Tenslotte wordt een conclusie getrokken, de resultaten en aspecten die belangrijk zijn voor het vak bediscussieerd en vindt u in het laatste hoofdstuk een aantal aanbevelingen.

1.1 Aanleiding

Het Bonhoe↵er college In Enschede, locatie Van der Waalslaan heeft in september 2006 het cer-

tificaat “Begaafdheidsprofielschool” ontvangen. Dit houdt in dat deze school maatwerk biedt

aan (hoog)begaafde leerlingen. Sinds 2004 is er op deze locatie een VWO-plus klas, waarin geta-

lenteerde leerlingen extra uitdaging geboden wordt. Zo worden de vakken Wiskunde, Engels en

Nederlands in minder lesuren gegeven, ook wel ‘compacten’ genoemd, en zijn er extra projectu-

ren waarin de leerlingen verrijkingsstof krijgen aangeboden die niet in het reguliere programma

(7)

van de onderbouw is opgenomen. In 2011 is bleek dat er behoefte was aan een breder en meer verdiepend aanbod in de b`etavakken en in onderzoek-vaardigheden [1]. Hierop is besloten dit aanbod te verankeren in een nieuw verplicht vak, genaamd Life & Science. Dit vak is tot stand gekomen in samenwerking met de Universiteit Twente en SLO. Bij dit vak worden wetenschap- pelijke vaardigheden aangeleerd. Dit vak is voor 2 uur per week opgenomen in het lesrooster van de plus-klas en is ontwikkeld en gegeven in samenwerking met de Universiteit Twente.

Het vak Life & Science is gestart in september 2011 in het eerst jaar van de plus-klas. Het raamwerk voor dit vak is gelijktijdig met het geven van het onderwijs ontworpen door Yanieke Paalman in haar afstudeerscriptie [13]. Hierin beschrijft ze ook het didactisch model dat zij heeft ontwikkeld voor het eerste leerjaar. Naar aanleiding van deze scriptie is ervoor gekozen de vaardigheden die geleerd dienen te worden bij dit vak op de volgende manier te verdelen over de drie leerjaren. In leerjaar ´e´en ligt de nadruk op Ontwerpen, ondersteund door onderzoeken en samenwerken, in leerjaar twee ligt de nadruk op Onderzoeken, ondersteund door informa- tievaardigheden, waarderen en oordelen en samenwerken. In het derde jaar ligt de nadruk op Waarderen en Oordelen, ondersteund door reflecteren en samenwerken.

1.2 Relevantie

Excellentie en (hoog)begaafdheid zijn op dit moment nationaal en internationionaal populaire onderwerpen in zowel de politiek als in het onderwijs. De overheid heeft aangegeven een kenni- seconomie te willen cre¨eren en er zijn pogingen ondernomen, door het stellen van harde regels en grenzen, om studenten en leerlingen te stimuleren om te excelleren in hun studie [16]. Daar- naast wordt men steeds bewuster van het belang van goed wetenschappelijk onderwijs. Zo zijn in de Verenigde Staten nieuwe nationale wetenschapsstandaarden ontwikkeld door het National Research Council [3] om zo nationaal meer aandacht en structuur te geven aan wetenschapson- derwijs. Met is tot de conclusie gekomen dat het niveau van wetenschap op dit moment niet hoog genoeg is om toekomstige wereldproblemen op een goede manier te kunnen aanpakken [10].

Scholen en overheid worden zich steeds meer bewust van de mogelijkheden die excellentie en (hoog) begaafdheid met zich mee brengt. Tot nu toe werd alleen extra ge¨ınvesteerd in leerlingen en studenten die aan de onderkant van het prestatiespectrum van studies presteerden. Sinds 10 jaar zie je een groeiende trend in aandacht voor de bovenste laag van de studenten [17]. Deze studenten presteren vaak niet zo goed als ze zouden kunnen en kunnen met een beetje extra aan- dacht en aanpassing van het onderwijs tot grote prestaties in staat zijn. Om de kenniseconomie te stimuleren hebben overheid en gemeenten daarom besloten extra middelen toe te kennen aan de ontwikkeling van excellentie- en talentprogramma’s.

Sindsdien zijn er naast de normale vakken op het atheneum en gymnasium, steeds meer pro- gramma’s ontwikkeld voor kinderen die extra uitdaging konden gebruiken. Zo zijn de Techna- siumscholen in het leven geroepen voor leerlingen die wel meer wilden leren maar zich meer aangetrokken voelden tot de b`eta-techniek dan de talen. Technasium scholen zijn er voor zowel havo als vwo en hebben een extra vak, genaamd Onderzoeken en Ontwerpen (O& O), dat een officieel examenvak is. Ook zijn er begaafdheidsprofielscholen, talentscholen, plusklassen, mas- terclasses, E-klassen, en projecturen aan het onderwijs toegevoegd. Je kunt nascholingscursussen volgen over talent herkennen en onderwijs voor hoogbegaafden. De universiteit Twente biedt een Docent Ontwikkel Team (DOT) Excellentie aan en is er een Leerstoel voor talentontwikkeling in het leven geroepen. Ook zijn er regionale en nationale steunpunten voor hoogbegaafdheid en talentmaximalisatie ontstaan. Je kunt er als onderwijsinstelling eigenlijk niet meer onderuit om je op dit punt te profileren.

Door dit onderzoek en de eerste lessen in het eerste leerjaar van Life & Science ben ik mij er van

(8)

bewust geworden dat ik mij prettig voel in het onderwijs en heb ik besloten de lerarenopleiding te gaan doen. Voor mijzelf betekent dit dus ook een profilering in mijn rol als docent. Als onderdeel hiervan heb ik vanuit ELAN de mogelijkheid gekregen deel te nemen aan het Docent Ontwikkel Team Talentmaximalisatie, waarbij ik hoop dat de ervaringen bij het vak Life & Science hieraan kunnen bijdragen.

Dit onderzoek zal mij verder nog veel nieuws brengen aangezien het mijn eerste kennismaking is met onderwijsontwikkeling en ook met het voor de klas staan. Daarnaast vind ik het interessant om te ontdekken welke activiteiten in een klas wel en niet aan slaan en waar leerlingen, met name getalenteerde leerlingen, behoefte aan hebben in hun lessen.

1.3 De leerlingen

De 2vwo-plus klas van 2011-2012 bestaat uit 28 leerlingen, 14 meisjes en 14 jongens. De leerlingen zijn in het eerste jaar begonnen in de vwo-plus klas. In deze groep zitten een aantal zorgleerlingen en een aantal hoogbegaafde leerlingen. Deze groep heeft een sterke groepsdynamiek, waarbij leerlingen sterk op elkaar reageren. Wanneer de leerlingen gemotiveerd zijn om iets te doen kunnen ze erg hard werken en helemaal in hun werk opgaan. Ze vinden het moeilijk om hulp te vragen en doen dit pas op het laatste moment.

De leerlingen in deze klas worden (hoog)begaafd genoemd. Dit wordt vaak verward met hoog-intelligent. Er worden door Gagner [12] acht verschillende typen intelligentie benoemd (zie figuur 1.1a. Het type dat in onze maatschappij de meeste aandacht en waardering krijgen zijn verbaal-lingu¨ıstische en logisch-mathematische intelligentie. Ook bij IQ-test wordt voornamelijk deze aspecten van intelligentie getest.

Een hoogbegaafde leerling bezit naast hoge intellectuele capaciteiten ook een hoge motivatie en een groot cre¨erend denkvermogen (zie figuur 1.1c). Een leerling wordt echter vaak al hoog- begaafd genoemd met een IQ van 130 of hoger [12] . Slechts 10% van de mensen heeft een IQ van 130 of hoger (zie figuur 1.1b en in een gemiddelde vwo klas zijn dit ongeveer twee tot drie leerlingen. Dit geeft al aan dat dit onderwijs zich niet uitsluitend kan richten op hoogbegaafde leerlingen, maar ook toegankelijk moet zijn voor getalenteerde begaafde leerlingen.

(Hoog)begaafde leerlingen hebben een aantal kenmerken waarmee het onderwijs rekening dient te houden. Zo zijn in deze groep vaak onderpresteerders te vinden; leerlingen die eigenlijk veel beter kunnen dan dat ze laten zien. Deze leerlingen worden vaak niet genoeg uitgedaagd om gebruik te maken van hun kunnen en worden hierdoor ongemotiveerd of lui. Om te voorkomen dat deze leerlingen gaan onderpresteren, wordt plus-onderwijs ontwikkeld.

Het excellentiemodel van Platform Beta-Techniek [21] heeft leerlingen onderverdeeld in vier groepen; de Zelfbewuste Generalist, die breed ge¨ınteresseerd en met name intrinsiek gemotiveerd is. De Gemaksgerichte Levensgenieter, die in het nu leven en zich niet druk maken over de toe- komst en het niet nodig vinden om uit te blinken. De Berustende Volgers, die geen uitdagingen zoeken en bang zijn om uit te blinken. De statusgerichte Toekomstplanner, die heel erg gefocus- seerd zijn op de toekomst, geld en succes en waarbij status erg belangrijk is. Alle typen hebben een andere motivatie om te excelleren en met alle typen moet dan ook rekening gehouden worden in het onderwijs. In de hierboven beschreven klas zijn alle typen duidelijk vertegenwoordigd.

(Hoog)begaafde leerlingen stellen vaak andere eisen aan de lessen dan gemiddelde leerlingen

van het vwo. Zij hebben meer behoefte aan flexibiliteit, een moeilijkere of meer diepgaande

inhoud, gebruik maken van hogere denkvaardigheden, een vakoverstijgende aanpak. Ook hebben

ze behoefte om te leren hoe ze moeten di↵erenti¨eren [11] tot hoe diep ze in het proces moeten

duiken. Ook hebben zij behoefte aan een deskundig klankbord die zorgt voor meer zelfsturing

en waarbij de leerling zelf zijn leerproces vormgeeft [18].

(9)

(a)

(b) (c)

Figuur 1.1: Eigenschappen van intelligentie. a. Het meervoudig intelligentie model van Gardner.

b. Factoren die bijdragen aan (hoog)begaafdheid. c. Verdeling van IQ scores.

(10)

1.4 Ontwerpvraag

Het vak Life & Science is bedoeld om de leerlingen de basis van wetenschappelijke vaardighe- den aan te leren waaronder samenwerken, onderzoeken, ontwerpen en waarderen en oordelen.

Belangrijk hierbij is dat het vak een life-component moet bevatten die de koppeling tussen de techniek en de maatschappij legt. Het vak wordt gegeven in de eerste 3 jaren van het middelbaar onderwijs.

Naar aanleiding van het advies van Paalman (2011) [13] zijn de volgende eisen aan de school gesteld om het vak naar voldoening te kunnen aanbieden. Het vak wordt gegeven in aaneen- sluitende blokuren en in een vergroot klaslokaal. Daarbij is er voor elke 2 leerlingen een laptop beschikbaar om op te werken en is er toegang tot draadloos internet. De lessen worden gegeven door Persoonlijk Assistenten van Leraren (PAL) die studeren aan de Universiteit Twente in een richting die wordt behandeld in de lessen. De PAL is verantwoordelijk voor de inhoud van de lessen. Daarnaast is er een docent aanwezig die de eindverantwoordelijkheid van de lessen draagt en toeziet op de didactische aspecten van de lessen.

Het lesmateriaal wordt op inhoud gecontroleerd door SLO in samenwerking met de Universi- teit Twente. Ook de evaluatie en verspreiding van het vak valt onder verantwoording van SLO.

Het lesmateriaal wordt ontwikkeld in samenwerking met de Universiteit Twente. De kennis van nieuwe ontwikkelingen die plaats vinden op de Universiteit Twente worden in dit vak betrokken.

Het eerst leerjaar wordt ingevuld door onderzoekend ontwerpen binnen de robotica, waarbij een groot deel van de lessen wordt opgevuld door de deelname aan de first-lego league. Daarnaast worden de lessen aangevuld met theorie en het aanleren van de ontwerpcyclus.

1.4.1 Randvoorwaarden ontwerp leerjaar 2

De randvoorwaarden die gesteld zijn aan het tweede leerjaar zijn de volgende. De leerlingen van de 2e klas vwo-plus krijgen, in de 72 uren waarin het vak gegeven kan worden, de basis- vaardigheden van onderzoeken aangeleerd door middel van activiteiten waarbij samengewerkt moet worden. Daarnaast krijgen leerlingen een aantal informatievaardigheden aangeleerd. Bij informatievaardigheden kan gedacht worden aan bijvoorbeeld het zoeken en gebruiken van bron- nen, het geven van een presentatie en het houden van een interview. In deze klas zijn leerlingen geselecteerd op basis van hun intelligentie en motivatie om te leren. Het te ontwerpen onderwijs dient dus afgestemd te worden op (hoog)begaafde, met als doel deze leerlingen meer uitdaging te bieden en passend aan te sluiten op hun interesses en behoeften. Daarbij moet het curriculum excursies en contacten met externe partijen bevatten.

Het curriculum dient in de vorm van uitgewerkte lessen gegeven kunnen worden en moet gestart kunnen worden vanaf 1 september 2011 aan de 2 vwo klas. Het hoeft op dat moment nog niet volledig klaar te zijn. De lessen worden gegeven op maandag ochtend de eerste 2 lesuren, dit is van 8.15 uur tot 10.15 uur.

Yanieke Paalman heeft in haar scriptie een voorzet gegeven voor het gebruik van de leerlijnen voor Ontwerpen, Onderzoeken en Waarderen en Oordelen van Stichting Leerplan Ontwikkeling.

Zij heeft de leerlijn voor Ontwerpen als uitgangspunt genomen voor het ontwerp van het didac-

tisch model voor leerjaar 2. Deze leerlijn is omgezet naar concrete leerdoelen en is aangevuld

zodat zij een volledig curriculum vormt. Dit principe zal ook voor het tweede jaar gebruikt

worden als uitgangspunt.

(11)

1.5 Onderzoeksvragen

Naar aanleiding van de randvoorwaarden en de doelen zijn de volgende onderzoeksvraag gefor- muleerd.

Hoe moet het curriculum en de lessenserie van Life & Science leerjaar 2, voor leerlingen van de 2vwo+klas van het Bonhoe↵er College afdeling Van der Waalslaan, er uit zien, om de leerlingen de deelvaardigheden behorend bij de vaardigheid onderzoeken aan te leren.

Deze hoofdvraag is opgesplitst in vier deelvragen die elk op een ander onderdeel van het ontwerp betrekking hebben. De resultaten van deze onderzoeksvragen zullen uit elkaar volgen.

1. Welke niveau van vaardigheden van onderzoeken en waarderen en oordelen moet, door de leerlingen uit de vwo-plus klas van het Bonhoe↵er College Enschede, aan het eind van het tweede leerjaar van het vak Life & Science, bereikt zijn.

2. Uit welke onderdelen zou het curriculum van Life & Science kunnen of moeten bestaan om de gewenste vaardigheden aan te leren?

3. Hoe vertalen deze vaardigheden zicht tot compleet lesmateriaal en een lessenserie?

4. Hebben de leerlingen door middel van het ontwikkelde curriculum en lesmateriaal het vooraf bepaalde niveau van vaardigheden bereikt?

Uit deelvraag 1 vloeit een uitwerking van het didactisch model voort waarin de eindtermen van dit leerjaar zijn opgenomen. Deze eindtermen beschrijven het niveau van vaardigheden waaraan de leerling na het afronden van leerjaar 2 moet voldoen. Deze vaardigheden vormen de basis voor deelvraag 2 waarbij het verkregen didactisch model wordt uitgewerkt tot een curriculum.

Hierna wordt als antwoord op deelvraag 3 een lessenserie met bijbehorend lesmateriaal en de

lessenserie ontworpen. Tenslotte zal gekeken worden of de leerlingen ook daadwerkelijk de vooraf

opgestelde vaardigheden hebben behaald.

(12)

Hoofdstuk 2

Methode

Lee en Krajcik (2012) [10] beschrijven een ontwerpmethode voor een breed inzetbaar curriculum dat bestaat uit een onderzoekscyclus waarbij wordt gestart met synthetiseren en theorie, gevolgd door exploreren, veronderstellen en verduidelijken, waarna het ontwerpen, ontwikkelen en testen plaats kan vinden, gevolgd door implementeren, bestuderen van doeltre↵endheid en verbeteren waarna het tenslotte opgeschaald kan worden en een e↵ectiviteitsstudie kan plaats vinden. Voor een zelfde soort aanpak is gekozen in dit onderzoek. Dit onderzoek van Onderwijs omvat de hiervoor beschreven onderdelen tot aan het opschalen en de e↵ectiviteitsstudie.

Dit Onderzoek van Onderwijs is opgeknipt in verschillende onderdelen. Er wordt gestart met het ontwikkelen van een didactisch model voor leerjaar 2. Hierbij wordt voortgeborduurd op de afstudeerscriptie en het voorstel van Yanieke Paalman [13]. Ook wordt gebruik gemaakt van de beschikbare leerdoelen en leerlijnen van SLO citeSLO2010. Deze worden, op verzoek van de school, aangevuld met een life-aspect en de vaardigheid samenwerken [1]. Hierin worden de meest kritische aspecten van het leerdoelen van de leerlingen vastgelegd zoals wordt aangeraden door [14]

Naar aanleiding van dit didactisch model wordt een algemene opzet gemaakt voor het curri- culum van leerjaar 2. De onderzoekcyclus, onderzoekvaardigheden en life-poot zullen hiervoor de leidraad vormen en zullen worden aangevuld tot een volledig programma. Deze opzet wordt dan uitgewerkt in lesmateriaal voor de leerlingen, welke gevolgd kan worden als leidraad in de lessen.

Hierin worden achtergrond, filmpjes, opdrachten en practica verwerkt, zodat het materiaal zo volledig mogelijk is.

Hierna worden de lessen gegeven in de klas en wordt het ontwerp ge¨evalueerd. Omdat het ontwerp vrij groot is wordt deze evaluatie beperkt tot het aanleren van onderzoekvaardigheden bij de leerlingen. Dit wordt gedaan door middel van enquˆetes en interviews met zowel leerlingen als docenten en betrokkenen vanuit de school. Deze evaluaties hebben daarnaast als doel het programma voor het volgende jaar te verbeteren. In tabel 2.1 vindt u de bronnen die geraadpleegd zullen worden om tot een resultaat te komen.

2.1 Onderzoeksmethode

Ori¨enteren op de doelgroep, het type onderwijs en de mogelijkheden zal worden gedaan door

het zoeken van literatuur en gebruik maken van de kennis en mogelijkheden van ELAN. Aan de

hand van de verkregen informatie zal het didactisch model worden ontworpen dat als leidraad

zal dienen voor het curriculum ontwerp. Dit didactisch model zal als basis dienen voor de

ontwikkeling van het lesmateriaal. Hierbij staat de ontwikkeling van de gekozen vaardigheden bij

(13)

Tabel 2.1: Informatiebronnen

Onde rz o e ksm e tho de Exp e rtise Ni v e au v aar d igh e d e n Onde rde le n c urri c ul um Le sse nse rie R e su lt at e n b e h aal d Literatuur

Artikelen - x x x

Boeken - x x x

Internet - x x x

Lesmateriaal van anderen - x x

Modellen HB - x x x

Eigenschappen ll HB - x x x

O&O - x x

Expert interview/gesprek

Frans Carelsen Vakdidacticus Scheikunde Medewerker SLO Ontwik- kelaar lesmateriaal (O&

O)

x x

Jan Volbers Onderwijskundige projectlei- der Twente Academy

x x x

Jan van der Veen Vakdidacticus natuurkunde Opleidingsdirecteur SEC

x x

Jos Paus Natuurkunde docent Bon-

hoe↵er Medewerker SLO

x x x x

Wim Spek Medewerker SLO x x x

Luuk Appelman Docent Natuurkunde Bon- hoe↵er Begeleider L& S

x x x

Erik Gerritsen Afdelingsleider onderbouw x x

Marcel van Adrichem Docent levensbeschouwing Vakcoordinator L& S Be- geleidend docent 1e jaar L&S

x x x

Medewerkers vakgroepen UT

gespecialiseerde inhoudelijk kennis

x Studentassistenten

ECTM

gespecialiseerde inhoudelijk kennis

x Jasper Reenalda gespecialiseerde inhoudelijk

kennis Roessingh R& D

x

Kaj Schadenberg BMT practica ontwerpen x

Leerlingen - x x x

Bart Smit PAL L& S x

Studentbegeleiders Begeleiding leerlingen L& S x

(14)

de leerlingen centraal. Dit lesmateriaal zal worden opgesplitst in behapbare lessen die uitgevoerd zullen worden in de v+ klas op het Bonhoe↵er college. Dit ontwerp zal dan ge¨evalueerd worden, gebruik makend van zowel kwalitatieve als kwantitatieve evaluaties.

De evaluatie zal uit meerdere onderdelen bestaan. Er worden enquˆetes afgenomen bij de leerlingen en de school en interviews gehouden met de betrokken docenten en studenten en een aantal leerlingen van de klas. Tenslotte zullen de leerlingen een test maken die is ontwikkeld om het niveau in onderzoekvaardigheden te testen [19].

Vooraf wordt een nulmeting gedaan met een aangepaste versie van het plusproject evalua- tieformulier van SLO. Daarnaast geven de leerlingen in de aangepaste rubrics hun niveau van vaardigheden aan voor aanvang van de lessen. Deze worden ook na elk te evalueren onderdeel in- gevuld waarbij ze nu zowel hun niveau van vaardigheden voor, als na de les aangeven. Tussentijds worden de ingeleverde opdrachten beoordeeld door mijzelf, en gecontroleerd door de betrokken docent en PAL. Als afsluiting van het schooljaar worden de interviews gehouden met de leerlin- gen, docenten, begeleiders, school en maken de leerlingen de onderzoek-vaardighedentest.

Ontwerp

Middelen voor het ontwerpen van het didactisch model en het curriculum zijn de leerlijnen en het vaardigheden overzicht van SLO, het ontworpen raamwerk van Yanieke Paalman, voor- beeldmodules van Ontwerpen & Onderzoeken [5] en ondersteunende theorie. Daarbij zal ook terugkoppeling gevraagd worden van de betrokken docent van de school en ELAN. Ook eerder ontwikkeld materiaal van O&O en overige onderzoeksprojecten zullen gebruikt worden als bron.

Verder worden de kenmerken van hoogbegaafde leerlingen meegenomen in het ontwerp. Op in- ternet zal naar informatie worden gezicht op websites als Leraar24, Wetenschap24, Leraar.nl, en overige onderwijssites als inspiratie voor uitdagend lesmateriaal en filmpjes die gebruikt kunnen worden in de lessen. Voor onderzoeksmogelijkheden voor de leerlingen wordt contact opgeno- men met vakgroepen van de Univeristeit Twente, Roessingh Research & Development en het Experimental Center of Technical Medicine.

Evaluatie

De evaluatie van het behalen van de leerdoelen door middel van het ontworpen lesmateriaal wordt als volgt uitgevoerd: Enkele evaluatie middelen moeten ontwikkeld worden, al wordt indien mogelijk gebruik gemaakt van bestaande evaluaties, testen en enquˆetes.

Ten eerste wordt de becijfering van het ingeleverde werk als indicatie genomen voor het wel of niet behalen van de leerdoelen door de leerlingen. Hierbij wordt de vooraf opgestelde leerlijn als leidraad voor het cijfer genomen. De gegeven cijfers worden goedgekeurd door de betrokken docent.

Daarnaast wordt een zelfevaluatie ingevuld door de leerlingen met betrekking tot hun onder- zoekvaardigheden, gebruikmakend van de aangevulde rubrics van SLO. Deze rubrics is geschreven vanuit leerling perspectief en kan daardoor gebruikt worden als evaluatielijst voor de leerlingen.

Voorafgaand aan dit onderdeel wordt een nulmeting uitgevoerd om over-of onderschatting van eigen kunnen te ondervangen. Bij de tweede keer invullen van de rubrics wordt het niveau van vaardigheden voor de les aangegeven met een rondje en na de les met een kruisje. Een kleine groep leerlingen, 5 `a 6, wordt ge¨ınterviewd over het curriculum en het behalen van de leerdoe- len. Hierbij worden ook vragen gesteld over de ervaring van de verschillende onderdelen van het curriculum en de bijdrage die zij denken dat dit onderdeel op hun vaardigheden heeft gehad, hoeveel ze hebben geleerd, wat ze nog misten en hoe nuttig ze het vonden.

Aan het eind van het jaar wordt bij de betrokken docent(en) een interview afgenomen. De

focus ligt hierbij op de mate waarin zij denken dat de leerlingen de onderzoekvaardigheden

(15)

hebben geleerd. Ook wordt feedback gevraagd op het ontwikkelde programma. De studenten die betrokken zijn bij het begeleiden van de leerlingen gedurende het jaar ontvangen een digitale vragenlijst.

Het SLO heeft een evaluatielijst ontwikkeld waarmee op scholen de plusprojecten ge¨evalueerd kunnen worden. Hierbij wordt gevraagd naar de verwachtingen en uiteindelijke ervaringen van de leerlingen en docenten. Er wordt gekeken of deze verwachtingen en ervaringen ook overeenkomen met de daadwerkelijke doelen van het vak.

Voor de volledige klas wordt het jaar afgesloten met het maken van een Onderzoek-vaardighedentest.

Deze test wordt gebruikt om een inschatting te kunnen maken van het niveau hun vaardigheden.

2.2 Data analyse

De uitkomsten van deze evaluaties worden met elkaar gaan vergeleken en aan de hand hiervan wordt een conclusie getrokken met betrekking tot het halen van de doelstellingen. De vaardigheid worden als voldoende aangeleerd beschouwd, bij 65% behaald, of een beoordeling van 6.5 of hoger van de evaluaties door de leerlingen, de docenten en de studentbegeleiders en van de beoordeling van het ingeleverde werk en de Inquiry Skill Test. Wanneer de resultaten er gezamenlijk op wijzen dat de leerlingen de leerdoelen hebben behaald zal hieruit deze conclusie getrokken worden.

Doormiddel van een statistische analyse wordt bekeken of het leere↵ect significant is en in welke

mate het ontwikkelde onderwijs hieraan heeft bijgedragen. Indien drie van de vier onderdelen

deze beoordeling van de leerlingen bevestigen zullen deze uitkomsten betrokken worden op het

onderwijs.

(16)

Hoofdstuk 3

Ontwerp didactisch model Life &

Science

Dit hoofdstuk beschrijft het didactisch model dat voor leerjaar 2 van het vak Life & Science op het Bonhoe↵er college in Enschede, locatie Van der Waalslaan is ontwikkeld. Dit vak heeft als kernvaardigheden Ontwerpen, Onderzoeken, Waarderen en Oordelen en Reflecteren. De vaar- digheid Samenwerken is hieraan toegevoegd. De vaardigheden Rekenen en Wiskunde, Taal en Informatie verwerken worden praktisch ingezet om de kernvaardigheden te ondersteunen. Het didactisch model dat hier wordt beschreven is afgeleid van het globale curriculum dat beschreven is door Paalman [13]. In dit hoofdstuk wordt de inhoud van leerjaar 2 beschreven en worden de leerjaar specifieke doelen gegeven. Ook wordt er een uitwerking gemaakt van een projectopdracht voor leerjaar 2. Voor het maken van het ontwerp zijn gesprekken gevoerd met medewerkers van ELAN, Yanieke Paalman, docenten van de school en medewerkers van Stichting Leerplan Ontwik- keling. Eigen idee¨en zijn voorgelegd en met de verkregen feedback verwerkt in het uiteindelijke model.

3.1 Inhoud

Het thema voor leerjaar 2 is biomedische technologie. De biomedische technologie is een gebied dat zich bezig houdt met techniek die wordt gebruikt binnen de gezondheidszorg. Er wordt onderzoek gedaan naar techniek en methoden die worden gebruik bij onderzoek, diagnose en be- handeling van pati¨enten. De maatschappelijke impact van biomedische technologie is erg groot en roept vaak veel ethische dilemma’s op, waardoor dit een goed onderwerp is om de maatschap- pelijke relevantie en ethische consequenties van onderzoek te bespreken. Het onderwerp past daarom goed in het curriculum van het vak Life & Science.

3.2 Doelen

In leerjaar 2 zijn de doelen tweeledig, namelijk de leerdoelen die voortkomen vanuit het thema bi- omedische technologie en de leerdoelen die voortkomen vanuit de leerlijn m.b.t. de vaardigheden.

De doelen die voortkomen uit het thema biomedische technologie zijn als volgt:

1. De leerling maakt kennis met het onderwerp biomedische technologie en krijgt inzicht in

het vakgebied

(17)

2. De leerling leert over verschillende technologie¨en en hun functie

3. De leerling leert over medische en technologische aspecten van ´e´en biomedische technologie 4. De leerling leert het onderzoeken van een onderwerp binnen de biomedische technologie 5. De leerling leert het praktisch onderzoeken van een biomedisch probleem

6. De leerling krijgt inzicht in ethische problemen met betrekking tot biomedische technolo- gie¨en

In leerjaar 1 stonden de vaardigheid Ontwerpen en Samenwerken centraal. In Leerjaar 2 staat de vaardigheid Onderzoeken centraal die wordt ondersteund door de vaardigheden: Informatie- vaardigheden en Waarderen en Oordelen. Relevante onderdelen van de leerlijn Waarderen en Oordelen zijn opgenomen in de leerlijn van leerjaar 2. Voor de Informatievaardigheden die dit leerjaar aan bod zullen komen zijn de volgende doelen opgesteld:

1. De leerling leert gebruik te maken van de techniek van mindmappen 2. De leerling leert gebruik te maken van de techniek van brainstormen

3. De leerling leert goede en bruikbare bronnen te zoeken, te gebruiken en te waarderen 4. De leerling leert gegevens te verwerken in tabellen of grafieken

5. De leerling leert het opzetten, houden en verwerken van een interview met een expert 6. De leerling doet ervaring op met het voeren van een debat

7. De leerling leert zijn onderzoek te presenteren

Onderzoekend leren (Inquiry learning) heeft als doel om leerlingen competenties te laten ont- wikkelen die samenhangen met de (natuur-)wetenschappelijke manier van werken en onderzoeken Onderzoekend leren is het proces van onderzoek doen om kennis te vergaren. Deze kennis wordt op een actieve manier verworven door het doen van experimenten. Bij onderzoekend leren staat de conceptuele kant van de leerinhoud centraal. Het uitgangspunt is dat het onderwijs zo wordt vormgegeven zodat leerlingen betekenisvol leren doordat leerlingen in situaties worden geplaatst waarin zij gemotiveerd worden om de relevante theorie zelf te construeren Voor onderzoekend leren zijn creativiteit, nieuwsgierigheid en kritisch vermogen nodig. [13]

Biomedische technologie is als onderwerp een passende keuze voor de vaardigheid Onderzoe- ken, omdat het vakgebied biomedische technologie een duidelijke wetenschappelijke onderzoeks- component en een ruime mogelijkheid aan te onderzoeken onderwerpen heeft om aan te sluiten bij de interesses van de leerlingen. Om deze reden is onderzoeken als hoofdvaardigheid voor leerjaar 2 gekozen. Met als aanvulling Informatievaardigheden en Waarderen en Oordelen. De andere vaardigheden (ontwerpen en reflecteren) zijn hierbij ondersteunend aan Onderzoeken. Dit leidt voor leerjaar 2 tot de benaming van de vaardigheden: Onderzoekend Leren, met waarderen en oordelen als onderdeel van verdiepen. De leerlijn van Spek en Rodenboog-Hamelink [15] geldt als basis voor de verdieping vanuit de Life component. Ook hier ligt een model aan ten grondslag.

Dit model kent de volgende fasen:

• Verhelderen van het onderwerp waarover een oordeel wordt gegeven.

• Wegen en waarderen van verschillende belangen rond het onderwerp.

(18)

• Kiezen van een eigen waardering/oordeel en dit kunnen onderbouwen.

• Eigen waardering/oordeel kunnen communiceren en/of rapporteren naar anderen.

• Waarderen van de oordelen van anderen.

• Reflecteren op waarderen en oordelen.

Waarderen en Oordelen zal dit jaar een grotere plaats innemen in de lessen ten opzichte van het eerste jaar. Biomedische technologie is een veel besproken thema en brengt veel ethische dilemma’s met zich mee. Daarom leent dit jaar zich erg goed om Waarderen en Oordelen meer ruimte te geven. Daarnaast zullen de leerlingen op zichzelf en de samenwerking blijven reflecteren tijdens de lessen. Ook zal er mogelijkheid gegeven worden om zichzelf ten opzichte van andere groepen te beoordelen. Waarderen en Oordelen zal ook terug komen in de informatievaardighe- den. De leerlingen zullen de door hun gebruikte bronnen en de gebruikte argumenten moeten waarderen en hierover kunnen oordelen. De hiervoor benoemde keuzes leiden tot een didactisch model voor dit leerjaar. In dit model wordt voor het betre↵ende leerjaar een leerplan uitgewerkt.

In dit plan staat welk thema en welke vaardigheden centraal staan en welk beheersingsniveau van deze vaardigheden wordt verwacht.

3.3 Projectcyclus Onderzoekend Leren

Onderzoeken is de hoofdvaardigheid en de leerlijn van Onderzoeken zal dan ook centraal staan.

De fasering van Onderzoeken is de basis voor de projecten in leerjaar 2 van Life & Science.

Er wordt echter ook aandacht besteed aan Ontwerpen, Waarderen en Oordelen en Reflecteren.

Om deze reden dient het model van Spek & Rodenboog-Hamelink [15] aangepast te worden tot een passend model voor leerjaar 2 (zie figuur 3.1). Voor de vaardigheid Onderzoeken wordt de uitwerking van Natuurwetenschappelijke vaardigheden van SLO [11] als basis gebruikt. Hierbij worden de volgende fasen van de activiteit Onderzoeken gebruikt:

1. Probleemstelling formuleren 2. Voorbereiden van het onderzoek

3. Opzetten en uitvoeren van het onderzoek en het verzamelen van gegevens.

4. Verwerken van gegevens.

5. Formuleren van conclusies en onderzoeksresultaten vergelijken met de hypothese.

6. Maken van het onderzoeksverslag en de presentatie.

7. Evaluatie en reflectie

Deze fasen zijn aangevuld met Ori¨enteren op het onderwerp, Vooronderzoek en Verdiepen.

Het model is visueel anders weergegeven dan het model van SLO om de invoeging van deze fasen mogelijk te maken

In de ingevoegde fase verdiepen komt de vaardigheid Waarderen en Oordelen terug. Deze

fase is in tegenstelling tot het 1e leerjaar niet aan het begin maar aan het eind van de cyclus

toegevoegd, aan het eind van het (voor)onderzoek. Dit is gedaan omdat tegen die tijd een beeld

is verkregen van het onderwerp. De leerlingen zullen zich verdiepen in aanvullende aspecten van

het onderwerp. In deze fase zal aandacht worden besteed aan de ethische aspecten van onderzoek

(19)

Figuur 3.1: Model voor onderzoekend leren in leerjaar 2 van Life & Science.

en de bijbehorende argumenten gewaardeerd en beoordeeld worden. De opgedane ervaring met het onderwerp zal van pas komen tijdens deze fase.

Verder zal de vaardigheid Waarderen en Oordelen in de andere fasen aan de orde komen tijdens tussentijdse presentaties. Ook zal deze vaardigheid verder ontwikkeld worden tijdens het opdoen van de informatievaardigheden. In de toegevoegde fasen ori¨enteren op het onderwerp en vooronderzoek, zal er aandacht besteed worden aan specifieke informatievaardigheden zoals bronnen zoeken, gebruiken en beoordelen, mindmappen en brainstormen. Deze vaardigheid is toegevoegd aan het begin van de cyclus zodat deze onderdelen gebruikt kunnen worden in de overige onderdelen van het onderzoek.

In leerjaar 2 zal worden verder gegaan met de reflectie van leerjaar 1. Deze reflectie zal over het gehele proces van het project worden uitgevoerd. Zoals in het model voor onderzoekend leren [15] te zien is, worden vrijwel alle fasen van de onderzoek cyclus ge¨evalueerd en gereflec- teerd, waarna deze fasen weer aangepast kunnen worden. De verschillende fasen van reflecteren, vooruitkijken, uitvoeren, beoordelen en kijken naar de toekomst, zullen als volgt in het project worden opgenomen. Vooruitkijken gebeurt zowel in het voorbereiden als in het opzetten van het onderzoek door het maken van een planning voor respectievelijk het opzetten van het onderzoek en het uitvoeren van het onderzoek. Door vooruit te kijken leren de leerlingen wat ze moeten doen en hoe ze dit willen bereiken. Tijdens het uitvoeren van het onderzoek moeten leerlingen reflecteren op de uitvoering van hun onderzoek. Hierbij stellen de leerlingen zichzelf vragen als:

gaat het goed? Kan ik uitleggen wat ik aan het doen ben en waarom ik iets aan het doen ben?

Op deze manier houden zij overzicht op het project en worden ze gestimuleerd na te denken over het verloop van het proces en hun eigen aandeel daarin.

Wanneer het onderzoek is afgerond zullen de leerlingen zich bezig houden met beoordelen.

Zij zullen het verkregen resultaat vergelijken met hun verwachtingen en wat in het onderzoek

goed of fout ging en hoe dit eventueel verbeterd zou kunnen worden.

(20)

Tenslotte zal er gekeken worden naar de toekomst via het opstellen van aanbevelingen in het verslag en de presentatie. Hoe kan het beter, wat moet er nog gebeuren om tot een duidelijker antwoord te komen en hoe zou dit bereikt kunnen worden.

Naast deze inhoudelijk reflectie zullen de vier reflectiefasen ook worden doorlopen binnen een persoonlijke evaluatie. Hierbij kijkt de leerling naar zijn eigen vaardigheden binnen de groep en het project en reflecteert hierop. Ook zal er gereflecteerd worden op groepsgenoten door het gebruik van het bonus malus systeem dat is gebruikt in leerjaar 1. Door op deze drie onderdelen te reflecteren worden de leerlingen zich bewust van hun rol in de groep en hun eigen kwaliteiten en hoe die verbeterd kunnen worden. De bonus malus werkt als volgt: De leerlingen geven zichzelf en hun groepsgenoten na iedere fase een waardering, goed, voldoende of onvoldoende, voor verschillende vaardigheden die horen bij samenwerken. Deze waardering wordt meegenomen in de cijfers die de groep krijgt voor deze fase, waardoor iedereen een individueel cijfer krijgt die overeenkomt met zijn inzet in de groep. De uitkomsten hiervan worden na afloop met de groep doorgesproken. Hierbij krijgen de leerlingen niet te horen wat de individuele uitgedeelde waarderingen zijn, maar worden alleen de gemiddelden besproken. Uit de bonus malus waardering kwamen in leerjaar 1 problemen naar boven die zich binnen de groep afspeelden, waardoor deze in teambesprekingen benoemd en opgelost konden worden. Dit systeem heeft voor de leraar hierdoor een extra functie gekregen, namelijk het monitoren van het groepsproces.

Op basis van de projectcyclus voor leerjaar 2 kan het didactisch model verder worden inge- vuld, waarbij per fase wordt weergegeven wat de activiteiten zijn en welk beheersingsniveau van de activiteiten wordt verwacht. De bijbehorende tabel is te vinden in de bijlage. De opbouw van deze tabel is gebaseerd op het ontwerp van Paalman [13]. In deze tabel zijn de doelen voor leerjaar 2 te vinden. De leerdoelen zij gebaseerd op de vaardigheden beschreven door Spek &

Rodenboog-Hamelink [15] en zijn aangevuld tot een complete vaardighedenlijst voor de project- cyclus voor leerjaar 2 van Life & Science. Toegevoegd aan de leerlijn van Rodenboog en Spek zijn de onderdelen ‘Ori¨enteren op de onderwerpen’ , ‘Vooronderzoek’ en ‘Verdiepen, Waarderen en Oordelen’. De vaardigheden die hierin zijn opgenomen zijn gedeeltelijk overgenomen uit de leerlijn ‘Vaardigheden in de Mens en natuurvakken’ van SLO [11] in overleg met medewerkers van ELAN tot stand gekomen.

Omdat Life & Science voor een VwoPlus-klas wordt ontworpen, wordt er vanuit gegaan dat leerlingen aan het eind van het derde leerjaar het plusniveau uit de leerlijn van Spek &

Rodenboog-Hamelink (2011) kunnen beheersen. Om deze reden is voor leerjaar 2 het niveau

voornamelijk gekozen uit niveau 2, omdat aangenomen wordt dat plusleerlingen dit niveau in de

2e klas aankunnen. De kolom met daarin het niveau van de activiteiten kan gezien worden als

het doel van dit leerjaar. Het doel is dat zij deze activiteiten op het genoemde niveau kunnen

uitvoeren. In de tabel zijn ook de bijbehorende vaardigheden weergegeven. Hierbij spreekt

het voor zich dat de vaardigheid Onderzoeken in vrijwel elke fase terugkomt. De vaardigheid

Ontwerpen komt vooral in de fase ori¨enteren op het onderwerp en de fase opzetten en uitvoeren

van het onderzoek naar voren. De vaardigheid Waarderen en Oordelen komt aan bod in de fase

voorbereiding van het onderzoek, verdiepen, waarderen en oordelen, en evaluatie en reflectie. De

vaardigheid Samenwerken is tijdens het gehele proces van belang en staat tevens centraal in de

reflectiefase.

(21)

Hoofdstuk 4

Ontwerp en evaluatie van een lessenserie en lesmateriaal voor Life & Science

In dit hoofdstuk wordt een uitwerking gegeven van de lessenserie voor leerjaar 2 van Life &

Science. Het thema van de lessenserie is Biomedische Technologie. De basis voor deze uitwerking is het didactisch model welke te zien is in bijlage A. Daarbij zijn leerlingen in de les gevraagd wat zij het leukst zouden vinden om te onderzoeken en wat zij wilden leren. Deze informatie is meegenomen in het onderwijs. Verder is met de betrokken docenten van het eerste jaar gekeken welke vaardigheden deze klas kan oefenen. Hieruit bleek met name dat feedback geven een goede oefening zou zijn.

Als ori¨entatie op de mogelijkheden voor de uitwerking van de opdracht is ook gekeken naar lesmateriaal en projecten die zijn ontwikkeld om wetenschappelijke vaardigheden aan te leren, al dan niet in de onderbouw. Voorbeelden hiervan zijn Onderzoeken en Ontwerpen, Onderzoeken, Ontwerpen en Ondersteunen [22] en modules van Natuurkunde [9] en NLT [5]. Ook is inspiratie gehaald uit schoolboeken Nederlands voor de minder b˜eta geori¨enteerde onderdelen van het vak.

Daarbij is veel gebruik gemaakt van online modules, inspiratieteksten en filmpjes.

Als eerste zullen algemene aspecten van het ontwerp worden besproken. Hierna wordt de les- senserie beschreven en het bijbehorende lesmateriaal besproken. Elk hoofdstuk en bijbehorende lessenserie wordt ge¨evalueerd. De lessenserie is ontworpen volgens de fasen uit het model voor leerjaar 2 (zie bijlage A). De eerste versie van het lesmateriaal is toegevoegd in de bijlage. Bij elk van deze fasen is een bijpassend hoofdstuk geschreven en de fasen zijn aangevuld met enkele hoofdstukken om de lessenserie te completeren.

Er is voor gekozen om het lesmateriaal niet op te delen in los te geven lessen, maar in hoofdstukken die over meerdere lessen gegeven kunnen worden en waarin ´e´en van de onderwerpen besproken wordt. Hierin zijn ook opdrachten opgenomen voor de leerlingen.

Na het ontwerpen van de lessenserie zijn de ontworpen lessen gegeven onder begeleiding van

een docent van de school en vanaf februari ook met ondersteuning van een andere Persoonlijk

Assistent Leraar (PAL). Direct na de les maar ook aan het eind van het jaar hebben zij de

lessen ge¨evalueerd in een evaluatiegesprek. Elk lesonderdeel wordt kort ge¨evalueerd, waarbij

wordt besproken hoe de lessen zijn verlopen, welke onderdelen zijn bevallen en welke onderdelen

anders zouden moeten. In sommige gevallen zijn hier ook een aantal suggesties gedaan hoe

deze verbeterd zouden kunnen worden. Aan het eind van dit hoofdstuk zullen de algemene

(22)

evaluatiepunten worden besproken.

4.1 Algemene aspecten van het vak

In onderstaande paragrafen worden aspecten van het vak besproken die niet voor komen in de fasen van de onderzoekscyclus. Hier zal worden besproken waarom deze onderdelen zijn toege- voegd aan het lesmateriaal. Ook zullen organisatorische aspecten zoals groepering en beoordeling worden besproken.

4.1.1 Aanvulling op de onderzoeksvaardigheden

Naar aanleiding van het didactisch model is een nog flexibele jaarplanning opgesteld, welke is bijgevoegd als bijlage. In deze planning is te zien dat er aanvullend op het onderzoeksproject een aantal vaardigheden worden aangeleerd en kennis wordt vergaard. Zo wordt gezamenlijk over het afgelopen jaar, hun kennis over onderzoeken en biomedische technieken uiteengezet in een mindmap. Later in het onderzoeksproces gebruiken de leerlingen dit om hun presentatie voor te bereiden en op andere onderdelen tijdens het onderzoek. Er is voor gekozen om mindmappen toe te voegen aan het lesmateriaal om de leerlingen kennis te laten maken met de mogelijkheden van deze veel gebruikte creatieve denktechniek. Een aanvullende reden is dat dit de leerlingen houvast kan geven tijdens dit vak waarbij veel mogelijkheden en keuzes bij de leerlingen zelf liggen.

Omdat deze groep in 2-vwo nog geen enkele voorkennis heeft op het gebied van elektriciteit en magnetisme en veel biomedische onderwerpen van deze kennis gebruik maken, is er voor gekozen om een korte introductie op beide onderwerpen te geven. De leerlingen zullen met deze onderwerpen oefenen en door deze informatie minder moeite hebben met het begrijpen van de technologie die ze zullen onderzoeken. Ook is dan duidelijker hoe je aan het lichaam kunt meten en wat je dan daadwerkelijk meet.

Ter voorbereiding op het onderwerp biomedische technologie zullen de leerling kennis maken met het onderwerp door het doen van het practicum ‘meten aan de mens’, dat is ontwikkeld voor het vak 3xO. Hierbij maken ze kennis met de mogelijkheden en beperkingen die technologie in de gezondheidszorg met zich mee brengt. Dit onderdeel is aan het lesmateriaal toegevoegd om de leerlingen een wat concreter beeld te geven van de mogelijkheden die er zijn om het lichaam te onderzoeken. Dit practicum toevoegen is bedoeld om de leerlingen te motiveren om zelf eenvoudige methoden te verzinnen om het lichaam te onderzoeken, die ze later kunnen toepassen in hun onderzoek.

Daarnaast zal er een les evalueren en reflecteren gegeven worden als aanvulling op het reflec- teren op elkaar en op zichzelf in het eerste leerjaar. De leerlingen zullen hierbij gaan oefenen met het geven en ontvangen van feedback en zullen hun eigen kwaliteiten en valkuilen en die van anderen leren kennen en hierop leren reageren. Hierdoor zullen ze bewuster bezig zijn tijdens het samenwerken en met hun eigen voortgang.

Als laatste activiteit voor de herfstvakantie zal er aandacht worden besteed aan het zoeken en gebruiken van goede bronnen. Ook wordt er aandacht besteed aan het noteren van bronnen in een paper.

Gedurende het onderzoek zullen de leerlingen hun voortgang aan elkaar presenteren. Zo kunnen ze bij elkaar idee¨en op doen en elkaar om hulp vragen. Ook wordt er dan vast geoefend voor de eindpresentatie. Alle leerlingen zullen uiteindelijk een keer moeten presenteren en zullen op zowel de inhoud als de presentatie beoordeeld worden door de docent en door hun klasgenoten.

Als aanvulling op het onderzoek zullen de leerlingen een interview houden met een expert

op hun onderzoeksgebied. Deze expert zullen zij ook vragen om hun verslag te reviewen. Het

(23)

maken, bespreken en houden van het interview is opgenomen in de planning van dit vak, maar zou in overleg ook bij het vak Nederlands gedaan kunnen worden. Dit onderdeel is toegevoegd aan het vak omdat deze informatievaardigheid goed aansluit op de rest van het programma.

Verder zullen de leerlingen hun eigen onderwerp en dat van anderen bespreken in een debat.

Zij zullen de ethische consequenties van hun onderwerp en de uitkomsten van hun onderzoek be- spreken, de verschillende meningen waarderen en hierover oordelen en tenslotte met hun groepje tot een conclusie komen. Ook dit zal worden opgenomen in het verslag.

Tenslotte zullen de onderzoeksverslagen in de vorm van een paper ingeleverd worden, inclusief samenvatting en bronvermelding. Al deze papers zullen worden gebundeld tot een wetenschap- pelijk peer reviewed journal. Dit journal en de afzonderlijke onderzoeken zullen dan worden gepresenteerd aan ouders, docenten en leerlingen.

4.1.2 Groepering

In het onderzoeksproject werken de leerlingen in groepen samen en voeren zij als groep het onderzoek uit. Hiernaast is er nog een tweede niveau van samenwerking toegevoegd, namelijk tussen de verschillende groepen voor het maken van het journal. Er zijn een aantal voorwaarden te stellen die aanwezig moeten zijn wil het samenwerken in groepjes voor deze doelgroep e↵ectief zijn, namelijk:

• Elke groep heeft een voorzitter/leider.

• Er is een wekelijkse vergadering waarbij de groep de voortgang bespreekt en de plan- ning/taakverdeling doorneemt.

• De leider communiceert over het functioneren van het team met de docent.

• Er wordt aandacht aan succesvol samenwerken besteed in de les: hoe doe ik dat?

• Er wordt aandacht besteed aan plannen en voortgang bewaken in de les: hoe doe je dat?

• Er wordt gewerkt met een plan van aanpak.

• Er is sprake van zowel individuele verantwoordelijkheid als groepsverantwoordelijkheid [13].

Vanuit de ervaringen en observaties van de First Lego League, waar met teams van zeven leerlingen gewerkt werd, is gebleken dat een groep van zeven vrij groot is. Op basis van de observaties wordt ingeschat dat groepen van vier of vijf leerlingen per team het e↵ectiefst zou zijn voor de samenwerking [13]. In leerjaar 2 is daarom voor een groepsgrootte van 4 tot 5 leerlingen gekozen. Dit betekent dat er 6 groepen zullen zijn. Omdat aan dit jaar een extra niveau van samenwerking is toegevoegd, betekent dit dat de groep die zich bezig zal houden met het ontwerpen van het journal uit 6 personen zal bestaan.

Iedere onderzoeksgroep zal een persoon moeten afvaardigen om deel te nemen aan de journal

groep. Deze persoon zal door de groep gekozen worden. Tijdens de teambesprekingen zal aan

zowel het kiezen van deze persoon, als het bespreken van de informatie die hij/zij heeft, dan ook

specifiek aandacht besteed moeten worden. Binnen de groep die het journal zal gaan maken zal er

sprake zijn van verschillende belangen. Alle groepjes zullen hun eigen onderzoek het belangrijkst

vinden en deze dus de meeste aandacht willen geven binnen het journal. Dit betekent dat er in

de journal groep ook aandacht besteed moet worden aan hoe ze hier een zo eerlijk mogelijke keus

in gaan maken.

(24)

4.1.3 Toetsing

Net als in het eerste leerjaar zal er ook dit jaar getoetst worden op de volgende onderdelen; het eindresultaat, het proces en vaardigheden. Het proces zal getoetst worden door middel van het bonus malus systeem en de tussentijdse verslagen. Het eindresultaat zal worden getoetst via het verslag en de eindpresentatie. Daarnaast zullen verschillende vaardigheden worden getoetst, waaronder de informatievaardigheden. De leerlingen zullen hun vaardigheden zelf ook beoordelen na elke fase van het project.

In het onderzoeksproject over biomedische technologie staan in de reflectiefase drie vaardig- heden centraal, namelijk onderzoeken, informatievaardigheden en waarderen en oordelen. Daar- naast zal worden doorgegaan met de reflectie op samenwerken in het leerjaar 1. De beheersing van deze vaardigheden zal dus worden getoetst. Dit wordt onder andere gedaan door middel van zelfassessment omdat het voor de leerling van belang is dat hij inzicht krijgt in de mate waarin hij de vaardigheid beheerst. Door dit in te leveren bij de docent krijgt ook de docent een goed beeld van hoe de leerling de eigen beheersing van de vaardigheid ziet. Aan de beoordeling van de vaardigheden wordt geen cijfer verbonden, om de leerling zo eerlijk mogelijk te laten reflecteren.

Wel worden de argumentatie en reflectievaardigheden op deze vaardigheden beoordeeld.

4.1.4 Docentrol

Net zoals in het eerste leerjaar zal de leraar in leerjaar 2 de rol van coach en begeleider van het leerproces aannemen. Van de leerlingen wordt verwacht dat zij verantwoordelijkheid en initiatief tonen, de leraar ondersteunt hen hierin.

Tijdens het project zullen de leerlingen veel zelfstandig aan het werk zijn, waarbij de leraar het proces ondersteunt en de leerlingen stimuleert om uitdagingen te zoeken in de onderwerpen.

Daarnaast is het belangrijk dat de uitvoerbaarheid van de onderzoeken in de gaten wordt gehou- den. Deze leerlingen hebben een grotere behoefte aan deskundigheid dan reguliere leerlingen en zijn hier kritischer op [18]. Daarom is het belangrijk dat de docent beschikt over inhoudelijke kennis met betrekking tot de onderwerpen of dat hier mensen voor kunnen worden ingeschakeld.

Aan het begin van het leerjaar zal de leraar een meer sturende functie hebben en actiever bij het leerproces betrokken zijn. Verder in het jaar zal deze rol veranderen naar een ondersteunende rol en zullen de leerlingen eigenaar zijn van hun eigen leerproces.

4.1.5 Samenwerking met andere vakken

Dit vak geeft veel mogelijkheden tot integratie van verschillende vakken. Zo kunnen onder andere de vakken Nederlands, Levensbeschouwing, Natuur-scheikunde en Wiskunde worden betrokken bij dit vak. Daarnaast zijn er mogelijkheden om het vak te verdiepen door projecten toe te voegen. Een uitleg van deze samenwerking wordt hieronder gegeven

Nederlands

Tijdens de onderzoek cyclus gaan de leerlingen bezig met het schrijven van verslagen en het opzetten van een interview. Deze vaardigheden komen ook aan bod bij het vak Nederlands. Zo kan er voor gekozen worden om vooraf aan het schrijven van het verslag een les bij het vak Nederlands te wijden aan wat er komt kijken bij het schrijven van een verslag. Welke onderdelen hierin voor komen en welke verschillende soorten verslagen er zijn. Ook bronvermelding is hier een onderdeel van en ook dit komt in het vak Life & Science naar voren.

Het maken en houden van een interview komt ook aan bod bij het vak Nederlands. In overleg

met de docent Nederlands kan er voor gekozen worden om deze fase van het onderzoek volledig

(25)

of gedeeltelijk hierbij onder te brengen. Hierdoor wordt bij het vak Nederlands een duidelijk doel gegeven aan de vaardigheid interviewen voor deze klas en blijft er bij het vak Life & Science extra ruimte over om te verdiepen of te verbreden op de vaardigheid onderzoeken.

Levensbeschouwing

Het vak levensbeschouwing heeft veel overeenkomsten met het Life aspect van Life & Science.

Omdat in het tweede leerjaar technieken worden besproken die invloed hebben op de mens kan dit een goede aanvulling zijn op het vak levensbeschouwing.

Natuur-scheikunde

Bij het vak natuur-scheikunde leren de leerlingen al in het klein de vaardigheid onderzoeken.

Daarnaast worden onderwerpen als krachten, moleculen en stroom ook behandeld in dit vak.

De vaardigheden die hierbij worden opgedaan kunnen worden gebruikt bij het onderzoek van Life & Science. Indien er voor wordt gekozen de leerlingen inhoudelijke informatie te geven over elektriciteit en magnetisme zal dit moeten worden afgestemd met het vak Natuur-scheikunde, zodat de leerlingen in beide vakken aanvullende informatie krijgen in plaats van herhaling. Ook wordt er bij het vak Natuurkunde aandacht besteed aan het noteren van meetgegevens en het gebruiken van tabellen en grafieken. Deze vaardigheid komt ook aan bod bij Life & Science.

Wiskunde

Het onderzoek moet een praktisch element bevatten waarbij de leerlingen moeten meten en/of rekenen. Ook moeten ze onder begeleiding kunnen beoordelen of hun resultaten nauwkeurig en betrouwbaar zijn. Om hen hierop voor te bereiden kan in overleg met het vak Wiskunde vast in worden gegaan op kansrekening.

4.1.6 Mogelijke onderwerpen

Mogelijke onderwerpen om de leerlingen te laten onderzoeken zouden kunnen zijn: prothesen, nanomedicine, DNA, chirurgie, hersenen, beeldvormende technieken, hart, medicijnen, bloed- waarden, reactiesnelheden van zenuwen, longen, allergie¨en en auto-immuunziekten. Hier kunnen altijd nog andere onderwerpen aan toegevoegd worden, die door de docent of de leerling bedacht zijn.

Belangrijk bij het kiezen van de onderwerpen is dat er practica beschikbaar zijn waarmee de leerlingen (onderdelen van) het onderwerp kunnen onderzoeken. De onderwerpen worden inhou- delijk vrij oppervlakkig behandeld. Het is in dit stadium niet belangrijk dat een leerling weet hoe een MRI scanner werkt op atoomniveau, maar dat ze het principe van beeldvormende tech- nieken en hun mogelijkheden begrijpen. De techniek of het principe gaan ze dan gebruiken om zelf een klein onderzoekje te doen. Omdat het niet belangrijk is dat de leerlingen diepe achter- liggende kennis van het onderwerp op doen, kan er gekozen worden voor nieuwe en ingewikkelde technologie¨en die de verbeelding van de leerlingen aanspreken.

4.2 Lessenserie en Lesmateriaal

In de volgende paragrafen vindt u het ontwerp en de evaluatie van de lessenserie per hoofdstuk

van het lesmateriaal. De fase 12 evalueren wordt apart besproken omdat deze fase in meerdere

hoofdstukken terug komt.

(26)

Figuur 4.1: Opdracht 2.1 uit het Life & Science lesmateriaal 2011-2012.

4.2.1 Hoofdstuk 1 Introductie

Het eerste hoofdstuk is de introductie van het vak voor dat jaar. Hierin wordt verteld wat er van de leerlingen verwacht wordt, hoe wordt beoordeeld en hoe het jaar er uit gaat zien. In dit hoofdstuk zijn erg weinig opgaven toegevoegd en veel tekst. Dit hoofdstuk is niet bedoeld als leer hoofdstuk, maar als naslagwerk, en zal in de les worden besproken. Opgave 1 is het maken van een mindmap van hoe het jaar er uit gaat zien. Leerlingen kunnen er voor kiezen dit te doen aan de hand van de informatie die in de les wordt gegeven, of aan de hand van de informatie die in het boek staat. Voor deze les is ook een presentatie gemaakt in de vorm van een prezi die is te vinden op bit.ly/lifescience2.

Moendoes

Het hoofdstuk introductie is geen onderdeel van de onderzoeksfases en is een aanvulling hierop.

Dit hoofdstuk wordt in de tweede helft van het eerste blokuur besproken. Het eerste deel van dit blokuur is gereserveerd voor het spel Moendoes van De jonge academy on wheels [8]. Dit is een spel waarbij leerlingen als onderzoekers naar een afgelegen planeet worden gestuurd en hier moeten uitzoeken hoe de planeet en het leven hierop in elkaar zit. Dit doen ze aan de hand van onderzoeksvragen en bronnen over de planeet. Met elk goed gegeven antwoord kunnen ze punten verdienen.

Evaluatie Introductie

De introductie van Onderzoeken door middel van het spel ‘Moendoes’ viel erg in de smaak bij de klas. De leerlingen gingen vol enthousiasme aan de slag met onderzoeken. In het evaluatiegesprek gaven de leerlingen aan dat ze het erg leuk vonden, maar dat er er niet duidelijk van werd wat onderzoeken was. Wel konden ze dit terug vinden in het spel nadat ze het hele jaar achter de rug hadden.

Tijdens het tweede deel van de les moesten de leerlingen een uur lang luisteren, waardoor het heel onrustig werd in de klas. Het maken van de mindmap is dit jaar als huiswerk meegegeven.

Als alternatief kan wellicht beter gekozen worden voor het maken van de mindmap in de les, met

als deadline voor de mindmap het einde van de les, om er voor te zorgen dat de leerlingen tijdens

de les zelf bezig zijn. Ook zou het voor de motivatie van de leerlingen beter zijn om het spel

naar het einde van de les te schuiven, zodat hiermee afgesloten kan worden. Daarnaast vonden

de leerlingen de grote hoeveelheid tekst erg vervelend. Hierdoor hadden ze de neiging om het

niet te lezen. Wel was het handig om terug te lezen bij het maken van de mindmap. Het maken

van de mindmap zelf vonden ze erg nuttig, omdat ze daardoor een beter idee kregen van de rest

van het jaar.

(27)

4.2.2 Hoofdstuk 2 Elektriciteit

Het hoofdstuk elektriciteit is een aanvulling op de fasen van het didactisch model. De stof die in dit hoofdstuk wordt behandeld, wordt normaal pas gegeven in hogere klassen. Daarbij hebben de leerlingen in 2vwo voor het eerst natuurscheikunde en dus nog geen achtergrondkennis waarop kan worden voortgeborduurd. Er is geprobeerd alle aspecten van elektriciteit zo compleet mogelijk, met veel voorbeelden, uit te leggen, met als doel dat de leerlingen uiteindelijk in konden zien waardoor het mogelijk is om signalen van het lichaam te meten.

Het hoofdstuk is door zowel een scheikunde didacticus als een natuurkunde didacticus gere- viewed en op hun aanraden aangepast zodat de stof aan de uitleg van beide disciplines voldoet.

Voorbeelden hiervan zijn correcties op de uitleg, zodat deze in alle schooldisciplines kloppend is, inspiraties voor practica en correcties op feiten. Daarnaast is het hoofdstuk gecontroleerd door twee natuurkunde docenten, een onderwijskundige en een student met bijles ervaring die het hoofdstuk vanuit het oogpunt van een leerling heeft geprobeerd te bekijken. Veel van de advie- zen hadden betrekking op zinsconstructies en plaatsing van opdrachten en de moeilijkheidsgraad van het onderwerp. Alle adviezen en verbeteringen die zijn ontvangen zijn, indien mogelijk, in de laatste versie verwerkt die is te vinden in de bijlage.

Dit hoofdstuk bevat zowel practica en opdrachten die de leerlingen zelfstandig moesten uit- voeren. Een aantal opdrachten, zoals opdracht 2.1, overstijgen duidelijk het niveau van de leerling en zijn niet bedoeld om goed beantwoord te worden maar om de leerling aan het nadenken te krijgen. De practica zijn deels ontwikkeld in samenwerking met de TOA van de school. Als inspiratie is het schoolboek Zipper gebruikt.

Het hoofdstuk magnetisme dat genoemd wordt in het didactisch model, is in overleg uit het lesontwerp gehaald omdat dit niet relevant genoeg leek en wel erg ingewikkeld zou zijn voor de leerlingen. Voor het hoofdstuk Elektriciteit zijn twee blokuren gereserveerd, waarbij het eerste blokuur ingevuld zal worden met het onderdeel ‘Elektriciteit buiten je lichaam’ en het eerste deel van ‘Elekctriciteit in het lichaam’ tot en met prakticum 2.1. Het tweede blokuur zal worden ingevuld met de overige onderdelen van ‘Elektriciteit in het lichaam’. De leerlingen krijgen na elk onderdeel de opdrachten, die bij het behandelde onderdeel horen, als huiswerk mee.

Evaluatie Elektriciteit

Het onderdeel elektriciteit bleek uiteindelijk niet iets toe te voegen voor de leerlingen aan het onderzoeksproces. Vooraf was de gedachte dat dit onderdeel het de leerlingen makkelijker zou maken om de mogelijkheden te zien van het meten aan de mens. Uiteindelijk heeft geen van de groepen op deze manier hun probleem bekeken en is hier geen gebruik van gemaakt.

De proefjes en met name de demonstratieproeven werden wel erg leuk gevonden. Deze onder- delen zouden eventueel kunnen worden gehouden als motivatie middel bij het onderdeel meten aan mensen. Zowel de leerlingen als de docenten gaven dit aan in de evaluatie. De overige onderdelen bleken weinig toegevoegde waarde te hebben voor deze lessenserie.

4.2.3 Hoofdstuk 3 Optisch meten aan de mens

Het hoofdstuk optisch meten aan de mens is een aanvulling op de onderzoeksfasen van het didactisch model. Dit hoofdstuk is rechtstreeks overgenomen van de module Optisch meten aan de mens die is ontwikkeld voor het vak 3xO. Hiervoor is enkel de opmaak en een aantal zinsconstructies aangepast om de module te laten aansluiten op het overige lesmateriaal.

Voor dit onderdeel is ´e´en blokuur gereserveerd. Het zal uitgevoerd worden op Hogeschool voor

de Kunsten ArtEZ. Waar nodig krijgen de leerlingen begeleiding van een docent van ArtEZ.

(28)

Figuur 4.2: Foto’s ontwikkelen tijdens het prakticum ’Meten aan de mens’.

Evaluatie Optisch meten aan de mens

Het onderdeel meten aan de mens bestond uit drie onderdelen; opdrachten die leken op schoolprac- tica, een extern practicum en zelf te maken opdrachten. Alle drie de onderdelen hebben we bij ArtEZ op locatie uitgevoerd. Ook de les zelf bestond uit drie delen. Bij het eerste deel maakten de leerlingen opdrachten en twee van de schoolpracticum opdrachten. Het tweede deel bestond uit het maken van een contactafdruk op fotopapier (zie figuur 4.2. Het derde onderdeel was net zoals het eerste deel. De locatie was alleen van belang voor het tweede deel, met betrekking tot het afdrukken van de foto’s. Voor de overige twee onderdelen voegde de locatie niets toe.

Omdat er werd afgesloten met een onderdeel dat ook op school gedaan had kunnen worden, waren de leerlingen na het afdrukken van de foto’s niet meer gemotiveerd om de resterende op- drachten af te maken en werden ze opstandig. In de evaluatie kwam naar voren dat de opdrachten die gedaan moesten worden beter anders ingevuld konden worden, waarbij ze meer ge¨ıntegreerd werden. Ook was een suggestie om, in plaats van een kookboekpracticum, de leerlingen een soort puzzel te geven waarbij ze er bijvoorbeeld achter moeten komen, aan de hand van een foto, hoe een bepaald voorwerp is belicht. Zo ontdekken ze dezelfde aspecten, maar meer vanuit nieuwsgierigheid dan vanuit een opdracht. De leerlingen gaven bij dit idee aan dat het ze erg aan sprak om de losse onderdelen op deze manier te doen. Met name het fysiek bezig blijven, vooral richting het eind van de les, is erg belangrijk voor de concentratie.

4.2.4 Hoofdstuk 4 Ori¨ enteren op de onderwerpen

Ori¨enteren op de onderwerpen is de eerste fase van het didactisch model. Dit hoofdstuk bevat weinig inhoudelijke informatie en is bedoeld als ondersteuning aan de lesinhoud door de korte beschrijving van het belang van ori¨enteren binnen het vak en een opdracht omschrijving. De leerlingen stellen voor zichzelf vragen op voor het kijken naar de filmpjes over de verschillende onderwerpen, waarmee ze gaan bepalen welk onderwerp het beste bij hen past. Deze vragen beantwoorden ze dan tijdens het kijken naar de filmpjes over de onderwerpen.

Er is voor gekozen de leerlingen eerst na te laten denken over wat zij belangrijk vinden om ge¨ınteresseerd te zijn in een onderwerp, voordat ze de onderwerpen gingen bekijken, zodat ze zich meer bewust zijn van hun eigen motivatie in de keuze van de onderwerpen. Zo kunnen zij zelf bepalen of ze een keuze maken op basis van hun eigen interesses of op basis van vriendschappen binnen de klas. De filmpjes over deze onderwerpen zijn samengebracht in een prezi, die te vinden is op bit.ly/LSOrienteren.

Voor het onderdeel ori¨enteren op de onderwerpen is ´e´en blokuur uitgetrokken. Het eerste uur

krijgen de leerlingen de filmpjes te zien, waarna ze in het tweede uur over een aantal onderwerpen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Despite the lack of effective and profitable cooperation between R&D institutions and companies, the life science and biotech sector in Lithuania can ascribe major

Naar aanleiding van deze tusse- nevaluatie kan het project eventueel worden gestopt.. Deze tussenevaluatie

Specifically, the project had a three-fold purpose: (1) interview Elders and knowledge keepers to describe, at least in part, a Kwakwaka‘wakw worldview, (2) in collaboration with

74.1 van de Politiewet 2012 binnen vijf jaar na inwerkingtreding de wet geëvalueerd en in dat kader de afgelopen vier jaar vele gesprekken gevoerd en meerdere werkbezoeken afgelegd

Met openheid wordt gedoeld op het delen van ervaringen en emoties tijdens de bijeenkomsten. Binnen dit thema draait het aan de ene kant om de ervaringen die elke

Kruijff & Stoker (1999) geven in paragraaf 3.2 ook aan dat eerst een goed beeld moet worden verkregen van de inhoud van een kernfunctie alvorens men competenties gaat

Er is destijds commitment uitgesproken vanuit de private sector voor deelname aan het IMDI initiatief waarbij er sprake is van een private bijdrage van 40%.. Het budget dat

This report describes the assessment of research conducted at four institutes of Utrecht University’s Faculty of Science in the period 2010-2015: the Bijvoet Center for