Evaluatie punten die meerdere lessen overspannen of te maken hebben met de planning van het
vak worden hieronder besproken.
4.3.1 Doelstellingen
In veel gevallen waren de doelstellingen niet duidelijk aanwezig in de opgaven. In de theorie is
te vinden dat deze leerlingen minder sturing willen en vrije opdrachten willen die zij naar eigen
inzicht kunnen invullen. In de praktijk bleek dit veel minder het geval dan verwacht en gaven
de leerlingen aan juist wel sturing te willen in de opdrachten. De leerlingen hadden behoefte
aan duidelijkheid en einddoelen. De vragen in het lesmateriaal waren te vrijblijvend en te weinig
concreet. Zo hebben de leerlingen bijvoorbeeld bij opdracht 6.3 in figuur 4.12 aangegeven te
willen weten op welke onderdelen ze beoordeeld zouden worden en wat er in het verslag zou
moeten staan.
4.3.2 Teamoverleg en logboek
Een ander belangrijk punt dat naar voren kwam in de evaluatie was dat er te weinig structuur in
de lessen was ingebouwd voor het houden van de team-overleggen en het maken van een planning
en logboek. Dit heeft met name te maken gehad met onervarenheid voor de klas. In het eerste
half jaar lag de nadruk voornamelijk op het rustig houden van de klas, waardoor er van de 2
klokuren lestijd erg weinig tijd over bleef voor de daadwerkelijk geplande inhoud. Hierdoor heb
is in het begin van het jaar besloten de team-overleggen aan de leerlingen zelf over te laten en
niet te begeleiden. In het tweede helft van het jaar kregen de lessen ondersteuning van een extra
PAL, waardoor hier wel tijd voor ingeruimd kon worden. Helaas bleek het toen niet eenvoudig
dit alsnog in het systeem van de leerlingen te krijgen, omdat ze dit het hele jaar nog niet hadden
hoeven doen.
Uit de evaluatie met de docenten bleek dat er verwacht werd dat de punten die dit jaar
minder goed zijn gegaan voor een deel verholpen of verminderd zouden kunnen worden door het
structureel houden van team-overleggen en het maken van een planning en logboek.
4.3.3 Introductie onderzoeksplekken
De introductie van de onderzoeksplekken voor de leerlingen, waarbij de leerlingen op excursie
gingen naar de onderzoeksplek die hoorde bij hun eigen onderwerp, bleek te laat in het programma
te zijn gezet, namelijk bij het ontwerpen van hun onderzoek. De leerlingen hadden erg veel moeite
met het bedenken van een onderzoek dat ze zelf ook erg zouden vinden om uit te voeren. Ze
konden zich niet een goede voorstelling maken van de mogelijkheden en durfden niet
out-of-the-box te denken.
Over het algemeen werden er onderzoeken bedacht waarvan ze dachten dat de docenten dit
graag wilden zien, erg braaf en meestal niet aansluitend bij hun eigen interesses. Zo wilde ´e´en
groepje uit gaan zoeken hoe een MRI scanner werkt, pas na doorvragen bleek dat ze dit eigenlijk
helemaal niet wilden weten. Pas nadat de leerlingen bij hun onderzoeksplek waren geweest
kwamen ze terug met idee¨en voor een onderzoek en zijn een aantal onderzoeksplannen alsnog
aangepast. Daarom is het verstandig om de kennismaking met de onderzoeksplekken naar het
begin van het programma te verplaatsen, bijvoorbeeld bij de introductie van de onderwerpen.
Als opdracht bij de excursie naar de onderzoeksplekken zou dan bijvoorbeeld een beeldverslag
gemaakt moeten worden.
4.3.4 Deadlines
Ten slotte bleek dat de leerlingen behoefte hadden aan strakke deadlines en concrete
inlevermo-menten. In het eerste jaar was het eindmoment van een bepaald onderdeel van het programma
niet altijd duidelijk en werd deze verschoven op het moment dat de leerlingen nog niet klaar
waren. In dit jaar is besloten te werken met vaste inlevermomenten om er voor te zorgen dat er
beter doorgewerkt zou worden in de les. Deze inlevermomenten waren niet altijd aan het eind
van de les maar soms ook twee dagen later zodat de leerlingen de opdracht thuis af konden
ma-ken als ze niet klaar waren. Dit bleek de werkhouding van de leerlingen inderdaad te verbeteren
maar nog steeds waren er een aantal leerlingen die in de les niets wilden doen, omdat ze ook
thuis de opdrachten konden maken. Dit zorgde voor veel onrust in de klas. De lessen waarbij
het inlevermoment aan het eind van de les lag, werd er wel goed doorgewerkt. Dit heeft voor
volgende jaren de voorkeur van de docenten.
Hoofdstuk 5
Evaluatie behalen
onderzoekvaardigheden
In deze evaluatie worden alleen de onderzoeksvaardigheden die horen bij de onderzoekcyclus
behandeld. Het overgrote deel van de evaluaties kon niet kwantitatief uitgevoerd worden en zijn
kwalitatief uitgevoerd. Dit zijn vaak meningen van verschillende partijen, en daarom kan aan de
evaluaties afzonderlijk geen conclusie worden verbonden. Door de uitkomsten van de evaluaties
samen te nemen en de meningen van deze partijen te vergelijken, zal bepaald worden wat de
algemene conclusie is over het behalen van de vaardigheden door de leerlingen.
Hieronder zijn de evaluatie uitkomsten uitgewerkt voor de becijfering van het ingeleverde werk
door de docenten, de zelfevaluatie van de leerlingen, de evaluatie van de betrokken docenten,
de evaluatie van de begeleidende studenten en een algemene vragenlijst van SLO. Ook zijn
de resultaten van de onderzoeksvaardighedentest die de leerlingen hebben ingevuld hieronder te
vinden. De resultaten die uit de interviews met docenten en leerlingen zijn gekomen zijn verwerkt
in de evaluatie van de lessenserie die hierboven is beschreven.
5.1 Becijfering door docenten
In figuur 5.1 zijn alle cijfers die de leerlingen dit jaar hebben behaald te zien. De kolommen met
cijfers die niet onder deze evaluatie vallen zijn grijs gemaakt de overige cijfers zijn meegenomen
in deze evaluatie. Dit zijn de onderdelen vooronderzoek, presentatie, onderzoeksplan, uitwerken
onderzoek, conclusie en aanbevelingen en het tijdschrift.
Bij de beoordeling van deze onderdelen zijn de vaardigheden als leidraad genomen. Opvallend
is dat de cijfers van de tweede helft lager uit zijn gevallen dan die van de eerste helft. Dit heeft
mogelijk te maken met de werkhouding van de leerlingen aan het eind van het jaar. Een aantal
leerlingen kon niet meer onvoldoende komen te staan in de laatste rapportperiode en heeft daarom
besloten niet meer hard te werken. Een andere aspect dat heeft meegespeeld in het lager worden
van de cijfers is dat er vanaf de tweede periode meer individueel is beoordeeld op basis van
ingeleverde taakverdelingen, wat bij een aantal leerlingen heeft geresulteerd in flink lagere cijfers
en daardoor ook een verlaging in het gemiddelde cijfer.
Het gemiddelde cijfer van de klas is een 7.0 voor de becijferde delen van de onderzoekcyclus.
De onderdelen ‘Ori¨enteren op de onderwerpen’, ‘Probleemstelling formuleren’, ‘Voorbereiden van
het onderzoek’ en ‘Uitvoeren van het onderzoek’ zijn niet beoordeeld met een cijfer, maar moesten
voldoende zijn ingeleverd om door te mogen naar het volgende onderdeel.
In document
Ontwerp en evaluatie Life & Science Leerjaar 2
(pagina 43-47)